predikbeurten UIT HET WOORD is allerlei ssssl Prof. Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen JEUGDLEVEN ■HHHUBBHHHii onder redactie van Lm OP ZONDAG 13 DEC. 1931 STICHTELIJKE OVERDENKING ARM GEWORDEN. r VOOR DEN ZONDAG NED. HERV. KERK. Somnielsdijk, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. van Asch. Middelharnis, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan 't H. Stad aan 't Haringvliet, v.oi. Ds. Polhuijs en n.m. leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur Ds. v. Ameide v. Ouddorp. (Coll. Gen. Kas). Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp. Langstraat, v.m. en n.m. de heer Vetter. Oude Tonge, v.m. (H. A.) Ds. van Asch van Sommelsdijk en n.m. leesdienst. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m, Ds, van der Wal en 's av. de heer Baart. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. Dekker van Nieuwe Tonge (Doop). .Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, 's av. Ds. v. d. Wal van Dirksland. Ouddorp, v.m, Ds. van Ameide en n.m. lees dienst. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en n.m. leesdienst. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 (H. A.) en 's av. 6 u. Ds de Lange. Ouddorp, v.m. en nan. Ds. de Graaff van Stad aan 't Haringvliet CHR. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m, 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst, DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, vm. Ds, Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. „Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden." 2 Cor. 8 9. Van Jezus' armoede te spreken, wil niet maar zeggen, dat Hij leefde in ne derige, behoeftige omstandigheden, ge lijk Hij in een stal en in een kribbe zijn leven aanving, maar duidt nog op iets anders, op een diep ingrijpende ver andering, in de vleeschwording des Woords intredende, waarom ook hier gezegd wordt door Paulus, dat Hij niet slechts arm was, maar arm gewórden is, daar Hij rijk was. Die verarming staat den apostel voor den geest, welke hij elders beschrijft, als hij zegt: „Want die gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, die in de gestalte nis Gods zijnde, geen roof geacht heeft, Gode evengelijk te zijn, maar heeft zich- zelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende en is den menschen gelijk geworden. En in gedaante gevonden als een mensch, heeft Hij zichzelven vernederd, gehoor zaam geworden zijnde tot den dood, ja tot den dood des kruises." Waarom noemt Paulus deze over gang van den Zoon Gods, uit den he mel naar de aarde, arm worden Denk u nu in, wat dat zeggen wil. arm wor den. De meesten onzer doorleven niet zelf de armoede en weten daarom niet recht, wat armoede is. En sommigen, die de armoede slechts van een afstand zien, hebben geen besef van het pijn lijke er van, en zien er zelfs, zoo ze oververzadigd zijn van het rijke cul tuurleven onzer dagen, iets aantrekke lijks in, iets romantisch, iets roerend moois. En dwepen wel met een Fran- ciscus van Assisi. En begrijpen hem niet. Neen, armoede is niet schoon, is kelijk. Armoede is ontluistering van den mensch, bedekking van zijn heerlijk heid, schuil gaan van zijn glans, ver hulling van zijn majesteit, en daarom pijnlijk beschamend, diep vernederend. Dat wordt in armoede wel niet altijd zoo gevoeld, ook dat gevoel stompt wel af, maar dat is toch het smartelijke er in: de leelijkheid van de armoede: het schuil gaan van 's menschen hoogheid en heerlijkheid. En dit wordt nu het scherpst gevoeld, als er sprake is van een: eerst rijk zijn en dan arm wórden, zooals in den tekst staat. Zie, het af leggen van het sierlijke kleed voor het veel eenvoudiger gewaad, en het af leggen van het eenvoudige voor het sjofele, en van het sjofele voor het schamele, het gaan in lompen ten slotte, daarin zit een wereld van smart en schaamte, voor wie het moet doorma ken, omdat de heerlijkheid, die God den mensch nog liet, moet schuilgaan onder een onwaardig kleed. Er kan zeker onder lompen nog wel adeldom verborgen zijn, onder een lee- lijk kleed kan een schoone ziel zijn, ook schoon in Gods oog en met genade versierd. Maar het is toch verborgen sieraad en er is toch een drang, om openbaar te worden, zooals men is: het gewaad te dragen, dat past bij eigen waardigheid als mensch. En dat schrijnt als het door armoede niet kan. Dat is het pijnlijke ook van de armoede, het schamele gewaad. Daarom is armoede niet schoon, maar leelijk. En dit is nu het arm worden van den Heere Jezu» •CLssstz*, d:H;j ■rijk.was. De ontluistering van den Zone Gods, de bedekking van Zijn heerlijkheid, die Hij bij den Vader had, achter een ge daante, die glans noch glorie vertoonde. Dit geschiedde als de lichtschittering, die eeuwig van Gods Zoon uitstraalde, teeken van Zijn Goddelijke Hoogheid, van Zijn verheven afkomst, uitgedoofd werd, toen Hij de menschelijke natuur uit de maagd Maria aannam. Toen is weggedoken, als de zon achter de wol ken, de heerlijkheid van Gods Zoon, in de gedaante van een sterfelijk mensch. Al de Goddelijke schoonheid is schuil gegaan in het schamele kleed, dat de, door de zonde ontluisterde, mensche lijke natuur nog bieden kon. Verstaat gij iets van het vernederen de van deze armoede Voelt gij iets van het smartelijke van dat schamele kleed, dat zoo hoogen adel moet bedekken Waar Hij toch zulk een schitterende, bovenaardsche glans, zulk een geheel eenige schoon heid, die Hij als Gods eengeboorne be zat, achter zoo povere gestalte gaat verbergen Daar deed de uiterlijke omstandigheid van Zijn armoedige ge boorte in kribbe en stal, maar weinig aan toe. Dit is de verarming, de smartelijke dat Hij zichzelven vernietigd heeft, in de gestaltenis Gods zijnde, zijn Godde lijke heerlijkheid in Zijn menschenge- daante verbergende. Dit is het aldoor wondende voor Zijn majesteitsbesef, dat Hij veracht was, en geen gedaante noch heerlijkheid had. Hoe vreeslijk die verarming den Heiland gedrukt heeft, verraadt wel zijn bede in 't einde vol zielsverlangen „Vader verheerlijk mij, bij U zeiven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was." Dat heeft Hij ook geleden om uwent wil. Dat was ook Zijn offer. Dat gaan wij weer dankbaar gedenken, als het Kerstfeest nadert. En dat krijgt voor ons zulke bijzondere beteekenis in dezen tijd, nu het schrikbeeld „arm worden" menigeen aangrijnst, en slapeloos van zorg maakt. O, dat vernederende van achteruitgaan, van verminderen moe ten. Het dringt door tot het bewustzijn van velen, die er anders niet aan dach ten. Nu moet het ons ook nader tot onzen Heiland brengen, om het offer, dat Hij om onzentwil bracht, te verstaan, en Zijn liefde dankbaar te gedenken, waar Hij om onzentwil is arm geworden, waar Hij om onzentwil is arm gewor den, daar Hij rijk was. Om nu beter te beseffen en te erkennenHeere, hebt Gij dat voor ons gedaan Nu weet ik, hoe groot uw liefde is. Nu weet ik Uw genade. Hoe zal ik U dit vergelden HET GEBRUIK VAN DEN TIJD. Ik heb wel eens gehoord, dat in de werk plaatsen, waar het goud in de smeltkroezen wordt geworpen, als het door de hitte van het vuur een vloedbaar geheel geworden is, dit tot allerlei sieraad en edele metalen gevormd wordt, datz elfs het stof van den vloer daarbij wordt gedaan, omdat dit over een geheel jaar nog een aanzienlijk bedrag beteekent wat anders ver loren zou gaan, maar de dagelijks weer tel kens terugkeerende geringe afval van goud maakt dit over den tijd van een jaar of meer tot een kostbaren schat, die door roekeloosheid gewis verloren zou gaan. Wij zouden aan iemands vermogens twijfelen, als we zagen, dat hij aan den oever der zee geldstukken en edelgesteenten in zee wierp; wij zouden zoo iemand, en terecht, abnormaal noemen. En tochveroordeelen wij hier ons zeiven mede, want wij zijn die personen, die dat stof, waarin dat goud verborgen is, roekeloos laten liggen, en dat geld en die edelgesteenten in de zee werpen. Ge begrijpt, dat ik dit natuurlijk niet letterlijk bedoel, want dan waren wij verstandelijk, ab normaal, maar dat ik hier het oog heb op het verspillen, verknoeien, wegwerpen en het ledig loopen van tijd. Er wordt zooveel gejammerd en geklaagd over de kortheid van het leven, Vooral in onzen gejaagden tijd zijn er bij velen veel te weinig uren in een dag, maar er zijn bij de meesten zooveel uren bij, die wel besteed worden, maar die van onwaarde zijn en tot een oordeel ge bruikt worden. Het grootste deel der menschen, die, laat ik maar zeggen vijf en zeventig jaar mogen worden, hadden in dienzelfden tijd aan nuttig, goed en Gode welbehagelijk besteden tijd het dubbele werk kunnen presteerên, van wat er gedaan is. Want onze levenstijd, ons door God geschon ken, draagt in zich de eeuwigheid. Wij zijn geen menschen voor den tijd, maar voor de eeuwig heid geschapen, en hoewel levende in den tijd, en een ieder hier een persoonlijke Goddelijke roeping hebbende, weten we toch, dat we hier niet hebben een blijvende stad, maar dat wij zoeken de toekomende. Maar die heerlijkheid straks eens te zullen mogen ingaan, beteekent daar, in den gemiddel den weg voorbereid te zijn, en den strijd ge streden te hebben, en den wedloop tot het einde toe te hebben geloopen. Nu kan ik de verantwoording niet dragen, wanneer ik oeweren zou, dat onze uju, waar over we beschikken buiten onzen gewonen ar beid, niet besteed of in luiheid doorgebracht zou worden. Juist dezen tijd zou ik hierin willen bestem pelen als een werkzame tijd. Elke minuut legt bijna beslag op den mensch in deze eeuw der verlichting. Maar de vraag is maar: kennen wij het ge heim van elk oogenblik dat wij vrij zijn, zoo te besteden1, dat er een goede reuk van ons uitgaat, en drijft ons de liefde tot en van Christus om op elke ledige plaats in ons leven een zaad te strooden, dat zeker vruchten zal dragen. Een Engelsch edelman had de goede ge woonte om altijd, als hij zijn landgoed door wandelde, zijn zakken te vullen met eikels, om alle ledige plaatsen te vullen, om daarna de vrucht van zijn arbeid te mogen plukken in de sieraad van een volgroeiden boom. Zoo moet zijn het beeld van ons leven. Alle ledige plaatsen moeten met iets goeds, iets edels gevuld worden. En hoe wordt de tijd op den Zondag, die door God voor den mensch is ingesteld, door ons gebruikt Het is droevig wat onze oogen daarvan zien, 'en hoe de rustdag gebruikt wordt tot een dag van vermaak en spel, of den vrijen tijd gebruikt wordt om langs dijken en wegen te slenteren, wat nutteloos en schadelijk is. Dat is vooral een schadelijke gewoonte, want voornamelijk voor de jeugd ligt het verderf op den weg, booze geesten weerhouden' ons dan juist tot heiliging van den Zondag, en onze tijd, die toch des Heeren is, wordt gebruikt in den dienst der zonde. Hiermede wil ik niet zeggen, dat het wandelen op den rustdag zonde is, want wij weten, dat alles Gods wonderen vertelt, en ook de natuur ons God in Zijn wijsheid en majesteit doet kennen, maar dat motief, willen wij een eerlijke bekentenis doen, is zoo weinig de grondslag van het gebruik van onzen tijd op den Zondag. In plaats van ons te oefenen in de kennis, zelf mede te werken onder Gods zegen aan onze ontwikkeling, in plaats van onzen lentetijd te stellen gelijk e'en Samuel in den dienst des Hee ren, en Zijn Naam groot te maken en te eeren, trekken andere banden ons uit die sfeer der heiligheid, en wordt de liefdedienst versmaad, afgestooten, en' de boeien tot slavendienst vrij willig aangelegd. Dit mogen wij niet verdoeze len, omdat hiertegen noodzakelijk de strijd moet worden aangebonden. Want waar blijft de rust, die God voor ons noodig geacht 'heeft tot versterking van ziel en lichaam beide Zij wordt veelzins opgeofferd aan den geest dzer eeuw, die weet er wel raad mee. Wanneer wij onzen tijd gewen aan het lezen van onwaardige, verderfelijke lectuur, of aan schijnbaar onschuldige romannetjes, doch waar elke goede kern in ontbreekt, dan beseffen wij niet, dat het leven zoo ernstig is, en dat elk uur daaraan besteedt, verspilling en verwerping van onze geestelijke vorming is, want ons leven moet ook in den weg der middelen zich ont wikkelen, en door e'en werkzamen geest, steeds bezig zijnde, komen tot de volmaaktheid, die daar is in Christus Jezus onzen Heere. Dat moet zijn ons persoonlijk en gemeen schappelijk ideaal. Maarhelaas, de verlokkende sirenenzang der wereld, duivel en eigen vleesch trekt zoo- velen met magnetische kracht van dat ideaal af, en voert het levensschip van den weg, die leidt tot de haven der behoudenis, naar de rotsen van de eeuwige verwoesting, waar het te pletter geslagen wordt en een eeuwigen ondergang vindt. Verspil geen 'tijd met zouteloos vermaak, Omdat 't verderf der ziel daar wordt gegeven; Over den tijd, over uw gansche leven Richt Christus straks; maak geen gemeene zaak Met 't zondig hart, maar laat Gods Heiligen Geest In al uw weg en werken u toch leiden, Ja zoek Zijn kracht; want dat vraagt bitter strijden Naar 's Heeren Woord, maar zijt toch niet bevreesd, God zelf zal ons bekrachtigen en schragen, Omdat Zijn Naam alléén de eer zal dragen. Dient Hem in al uw tijd, gij allen, die dit leest. O. A. P. JONGELING EN HET ONGELOOF. God heeft ons geplaatst in het leven en wij moeten door het leven. Maar nu komt men allen voor de vraag te staan Hoe kom ik als Christelijk jongeling door het leven in een tijd van Revolutie en Godverachting en waar men roept wij willen niet dat deze Koning over ons zij en waar men zegt dat de regeering verrot is. Daar te midden' van al die toestanden de jon geling. Ons leven is een leven van strijd. De strijd wordt in de maatschappij zwaarder en daarvoor is het noodig dat de jongeling ook gevormd wordt voor het leven. Want wat in de jongelingsjaren in beginsel wordt aangelegd, drukt in de meeste gevallen het stempel op het geheele leven. Want in de"' jaren van den jongeling wordt het karakter gebouwd, hetzij ten goede of ten kwade. Er zijn menschen, die zeggen wat heb je aan al die geleerdheid en studiehet meest is er nog twist en verdeeldheid van gekomen. In de praktijk kan je er toch niets mee uitvoeren. Zoo wordt heden het Christelijk geloof met zijn „kruis- en bloedtheologie", zoo worden nog heden zijn aanhangers en niet in het minst de jongelingen bespot en gehoond. En nu deze tijden zijn wonder gevaarlijk voor den jonge ling. Juist in de jaren der jeugd wanneer het hart vol van wenschen is en allerlei idealen gesteld worden, die dikwijls nooit te verwezen lijken zijn, is het zoo gemakkelijk om de jonge ling te brengen op paden die van God en Zijn dienst afvoeren. In onze dagen weet men het u wel te vertellen hoe men moet staan tegenover dez etoestanden. Het communisme en het socia lisme steekt zijn kop naar boven, en het op groeiend geslacht is voor het meerendeel een volk dat met God geen rekening houdt en ook niet geregeerd wil worden door mannen, die in hun regeering rekening houden met den wil van God, De socialist, meent de economische ellende te moeten zoeken in het kapitalisme en hij begeert de omwenteling en dan zou men krij gen een heilstaat, maar ik meen, dat het op het oogenblik in Rusland wel iets anders is dan een heilstaat. Zoo meent de een het hier in te moeten zoe ken en de ander daar in. En nu heeft de jongeling in dezen tijd zoo veel te meer de roeping om in den strijd zich te wapenen met het wapen des geloofs. En eerst dan kan men den strijd in werkelijkheid aan binden tegen het ongeloof als men in een betrekking van kinderlijke toegenegenheid staat tot Jezus Chrisus en op de vraag„hebt gij mij lief" kunt antwoorden, al is het met beven „Ja, Heere, Gij weet dat ik u liefheb Dan zal God u bewaren voor de verleidende machten van dezen tijd en dan zult gij in dezen tijd ook wanneer de Heere ons veel onthoudt waarin anderen zich mogen verheugen, nog genoeg nog dankenstof over hebben. Zoo eerst komt de jongeling in de goede be trekking tot deze tijden. HC R B JAARVERGADERING M.V. „MONICA". Woensdag 9 December hield de Ned. Herv. Meisjesvereeniging „Monica" te Middelharnis haar 4e jaarvergadering dn het koor der Ned. Herv. Kerk, De vergadering stond onder leiding van den WelEerw, Heer Ds. E. van Asch van Som melsdijk. De vergadering werd geopend door te zingen Ps. 118 vs. 1, waarna de leider voorging in gebed. Daarna sprak hij een openingswoord naar aanleiding van 1 Joh. 2 vs. 15. Vervolgens werd versla guitgebracht door de Secretaresse, Penningmeesteresse en Bibliothe caresse. Enkele inleidingen werden geleverd en wel: Bijb. Gesch. „Het huis op den steenrots", door H. Koster. Vad. Gesch. „Een mislukt leven van een machtig Vorst" door C. van Kassei. Ge dicht „Haman" door Joh. Vis. Bijb. Gesch. „Mené, Mené, Tekel llpharsin" door M. Jor- daan. Catechismus „Zondag 48" door R. Lang broek. Kerkgesch. „Justinus de Martelaar" door P. Taaie. Felicitaties werden overgebracht van de Ned. Herv, M.V. „Trifosa" te Dirksland, „Lydia" te Sommelsdijk, .„Dorcas" te Herkingen, „Ora et Labora" te Middelharnis, van de Ned. Herv. J.V. „Jehova Nissie" alhier en enkele schrifte lijke feliciaties. De inleidingen werden afgewisseld door het zingen van enkele liederen. Tot slot werd nog gezongen Ps. 84 vs. 4. en eindigde de leider met dankgebed. MIDDELHARNIS. De heer W. Vroeginde- weij Jz. is te Utrecht geslaagd voor het propae- deutisch examen. Er is door oud-leerlingen van de Chr. Weeshuisschool (hoofd de heer J. v. d. Waal) een commissie- gevormd om genoemd hoofd bl] zijn vertrek op 5 Januari 1932 als blijk van waardeering te huldigen. Ds. A. M. den Oudsten te Elburg, voor heen predikant alhier, ontving een beroep naar de Ned. Herv. Gem. te Jaarsveld. MELISSANT. Zaterdagmiddag van 2 tot 9 uur zal zitting worden gehouden in de Con sistoriekamer der Ned. Herv. Kerk voor het betalen van de huur- en koopsom der zitplaatsen. Zondag a.s. zal in de Ned. Herv. Kerk de Heilige Doop worden bediend. Doopvaders kunnen hiervoor Vrijdagavond aangifte doen. HERKINGEN. Op de Woensdag gehouden vergadering van stemgerechtigde leden der Ned. Herv. Kerk zijn tot ouderling en diaken herko zen C. J. van Wezel en J. v. d. Wende. OUDDORP. De oogstcollecte in de Ned. Herv. Kerk 1.1. Zondag gehouden heeft in to taal opgebracht het verrasend hooge bedrag van 1135,40, wat nog hooger is dan verleden jaar. Voor de armen is gecollecteerd 257,62 'en voor de kerk 877,78. De dankdag voor het gewas zal gehou den worden in de kerk der Ger. Gemeente op Woensdag 16 December, Dan hoopt voor te gaan Ds. Vreugdenhil van Bruinisse, en wel des voorm. te 9,30 des nam. te 2 uur en des avonds te 6.30 uur. De collecte in de Herv. Kerk, gehouden bij het optreden van Ds. v. d. Wal van Dirks land, ten bate van den Geref. Bond heeft op gebracht de som van ruim 51. EEN RECORD. Het Zendingsbureau vraagt ons plaats voor het volgende Nu de eindtelling van de inkomsten in de maand November heeft plaats gehad, blijken deze in totaal niet minder dan 212.000.— te hebben bedragen Daarmee zijn de inkomsten over dit jaar gestegen tot 725.000.Een dergelijk hoog bedrag in één maand is nog nooit voorgekomen. Eenige jaren geleden is het ook eens boven de twee ton geweest, maar toen dank zij een gift van dertig duizend gulden. En nu Is de grootste gewone gift in de Zen- dingsweek duizend gulden geweest. Men zal het verstaan, dat deze gebeurtenis vooral in dezen tijd ons met zeer groote dank BSM baarheid vervult. Welk een in breedte en diepte groeiende toewijding aan de Zending spreekt hieruit., De mogelijkheid, dat toch dit jaar in alle geraamde behoeften1 zal worden voorzien is nu wel veel dichterbij gekomen. Om dat doel te bereiken wordt nu nog een laatste energieke poging gedaan. Ettelijke tienduizenden circu laires gaan er nog uit. De laatste poging, waarvan wij hopen, dat die, gelijk zoo menige vorige, slagen zal. Niet op wie reeds voldoende deed, maar wel op ieder, die nog iets meent te kunnen doen, doen wij een dringend beroep. Als December evenveel opbrengt als verleden jaar, n.l. ruim 90.000is de mogelijkheid van een sluitende rekening groot. ZOEKT UWE BROEDERS. Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons: Op de vraag, wat Zending eigenlijk is, kan men ook ten antwoord geven: zijn broeders zoeken en' naar hun welstand vragen (Gen. 37 vs. 14). Aanvankelijk wordt dat door de Zen delingen gedaan. Maar het wordt eerst goed als de inheemsche christenen er zelf op uitgaan. Daarvan zijn de voorbeelden wel reeds tal rijk, maar het is zoo verblijdend, wanneer het ook gaat gebeuren daar, waar de gemeenten nog heel jong zijn. Een enkel voorbeeld daar van stond er in een dezer dagen ontvangen brief van Zendeling Gouweloos, die tijdelijk ook het ressort Lamboeia waarneemt. De vol gende geschiedenis speelt dus op Zuid-Oost- Celebes. Daar ligt ergens in het genoemde ressort in de bergen, in een zéér onherbergzame streek een dorp Hao Momaloe. Het is bevolkt door menschen, die zijn uitgeweken, omdat zij geen belasting willen betalen en om het onherberg zame en verborgene hebben zij tot dusver inet dat uitwijken succes gehad; er is nog nooit iemand bij hen op bezoek gekomen. Maar de Christenen uit het naastbijgelegen dorp Oe Epai zijn er op uitgetogen om deze hunne verborgen broeders te zoeken. Drie man nen togen er op uit. Maar zelfs zij met hun aangeboren „padvinders'-instinct konden toch het pad naar Hao Momaloe niet vinden. "r- moesten eerst onverrichterzake terugkeeren. Dat ontmoedigde hen evenwel niet. Zij von den een gids beter op de hoogte dan zij zelf en deze bracht hen ter bestemder plaatse. Zij werden met veel achterdócht ontvangen, want de uitgewekenen kunnen slechts verkeerde bedoelingen vermoeden achter zooveel belang stelling. Direct nut heeft een dergelijke tocht dan ook niet anders, dan dat nu de weg be kend is. En men kan er wel zeker van zijn, dat dit eerste bezoek door verdere gevolgd zal worden. Totdat er vertrouwelijkheid 'en toenadering is gevonden. Weldadig aandoende zendingsdrang is er meermalen bij deze jonge, nieuwe Christenen te vinden. Steken véle „oudere" Christenen daarbij niet een beetje al te zeer af 1 ONDERWIJZERSBEZOLDIGING IN DE 18DE EEUW. De Drentsche Ct. gaf onlangs een opsomming van de „voordeelen" in 1784 verbonden aan een onderwijzerspost te Dwingeloo 1. Een jaarlijksch tractement van 37 gulden en 10 stuivers. 2. De opbrengst der schoolgelden ad 4 duiten per week". 3. Voor het schrijven der dorpsrekening één acht en twintig. 4. Voor het opwinden van het torenuurwerk en het schoonhouden der kerkepaden een daalder. 5. Voor het verpachten der kerkelanden een rijksdaalder. 6. Voor het schieten van kraaien en het vangen van buiisings op de heerlijkheid van baron van B. jaarlijks twee vrachten takke- bossen. 7. Des winters voor het open houden van de grachten van het kasteel, vijf schellingen. 8. Als omroeper telkens een zesthalf. 9. Voor het verven en teeren der hekken van het kerkhof en de kerkelanden, een dukaton. 10. Gedurende de wintermaanden van elk schoolgaand kind 's weeks een hurf en twee schoolgaand kind 's weeks een turf en twee 31'. Verder als koster en voorganger de voor deelen van de duiven op den kerktoren. 12. Het gebruik van tuin en bleekveld, be nevens twee derde morgen boomgaard, wei- en hooiland. 13. Uit elke boerderij, waar twee of meer paarden gehouden worden, een schepel rogge 's jaars. 14. Een gast eieren, dat is 4 stuks, voor elke zitplaats in de kerk, op te halen1 aan de 'huizen in de week van Paschen. 15. Het restant wijn en brood na het ge houden Avondmaal. Dat staat ieder het best, wat hem het natuurlijkst is. Aan vriendelijke menschen reikt de na- tuut reeds bij hun geboorte de sleutel tot an dere harten. Vlijt brengt brood, luiheid brengt nood. Het leven wordt niet gemeten naar onze vreugde, maar naar onze offers. Hoe meer wij de bijzondere dingen be grijpen', des te meer begrijpen we God. Menigeen verontschuldigt zijn niets doen met de woorden ik kan niet aan alles meedoen. Volharding en vertrouwen beheerschen een moeilijkheid en overwinnen een schijnbare onmogelijkheid. Niemand is te jong om een goeden in vloed op anderen te hebben. Tracht elkaar te helpen en te steunen in den strijd tegen al wat slecht is. Keer uw gelaat niet anders naar het ver leden, dan om te leeren hoe gij de toekomst ontmoeten moet. Doe of onderneem niets, zoolang ge toor nig zijtge zoudt immers ook niet in zee steken zoolang de storm woedt. Zooals de storm en het onweer het meest de schoonste en hoogste gebouwen treft, treft ook de laster bij voorkeur hen, welke in menig opzicht ver boven ons staan. Ken U zeiven 1

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 8