J
Bil nummer Dcsiaai uil iirie Biaflen
tweede blad.
11 SS
s
111
1P®
ff
X!
JU
suf
11
IÉH
(S
li*
Mi ll^ll
■fa
p ppP up
V
lÉi lÉi
iüi iH
De B. V. L. Afdeeling Flakkee
FEUILLETON
wÊb
wé
m
m
WW
■A
WÊ h WÊ
mam
•muocslgnowsbs
Zaterdag 12 December 1931. No. 38Q6
schaakrubriek.
H. WEENINK. f
dammen.
Schitterend geslaagde samenkomst. - Redevoeringen
van de heeren Boulogne, Dr. Vos en Ds. Voorsteegh.
De B. V. L. Vredesinstituut. - Geestdrift en enthusiasme.
het zoutende zout
Correspondentie deze Rubriek betreffende te
zenden aan F. W. Nanning, Gerarduslaan 15,
Eindhoven.
No. 226.
Van de week lazen we het plotselinge nieuws,
dat ons het bericht bracht van het overlijden
van H. Weenink. Als men 's Maandags een
brief van iemand ontvangt, met wien men eenige
jaren in aangename correspondentie geleefd
heeft, en men leest dan Donderdags zijn over
lijden in de krant, dan wordt men toch wel
door zoo'n feit aangegrepen. Weenink was niet
kritiekloos, maar een aangenaam mensch
Met hem, kunnen we wel zeggen, is Neder-
landsch grootste probleemcomponist heengegaan.
Doch Weenink was veelzijdig. Niet alleen, dat
hij in de problematiek een wereldvermaardheid
heeft gekregen, ook op het partij gebied was hij
internationaal bekend. De laatste jaren vertegen
woordigde hij Nederland op den landenwedstrijd.
Voor Nederland een groot verlies
Van zijn hand verschenen verscheidene arti
kels in periodieken. Ook een werk over "j h''-
Schaakprobleem" verscheen van zijn hand Dat
dit werk uitnemend was, blijkt wel uit het feit,
dat de bekende Amerikaansche probleemmaece-
man White hem verzocht, dat werk in 't En-
gelsch .te vertalen. Dit laatste heeft dan ook
een wereldreputatie verworven
En nuop veertigjarigen leeftijd is hij
heengegaan. Het heeft zoo moeten zijn.
Hij ruste in vrede.
Probleem voor den wedstrijd.
No. 262.
H. WEENINK.
Good Companion 1917.
Mat in twee zetten.
Een aardig miniatuurtje met thematische
inhoud.
No. 263.
H. WEENINK.
5e E. V. Good Comp. 1920.
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is nul). Voor de maan-
delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste
punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom.
Heeft men 10 keer achtereen geen oplossing
ingezonden, dan wordt men geacht niet meer
mee te doen. Een onoplosbaar probleem vervalt
voor den wedstrijd.
Ter besparing van porti is de oplossings
termijn op circa 4 weken gesteld, zoodat de
oplossers meerdere oplossingen eventueel
tezamen kunnen opzenden.
Oplossing probleem no. 257.
1. Tf5, ef5; 2. Da8f
d6; 2. Pc5-f
i
De7; 2. Pf6f
1
Le7; 2. Pc5f
i
Thg2; 2. Pg3f
1
Tgg2; 2. Pf2t
Mat in twee zetten.
Oplossingen inzenden vóór Zaterdag 9 Jan.
De beide paren laatste varianten vertoonen
de interferenties van stukken met gelijke be
wegingsrichting.
Oplossing Eindspel no. 344.
1. Lg8, Kh8; 2. Le6, d3; 3. Kf4, Lb5; 4. Ke5,
Le8; 5. Kd6, Kh7; 6. Ke7, Kg6; 7. Ld7, Lf7;
8. Lf5f enz.
(Correspondentie dezer rubriek aan
M. Verbiest, Sommelsdijk).
Oplossing probleem no. 92.
De stand was
Zwart: 6, 11, 12, 13, 15, 17, 21, 26, 27, 28, 31.
Wit: 23, 24, 32, 34, 35, 37, 38, 42, 43, 44.
Het slaan wordt door twee stipjes aangeduid.
Wit Zwart
1. 24—20! 15: 24 of 28: 19
2. 44—40 28: 19 of 15: 24
3. 34—29 24 33
4. 38 29 27 49
5. 29—24 19 30
6. 35 24 49 41
7. 47 8Gewonnen.
Oplossing probleem no. 93.
De stand was
Zwart7, 12, 14, 17, 19, 23, 24, 26, 32, 45.
Wit: 21, 27, 33, 34, 38, 43, 44, dam op 1.
Wit:
Zwart
1.
34-29
23
34
2.
33—28
32
23
3.
27—22
17
28
4.
43—39
34
32
5.
44—40
45
34
6.
1— 6
26
17
7.
6- 3!
12
18 gedw.
8.
3- 9!
Gewonnen.
Hier demonstreert de slotstelling op fraaie
wijze de kracht van den dam.
Probleem no. 94.
Zwart: 6, 8, 9, 12, 17, 19, 23, 28, 29, 35, 36.
Wit: 16, 20, 21, 26, 32, 37, 38, 39, 45, 48.
Probleem no. 95.
Zwart: 4, 9, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 22,
24, 35.
Wit: 21, 25, 26, 28, 29, 31, 33, 37, 38, 47,
48, 50.
Oplossingen in de volgende rubriek.
Eindspel no. 60.
Ingezonden door A. J, v. d. H.
Zwart: 15 dam, 26, 35, 42.
Wit: 16, 27, 36, 39, 41, 45.
Wit begint en wint.
Oplossing in de volgende rubriek.
In onderstaanden stand behaalt Zwart voor
deel als volgt
Zwart: 2, 3, 5, 8, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 19,
20, 21, 24, 29.
Wit: 25, 28, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 40, 43,
44, 45, 46, 48, 49.
WitZwart
124-30!
2. 34 23 (gedw.) 20-24!
3. 25 34 24-29
4. 33 :24 19 50
5. 38—33 (de beste) 50—44
En hoewel Wit nu de dam kan afnemen met
gelijk aantal stukken, behoudt Zwart sterk
positievoordeel.
CORRESPONDENTIE.
W. v. A. te N. No. 93 wordt door Zwart
gewonnen, dat was een fout van mij zelf.
J. W. te Middelharnis, Uw probleem zal ik
volgende week plaatsen, doch uw eindspel is
te eenvoudig.
J. S. te H. Volgende rubriek zal ik uw vraag
beantwoorden. Uw brief kwam te laat in mijn
bezit.
DAMCLUB „KUNST EN VRIENDSCHAP".
Donderdagavond zijn er geen wedstrijden voor
de competitie meer gespeeld. De aanleiding
hiertoe was, dat eenige leden door omstandig
heden, anderen omdat ze er niets meer voor
voelden, hadden bedankt. Een en ander was
oorzaak, dat wij met de ranglijst in moeilijk
heden kwamen. Wat was het geval No. 2 van
de ranglijst had zijn partij tegen een uitgetreden
lid verloren. No. 1 had die partij gewonnen.
Als nu die partij van No. 2 vervalt, komt hij
gelijk te staan met No. 2 wat het aantal ver-
liespunten betreft. Wij hebben ons gewend tot
een deskundige op damgebied en deze verklaar
de, dat er in het reglement van den Ned. Dam-
bond niets was bepaald omtrent deze aange
legenheid, omdat dit een interne zaak was van
de vereeniging. Daar bij onze vereeniging ver
scheidene van deze gevallen, o.a. bij No. 4, 5
enz. voorkwamen, besloten wij eenparig vol
gende week een nieuwe wedstrijdenserie te be
ginnen, daarbij NU het besluit nemend, dat
als er leden uittreden, ze gewoon vervallen.
De bedoeling is te spelen in 2 klassen, de
le en 2e klasse. Haalt b.v. een speler het kam
pioenschap van de 2e klasse, dan speelt hij tegen
den ondersten speler van klasse 1 een promotie
degradatie-wedstrijd. Er worden dan 2 prijzen
uitgeloot voor de le en 2e klasse.
HET BESTUUR.
Woensdagavond half zeven kwam in de
Concertzaal van hotel Meijer te Middelharnis
de gewestelijke afdeeling „Goeree en Over-
flakkee" van den Bijzonder Vrijwilligen Land
storm bijeen om te luisteren naar de redevoe
ringen van enkele sprekers, die over boven
genoemd instituut het woord zouden voeren.
De zaal was stampvol. Volgens schatting
van een der sprekers waren er ongeveer een
vierhonderd jonge mannen bijeen. Zij waren op
gekomen uit alle dorpen van het eiland.
De voorzitter van het 'Gewestelijk Verband,
burgemeester Den Hollander, verzocht te
zingen het eerste couplet van het Wilhel
mus, waarop de vergaderden zich van de
zetels verhieven en met enthousiasme het oude
volkslied aanhieven.
De voorzitter wees er op, dat het ieder
goed vaderlander doet doet dit wonderschoone
en teere volkslied te hooren en te zingen. Het
was eenmaal het klaaglied van ons lijdend, het
strijdlied van ons strijdend en het triumphlied
van ons overwinnend voorgeslacht.
Spr. heet allen en inzonderheid den heer
Boulogne van harte welkom en sprak er zijn
groote blijdschap over uit, dat men in zoo grooten
getale als niemand had durven hopen, naar deze
samenkomst was opgekomen.
Het is een grooten zegen, dat in deze moei
lijke dagen, waar een deel van ons volk de
liefde voor ons aloude Vorstenhuis verloren
heeft, dat er nog een groote kern in ons volk
gevonden wordt, dat er zijn eere in vindt om
pal te staan voor Vorstenhuis en Vaderland.
Een kern van jonge mannen, die niet met groote
onverschilligheid den grooten ernst van dezen
tijd langs zich laat voorbijgaan, maar in groote
saamhoorigheid, schouder aan schouder zich als
goede vaderlanders paraat stellen om de schoone
traditie van ons volksleven, zooals die in de his
torie wortelt, te handhaven. Wij leven in een
hoogst ernstigen tijd. Maar die kent onze lands
historie even goed. Tijden van voorspoed en
vterpedering, van eere en verguizing. Maar
in die tijden was ons volksleven toch altijd eens
gezind om eigen bestaan te handhaven.
Tegenwoordig echter zijn er, die meenen
scherpe oppositie 'te moeten voeren en op ge
vaarlijke avonturen te mogen aansturen. Het is
een groot voorrecht, dat er mannen gevonden
worden in het Vaderland, die geheel vrij en
ongedwongen zich aansluiten om als 't moet
met achterlating van alles de orde te hand
haven en tegenover ieder, die meent zijn hand
te mogen uitstrekken naar de heiligste goederen
van ons volksleven, het „afblijven" toe te
roepen.
Spr. uit nogmaals zijn blijdschap, dat men
in zoo grooten getale is opgekomen en zegt,
dat de heer Boulogne hierin het bewijs mag
zien ,dat ook op Flakkee een groote schare
mannen gereed staat ,om desnoods hun persoon
te geven om hetgeen God ons heeft gegeven, te
bewaren en te verdedigen.
Rede van den heer Boulogne,
De heer Boulogne spreekt er zijn blijd
schap over uit voor de afdeeling Goeree en
Overflakkee het woord te mogen voeren. Spr.
roept in de herinnering terug de spannende da
gen na 9 November 1918, toen de wapen
stilstand geteekend was en Prins Max van
Baden het bewind in Duitschland aan de so-
ciaaal-democraten Bbert en Scheidemann over
gaf en de Duitsche Keizer, zonder zijn voor
kennis, door hem van den troon gezet werd.
De Revolutiegolf stroomde over Europa en
bedreigde ook ons Vaderland en toen Troelstra
in de Kamer zeide, dat de Regeering plaats kon
mtiken, omdat haar de macht om langer te
regeeren ontvallen was, ging al een burgemees
ter van een der grootste steden met de sociaal
democraten aan het onderhandelen, alsof de
Revolutie al een voldongen feit was en één der
grootste dagbladen stelde zich reeds in dienst
van de komende socialistische regeering.
Spr. brengt een eere-saluut aan die bijzondere
vrijwilligers, die ofschoon zij 4J^ jaar met groote
ontbering van huis en hof verstoken waren ge
weest en net het lniform hadden uitgetrokken,
toch op den eersten oproep gereed waren om
in Den Haag bij 't Koninklijk Paleis en in de
groote steden bij de stadhuizen de wacht te
betrekken en een dam te vormen, waarop de
Revolutiestroom zich te pletter liep.
Toen in de congresvergadering der S.D.A.P.,
die op Zaterdag en Zondag gehouden werd,
beslist moest worden of de Revolutie zou door
gaan of niet, was het de prefentieve beteekenis
van die vrijwillige landstormers, die aan alle
Revolutionaire actie den kop indrukte.
Maar het geveer bleef dreigen. In het buiten
land greep de Revolutievlam overal om zich
heen. De communistische moordjartijen in Hon
garije en Beieren deden zien, dat het volk van
Europa het evenwicht verloren had en wilde
men ons landje voor dergelijke rampen bewaren,
dan was voor alles noodig, dat men paraat
bleef.
Spr. herinnert hier aan het groote werk van
den kolonel-inspecteur Fabius, die toen de or
ganisatie van den B. V. L. in elkander heeft
gezet, een organisatie, die zoo schitterend en
deugdelijk was, dat zij thans na 13 jaar nog
ten volle bruikbaar is.
Men begreep, dat deze organisatie niet moest
uitgaan noch onder leiding staan van de offi-
cieele regeering of regeeringsorganen, ook niet
van de officieren enz., maar dat zij gedragen
moest worden door het volk zelf.
Dat is volkomen gelukt. De B. V. L., onder
gebracht in 19 districten, telt in meer dan
duizend plaatsen in Nederland haar af-
deelingen. Het is boven alles een nationaal
instituut, dat wortelt in ons volksleven, een
instituut waardoor het mogelijk was wat er
leefde aan verborgen trouw in ons volk, geleid
door zijn natuurlijke leiders, tot openbaring en
organisatie te brengen. Het is een organisatie
geworden, die is uitgeroeid tot zeventig
duizend man.
Spr. wijst er op, dat het gezag en orde, zoo
als zij wortelen in het historisch gewordene,
een groote gave Gods zijn. Dit gezag en deze
orde wenschen wij te handhaven, opdat ons volk
een stil en gerust leven leiden kan, en het zijn
plichten kan vervullen voor troon en altaar,
voor kerk en gezin en volk. Om deze heilige
goederen te bewaren en te bevestigen, is de
organisatie van den B. V. L. noodig geweest.
Het is een instituut, dat vólkomen en uitslui
tend uit v r ij w i 11 i g e r s bestaat. Zij die deel
nemen geven hun handteekening op de verkla
ring van deelname. Maar als de nood daar is
en men komt niet dan wordt naar zulk een
trouwibrekenden persoon nooit meer omgekeken.
Het spreekt ook haast wel vanzelf. De B. V.
L. stelt zich ten doel 'in dagen van nood trouw
te betoonen met woord én daad en dan kunnen
alleen mannen gebruikt worden die volle 18
karaats zijn.
In de tweede plaats wordt de B. V. L. ge
vormd door mannen, die zich geheel belan
geloos geven willen,
Er wordt wel eens gezegd ook door sociaal
democraten dat er voordeelen aan het lid
maatschap verbonden zijn. Maar er wordt door
tegenstanders zooveel over het instituut gelogen.
Gelukkig zijn het nog al onschuldige leugens
want ze zijn heel doorzichtig. De voordeelen
van het lidmaatschap bestaan hierin dat wan
neer de leden in actieven dienst komen zij soldij
krijgen en vergoeding voor kostwinnerschap, en
ook nog weduwen en weezenpensioen. Nu wordt
er gezegd, dat men lid wordt in de hoop die
voordeelen en dat weduwenpensioen te kunnen
verdienen. (Gelach).
Het is te dwaas om over te spreken.
Ook wordt er nog gezegd dat de B. V. L.
ten doel heeft om de arbeidersklasse klein te
houden.
Ook al een dwaas praatje.
Wat verstaat men onder de „arbeiders klas
se
Volgens een bepaalde groep bestaat de ar
beidersklasse uit de leden van het N. V. V.,
het N. A. S. en de revolutionaire socialistische
partij. Wanneer men onder de arbeidersklasse
alleen de revolutionaire volksklasse verstaat
dan hebben zij gelijk, want het is inderdaad de
bedoeling van den B. V. L. om de revolutio
naire volksklasse klein te houden, (Groot ap
plaus.)
Maar het lis socialistische grootspraak om
van de leden van het N. V. V., het N. A. S.
enz., als van d e arbeidersklasse te spreken.
De werkelijke arbeidersklasse is zekeh drie
maal zoo groot.
En de B. V. L. wil deze arbeidersklasse juist
beschermen voor de ontzettende rampen van een
revolutie. (Applaus.)
Spr. zegt hiermede nog weer eens uiteen' ge
zet te hebben hoe de samenstelling van den
B. V. L. is en wat de bedoeling van dit in
stituut is. Gaarne wil spr. eventueele vragen
beantwoorden.
Hierop wordt er pauze gehouden, waarin
de H.H. Dr. Vos, lid der Tweede Kamer der
Staten-Generaal en voorz. van de gewestelijke
landstorm, stelling Amsterdam, en Ds. Voor
steegh, Ned. Herv. Pred. te Den Haag en
Voorzitter van den Bond van Chr. Oranjever-
eenigingen, de zaal binnen komen.
Telegram aan H. M. de Koningin.
Na de pauze deelt de Voorzitter mede
dat uit de vergadering het voorstel is gedaan
een telegram te zenden aan H. M. de Koningin
waarin de B. V. L. betuigt, gewestelijk Goeree
en Overflakkee de trouw en aanhankelijkheid
aan het Oranjehuis te hernieuwen en H. M.
hulde brengt.
Met daverend applaus wordt besloten dit
telegram te verzenden.
Dan heet de Voorzitter de beide H.H.
Dr. Vos en Ds. Voorsteegh hartelijk welkom en
verkrijgt Dr, Vos het woord.
Rede Dr. Vos.
Dr. Vos zegt om twee redenen met groot
genoegen de uitnoodiging om voor de geweste
lijke afdeeling G. en O. van den B. V. L. te
spreken, heeft aangenomen.
De eerste reden is omdat hij als voorzitter
van de stelling Amsterdam met hart en ziel
leeft voor den B. V. L. en in de 'tweede plaats
omdat hij nog nooit op Flakkee geweest is en
tot zijn schande eerst dezen ouderdom moet be
reiken, eer hij ook dit stukje van ons mooie
landje, dat spr. in alle qorden doorkruist heeft,
wat naderbij mocht leeren kennen.
Spr, wijst voor alle dingen er op, dat de B.
V. L. een vredesinstituut is.
En juist daarom heeft dit instituut voor spr.
groote aantrekkelijkheid. Want spr., die in zijn
jonge jaren arts geweest is, heeft zich uit den
aard der zaak, evenals alle dokters dat doen
of althans behooren te doen (gelach) zich bezig
gehouden met het welzijn der menschheid.
De B. V. L. is volstrekt geen militaire
organisatie of een instituut, zooals de heer
Zadelhof het meende, dat tweedracht onder ons
volk zaaien en tot den burgeroorlog wil leiden.
In de Kamer, waar deze meening werd uitge
sproken, werd er zelfs aan toegevoegd door den
heer Duys, dat de B. V. L. haar schietoefenin
gen houdt op nagemaakte socialisten. (Gelach).
Dit alles is dwaas gepraat. De bedoeling van
den B. V. L. is juist om niet te schieten.
Toen in 1918 de revolutiepoging mislukte,
behoorde spr. tot één der eersten, die zich voor
den B. V. L, als lid opgaf. En wat spr. thans
gaat zeggen, vertelt hij vaor het eerst in het
openbaar. Toen er in die spannende dagen ook
te Amsterdam relletjes plaats hadden, waarbij
slachtoffers vielen, en spr. als militair arts zich
belast zag om de slachtoffers van deze door
de communisten geprovoceerde relletjes te ver
binden, viel het hem op, dat deze slachtoffers,
die met hun aangezicht tot de kazerne gewend
stonden, niet in de borst, maar in den rug waren
getroffen. i
In Nederland bestaat er geen enkele aanlei
ding om Revolutie te maken, zegt spr. Wij heb
ben hier de constitutioneele monarchie en een
Vorstin, die nimmer getracht heeft daar eenige
inbreuk op te maken. (Applaus).
Bovendien hebben wij een parlementair stel
sel van zuiver democratischen aard met alge
meen mannen- en vrouwen- actief- en passief
kiesrecht. Zoo democratisch zijn wij in Hol
land, dat men groote moeite zou moeten doen
niet om kiezer te zijn, maar om het niet te zijn.
(Applaus en gelach).
DOOR
H. KINGMANS.
39)
En nu kwaam daar het conflict. Het kon
niet anders, het moest een conflict worden.
Hij kon 'en mocht een nauwere relatie tusshen
Annie en Albert niet toestaan. Dat was zijn
vaste overtuiging. Zoolang de kloof bleef be
staan, kon er van een verbinding geen sprake
zijn, Annie voelde het ook zeer wel.
De gevolgen lagen voor de hand. Het slot
zou natuurlijk zijn, dat Albert niet meer in huis
ontvangen kon worden. En dan stond de jonge
ling, die inderdaad op den goeden weg was,
weer alleen zonder stuur. Het was zeer wel mo
gelijk, al behoefde het niet, dat hij weer geheel
afdwaalde, dat de opgedane indrukken vervaag
den.
Heb ik er goed mee gedaan, met hem in huis
toe te laten vroeg hij zich dan af. Wanneer
hij den jongeling aan zijn lot had overgelaten,
dan was dit conflict niet gekomen.
Maar neen hij verwierp die gedachte. Hij
kon zeggen, dat Albert Meyenbeek op zijn weg,
of liever op di'en van Arie en zijn gezin, was
geplaatst. Met Gretha had hij over Marianne
gesproken. Zij had het zeer juist gezien, toen
zl) uitsprakik heb aan Marianne een taak te
Terrj^ten' het„ben ik mijns 'broeders hoe
der mocht niet in! toepassing worden ge
bracht. Vele menschen zochten hun roeping
m het algemeen, door bij voorbeeld Evangeli-
satiearbeid te verrichten. Hij vond het uitne
mend, maar moest toch telkenmale constatee-
jen, dat zij nalieten het voor de hand liggende
'e doen hun onmiddellijke naaste, zoo mogelijk,
fengen aan d'en voet van het 'Kruis,
Op dat punt was de heer Kleefstra dan ook
gerusthij had er goed aan gedaan, Albert tot
huisvriend te maken, teneinde hem niet alleen
een huis te verschaffen in de groote stad, waar
hij als een eenzame woonde, maar ook door
het goede voorbeeld te trachten, hem voor
Christus te winnen.
Moest hij den jongeling nu loslaten Terwille
van Annie moest het. Na wat hij had gehoord,
was het niet mogelijk, Albert geregeld te ont
vangen.
En dat benauwde hem, naar hij uitvoerig en
gemotiveerd aan zijn vrouw meedeelde.
Mevrouw Kleefstra voelde het bezwaar van
haar man. Zij was van den jongeling, die zich
in niets misdroeg, gaan houden-, zag hem gaarne
in haar woning. En indien het beletsel er niet
was, er zou ge'en enkel motief zijn om hem niet
tot schoonzoon te begeeren.
FIu moest die relatie verbroken worden. Het
moest. Ontegenzeggelijk. Er was geen ontkomen
aan. Albert behoorde de woning ontzegd te
worden, als hij zelf niet voelde, dat hij onmo
gelijk was geworden. Zij twijfelde er echter
niet aan, of hij zou dat begrijpen en eigener
beweging wegblijven. Maar het resultaat was
hetzelfde: hij verkeerde niet meer onder den
invloed, die noodzakelijk voor hem was en die,
zij wist het ook indruk op hem maakte.
„Er is één oplossing," zeide zij plotseling.
„Maar dan moeten wij een offer brengen, al is
dat niet zoo groot, daar we er verleden jaar
nog over gepraat hebben."
Hij kon op dat mom'ent haar gedachtengang
niet volgen.
„Waarom kan Albert voortaan niet meer bij
ons aan huis komen Omdat Annie er is na
tuurlijk. Als wij nu eens deden, wat wij verle
den jaar hebben bepraat, ook met Annie, naar
je weet
„Annie weg vroeg mijnheer Kleefstra, wien
een licht opging. „Het zou mij spijten. En jou
ook. Zij is zoo'n zonnetje in huis."
,,'t Is de vraag, of zij een zonnetje blijven
zal. Als het haar ernst is, en dat moeten we
toch aannemen, heeft zij het voortaan niet ge
makkelijk. Zij komt in een lijdensperiode. Loopt
bovendien, de kans, Albert te ontmoeten, als
hij in Noorstad blijft. Ongetwijfeld zou het ook
mii spijt'en, Annie te moeten missen. Maar waren
we het er verleden jaar niet over eens, dat het
wel goed voor haar zou zijn, wanneer zij eens
eenigen tijd in een andere omgeving was
iHet hoofd der school luisterde met de groot
ste aandacht. En hij neigde er toe, zijn vrouw
gelijk te geven.
„Inderdaad waren we het daar verleden jaar
over eens. Ik denk er nog zoo over. Voor elk
mensch is het goed, eens in een andere omgeving
te vertoeven. En Annie had er toen ook wel
ooren naar, al is er daarna niet meer in ernst
over gesproken. Maar staat de zaak nu niet
ietwat anders Worden we op deze wijze niet
gedwongén, Annie te laten gaan
„We zullen dan dat offer moeten brengen.
Het is de eenige oplossing, om Albert te kun
nen vasthouden. Hij kan dan blijven komen, in
elk geval, zoolang Arie nog niet naar Zwolle is
en natuurlijk ook daarna, als hij dat verkiest.
Als wij hem loslaten, dwaalt hij af naar alle
waarschijnlijkheid. Wanneer hij hier blijft ko
men, is het niet onwaarschijnlijk, dat zul je moe
ten toegeven, dat hij den goeden weg geheel
vindt en behoudt."
„Je redeneering sluit als een bus. Je praat",
glimlachte de heer Kleefstra, ietwat ondeugend,
„zelfs logischer dan vrouwen heel vaak dóen.
Maar het offer lijkt mij te groot. Er komt bo
vendien bij, dat wij beslissen zonder Annie."
„O, mannie, dat zeg ik niet. Annie moet er
geheel vrijwillig in toestemmen. We zeggen haar,
hoe wij er over denken, méér niet. Van dwang
mag geen sprake zijn. Indien zij niet wil of be
zwaren oppert, gaat het over. Zij moet zelf
kiezen."
„Daar wordt het iets anders van", meende hij.
Nu was het de beurt aan mevrouw Kleefstra,
om ondeugend te glimlachen.
I „Ik vermoed, wat je denkt. Je hebt een stille
4 hoop, dat Annie bezwaren maken zal."
„Inderdaad, vrouw. Je bent gedachtenlezeres.
Ik verwacht die bezwaren trouwens. Annie
stemde verleden jaar wel met ons in, maar toen
werd er niet bepaald ernst van de zaak gemaakt.
Als het er op aankomt, deinst zij, vermoed ik
tenminste, er voo rterug. Zij is Gretha niet."
„Annie zal, zoo niet onmiddellijk, dan toch
zeer spoedig, er in toestemmen", meende zij, op
vasten toon sprekend.
„Wil je er haar toe overhalen
„En ik heb zoo juist opgemerkt, dat dwang
niet mag worden toegepast. Wij doen haar alleen
die oplossing aan de hand en dan moet zij be
slissen."
„Maar waarom denk je dan, dat zij zal toe
stemmen vroeg de heer Kleefstra verbaasd.
„Mannen leeden toch nooit," antwoordde zij,
min of meer vroolijk gestemd. „Zij kunnen blijk
baar niet inzien, dat een echt liefhebbende
vrouw steeds bereid is, een offer te brengen
voor hem, dien zij liefheeft. Ik verzeker je, dat
Annie het offer met vreugde brengt, 't Is niet
eens een offer, mannie. Door haar vertrek blijft
er immers een band tusschen ons gezin en Al-
bert Wat kan zij meer wenschen
„Ik bewonder je scherpzinnigheid en ga ge-
looven, dat je in dit opzicht gelijk hebt. Maar
ik heb nog e'en bezwaar, dat niet licht is; dat
nog zwaarder is dan de meening, dat Annie zou
kunnen weigeren."
,,'t Is slechts een idee van mij. Als je meent,
dat die oplossing niet mogelijk is, dan praten
we er met Annie eens over."
„Dat beweer ik niet. Maar de bezwaren moe
ten we zien en wegen. Als Albert wéét, waarom
Annie vertrekt, gaat dan niet het gevaar be
staan, dat hij verandering van levensbeschou
wing voorwendt, alleen om Annie hier weer
terug te krijgen Dan was het middel erger ge
weest dan de kwaal."
„Acht je Albert tot zulk een karakterloosheid
in staat 7" was haar wedervraag.
„I'k geef toe, dat hij een hoogstaand karakter
heeft. Sterk is dat gebleken na de droeve his
torie met zijn vader en trouw'ens ook wel in een
menigte kleinigheden. Maar ons menschelijk hart
is arglistig. Het gevaar bestaat. En het zou
vreeselijk zijn, vrouwtje, als later blijken zou,
dat hij slechts gehuicheld had."
„Dat zou het. Maar ik geloof het niet van
Albert. Hij is er te eerlijk en oprecht voor. Er
komt evenwel nog bij, dat ik heel niet gezegd
heb, dat hij het weten' moet; waarom Annie
weggaat."
„Dus je wilde het hem niet zeggen
„Weineen, Waarom Je deelt, als het zoover
is, eenvoudig mede, dat Annie vertrekt; dat we
daarover vroeger hebben gesproken. Wat de
volle waarheid is. En als Gretha en ook Arie
dan vooraf op de hoogte zijn gebracht, dan
toonen zij niet de minste verwondering en spre
ken er als iets gewoons over."
„Het plan is toch niet slecht, ik moet het
eerlijk bekennen, 'k Wil er nog eens over na
denken. Want 'k zou gaarne den jongen vast
houden. Hij is aanvankelijk op den goeden weg.
Als wij hem verstooten, en dat zou dan toch
moeten, zijn we hem kwijt."
Den volgenden morgen had de heer Kleefstra
zijn beslissing genomen. Hij deelde zijn vrouw
mede, er dien middag, op den weg naar Zuid-
woude, met Annie over te zullen praten.
„Maar ik deel haar alleen mede, wat wij be
sproken hebben, hoor. Ik oefen ge'en invloed op
haar uit."
„Dat hebben we afgesproken. Doch, aan den
anderen kant, moet je haar ook niet terug zien
te houden."
„Ook dat niet. Ik laat haar in volle vrijheid
beslissen."
Het hoofd der school hield woord. Op den
weg naar het mooie dor$ ten Zuiden van Noord-
stad bracht hij het gesprek op het door Gretha
meegedeelde, om tot zijn groote voldoening nu
persoonlijk te bemerken, dat Annie niet alleen
niets voor hem verborg, maar ook onomwonden
te kennen gaf, dat zij, onder de gegeven om
standigheden, Albert niet een toestemmend ant
woord geven kon en mocht.
„We zijn heel blij, dat jij en Gretha dat zoo