JESI ei Draws ISME TOK Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, de Beste! TAPIJTEN VLOERZEIL OUPONS11 IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3807 WOENSDAG 16 DECEMBER 1931 46STE JAARGANG Q gratis DING PRIJS 25 CENTS ERS erlj v.h. nelsdfjk ddelharnls u Hinderen heheernn Alle leve- gen gratis instrument geheel bovendien een NG nat ^1,25 p. week aan Rotterdam &£1© stnkfccs® voor cSe Redacts© foestemd, idveHemtiën *s verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Overal verkrijgbaar Brieven uit Amerika. Voor Visitekaartjes HET ZOUTENDE ZOUT )OOen 174 OT ONS ilBOEK NZA6EI ag van n.m. 6-7 aar. LEEN AFGESTAAN. laar. kle geheimhouding. ;r uur. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8 50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIE M 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. CRISIS-COMITE'S. Naar wij vernemen hebben reeds verschillende burgemeesters op Flakkee ingevolge het verzoek van het N. C. C. hun medewerking verleend tot de instelling van plaatselijke Crisis-Comité's. Ook in Middelharnis-Sommelsdijk zal daar deze week toe overgegaan worden. Wij hopen, dat de plaatsen op Flakkee, waar men zoo ver nog niet kwam, spoedig zullen volgen. Het zou wel wenschelijk zijn, indien bij de samenstelling hiervan rekening werd gehouden met bestaande instellingen van barmhartigheid, zooals Burgerlijk Armbesturen, Diaconiën enz., opdat versnippering van krachten worde voor komen. Het beste is, dat men deze instellingen verzoekt afgevaardigden van hun college's in dit comité te doen zitting nemen. Men heeft dan tevens de beschikking over personen, die bekend zijn met den nood in de gemeente. In de eerste plaats zullen deze comité's wel moeten werken ter voorziening van individueel'en nood in eigen gemeente. Maar toch hopen we, dat de beurzen der ge goeden zóó wijd zullen opengaan, dat Flakkee ook nog iets kan afzonderen voor het Nat. Crisis-ComitéWant al is ook Flakkee zeer getroffen door de economische malaise, er zijn streken in ons vaderland, waar de ellende en het nijpend gebrek veel ernstiger karakter en om vang hebben aangenomen dan ten onzent. Wij vertrouwen, dat Flakkee ook thans van het besef der nationale saamhoorigheid zal doen blijken. En voorts moge openbaar worden, dat langs dezen weg de maatschappelijke ellende op de meest juiste wijze worde gelenigd. Bij het principieel begrootingsdebat, dat de vorige week te Sommelsdijk gevoerd werd, kwam het groote onderscheid in principe tus- schen Sociaal-democratie en Antirev. standpunt scherp in het licht. De Sociaal-democraten meenen, dat de sociale en maatschappelijke ellende gevolg zijn van het huidig productie-systeem. Deze gemeenschaps vorm veroorzaakt de ellende, dus heeft ook deze gemeenschapsvorm door middel van zijn Overheid te zorgen, dat de armoe-gevolgen worden verzacht. De Antirev. partij daarentegen scheidt hier de taak der gemeenschap en der Overheid. Wij moeten het niet verwachten van de Overheid, maar van de maatschappij zelve. Op haar rust de taak in de eerste plaats om maatschappelijke nood en ellende te lenigen. Van deze principieele gedachte gaat ook het Nat. Crisis-Comité uit. En daarom verdient dit Comité aller mede werking. t Laat dat nu ook in de plaatselijke comité's tot uiting komen. Het kan mits op de juiste wijze gegeven worde een zegen niet alleen voor hen, die straks ontvangen, maar ook voor hen, die door God in staat gesteld zijn om te geven. DE STRAAT OP. „De Waarheidsvriend" schrijft Het ontstellende van den toestand, waarin wij leven is, dat terwijl eenerzijds tengevolge van de geweldige crisis op economisch en fi nancieel gebied de wereld wankelt én kraakt, aan den anderen kant groote groepen der be volking, aan elke verantwoordelijkheid ge- speend, door het wekken van onrust en van verzet, den staat van zaken nog verwarder maken als deze van zichzelf reeds is. i Feitelijk houdt de laatste uiting, die van onrust en van verzet, direct verband met den kritieken tijd dién wij beleven, omdat juist in tijden van economische inzinking, werkloosheid ert financieele gevaren, de factoren aanwezig zijn, die op het revolutionair sentiment van het volk inwerken. Dat de toestand, die ons land in het huidige oogenblik doormaakt, hoogst ernstig is, bewijzen wel de buitengewone maatregelen, welke regee ring en volksvertegenwoordiging treffen om de bevolking in haar strijd om het bestaan te hulp te komen en om de gevaren, die van alle zijden de levenskracht van het volk bedreigen, zooveel mogelijk af te wenden. Maatregelen, als b.v. die ter contigenteering (beperking) van den invoer van goederen uit den vreemde ;of ter regeling van den uitvoer van bepaalde goederen naar 't buitenland in verband met de moeilijkheden, welke onzen uit voer worden aangedaan; of tot steunverleening uit 's Rijks kas aan gemeenten, die ernstige bezwaren ondervinden in de financiering harer kasbehoeften en zoovele andere maatregelen meer .duiden er op in welken onzekeren toe stand wij ons op dit oogenblik bevinden. Men zal te vergeefs in de annalen der par lementaire historie van Nederland naar momen ten zoeken, die de zorgelijke tijdsomstandig heden, waarin ons land verkeert, evenaren. Daarbij komt, wat de toestand zoo bijzonder kritiek maakt, dat de Communisten en de So ciaal-Democraten, zoowel gebruik makende van de feitelijke onmacht der regeering om de be staansvoorwaarden van ons volk te verbeteren, als van de groeiende werkloosheid, door het zaaien van ontevredenheid en het verwekken van onrust, hunnen invloed op die. groepen der bevolking, die het zwaarst door den nood der tijden getroffen werden, uit te breiden en te versterken. Ronduit schrijven de revolutionairen het in hunne bladen, dat de werkenden 'en de werk- loozen onder de arbeiders en de boeren moeten worden gemobiliseerd en dat de massa op de straat behoort 'te worden gebracht. „De actie" zoo zegt „de Sociaal-Demo craat" van 17 October „moet worden opge voerd totdat in iedere stad, in ieder district, in iedere provincie de beweging en de onrust van de „vertoornde massa" een klinkende uitdruk king heeft gevonden, om dan alle krachten samen te vatten in een actie tegen de regeering, een strijd om de macht". Voorts wijst het blad er op, dat de kans van slagen zeer groot is, om dat de regeering, juist in crisisdagen buitenge woon zwak staat tegenover eene volksbeweging, die goed' is georganiseerd. Nu mogen de vooraanstaande Sociaal-Demo craten tegen een dergelijke opruiende taal van den linkervleugel der partij waarschuwen en tot bezonnenheid aanmanen, zij ervaren echter, dat wie wind zaait, storm zal oogsten. De ultra's in de partij laten zich door de mannen van de parlementaire actie niet de les lezen. Dit blijkt o.m. uit den oproep, die van den Rötfcerjamschen Bestuurdersbond en van de Sociaal Democratische Arbeiders Partijfederatie aan de leden is uitgegaan, waarbij deze worden uitgenoodigd om aan een demonstratie deel te nemen. In 't desbetreffende manifest heet het, dat de revolutionairen met tienduizenden de straat op zullen gaan opdat de bourgeoisie wete, dat zij met de arbeiders rekening zal heb ben te houden. Deze oproep sluit zich wonderwel aan bij dén eisch, dien „De Sociaal Democraat" laat hooren: We zullen de machten veroveren. Daar toe is noodig een vurige en vlammende propa ganda. Het tienduizendvoudig beroep op acti viteit zal honderduizendvoudig worden beant woord. Dit is de snoevende taal. waarmede de Sociaal Democraten in deze zorgelijke tijden de arbeiders voor een straat-demonstratie te wapen roepen. Of daardoor de ellende nog grooter wordt, laat hen onverschillig. Als tenslotte de revolitionairen maar de macht in handen krijaen. Want daarom, en daarom alléén is het deze menschen te doen. N.V v.h. W Boekhoven Zn., Sommelsdijk ONZE AMERIKAANSCHE DANKDAG. De dank dagdienst in de kerk. De dankdaginaaltijd in het huisgezin. De biddagpetitie aan Pres, Hoover. Beste Vriend! Het is op „dankdagavond", dat ik mij nederzet om mijn wekelijkschen brief aan mijn lezers in het oude vaderland neer te kennen. „Dankdag" is een van de gewichtvolle dagen, die wij in Amerika afzonderen. Hij wordt op den laatsten Donderdag van de maand No vember door onzen President geproclameerd. Elke burger wordt verzocht dien dag in dank aan God af te zonderen, door getrouw de bede huizen te bezoeken en de armen mildelijk te gedenken. Vroeg in den morgen hoort men van alle kerken het klokgelui. Zelfs in de kleine plaats, waar uw briefschrijver woont, luiden 3 klokken tegelijk, de menschen opwekkend voor gebed en dankzegging opwaarts te gaan, Jffo gemeen schappelijk God te danken voor genoten zege ningen. Ook uw briefschrijver en zijn gezin gaf ge hoor aan deze uitnoodiging. De kerk was vol. De orgeltoonen klonken reeds door het gewelf, een Engelsche hymne, bijna dezelfde als uw „Dankt, dankt nu allen God", Toen onze dominee opkwam, bleef hij even staan, tot het orgel zweeg. Daarna bepaalde hij ons op ernstige wijze bij het feit, dat deze dank dag een wat ander karakter had dan andere te voren. Wij zijn namelijk door de Synodale Commissie verzocht om op dezen dag ons te verootmoedigen en schuldbelijdenis te doen van onze nationale en persoonlijke zonden, opdat het Gode behage, zijn kastijdende hand over ons in to trekken. Na deze mededeeling ging onze voorganger in een ootmoedig gebed, dat ons als gemeente in een rechte dankdagstemming moest brengen. Want juist het besef, alles onwaardig te zijn, alles verbeurd en verzondigd te hebben, brengt ons oo dankdag waar wij als Christenen zijn moeten. Daarna zong de gemeente „Looft Hem, Die u vergunt uws zielsverlangen, En 't goede tot verzading te ontvangen". Daarna las de leeraar zijn tekst uit Lucas 22 het laatste gedeelte van vers 35: „Heeft u ook iets ontbroken En zij zeiden; niets". De vraag van den Heiland aan Zijne discipelen. En deze vraag kwam nu tot ons als gemeente. En ook wij moesten het woordje „niets" uitspreken in onze gedachten. Want ook wij leven nog in een overvloed van zegeningen, die helaas zoo weinig opgemerkt worden. Toen wij uit de kerk kwamen, was alles even druk in de weer om ons gemeenschappelijk maal met kinderen en kleinkinderen in orde te bren gen. Dit is een oude Amerikaansche gewoonte, het dankdagmaal moet bij de ouders gebruikt worden. Natuurlijk vormt dit soms een heele schare. Vooral onze Hollanders in Amerika hebben veelal groote gezinnen. Als men 6, 8 of 10 kinderen heeft en deze zijn gehuwd en hebben zelf weer kinderen, dan is er een groote eetkamer noodig om allen een plaats te geven. Gelukkig zijn onze Amerikaansche huizen ruim gebouwd en bijna alle huizen hebben een groote diningroom of eetkamer. Bepaalde de dominee ons vooral op de geestelijke zegeningen onzes Qods, onze rijk gevulde en met bloemen ver sierde tafel is 't bewijs, dat wij ook een over vloed hebben van stoffelijke zegeningen. Wat maar begeerd kan worden is er op, en natuur lijk, ook „de kalkoen" ontbreekt niet. Daar onze dankdag nog een instelling is van de eerste nederzetters, van de puriteinen, eten de Amerikanen in navolging van dezen kalkoen op dankdag, omdat die eerste nederzetters bijna uitsluitend leefden van wilde kalkoenen. Wat een rijkdom, welk een weelde. Wat is de mensch toch een ondankbaar schepsel. Niet alleen een tafel vol eten van het beste wat be geerd kan worden, maar rondom die tafel een schare van kinderen, aangehuwd en kleinkinde ren, flinke jongens, sterke, groote menschen. En de grootste van al die zegeningen komt uit, als ze met hun ouders op dankdag ook zich voor God verootmoedigen en de ware dankdagstem ming openbaren. Grooter zegen is er voor het ouderhart niet. Deze zegen geniet niet elke vader en moeder. Ook is de afval hier op dit gebied groot. Kinderen, die nog wel hun dankdagmaal bij hun ouders gebruiken, maar 's morgens niet mee ter kerk gaan, omdat ze hiermede gebroken hebben. Andere kinderen zijn in de West en laten .nooit van zich hooren. En ook zijn er kinderen, die wel kalkoen eten op dankdag, maar dit doen in de gevangenis. O, er worden ook in Amerika zooveel tranen geschreid, waar van kinderen de oorzaak zijnBij zulke Chris tenouders ligt een floers over hun dankdag. Vele Christenen hier hebben een petitie ge zonden aan President Hoover om ook een bid dag te proclameeren, gelijk hij een dankdag proclameert. Toch is de meening over zulk een petitie verschillend. Velen zeggen, dat een der gelijke actie van onzen President niet op zijn plaats is. Bidden en danken gaat niet bij pro clamatie. En een ander bezwaar wordt genoemd, dat onze President, President ds over een ge mengde bevolking van Christenen 'en niet- Christenen. Daarom acht men het uitschrijven van een biddag alleen gewettigd op het terrein der Kerk. Ook uw briefschrijver kan de ge voelens van onzen maandelijkschen briefschrij ver in „De Wachter", Dr. J. van Lonkhuyzen, predikant te Zierikzee, niet deelen. Genoemde broeder schreef, dat hij blijde was, dat enkele Christenen in Amerika zulk een petitie gezon den hadden, en drukte den wensch uit, dat dit ook nog eens zoo ver kwam in Nederland. Wonderlijk van een man als Dr. van Lonk huyzen, die toen hij hier in Amerika was, zoo Hollandsch was, en nu in Holland zoo Ameri- kaansch is. Wij, die hier wonen, zien de uit werking van zulk een nationalen dankdag. Onze „dankdagpartijen" zijn Godontee'rend, en be antwoorden zeer zeker niet aan de proclamatie van den President. Ook in Nederland zullen in de dagbladen wel foto's verschijnen van het kermislawaai, dat in de groote Amerikaansche steden van den „dankdag" gemaakt wordt. En dan de Proclamatie zelf geeft geen voldoening, want de naam Jezus, in wiens Naam wij in dankzegging en gebeden tot den Vader gaan, wordt nooit genoemd. Hoe zal men ook het ongeloof bewegen om een dag af te zonderen in gebed of dankzegging. Bidden en danken kan door geen proclamatie aan de gemeenschap op gelegd worden. DOOR R KINGMANS. 40) „Wij brengen inderdaad een offer. Want ons zonnetje gaat ons verlaten", antwoordde hij be wogen. „En te meer klemt dat, omdat Arie bin nenkort vertrekt. Maar wij zijn bereid, het offer te brengen. Om jouwentwil. En ook om Albert, die op deze wijze bij ons kan blijven en moge lijk den Heiland van zondaren vindt. Dat is ons eenig motief. Zonder eenige bijgedachte. Moet daarvoor een offer gebracht, welnu, wij brengen ■het. Maar breng jij geen offer, Annie „Ik zou het liefst thuis blijven", zeide zij. „Er is verleden jaar wel over gepraat, maar niet in ernst. Welke oplossing vindt u nu de beste „Ik spreek geen oordeel uit", antwoordde mijnheer Kleefstra, gedachtig aan wat hij zijn vrouw beloofd had. „Je moet, na er over te hebben nagedacht, volkomen vrij beslissen. Wat je beslist, is ons goed." ,,U maakt het mij niet gemakkelijk". „We kunnen het je niet gemakkelijk maken. Omdat w ij niet kunnen beslissen. Maar daar is Zuidwoude. We moeten ons gesprek staken. Denk nog ééns over de idee na. Dan hoor ik er later wel van." Het kostte, toen het tweetal in de gastvrije woning van het Zuidwoudsche schoolhoofd ge zeten waren', Annie moeite, met de vrouw des huizes een ongedwongen gesprek .te voeren. Haar gedachten keerden telkens terug naar het voorstel van haar vader. En zij was dankbaar, dat deze niet langer bleef dan strikt nood zakelijk was. In de tram was het niet mogelijk, een geregeld onderhoud te hebben. Beide voelden trouwens, dat zij uitgepraat waren. De beslissing lag bij Annie. En zij besliste. Een uur nadat zij thuis gekomen waren, deelde zij vader en moeder mede, dat de voorgestelde oplossing haar het beste toeleek. Maar zij vertelde niet, welk een ontzettende strijd dat besluit haar gekost had. Het besluit was nu gevallen en mijnheer Kleefstra, voortvarend als hij was Gretha aardde naar geen vreemde besloot er geen gras over te laten groeien. Arie, die zich grootelijks verbaasde, daar Al- bert hem in dit opzicht nooit tot zijn vertrouwde had gemaakt, werd ingelicht. Gretha was reeds op de hoogte. Het terrein was vrij. Dien avond, den laatsten vóór het vertrek der beide meisjes naar Leiden, zaten allen in de gezellige huiskamer. Ook Albert was tegen woordig. Het hoofd der school bracht het gesprek op het vertrek. ,,'t Zal verbazend stil zijn, als jullie weer weg bent.", merkte hij op. „En als Annie ons bin nenkort dan nog gaat verlaten 'en tenslotte Arie nog weg, dan blijven we met zijn beidjes over, moeder. Precies als toen wij begonnen." Marianne en Albert keken vreemd op. De eerste zag mijnheer Kleefstra aan, de laatste wierp een snellen blik op Annie, die met ge bogen hoofd zat te handwerken. „Nu, vader, Annie gaat voorloopig toch nog niet weg zei Gretha, tegen beter weten in. „In elk geval toch zeker niet vóór ik Noord- stad verlaat", hielp Arie haar. „Dat staat nog te bezien, jongens. Het is niet onmogelijk, dat er zich spoedig een goede ge legenheid voordoet en dan gaat Annie. Wij spraken er vanmiddag nog over, niet Annie Deze wendde zich, verklarend, tot Marianne. „Och, verleden jaar is er al eens over ge sproken, dat ik in betrekking zou gaan, om eens onder andere menschen te komen. Veel ernst is er toen niet van gemaakt. Maar, zooals vader zegt, er doet zich misschien volgende week een goede gelegenheid voor en dan ga ik." „Wat zal dat vreemd zijn", merkte Albert met moeite op. „Voor hoe lang ga je dan, Annie Zij lachte. Maar 't was niet een hartelijke lach. „Als 't me niet goed bevalt en daar ben ik, eerlijk gezegd, bang voor kom ik terug. Ik zal hier weer wel met open armen worden ontvangen." „Dat weet ik nog zoo net niet", vond mijnheer Kleefstra, plagend, ,,'t Is misschien een heele opruiming, als je weg bent." „Hartelijkheid is toch maar alles, hé, Annie," zei Marianne. ,,'k Weet, wie het zegt", antwoordde Annie, om dan plotseling te zwijgen. Het werd haar te machtig. Vooral, toen zij even Albert aanblikte, die niet alleen een verbaasd, doch ook een smartelijk vertrokken gelaat vertoonde. ,,'t Is toch wel verbazend plotseling opge komen", zeide Marianne, natuurlijk geheel ar geloos. „Wist jij er iets van, Greet 7" „Sinds vanmiddag", antwoordde deze naar waarheid. „Waar ga je heen, Annie Weer Marianne, de niet 'beseffen kon, hoe zij de ingewijden op de pijnbank legde. „Ja", lachte mijnheer Kleefstra, „dat moet voorloopig nu eens een geheim blijven. Gretha weet het ook nog niet eens. Je zult het spoedig vernemen. We weten zelf nog niet precies, hoe het zal gaan. Annie heeft er idee in en geen idee. 't Zal ook niet meevallen, maar zij moet toch toestemmen, dat het wel eens goed is, on der andere menschen te verkeeren." Onmiddellijk daarop begon hij over een ander onderwerp, met opzet ook Albert in het gesprek betrekkend, daar deze stil voor zich uitstaarde. De mededeeling omtrent Annie had hem blijk baar verrast niet alleen, maar ook smartelijk getroffen. Hij was het niet met zichzelf eens. Het bleek, toen hij vertrok en Arie vroeg, nog even mee te loopen, daar het zulk mooi weer was, Deze, begrijpend, stemde toe, maar nam zich voor, de gereserveerdheid in persoon te zijn. Zooals hij had verwacht, bracht Albert al heel spoedig het gesprek op Annie. „Wat is dat verbazend plotseling opgeko men", zeide hij. „Toch niet zoo heel plotseling. Nu ja, dit speciale geval wel, dat vader op het oog schijnt te hebben, maar overigens is er meermalen over gesproken. Alleen de laatste maanden niet. Je begrijpt natuurlijk wel, dat het, gelukkig, niet moet. 't Is dan ook niet de bedoeling, dat zij geld gaat verdienen. Maar het kan geen kwaad, dat Annie er eens uit gaat. Zij zag er altijd tegenop, maar 'k heb nu wel begrepen, dat zij nu wil." „Het zal vreemd zijn in huis", merkte Albert op. Hij trok heftig aan zijn sigaar en overwoog, of hij Arie deelgenoot zou maken van het ge beurde; van zijn oprechte liefde voor Annie; van den strijd, dien hij sinds enkele dagen streed. „Of het vreemd zal wezen. Ik kan het huis zonder Annie niet denken. Vader en moeder nemen het nog al licht op, maar het zal hen niet meevallen. Zij doen het voor Annie." „Vind je het noodig, dat zij in andere krin gen komt vroeg Albert. „Me dunkt, dat zij zich heel gemakkelijk beweegt." „Arme kerel", dacht Arie. „Als je toch eens w i s t." „Daar heb je gelijk in", zeide hij dan, lachen de. „Als het daarvoor was, behoefde zij niet te gaan. Zij beweegt zich het gemakkelijkst van ons drieën en past zich onmiddellijk bij allen en alles aan. En toch vind' dk het besluit niet dom. Tot mij heeft vader ook vaak gezegd; je moest Noordstad eens een paar jaar uit, om andere menschen te leeren kennen en andere toestanden mee te maken. Hetzelfde geldt voor Annie. Wij zullen het dus zonder haar moeten stellen." „Me dunkt, je moeder kan haar niet missen." „Moeder is nog flink. Het dienstmeisje is een beste. En dan is het de bedoeling, dat er een werkvrouw komt, als ik het goed heb begrepen. Ik gun het Annie. Zij zal het best wennen. Het is goed voor haar. En, als het haar niet bevalt, wel, zij kan eiken dag terug komen. Maar ik ga terug, kerel, 't Wordt me anders te laat. Tot morgen. Welterusten." „Welterusten", zei Albert, verstrooid. In gepeins verzonken liep hij langzaam verder. Hij was niet zoo argeloos, als Marianne, die trouwens van niets wist. In hooge mate be vreemdde het hem, dat het besluit bij de Kleef- stra's zoo spoedig was genomen. Er werd wel gezegd, dat er zich plotseling een goede ge legenheid voordeed, maar bizonderheden wer den toch niet meegedeeld, zelfs niet de plaats, waarheen zij vertrok. Vluchtte zij opeens drong het helder tot hem door voor hem 7 Wilde zij niet afwach ten de verklaring, die hij geven moest en die hij naar hij zich had voorgenomen, geven zou, als de gelegenheid daarvoor gunstig was 7 En in dien dit zoo was, waren de Kleefstra's dan op de hoogte 7 Of had Annie een' voorwendsel gezocht 7 Maar het werd hem al moeilijker als dat nu eens waar was, dan was hij de oorzaak van haar vertrek En dat wilde hij niet. Dan was het beter, hoe moeilijk het hem vallen zou, de vriendschap af te breken, zich niet meer bij de Kleefstra's te vertoonen, zoodat Annie thuis kon blijven. Doch als zijn veronderstelling nu eens niet waar was 7 Och, 't was wel zoo. Hij was er zeker van, dat hij op wederliefde hopen mocht. En hij besefte zeer wel, dat Annie toch geen toestemmend antwoord zou kunnen geven. Hij wist dat de kloof bestond. Daarvoor kende hij de Kleefstra's te goed. Tóch bleef hij verkeeren in een pijnigende onzekerheid. Als hij zich eens vergiste en het een heel gewone zaak gold 7 Zou hij Arie in vertrouwen' nemen, hem alles vertellen en hoo ren, wat deze er van zeide? Het denkbeeld lokte hem eenigen tijd aan. Maar toen hij eenmaal op zijn kamers gekomen was en nog lang nadacht, verwierp hij het weer. (Wordt vervolgd). KTT

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1