JESI
ei Draws
ISME TOK
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden,
de Beste!
TAPIJTEN
VLOERZEIL
OUPONS11
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3807
WOENSDAG 16 DECEMBER 1931
46STE JAARGANG
Q
gratis
DING
PRIJS 25 CENTS
ERS
erlj v.h.
nelsdfjk
ddelharnls
u Hinderen heheernn
Alle leve-
gen gratis
instrument geheel
bovendien een
NG
nat ^1,25 p. week
aan
Rotterdam
&£1© stnkfccs® voor cSe Redacts© foestemd, idveHemtiën *s verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Overal verkrijgbaar
Brieven uit Amerika.
Voor Visitekaartjes
HET ZOUTENDE ZOUT
)OOen
174
OT ONS
ilBOEK
NZA6EI
ag van n.m. 6-7 aar.
LEEN AFGESTAAN.
laar.
kle geheimhouding.
;r uur.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8 50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIE M 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
CRISIS-COMITE'S.
Naar wij vernemen hebben reeds verschillende
burgemeesters op Flakkee ingevolge het verzoek
van het N. C. C. hun medewerking verleend
tot de instelling van plaatselijke Crisis-Comité's.
Ook in Middelharnis-Sommelsdijk zal daar
deze week toe overgegaan worden.
Wij hopen, dat de plaatsen op Flakkee, waar
men zoo ver nog niet kwam, spoedig zullen
volgen.
Het zou wel wenschelijk zijn, indien bij de
samenstelling hiervan rekening werd gehouden
met bestaande instellingen van barmhartigheid,
zooals Burgerlijk Armbesturen, Diaconiën enz.,
opdat versnippering van krachten worde voor
komen. Het beste is, dat men deze instellingen
verzoekt afgevaardigden van hun college's in
dit comité te doen zitting nemen. Men heeft dan
tevens de beschikking over personen, die bekend
zijn met den nood in de gemeente.
In de eerste plaats zullen deze comité's wel
moeten werken ter voorziening van individueel'en
nood in eigen gemeente.
Maar toch hopen we, dat de beurzen der ge
goeden zóó wijd zullen opengaan, dat Flakkee
ook nog iets kan afzonderen voor het Nat.
Crisis-ComitéWant al is ook Flakkee zeer
getroffen door de economische malaise, er zijn
streken in ons vaderland, waar de ellende en
het nijpend gebrek veel ernstiger karakter en om
vang hebben aangenomen dan ten onzent.
Wij vertrouwen, dat Flakkee ook thans van
het besef der nationale saamhoorigheid zal doen
blijken.
En voorts moge openbaar worden, dat langs
dezen weg de maatschappelijke ellende op de
meest juiste wijze worde gelenigd.
Bij het principieel begrootingsdebat, dat de
vorige week te Sommelsdijk gevoerd werd,
kwam het groote onderscheid in principe tus-
schen Sociaal-democratie en Antirev. standpunt
scherp in het licht.
De Sociaal-democraten meenen, dat de sociale
en maatschappelijke ellende gevolg zijn van het
huidig productie-systeem. Deze gemeenschaps
vorm veroorzaakt de ellende, dus heeft ook
deze gemeenschapsvorm door middel van zijn
Overheid te zorgen, dat de armoe-gevolgen
worden verzacht.
De Antirev. partij daarentegen scheidt hier
de taak der gemeenschap en der Overheid.
Wij moeten het niet verwachten van de
Overheid, maar van de maatschappij zelve.
Op haar rust de taak in de eerste plaats om
maatschappelijke nood en ellende te lenigen.
Van deze principieele gedachte gaat ook het
Nat. Crisis-Comité uit.
En daarom verdient dit Comité aller mede
werking. t
Laat dat nu ook in de plaatselijke comité's
tot uiting komen.
Het kan mits op de juiste wijze gegeven
worde een zegen niet alleen voor hen, die
straks ontvangen, maar ook voor hen, die door
God in staat gesteld zijn om te geven.
DE STRAAT OP.
„De Waarheidsvriend" schrijft
Het ontstellende van den toestand, waarin
wij leven is, dat terwijl eenerzijds tengevolge
van de geweldige crisis op economisch en fi
nancieel gebied de wereld wankelt én kraakt,
aan den anderen kant groote groepen der be
volking, aan elke verantwoordelijkheid ge-
speend, door het wekken van onrust en van
verzet, den staat van zaken nog verwarder
maken als deze van zichzelf reeds is.
i Feitelijk houdt de laatste uiting, die van
onrust en van verzet, direct verband met den
kritieken tijd dién wij beleven, omdat juist in
tijden van economische inzinking, werkloosheid
ert financieele gevaren, de factoren aanwezig
zijn, die op het revolutionair sentiment van het
volk inwerken.
Dat de toestand, die ons land in het huidige
oogenblik doormaakt, hoogst ernstig is, bewijzen
wel de buitengewone maatregelen, welke regee
ring en volksvertegenwoordiging treffen om de
bevolking in haar strijd om het bestaan te hulp
te komen en om de gevaren, die van alle zijden
de levenskracht van het volk bedreigen, zooveel
mogelijk af te wenden.
Maatregelen, als b.v. die ter contigenteering
(beperking) van den invoer van goederen uit
den vreemde ;of ter regeling van den uitvoer
van bepaalde goederen naar 't buitenland in
verband met de moeilijkheden, welke onzen uit
voer worden aangedaan; of tot steunverleening
uit 's Rijks kas aan gemeenten, die ernstige
bezwaren ondervinden in de financiering harer
kasbehoeften en zoovele andere maatregelen
meer .duiden er op in welken onzekeren toe
stand wij ons op dit oogenblik bevinden.
Men zal te vergeefs in de annalen der par
lementaire historie van Nederland naar momen
ten zoeken, die de zorgelijke tijdsomstandig
heden, waarin ons land verkeert, evenaren.
Daarbij komt, wat de toestand zoo bijzonder
kritiek maakt, dat de Communisten en de So
ciaal-Democraten, zoowel gebruik makende van
de feitelijke onmacht der regeering om de be
staansvoorwaarden van ons volk te verbeteren,
als van de groeiende werkloosheid, door het
zaaien van ontevredenheid en het verwekken
van onrust, hunnen invloed op die. groepen der
bevolking, die het zwaarst door den nood der
tijden getroffen werden, uit te breiden en te
versterken.
Ronduit schrijven de revolutionairen het in
hunne bladen, dat de werkenden 'en de werk-
loozen onder de arbeiders en de boeren moeten
worden gemobiliseerd en dat de massa op de
straat behoort 'te worden gebracht.
„De actie" zoo zegt „de Sociaal-Demo
craat" van 17 October „moet worden opge
voerd totdat in iedere stad, in ieder district, in
iedere provincie de beweging en de onrust van
de „vertoornde massa" een klinkende uitdruk
king heeft gevonden, om dan alle krachten samen
te vatten in een actie tegen de regeering, een
strijd om de macht". Voorts wijst het blad er
op, dat de kans van slagen zeer groot is, om
dat de regeering, juist in crisisdagen buitenge
woon zwak staat tegenover eene volksbeweging,
die goed' is georganiseerd.
Nu mogen de vooraanstaande Sociaal-Demo
craten tegen een dergelijke opruiende taal van
den linkervleugel der partij waarschuwen en tot
bezonnenheid aanmanen, zij ervaren echter, dat
wie wind zaait, storm zal oogsten.
De ultra's in de partij laten zich door de
mannen van de parlementaire actie niet de les
lezen.
Dit blijkt o.m. uit den oproep, die van den
Rötfcerjamschen Bestuurdersbond en van de
Sociaal Democratische Arbeiders Partijfederatie
aan de leden is uitgegaan, waarbij deze worden
uitgenoodigd om aan een demonstratie deel te
nemen. In 't desbetreffende manifest heet het,
dat de revolutionairen met tienduizenden de
straat op zullen gaan opdat de bourgeoisie
wete, dat zij met de arbeiders rekening zal heb
ben te houden.
Deze oproep sluit zich wonderwel aan bij
dén eisch, dien „De Sociaal Democraat" laat
hooren: We zullen de machten veroveren. Daar
toe is noodig een vurige en vlammende propa
ganda. Het tienduizendvoudig beroep op acti
viteit zal honderduizendvoudig worden beant
woord.
Dit is de snoevende taal. waarmede de Sociaal
Democraten in deze zorgelijke tijden de arbeiders
voor een straat-demonstratie te wapen roepen.
Of daardoor de ellende nog grooter wordt, laat
hen onverschillig.
Als tenslotte de revolitionairen maar de macht
in handen krijaen. Want daarom, en daarom
alléén is het deze menschen te doen.
N.V v.h. W Boekhoven Zn., Sommelsdijk
ONZE AMERIKAANSCHE DANKDAG.
De dank dagdienst in de kerk.
De dankdaginaaltijd in het huisgezin.
De biddagpetitie aan Pres, Hoover.
Beste Vriend!
Het is op „dankdagavond", dat ik mij nederzet
om mijn wekelijkschen brief aan mijn lezers in
het oude vaderland neer te kennen.
„Dankdag" is een van de gewichtvolle dagen,
die wij in Amerika afzonderen. Hij wordt op
den laatsten Donderdag van de maand No
vember door onzen President geproclameerd.
Elke burger wordt verzocht dien dag in dank
aan God af te zonderen, door getrouw de bede
huizen te bezoeken en de armen mildelijk te
gedenken.
Vroeg in den morgen hoort men van alle
kerken het klokgelui. Zelfs in de kleine plaats,
waar uw briefschrijver woont, luiden 3 klokken
tegelijk, de menschen opwekkend voor gebed
en dankzegging opwaarts te gaan, Jffo gemeen
schappelijk God te danken voor genoten zege
ningen.
Ook uw briefschrijver en zijn gezin gaf ge
hoor aan deze uitnoodiging. De kerk was vol.
De orgeltoonen klonken reeds door het gewelf,
een Engelsche hymne, bijna dezelfde als uw
„Dankt, dankt nu allen God",
Toen onze dominee opkwam, bleef hij even
staan, tot het orgel zweeg. Daarna bepaalde hij
ons op ernstige wijze bij het feit, dat deze dank
dag een wat ander karakter had dan andere
te voren. Wij zijn namelijk door de Synodale
Commissie verzocht om op dezen dag ons te
verootmoedigen en schuldbelijdenis te doen van
onze nationale en persoonlijke zonden, opdat het
Gode behage, zijn kastijdende hand over ons
in to trekken.
Na deze mededeeling ging onze voorganger in
een ootmoedig gebed, dat ons als gemeente in een
rechte dankdagstemming moest brengen. Want
juist het besef, alles onwaardig te zijn, alles
verbeurd en verzondigd te hebben, brengt ons
oo dankdag waar wij als Christenen zijn moeten.
Daarna zong de gemeente „Looft Hem, Die u
vergunt uws zielsverlangen, En 't goede tot
verzading te ontvangen".
Daarna las de leeraar zijn tekst uit Lucas 22
het laatste gedeelte van vers 35: „Heeft u ook
iets ontbroken En zij zeiden; niets". De vraag
van den Heiland aan Zijne discipelen. En deze
vraag kwam nu tot ons als gemeente. En ook
wij moesten het woordje „niets" uitspreken in
onze gedachten. Want ook wij leven nog in een
overvloed van zegeningen, die helaas zoo weinig
opgemerkt worden.
Toen wij uit de kerk kwamen, was alles even
druk in de weer om ons gemeenschappelijk maal
met kinderen en kleinkinderen in orde te bren
gen. Dit is een oude Amerikaansche gewoonte,
het dankdagmaal moet bij de ouders gebruikt
worden. Natuurlijk vormt dit soms een heele
schare. Vooral onze Hollanders in Amerika
hebben veelal groote gezinnen. Als men 6, 8
of 10 kinderen heeft en deze zijn gehuwd en
hebben zelf weer kinderen, dan is er een groote
eetkamer noodig om allen een plaats te geven.
Gelukkig zijn onze Amerikaansche huizen ruim
gebouwd en bijna alle huizen hebben een groote
diningroom of eetkamer. Bepaalde de dominee
ons vooral op de geestelijke zegeningen onzes
Qods, onze rijk gevulde en met bloemen ver
sierde tafel is 't bewijs, dat wij ook een over
vloed hebben van stoffelijke zegeningen. Wat
maar begeerd kan worden is er op, en natuur
lijk, ook „de kalkoen" ontbreekt niet.
Daar onze dankdag nog een instelling is van
de eerste nederzetters, van de puriteinen, eten
de Amerikanen in navolging van dezen kalkoen
op dankdag, omdat die eerste nederzetters bijna
uitsluitend leefden van wilde kalkoenen.
Wat een rijkdom, welk een weelde. Wat is
de mensch toch een ondankbaar schepsel. Niet
alleen een tafel vol eten van het beste wat be
geerd kan worden, maar rondom die tafel een
schare van kinderen, aangehuwd en kleinkinde
ren, flinke jongens, sterke, groote menschen. En
de grootste van al die zegeningen komt uit, als
ze met hun ouders op dankdag ook zich voor
God verootmoedigen en de ware dankdagstem
ming openbaren. Grooter zegen is er voor het
ouderhart niet. Deze zegen geniet niet elke vader
en moeder. Ook is de afval hier op dit gebied
groot. Kinderen, die nog wel hun dankdagmaal
bij hun ouders gebruiken, maar 's morgens niet
mee ter kerk gaan, omdat ze hiermede gebroken
hebben. Andere kinderen zijn in de West en
laten .nooit van zich hooren. En ook zijn er
kinderen, die wel kalkoen eten op dankdag,
maar dit doen in de gevangenis. O, er worden
ook in Amerika zooveel tranen geschreid, waar
van kinderen de oorzaak zijnBij zulke Chris
tenouders ligt een floers over hun dankdag.
Vele Christenen hier hebben een petitie ge
zonden aan President Hoover om ook een bid
dag te proclameeren, gelijk hij een dankdag
proclameert. Toch is de meening over zulk een
petitie verschillend. Velen zeggen, dat een der
gelijke actie van onzen President niet op zijn
plaats is. Bidden en danken gaat niet bij pro
clamatie. En een ander bezwaar wordt genoemd,
dat onze President, President ds over een ge
mengde bevolking van Christenen 'en niet-
Christenen. Daarom acht men het uitschrijven
van een biddag alleen gewettigd op het terrein
der Kerk. Ook uw briefschrijver kan de ge
voelens van onzen maandelijkschen briefschrij
ver in „De Wachter", Dr. J. van Lonkhuyzen,
predikant te Zierikzee, niet deelen. Genoemde
broeder schreef, dat hij blijde was, dat enkele
Christenen in Amerika zulk een petitie gezon
den hadden, en drukte den wensch uit, dat dit
ook nog eens zoo ver kwam in Nederland.
Wonderlijk van een man als Dr. van Lonk
huyzen, die toen hij hier in Amerika was, zoo
Hollandsch was, en nu in Holland zoo Ameri-
kaansch is. Wij, die hier wonen, zien de uit
werking van zulk een nationalen dankdag. Onze
„dankdagpartijen" zijn Godontee'rend, en be
antwoorden zeer zeker niet aan de proclamatie
van den President. Ook in Nederland zullen in
de dagbladen wel foto's verschijnen van het
kermislawaai, dat in de groote Amerikaansche
steden van den „dankdag" gemaakt wordt. En
dan de Proclamatie zelf geeft geen voldoening,
want de naam Jezus, in wiens Naam wij in
dankzegging en gebeden tot den Vader gaan,
wordt nooit genoemd. Hoe zal men ook het
ongeloof bewegen om een dag af te zonderen in
gebed of dankzegging. Bidden en danken kan
door geen proclamatie aan de gemeenschap op
gelegd worden.
DOOR
R KINGMANS.
40)
„Wij brengen inderdaad een offer. Want ons
zonnetje gaat ons verlaten", antwoordde hij be
wogen. „En te meer klemt dat, omdat Arie bin
nenkort vertrekt. Maar wij zijn bereid, het offer
te brengen. Om jouwentwil. En ook om Albert,
die op deze wijze bij ons kan blijven en moge
lijk den Heiland van zondaren vindt. Dat is ons
eenig motief. Zonder eenige bijgedachte. Moet
daarvoor een offer gebracht, welnu, wij brengen
■het. Maar breng jij geen offer, Annie
„Ik zou het liefst thuis blijven", zeide zij. „Er
is verleden jaar wel over gepraat, maar niet in
ernst. Welke oplossing vindt u nu de beste
„Ik spreek geen oordeel uit", antwoordde
mijnheer Kleefstra, gedachtig aan wat hij zijn
vrouw beloofd had. „Je moet, na er over te
hebben nagedacht, volkomen vrij beslissen. Wat
je beslist, is ons goed."
,,U maakt het mij niet gemakkelijk".
„We kunnen het je niet gemakkelijk maken.
Omdat w ij niet kunnen beslissen. Maar daar
is Zuidwoude. We moeten ons gesprek staken.
Denk nog ééns over de idee na. Dan hoor ik
er later wel van."
Het kostte, toen het tweetal in de gastvrije
woning van het Zuidwoudsche schoolhoofd ge
zeten waren', Annie moeite, met de vrouw des
huizes een ongedwongen gesprek .te voeren.
Haar gedachten keerden telkens terug naar het
voorstel van haar vader. En zij was dankbaar,
dat deze niet langer bleef dan strikt nood
zakelijk was.
In de tram was het niet mogelijk, een geregeld
onderhoud te hebben. Beide voelden trouwens,
dat zij uitgepraat waren. De beslissing lag bij
Annie.
En zij besliste. Een uur nadat zij thuis
gekomen waren, deelde zij vader en moeder
mede, dat de voorgestelde oplossing haar het
beste toeleek. Maar zij vertelde niet, welk een
ontzettende strijd dat besluit haar gekost had.
Het besluit was nu gevallen en mijnheer
Kleefstra, voortvarend als hij was Gretha
aardde naar geen vreemde besloot er geen
gras over te laten groeien.
Arie, die zich grootelijks verbaasde, daar Al-
bert hem in dit opzicht nooit tot zijn vertrouwde
had gemaakt, werd ingelicht. Gretha was reeds
op de hoogte. Het terrein was vrij.
Dien avond, den laatsten vóór het vertrek
der beide meisjes naar Leiden, zaten allen in de
gezellige huiskamer. Ook Albert was tegen
woordig.
Het hoofd der school bracht het gesprek op
het vertrek.
,,'t Zal verbazend stil zijn, als jullie weer weg
bent.", merkte hij op. „En als Annie ons bin
nenkort dan nog gaat verlaten 'en tenslotte Arie
nog weg, dan blijven we met zijn beidjes over,
moeder. Precies als toen wij begonnen."
Marianne en Albert keken vreemd op. De
eerste zag mijnheer Kleefstra aan, de laatste
wierp een snellen blik op Annie, die met ge
bogen hoofd zat te handwerken.
„Nu, vader, Annie gaat voorloopig toch nog
niet weg zei Gretha, tegen beter weten in.
„In elk geval toch zeker niet vóór ik Noord-
stad verlaat", hielp Arie haar.
„Dat staat nog te bezien, jongens. Het is niet
onmogelijk, dat er zich spoedig een goede ge
legenheid voordoet en dan gaat Annie. Wij
spraken er vanmiddag nog over, niet Annie
Deze wendde zich, verklarend, tot Marianne.
„Och, verleden jaar is er al eens over ge
sproken, dat ik in betrekking zou gaan, om eens
onder andere menschen te komen. Veel ernst is
er toen niet van gemaakt. Maar, zooals vader
zegt, er doet zich misschien volgende week een
goede gelegenheid voor en dan ga ik."
„Wat zal dat vreemd zijn", merkte Albert
met moeite op. „Voor hoe lang ga je dan,
Annie
Zij lachte. Maar 't was niet een hartelijke
lach.
„Als 't me niet goed bevalt en daar ben
ik, eerlijk gezegd, bang voor kom ik terug.
Ik zal hier weer wel met open armen worden
ontvangen."
„Dat weet ik nog zoo net niet", vond mijnheer
Kleefstra, plagend, ,,'t Is misschien een heele
opruiming, als je weg bent."
„Hartelijkheid is toch maar alles, hé, Annie,"
zei Marianne.
,,'k Weet, wie het zegt", antwoordde Annie,
om dan plotseling te zwijgen. Het werd haar te
machtig. Vooral, toen zij even Albert aanblikte,
die niet alleen een verbaasd, doch ook een
smartelijk vertrokken gelaat vertoonde.
,,'t Is toch wel verbazend plotseling opge
komen", zeide Marianne, natuurlijk geheel ar
geloos. „Wist jij er iets van, Greet 7"
„Sinds vanmiddag", antwoordde deze naar
waarheid.
„Waar ga je heen, Annie
Weer Marianne, de niet 'beseffen kon, hoe zij
de ingewijden op de pijnbank legde.
„Ja", lachte mijnheer Kleefstra, „dat moet
voorloopig nu eens een geheim blijven. Gretha
weet het ook nog niet eens. Je zult het spoedig
vernemen. We weten zelf nog niet precies, hoe
het zal gaan. Annie heeft er idee in en geen
idee. 't Zal ook niet meevallen, maar zij moet
toch toestemmen, dat het wel eens goed is, on
der andere menschen te verkeeren."
Onmiddellijk daarop begon hij over een ander
onderwerp, met opzet ook Albert in het gesprek
betrekkend, daar deze stil voor zich uitstaarde.
De mededeeling omtrent Annie had hem blijk
baar verrast niet alleen, maar ook smartelijk
getroffen.
Hij was het niet met zichzelf eens. Het bleek,
toen hij vertrok en Arie vroeg, nog even mee te
loopen, daar het zulk mooi weer was,
Deze, begrijpend, stemde toe, maar nam zich
voor, de gereserveerdheid in persoon te zijn.
Zooals hij had verwacht, bracht Albert al
heel spoedig het gesprek op Annie.
„Wat is dat verbazend plotseling opgeko
men", zeide hij.
„Toch niet zoo heel plotseling. Nu ja, dit
speciale geval wel, dat vader op het oog schijnt
te hebben, maar overigens is er meermalen over
gesproken. Alleen de laatste maanden niet. Je
begrijpt natuurlijk wel, dat het, gelukkig, niet
moet. 't Is dan ook niet de bedoeling, dat zij geld
gaat verdienen. Maar het kan geen kwaad, dat
Annie er eens uit gaat. Zij zag er altijd tegenop,
maar 'k heb nu wel begrepen, dat zij nu wil."
„Het zal vreemd zijn in huis", merkte Albert
op.
Hij trok heftig aan zijn sigaar en overwoog,
of hij Arie deelgenoot zou maken van het ge
beurde; van zijn oprechte liefde voor Annie; van
den strijd, dien hij sinds enkele dagen streed.
„Of het vreemd zal wezen. Ik kan het huis
zonder Annie niet denken. Vader en moeder
nemen het nog al licht op, maar het zal hen
niet meevallen. Zij doen het voor Annie."
„Vind je het noodig, dat zij in andere krin
gen komt vroeg Albert. „Me dunkt, dat zij
zich heel gemakkelijk beweegt."
„Arme kerel", dacht Arie. „Als je toch eens
w i s t."
„Daar heb je gelijk in", zeide hij dan, lachen
de. „Als het daarvoor was, behoefde zij niet te
gaan. Zij beweegt zich het gemakkelijkst van
ons drieën en past zich onmiddellijk bij allen en
alles aan. En toch vind' dk het besluit niet dom.
Tot mij heeft vader ook vaak gezegd; je moest
Noordstad eens een paar jaar uit, om andere
menschen te leeren kennen en andere toestanden
mee te maken. Hetzelfde geldt voor Annie. Wij
zullen het dus zonder haar moeten stellen."
„Me dunkt, je moeder kan haar niet missen."
„Moeder is nog flink. Het dienstmeisje is een
beste. En dan is het de bedoeling, dat er een
werkvrouw komt, als ik het goed heb begrepen.
Ik gun het Annie. Zij zal het best wennen. Het
is goed voor haar. En, als het haar niet bevalt,
wel, zij kan eiken dag terug komen. Maar ik ga
terug, kerel, 't Wordt me anders te laat. Tot
morgen. Welterusten."
„Welterusten", zei Albert, verstrooid.
In gepeins verzonken liep hij langzaam verder.
Hij was niet zoo argeloos, als Marianne, die
trouwens van niets wist. In hooge mate be
vreemdde het hem, dat het besluit bij de Kleef-
stra's zoo spoedig was genomen. Er werd wel
gezegd, dat er zich plotseling een goede ge
legenheid voordeed, maar bizonderheden wer
den toch niet meegedeeld, zelfs niet de plaats,
waarheen zij vertrok.
Vluchtte zij opeens drong het helder tot
hem door voor hem 7 Wilde zij niet afwach
ten de verklaring, die hij geven moest en die hij
naar hij zich had voorgenomen, geven zou, als
de gelegenheid daarvoor gunstig was 7 En in
dien dit zoo was, waren de Kleefstra's dan op
de hoogte 7 Of had Annie een' voorwendsel
gezocht 7
Maar het werd hem al moeilijker als
dat nu eens waar was, dan was hij de oorzaak
van haar vertrek En dat wilde hij niet. Dan
was het beter, hoe moeilijk het hem vallen zou,
de vriendschap af te breken, zich niet meer bij
de Kleefstra's te vertoonen, zoodat Annie thuis
kon blijven.
Doch als zijn veronderstelling nu eens niet
waar was 7 Och, 't was wel zoo. Hij was er
zeker van, dat hij op wederliefde hopen mocht.
En hij besefte zeer wel, dat Annie toch geen
toestemmend antwoord zou kunnen geven. Hij
wist dat de kloof bestond. Daarvoor kende
hij de Kleefstra's te goed.
Tóch bleef hij verkeeren in een pijnigende
onzekerheid. Als hij zich eens vergiste en het
een heel gewone zaak gold 7 Zou hij Arie in
vertrouwen' nemen, hem alles vertellen en hoo
ren, wat deze er van zeide?
Het denkbeeld lokte hem eenigen tijd aan.
Maar toen hij eenmaal op zijn kamers gekomen
was en nog lang nadacht, verwierp hij het
weer. (Wordt vervolgd).
KTT