predikbeurten
UIT HET WOORD
is allerlei ssssl
Prof. Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; L. F. DUYMAER VAN TWIST, Den Haag; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen
JEUGDLEVEN
■HHHUBBHHHii onder redactie van Lm
OP ZONDAG 13 DEC. 1931
STICHTELIJKE OVERDENKING
ARM GEWORDEN.
r VOOR DEN ZONDAG
NED. HERV. KERK.
Somnielsdijk, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. van Asch.
Middelharnis, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan 't H.
Stad aan 't Haringvliet, v.oi. Ds. Polhuijs en
n.m. leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur
Ds. v. Ameide v. Ouddorp. (Coll. Gen. Kas).
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp.
Langstraat, v.m. en n.m. de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. (H. A.) Ds. van Asch van
Sommelsdijk en n.m. leesdienst.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en n.m.
2 uur Ds. Dekker.
Dirksland, v.m, Ds, van der Wal en 's av. de
heer Baart.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. Dekker van Nieuwe
Tonge (Doop).
.Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, 's av. Ds. v. d. Wal van Dirksland.
Ouddorp, v.m, Ds. van Ameide en n.m. lees
dienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en n.m. leesdienst.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 (H. A.) en 's av. 6 u.
Ds de Lange.
Ouddorp, v.m. en nan. Ds. de Graaff van Stad
aan 't Haringvliet
CHR. GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m, 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst,
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, vm. Ds, Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
„Want gij weet de genade van onzen
Heere Jezus Christus, dat Hij om
uwentwil is arm geworden."
2 Cor. 8 9.
Van Jezus' armoede te spreken, wil
niet maar zeggen, dat Hij leefde in ne
derige, behoeftige omstandigheden, ge
lijk Hij in een stal en in een kribbe zijn
leven aanving, maar duidt nog op iets
anders, op een diep ingrijpende ver
andering, in de vleeschwording des
Woords intredende, waarom ook hier
gezegd wordt door Paulus, dat Hij niet
slechts arm was, maar arm gewórden
is, daar Hij rijk was. Die verarming
staat den apostel voor den geest, welke
hij elders beschrijft, als hij zegt: „Want
die gevoelen zij in u, hetwelk ook in
Christus Jezus was, die in de gestalte
nis Gods zijnde, geen roof geacht heeft,
Gode evengelijk te zijn, maar heeft zich-
zelven vernietigd, de gestaltenis eens
dienstknechts aangenomen hebbende en
is den menschen gelijk geworden. En
in gedaante gevonden als een mensch,
heeft Hij zichzelven vernederd, gehoor
zaam geworden zijnde tot den dood, ja
tot den dood des kruises."
Waarom noemt Paulus deze over
gang van den Zoon Gods, uit den he
mel naar de aarde, arm worden Denk
u nu in, wat dat zeggen wil. arm wor
den. De meesten onzer doorleven niet
zelf de armoede en weten daarom niet
recht, wat armoede is. En sommigen,
die de armoede slechts van een afstand
zien, hebben geen besef van het pijn
lijke er van, en zien er zelfs, zoo ze
oververzadigd zijn van het rijke cul
tuurleven onzer dagen, iets aantrekke
lijks in, iets romantisch, iets roerend
moois. En dwepen wel met een Fran-
ciscus van Assisi. En begrijpen hem
niet.
Neen, armoede is niet schoon, is
kelijk.
Armoede is ontluistering van den
mensch, bedekking van zijn heerlijk
heid, schuil gaan van zijn glans, ver
hulling van zijn majesteit, en daarom
pijnlijk beschamend, diep vernederend.
Dat wordt in armoede wel niet altijd
zoo gevoeld, ook dat gevoel stompt wel
af, maar dat is toch het smartelijke er
in: de leelijkheid van de armoede: het
schuil gaan van 's menschen hoogheid
en heerlijkheid. En dit wordt nu het
scherpst gevoeld, als er sprake is van
een: eerst rijk zijn en dan arm wórden,
zooals in den tekst staat. Zie, het af
leggen van het sierlijke kleed voor het
veel eenvoudiger gewaad, en het af
leggen van het eenvoudige voor het
sjofele, en van het sjofele voor het
schamele, het gaan in lompen ten slotte,
daarin zit een wereld van smart en
schaamte, voor wie het moet doorma
ken, omdat de heerlijkheid, die God den
mensch nog liet, moet schuilgaan onder
een onwaardig kleed.
Er kan zeker onder lompen nog wel
adeldom verborgen zijn, onder een lee-
lijk kleed kan een schoone ziel zijn, ook
schoon in Gods oog en met genade
versierd. Maar het is toch verborgen
sieraad en er is toch een drang, om
openbaar te worden, zooals men is: het
gewaad te dragen, dat past bij eigen
waardigheid als mensch. En dat schrijnt
als het door armoede niet kan. Dat is
het pijnlijke ook van de armoede, het
schamele gewaad. Daarom is armoede
niet schoon, maar leelijk.
En dit is nu het arm worden van den
Heere Jezu» •CLssstz*, d:H;j ■rijk.was.
De ontluistering van den Zone Gods,
de bedekking van Zijn heerlijkheid, die
Hij bij den Vader had, achter een ge
daante, die glans noch glorie vertoonde.
Dit geschiedde als de lichtschittering,
die eeuwig van Gods Zoon uitstraalde,
teeken van Zijn Goddelijke Hoogheid,
van Zijn verheven afkomst, uitgedoofd
werd, toen Hij de menschelijke natuur
uit de maagd Maria aannam. Toen is
weggedoken, als de zon achter de wol
ken, de heerlijkheid van Gods Zoon, in
de gedaante van een sterfelijk mensch.
Al de Goddelijke schoonheid is schuil
gegaan in het schamele kleed, dat de,
door de zonde ontluisterde, mensche
lijke natuur nog bieden kon.
Verstaat gij iets van het vernederen
de van deze armoede
Voelt gij iets van het smartelijke van
dat schamele kleed, dat zoo hoogen
adel moet bedekken Waar Hij toch
zulk een schitterende, bovenaardsche
glans, zulk een geheel eenige schoon
heid, die Hij als Gods eengeboorne be
zat, achter zoo povere gestalte gaat
verbergen Daar deed de uiterlijke
omstandigheid van Zijn armoedige ge
boorte in kribbe en stal, maar weinig
aan toe.
Dit is de verarming, de smartelijke
dat Hij zichzelven vernietigd heeft, in
de gestaltenis Gods zijnde, zijn Godde
lijke heerlijkheid in Zijn menschenge-
daante verbergende. Dit is het aldoor
wondende voor Zijn majesteitsbesef,
dat Hij veracht was, en geen gedaante
noch heerlijkheid had. Hoe vreeslijk die
verarming den Heiland gedrukt heeft,
verraadt wel zijn bede in 't einde vol
zielsverlangen „Vader verheerlijk mij,
bij U zeiven, met de heerlijkheid, die Ik
bij U had, eer de wereld was."
Dat heeft Hij ook geleden om uwent
wil. Dat was ook Zijn offer. Dat gaan
wij weer dankbaar gedenken, als het
Kerstfeest nadert. En dat krijgt voor
ons zulke bijzondere beteekenis in dezen
tijd, nu het schrikbeeld „arm worden"
menigeen aangrijnst, en slapeloos van
zorg maakt. O, dat vernederende van
achteruitgaan, van verminderen moe
ten. Het dringt door tot het bewustzijn
van velen, die er anders niet aan dach
ten.
Nu moet het ons ook nader tot onzen
Heiland brengen, om het offer, dat Hij
om onzentwil bracht, te verstaan, en
Zijn liefde dankbaar te gedenken, waar
Hij om onzentwil is arm geworden,
waar Hij om onzentwil is arm gewor
den, daar Hij rijk was. Om nu beter te
beseffen en te erkennenHeere, hebt
Gij dat voor ons gedaan Nu weet ik,
hoe groot uw liefde is. Nu weet ik Uw
genade. Hoe zal ik U dit vergelden
HET GEBRUIK VAN DEN TIJD.
Ik heb wel eens gehoord, dat in de werk
plaatsen, waar het goud in de smeltkroezen
wordt geworpen, als het door de hitte van het
vuur een vloedbaar geheel geworden is, dit tot
allerlei sieraad en edele metalen gevormd wordt,
datz elfs het stof van den vloer daarbij wordt
gedaan, omdat dit over een geheel jaar nog een
aanzienlijk bedrag beteekent wat anders ver
loren zou gaan, maar de dagelijks weer tel
kens terugkeerende geringe afval van goud
maakt dit over den tijd van een jaar of meer
tot een kostbaren schat, die door roekeloosheid
gewis verloren zou gaan.
Wij zouden aan iemands vermogens twijfelen,
als we zagen, dat hij aan den oever der zee
geldstukken en edelgesteenten in zee wierp; wij
zouden zoo iemand, en terecht, abnormaal
noemen.
En tochveroordeelen wij hier ons zeiven
mede, want wij zijn die personen, die dat stof,
waarin dat goud verborgen is, roekeloos laten
liggen, en dat geld en die edelgesteenten in de
zee werpen.
Ge begrijpt, dat ik dit natuurlijk niet letterlijk
bedoel, want dan waren wij verstandelijk, ab
normaal, maar dat ik hier het oog heb op het
verspillen, verknoeien, wegwerpen en het ledig
loopen van tijd.
Er wordt zooveel gejammerd en geklaagd
over de kortheid van het leven, Vooral in onzen
gejaagden tijd zijn er bij velen veel te weinig
uren in een dag, maar er zijn bij de meesten
zooveel uren bij, die wel besteed worden, maar
die van onwaarde zijn en tot een oordeel ge
bruikt worden.
Het grootste deel der menschen, die, laat ik
maar zeggen vijf en zeventig jaar mogen worden,
hadden in dienzelfden tijd aan nuttig, goed en
Gode welbehagelijk besteden tijd het dubbele
werk kunnen presteerên, van wat er gedaan is.
Want onze levenstijd, ons door God geschon
ken, draagt in zich de eeuwigheid. Wij zijn geen
menschen voor den tijd, maar voor de eeuwig
heid geschapen, en hoewel levende in den tijd,
en een ieder hier een persoonlijke Goddelijke
roeping hebbende, weten we toch, dat we hier
niet hebben een blijvende stad, maar dat wij
zoeken de toekomende.
Maar die heerlijkheid straks eens te zullen
mogen ingaan, beteekent daar, in den gemiddel
den weg voorbereid te zijn, en den strijd ge
streden te hebben, en den wedloop tot het einde
toe te hebben geloopen.
Nu kan ik de verantwoording niet dragen,
wanneer ik oeweren zou, dat onze uju, waar
over we beschikken buiten onzen gewonen ar
beid, niet besteed of in luiheid doorgebracht
zou worden.
Juist dezen tijd zou ik hierin willen bestem
pelen als een werkzame tijd. Elke minuut legt
bijna beslag op den mensch in deze eeuw der
verlichting.
Maar de vraag is maar: kennen wij het ge
heim van elk oogenblik dat wij vrij zijn, zoo te
besteden1, dat er een goede reuk van ons uitgaat,
en drijft ons de liefde tot en van Christus om
op elke ledige plaats in ons leven een zaad
te strooden, dat zeker vruchten zal dragen.
Een Engelsch edelman had de goede ge
woonte om altijd, als hij zijn landgoed door
wandelde, zijn zakken te vullen met eikels, om
alle ledige plaatsen te vullen, om daarna de
vrucht van zijn arbeid te mogen plukken in de
sieraad van een volgroeiden boom.
Zoo moet zijn het beeld van ons leven. Alle
ledige plaatsen moeten met iets goeds, iets edels
gevuld worden.
En hoe wordt de tijd op den Zondag, die
door God voor den mensch is ingesteld, door
ons gebruikt
Het is droevig wat onze oogen daarvan zien,
'en hoe de rustdag gebruikt wordt tot een dag
van vermaak en spel, of den vrijen tijd gebruikt
wordt om langs dijken en wegen te slenteren,
wat nutteloos en schadelijk is.
Dat is vooral een schadelijke gewoonte, want
voornamelijk voor de jeugd ligt het verderf op
den weg, booze geesten weerhouden' ons dan
juist tot heiliging van den Zondag, en onze tijd,
die toch des Heeren is, wordt gebruikt in den
dienst der zonde.
Hiermede wil ik niet zeggen, dat het wandelen
op den rustdag zonde is, want wij weten, dat
alles Gods wonderen vertelt, en ook de natuur
ons God in Zijn wijsheid en majesteit doet
kennen, maar dat motief, willen wij een eerlijke
bekentenis doen, is zoo weinig de grondslag
van het gebruik van onzen tijd op den Zondag.
In plaats van ons te oefenen in de kennis,
zelf mede te werken onder Gods zegen aan onze
ontwikkeling, in plaats van onzen lentetijd te
stellen gelijk e'en Samuel in den dienst des Hee
ren, en Zijn Naam groot te maken en te eeren,
trekken andere banden ons uit die sfeer der
heiligheid, en wordt de liefdedienst versmaad,
afgestooten, en' de boeien tot slavendienst vrij
willig aangelegd. Dit mogen wij niet verdoeze
len, omdat hiertegen noodzakelijk de strijd moet
worden aangebonden.
Want waar blijft de rust, die God voor ons
noodig geacht 'heeft tot versterking van ziel en
lichaam beide Zij wordt veelzins opgeofferd
aan den geest dzer eeuw, die weet er wel
raad mee.
Wanneer wij onzen tijd gewen aan het lezen
van onwaardige, verderfelijke lectuur, of aan
schijnbaar onschuldige romannetjes, doch waar
elke goede kern in ontbreekt, dan beseffen wij
niet, dat het leven zoo ernstig is, en dat elk
uur daaraan besteedt, verspilling en verwerping
van onze geestelijke vorming is, want ons leven
moet ook in den weg der middelen zich ont
wikkelen, en door e'en werkzamen geest, steeds
bezig zijnde, komen tot de volmaaktheid, die
daar is in Christus Jezus onzen Heere.
Dat moet zijn ons persoonlijk en gemeen
schappelijk ideaal.
Maarhelaas, de verlokkende sirenenzang
der wereld, duivel en eigen vleesch trekt zoo-
velen met magnetische kracht van dat ideaal af,
en voert het levensschip van den weg, die leidt
tot de haven der behoudenis, naar de rotsen
van de eeuwige verwoesting, waar het te pletter
geslagen wordt en een eeuwigen ondergang
vindt.
Verspil geen 'tijd met zouteloos vermaak,
Omdat 't verderf der ziel daar wordt gegeven;
Over den tijd, over uw gansche leven
Richt Christus straks; maak geen gemeene zaak
Met 't zondig hart, maar laat Gods Heiligen
Geest
In al uw weg en werken u toch leiden,
Ja zoek Zijn kracht; want dat vraagt bitter
strijden
Naar 's Heeren Woord, maar zijt toch niet
bevreesd,
God zelf zal ons bekrachtigen en schragen,
Omdat Zijn Naam alléén de eer zal dragen.
Dient Hem in al uw tijd, gij allen, die dit leest.
O. A. P.
JONGELING EN HET ONGELOOF.
God heeft ons geplaatst in het leven en wij
moeten door het leven. Maar nu komt men
allen voor de vraag te staan Hoe kom ik als
Christelijk jongeling door het leven in een tijd
van Revolutie en Godverachting en waar men
roept wij willen niet dat deze Koning over ons
zij en waar men zegt dat de regeering verrot is.
Daar te midden' van al die toestanden de jon
geling. Ons leven is een leven van strijd. De
strijd wordt in de maatschappij zwaarder en
daarvoor is het noodig dat de jongeling ook
gevormd wordt voor het leven. Want wat in
de jongelingsjaren in beginsel wordt aangelegd,
drukt in de meeste gevallen het stempel op het
geheele leven.
Want in de"' jaren van den jongeling wordt
het karakter gebouwd, hetzij ten goede of ten
kwade. Er zijn menschen, die zeggen wat heb
je aan al die geleerdheid en studiehet meest is
er nog twist en verdeeldheid van gekomen. In
de praktijk kan je er toch niets mee uitvoeren.
Zoo wordt heden het Christelijk geloof met zijn
„kruis- en bloedtheologie", zoo worden nog
heden zijn aanhangers en niet in het minst de
jongelingen bespot en gehoond. En nu deze
tijden zijn wonder gevaarlijk voor den jonge
ling. Juist in de jaren der jeugd wanneer het
hart vol van wenschen is en allerlei idealen
gesteld worden, die dikwijls nooit te verwezen
lijken zijn, is het zoo gemakkelijk om de jonge
ling te brengen op paden die van God en Zijn
dienst afvoeren. In onze dagen weet men het u
wel te vertellen hoe men moet staan tegenover
dez etoestanden. Het communisme en het socia
lisme steekt zijn kop naar boven, en het op
groeiend geslacht is voor het meerendeel een
volk dat met God geen rekening houdt en ook
niet geregeerd wil worden door mannen, die
in hun regeering rekening houden met den wil
van God, De socialist, meent de economische
ellende te moeten zoeken in het kapitalisme en
hij begeert de omwenteling en dan zou men krij
gen een heilstaat, maar ik meen, dat het op het
oogenblik in Rusland wel iets anders is dan een
heilstaat.
Zoo meent de een het hier in te moeten zoe
ken en de ander daar in.
En nu heeft de jongeling in dezen tijd zoo
veel te meer de roeping om in den strijd zich
te wapenen met het wapen des geloofs. En
eerst dan kan men den strijd in werkelijkheid
aan binden tegen het ongeloof als men in een
betrekking van kinderlijke toegenegenheid staat
tot Jezus Chrisus en op de vraag„hebt gij
mij lief" kunt antwoorden, al is het met beven
„Ja, Heere, Gij weet dat ik u liefheb Dan
zal God u bewaren voor de verleidende machten
van dezen tijd en dan zult gij in dezen tijd ook
wanneer de Heere ons veel onthoudt waarin
anderen zich mogen verheugen, nog genoeg nog
dankenstof over hebben.
Zoo eerst komt de jongeling in de goede be
trekking tot deze tijden.
HC
R B
JAARVERGADERING M.V. „MONICA".
Woensdag 9 December hield de Ned. Herv.
Meisjesvereeniging „Monica" te Middelharnis
haar 4e jaarvergadering dn het koor der Ned.
Herv. Kerk,
De vergadering stond onder leiding van den
WelEerw, Heer Ds. E. van Asch van Som
melsdijk.
De vergadering werd geopend door te zingen
Ps. 118 vs. 1, waarna de leider voorging in
gebed. Daarna sprak hij een openingswoord naar
aanleiding van 1 Joh. 2 vs. 15.
Vervolgens werd versla guitgebracht door de
Secretaresse, Penningmeesteresse en Bibliothe
caresse.
Enkele inleidingen werden geleverd en wel:
Bijb. Gesch. „Het huis op den steenrots", door
H. Koster. Vad. Gesch. „Een mislukt leven van
een machtig Vorst" door C. van Kassei. Ge
dicht „Haman" door Joh. Vis. Bijb. Gesch.
„Mené, Mené, Tekel llpharsin" door M. Jor-
daan. Catechismus „Zondag 48" door R. Lang
broek. Kerkgesch. „Justinus de Martelaar" door
P. Taaie.
Felicitaties werden overgebracht van de Ned.
Herv, M.V. „Trifosa" te Dirksland, „Lydia"
te Sommelsdijk, .„Dorcas" te Herkingen, „Ora
et Labora" te Middelharnis, van de Ned. Herv.
J.V. „Jehova Nissie" alhier en enkele schrifte
lijke feliciaties.
De inleidingen werden afgewisseld door het
zingen van enkele liederen.
Tot slot werd nog gezongen Ps. 84 vs. 4. en
eindigde de leider met dankgebed.
MIDDELHARNIS. De heer W. Vroeginde-
weij Jz. is te Utrecht geslaagd voor het propae-
deutisch examen.
Er is door oud-leerlingen van de Chr.
Weeshuisschool (hoofd de heer J. v. d. Waal)
een commissie- gevormd om genoemd hoofd bl]
zijn vertrek op 5 Januari 1932 als blijk van
waardeering te huldigen.
Ds. A. M. den Oudsten te Elburg, voor
heen predikant alhier, ontving een beroep naar
de Ned. Herv. Gem. te Jaarsveld.
MELISSANT. Zaterdagmiddag van 2 tot
9 uur zal zitting worden gehouden in de Con
sistoriekamer der Ned. Herv. Kerk voor het
betalen van de huur- en koopsom der zitplaatsen.
Zondag a.s. zal in de Ned. Herv. Kerk
de Heilige Doop worden bediend. Doopvaders
kunnen hiervoor Vrijdagavond aangifte doen.
HERKINGEN. Op de Woensdag gehouden
vergadering van stemgerechtigde leden der Ned.
Herv. Kerk zijn tot ouderling en diaken herko
zen C. J. van Wezel en J. v. d. Wende.
OUDDORP. De oogstcollecte in de Ned.
Herv. Kerk 1.1. Zondag gehouden heeft in to
taal opgebracht het verrasend hooge bedrag van
1135,40, wat nog hooger is dan verleden jaar.
Voor de armen is gecollecteerd 257,62 'en voor
de kerk 877,78.
De dankdag voor het gewas zal gehou
den worden in de kerk der Ger. Gemeente op
Woensdag 16 December, Dan hoopt voor te
gaan Ds. Vreugdenhil van Bruinisse, en wel
des voorm. te 9,30 des nam. te 2 uur en des
avonds te 6.30 uur.
De collecte in de Herv. Kerk, gehouden
bij het optreden van Ds. v. d. Wal van Dirks
land, ten bate van den Geref. Bond heeft op
gebracht de som van ruim 51.
EEN RECORD.
Het Zendingsbureau vraagt ons plaats voor
het volgende
Nu de eindtelling van de inkomsten in de
maand November heeft plaats gehad, blijken
deze in totaal niet minder dan 212.000.— te
hebben bedragen Daarmee zijn de inkomsten
over dit jaar gestegen tot 725.000.Een
dergelijk hoog bedrag in één maand is nog nooit
voorgekomen. Eenige jaren geleden is het ook
eens boven de twee ton geweest, maar toen
dank zij een gift van dertig duizend gulden.
En nu Is de grootste gewone gift in de Zen-
dingsweek duizend gulden geweest.
Men zal het verstaan, dat deze gebeurtenis
vooral in dezen tijd ons met zeer groote dank
BSM
baarheid vervult. Welk een in breedte en diepte
groeiende toewijding aan de Zending spreekt
hieruit.,
De mogelijkheid, dat toch dit jaar in alle
geraamde behoeften1 zal worden voorzien is nu
wel veel dichterbij gekomen. Om dat doel te
bereiken wordt nu nog een laatste energieke
poging gedaan. Ettelijke tienduizenden circu
laires gaan er nog uit. De laatste poging,
waarvan wij hopen, dat die, gelijk zoo menige
vorige, slagen zal. Niet op wie reeds voldoende
deed, maar wel op ieder, die nog iets meent te
kunnen doen, doen wij een dringend beroep. Als
December evenveel opbrengt als verleden jaar,
n.l. ruim 90.000is de mogelijkheid van
een sluitende rekening groot.
ZOEKT UWE BROEDERS.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons:
Op de vraag, wat Zending eigenlijk is, kan
men ook ten antwoord geven: zijn broeders
zoeken en' naar hun welstand vragen (Gen. 37
vs. 14). Aanvankelijk wordt dat door de Zen
delingen gedaan. Maar het wordt eerst goed als
de inheemsche christenen er zelf op uitgaan.
Daarvan zijn de voorbeelden wel reeds tal
rijk, maar het is zoo verblijdend, wanneer het
ook gaat gebeuren daar, waar de gemeenten
nog heel jong zijn. Een enkel voorbeeld daar
van stond er in een dezer dagen ontvangen
brief van Zendeling Gouweloos, die tijdelijk
ook het ressort Lamboeia waarneemt. De vol
gende geschiedenis speelt dus op Zuid-Oost-
Celebes.
Daar ligt ergens in het genoemde ressort in
de bergen, in een zéér onherbergzame streek
een dorp Hao Momaloe. Het is bevolkt door
menschen, die zijn uitgeweken, omdat zij geen
belasting willen betalen en om het onherberg
zame en verborgene hebben zij tot dusver inet
dat uitwijken succes gehad; er is nog nooit
iemand bij hen op bezoek gekomen.
Maar de Christenen uit het naastbijgelegen
dorp Oe Epai zijn er op uitgetogen om deze
hunne verborgen broeders te zoeken. Drie man
nen togen er op uit. Maar zelfs zij met hun
aangeboren „padvinders'-instinct konden toch
het pad naar Hao Momaloe niet vinden. "r-
moesten eerst onverrichterzake terugkeeren.
Dat ontmoedigde hen evenwel niet. Zij von
den een gids beter op de hoogte dan zij zelf
en deze bracht hen ter bestemder plaatse.
Zij werden met veel achterdócht ontvangen,
want de uitgewekenen kunnen slechts verkeerde
bedoelingen vermoeden achter zooveel belang
stelling. Direct nut heeft een dergelijke tocht
dan ook niet anders, dan dat nu de weg be
kend is.
En men kan er wel zeker van zijn, dat dit
eerste bezoek door verdere gevolgd zal worden.
Totdat er vertrouwelijkheid 'en toenadering is
gevonden.
Weldadig aandoende zendingsdrang is er
meermalen bij deze jonge, nieuwe Christenen te
vinden. Steken véle „oudere" Christenen daarbij
niet een beetje al te zeer af 1
ONDERWIJZERSBEZOLDIGING IN
DE 18DE EEUW.
De Drentsche Ct. gaf onlangs een opsomming
van de „voordeelen" in 1784 verbonden aan
een onderwijzerspost te Dwingeloo
1. Een jaarlijksch tractement van 37 gulden
en 10 stuivers.
2. De opbrengst der schoolgelden ad 4 duiten
per week".
3. Voor het schrijven der dorpsrekening één
acht en twintig.
4. Voor het opwinden van het torenuurwerk
en het schoonhouden der kerkepaden een
daalder.
5. Voor het verpachten der kerkelanden een
rijksdaalder.
6. Voor het schieten van kraaien en het
vangen van buiisings op de heerlijkheid van
baron van B. jaarlijks twee vrachten takke-
bossen.
7. Des winters voor het open houden van
de grachten van het kasteel, vijf schellingen.
8. Als omroeper telkens een zesthalf.
9. Voor het verven en teeren der hekken van
het kerkhof en de kerkelanden, een dukaton.
10. Gedurende de wintermaanden van elk
schoolgaand kind 's weeks een hurf en twee
schoolgaand kind 's weeks een turf en twee
31'. Verder als koster en voorganger de voor
deelen van de duiven op den kerktoren.
12. Het gebruik van tuin en bleekveld, be
nevens twee derde morgen boomgaard, wei- en
hooiland.
13. Uit elke boerderij, waar twee of meer
paarden gehouden worden, een schepel rogge
's jaars.
14. Een gast eieren, dat is 4 stuks, voor elke
zitplaats in de kerk, op te halen1 aan de 'huizen
in de week van Paschen.
15. Het restant wijn en brood na het ge
houden Avondmaal.
Dat staat ieder het best, wat hem het
natuurlijkst is.
Aan vriendelijke menschen reikt de na-
tuut reeds bij hun geboorte de sleutel tot an
dere harten.
Vlijt brengt brood, luiheid brengt nood.
Het leven wordt niet gemeten naar onze
vreugde, maar naar onze offers.
Hoe meer wij de bijzondere dingen be
grijpen', des te meer begrijpen we God.
Menigeen verontschuldigt zijn niets doen
met de woorden ik kan niet aan alles meedoen.
Volharding en vertrouwen beheerschen
een moeilijkheid en overwinnen een schijnbare
onmogelijkheid.
Niemand is te jong om een goeden in
vloed op anderen te hebben. Tracht elkaar te
helpen en te steunen in den strijd tegen al wat
slecht is.
Keer uw gelaat niet anders naar het ver
leden, dan om te leeren hoe gij de toekomst
ontmoeten moet.
Doe of onderneem niets, zoolang ge toor
nig zijtge zoudt immers ook niet in zee steken
zoolang de storm woedt.
Zooals de storm en het onweer het meest
de schoonste en hoogste gebouwen treft, treft
ook de laster bij voorkeur hen, welke in menig
opzicht ver boven ons staan.
Ken U zeiven 1