AG
en
A G
N
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
de Beste!
TIJD
leegt
Antirevolutionair
Orgaan
sIGEN
■>Aaarf/er
IN HOC SIGNO YINCES
No. 3806
ZATERDAG 12 DECEMBER 1931
46STE JAARGANG
AFD.
OPJES
ERDAG
|{PRI JS 25 CENTS
De B. V. Li
Op den Uitkijk.
Alle stukken voor de Redaetle bestemd, Adveftentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
Overal verkrijgbaar
rerlj v.h.
lelsdljk
t Uw Yulpeip,)
itis vullen bi)
irlj v.h.
lommelsdljlf
'J
En de Geest en de Bruid
zeggen: Mom.
DRA15 A-vanYMKEHBURC^--
•IEEL, OLIËN, enz.
7 December. Fijne Zadei
31auw maanzaad 23—2!
koolzaad 12—14, voei
ïwbl. zaailijnzaad 11—1
12, alles per 100 K.G.
December. Binnenlandse!
chten. Gerst 6.256.7!
vten (kleine groene) 10.5
'an 7.509.50; Schokkei
erder van 813; Bruin
it van 7 tot 9.50, alle
WOL, DIVERSEN.
December. Vlas. (Opgaa
ers). Aanvoer; 2400 K.C
0 ct.; 2800 K.G. Hollandse
3 K.G. dauwroot, 3542J.
ming kalm, aanvoer zes
ige houders willen niet vei
jenwoordige prijzen. Vooi
moedigend.
'TERDAM
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling,
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
EU
IQT ONS
lELBOEK
INZAGE I
,3?
si
Woensdagavond hield de geweste
lijke afdeeling „Goeree en Overflak-
kee" van den Bijzonder Vrijwilligen
Landstorm een schitterend geslaagden
avond.
Een pracht illustratie van het feit,
dat dit instituut inderdaad door „vrij
willigers" gevormd wordt.
Er was voor dezen avond geen en
kele reclame gemaakt.
Slechts op een eenvoudige uitnoodi-
ging waren de leden van den B. V. L.
samengestroomd om naar enkele spre
kers te luisteren en den goeden geest,
^^»r in dit corps zit, te demonstreeren.
En van iedere gemeente op Flakkee
varen ze opgekomen, flinke, stoere,
onge kerels,.de kern van ons eiland.
Ons volk moet wel dankbaar zijn,
'|dat tWt nog zulke jonge mannen bezit,
waarop het in dagen van geweldige
geestelijke spanning als wij doorleven,
vasten staat kan maken.
Want zoo'n samenkomst, waar de
geestdrift naar alle zijden uitpuilt en de
humor niet afwezig is, moge nu wel
aardig lijken, maar het is toch precies
zooals één der sprekers opmerkte de
achtergrond van heel de B.V.L.-bewe-
ging is toch van ontroerende ernst.
Het is een instituut, dat waken moet
joegen onverwachtsche sprongen van
jiïeen gevaarvollen vijand. En geen vij-
tl; nd die buiten de grenzen ons volk en
orstenhuis bedreigt, maar dat in ons
is: eigen volk leeft.
Communisme en socialisme zijn par-
jrjüjen der revolutie, die den toeleg heb-
Len om de orde der dingen om te kee-
jiiren. Het zijn volstrekt geen democrati-
,-he partijen, die zich buigen voor den
demos" voor den wil des volks, maar
e de dictatuur van een minderheid
sv\ irlangen.
Ware democratie Dr. Vos zei het
ueffend juist aanvaardt het parle
mentaire stelsel, zooals zich dat in ons
)and heeft ontwikkeld, omdat alleen
Lags dien weg het gansche volk in al
I n lagen kan meespreken.
Wie het waarlijk om democra-
ie te doen is, denkt in ons land aan
en revolutie-poging, omdat hier iede-
poging om tot revolutie te komen
volstrekte tegenspraak is met het ka-
^kter der waarachtige democratie,
'aarom is oo kheel de naam der
A.P., sociaal-democratische arbei-
rspartij, één groote leugen. Zij is
„sociaal", nóch „democratisch",
,ch de arbeiderspartij. Ja, ook niet dè
'beiderspartijWant zij omvat alleen
éhts de arbeiders, die revolutionair
dnd zijn en dat is gelukkig nog maar
7 deel van ons arbeidersvolk.
:s!>
y-ifoch
jjn' daarom is het instituut van den
x X. van zoo geweldige beteekenis.
Het moet een middel zijn om ons
volk voor de vreeselijkheid eener revo
lutie te bewaren.
En daarachter zit deze gedachte dat
er een deel van ons volk is, dat zich
volkomen heeft losgemaakt van onze
schoone landsihistorie, dat zich niet
meer buigen wil voor den wil van God
in de lijn onzer historie geopenbaard.
Daarom is de B.V.L. een lichaam
van zeer droeve noodzakelijkheid.
Uit het revolutionaire kamp worden
de zaken wel eens omgekeerd, wat daar
trouwens een heel natuurlijk ding is,
daar wordt het voorgesteld alsof de
B.V.L. ons land in voortdurende beroe
ring houdt en feitelijk den burgeroorlog
wil.
Maar oorzaak en gevolg worden hier
verwisseld. Was er geen volksgroep
die de revolutie wil, dan was er natuur
lijk ook geen B.V.L.
Juist omdat de B.V.L. geen burger
oorlog, geen revolutie, maar de orde en
de rust en den vrede wil, daarom blijft
zij paraat, als 't moet 't geweer bij den
voet
Zeer juist merkte dan ook één der
sprekers op, dat de B.V.L. een vre-
des-instituut is.
En als zoodanig is de B.V.L. een
groote zegen voor ons Nederlandsche
Volk.
Deze 70.000 mannen, wien het vol
len ernst is te zijn een bolwerk, een
sterken dam, die de stuwende wateren
der revolutie belet ons land te over-
stroomen en het te verdrinken in de
zwarte kolken van dood en ellende, zijn
een weldaad voor ons Nederlandsche
volk.
Ons Nederlandsche volk in zijn over-
groote meerderheid wil geen revolutie,
ook niet de arbeiders die zich nog bui
gen voor den wil van God.
En als er dan zijn die de dictatuur
der minderheid willen brengen over de
meerderheid, dan zal blijken, dat ons
Volk in zijn diepste wezen, nóg vast
houdt aan de heiligste goederen die
God ons gaf.
Daarom verheugt ons den goeden
geest in den B. V. L, .en verheugt het
ons ook, dat er op de Zuid-Hollandsche
eilanden en met name Flakkee een
groote schare van jonge mannen zich
verbonden heeft, onder de banier van
dit instituut, die als 't noodig is er alles
voor over hebben om te voorkomen,
dat den historischen band door God zelf
gelegd tusschen Oranje en Nederland
worde doorgesneden.
In dit instituut tintelt na den bezielen
den gloed van onze Vaderen, die lange
jaren geworsteld hebben en geleden in
bloed en tranen om het behoud van de
hoogste ideeële goederen, die God aan
een volk schenken kan.
En daaromhulde aan den
B. V. L.
Eén van de meest kenmerkende verschijnselen
van onzen tijd is wel het gebrek aan zonde
besef.
Zonde wordt in breede kringen niet meer
gezien als een krenking van de allerhoogste
Majesteit Gods, maar hoogstens als een misdrijf
tegen den naaste gepleegd.
Men vindt deze idee vooral in kringen als
b.v. van Krishnamurti. In de door deze richting
uitgegeven Ster-bulletins vindt men hoogdraven
de en soms ook verhevene gedachten, maar
steeds betrekking hebbend op de verhouding
tusschen menschen onderling. Het is opvallend,
dat er zoo weinig sprake is van een verhouding
tot God.
Dat treft ook bij «n'enschen als van de „vredes
beweging" ik zet dat altijd maar tusschen
haakjes, het lijkt anders net alsof menschen, die
niet aan de „vredesbeweging" doen, geen vredes-
menschen zijn, en' dat zou toch wel een beetje
eenzijdig gedacht zijn.
Die „vredes-beweging-menschen" praten, als
zij het hebben over het oorlogsprobleem, bijna
altijd en uitsluitend over het vreeselijke onrecht
en de wreedheid, die den menschen wordt aan
gedaan. Over een verhouding tot God ook in
het vredes-vraagstuk wordt door hen schier
nooif gesproken.
Dat frappeert ook als men het oor te luisteren
legt in allerlei kring van „religieuze Christenen",
of beter: van religieuze menschen, want er zijn
tegenwoordig in Europa ook al veel menschen
die volstrekt geen Christen willen zijn en toch
grooten prijs stellen op den naam van „reli
gieuze" menschen te zijn.
Onder de socialisten heeft men dat ook.
In de S.D.A.P. heeft men b.v. ook al allerlei
stroomingen, van volstrekte atheïsten tot teere
religieuze menschen toe. En het partij-bestuur
heeft vaak heel wat moeite om onderlinge ru
zietjes te voorkomen.
Maar nu is het algemeen kenmerk van die
religieuze menschen, hoezeer ze verder ook weer
mogen verschillen, dat ze als ze de zedelijke
verhoudingen, het religieuze leven bespreken of
beschrijven, zij het schier uitsluitend hebben over
de verhouding tusschen menschen onderling. Zij
halen er dan wel „Gods wil" bij aan. Natuurlijk.
Zij zeggen: het is de wil van God, dat alle
menschen goed voor elkander zijn. God wil dat
we elkander zullen liefhebben. We moeten zacht
over onze medemenschen denken, dat is de wil
van God. God wil, dat we gaarne vergevens
gezind zijn, enz.
Zij spreken wel over den wil .van God, maar
altijd in verband met de verhouding tusschen
de menschen onderling.
Men- zou het kortweg zoo kunnen zeggen:
zij bepalen zich tot de tweede tafel der wet.
En dat is dan de inhoud van hun religie. Als
ze over God praten, dan krijgt men den indruk,
dat zij eigenlijk maar wat „ins Blaue hinein"
wegredeneeren. God is bij hen maar een ab
stract, een vaag begrip. Feitelijk komen ze
terecht bij het pantheïsme.
Hoogstens mag in de intimiteit van de bin
nenkamer persoonlijk met een God gesproken
worden. Het is „te teer" om daarmee in het
publieke leven te komen.
Zoo ongeveer redeneeren en denken die re
ligieuze menschen.
En ze vinden zich met dit standpunt al
wonder godsdienstig.
Ze meenen, dat ze met dit standpunt voor
tijd 'en eeuwigheid wel genoeg hebben.
En het eigenaardigste bij dit alles is nog, dat
deze menschen denken hiermee erg in de mode
te zijn.
Het bewijst „standing" als men aan „religie
doet". 'Het is iets nieuws, een snufje van den
utra-modernen tijd.
Men heeft de materialistische inslag, die de
vorige eeuw kenmerkte, den rug toegewend. Men
weet meer dan de vaderen van de vorige eeuw,
die in den grond der zaak niet anders dan
Droogstoppels en Slijmeringen waren; die den
Javaan uitmergelden en alleen maar dachten
aan een dikke brandkast en een weelderigen
ouden dag.
Neen, men doet aan „religie".
Dat is iets nieuws, dat reikt verder dan onze
bekrompen vaderen met dat „vadermoorders"
om den stijven nek, gereikt hebben.
Inderdaad er is kentering gekomen.
Er is geloof aan een God, ergens in het
heelal en in het hart van den mensch.
Er is meer dan stof en kracht.
Onze eeuw geeft weer haar rechten aan de
ziel en haar bestaan. Zoo werd reeds in den
aanvang van deze eeuw gejubeld.
Zeker, het godsdienstig kleed, dat men heeft
aangetrokken, is van nieuwe coupe. Het is
van volstrekt nieuwe snit. Anders zou de
mensch der twintigste eeuw het volstrekt niet
hebben aangetrokken, daarvoor is hij veel te
vooruitstrevend.
Maar onder dat kleed leeft toch dezelfde
mensch als van vorige eeuwen'. Daarin is geen
haar verschil.
En als men nu die religieuze bevlieging van
onze eeuw wat meer op den keeper beschouwt,
dan bemerkt men al spoedig, dat er ook hier
niets nieuws onder de zon te vinden is.
Waar de mode-mensch van onzen tijd mee
dweept, hebben hun vaderen al voor honderden
jaren vertroeteld.
Het is niet anders dan het humanisme, dat
uit de plooien van het religieuze gewaad te
voorschijn treedt.
Het oude humanisme, dat zich reeds in de
dagen van Calvijn ün sommige lagen van het
volk openbaarde.
Het oude is weer nieuw geworden.
Waar zou de mensch der twintigste eeuw ook
het vernuft en de kracht vandaan halen om
iets nieuws uit te broeden
Ach, in onze dagen zijn er „religieuzen", die
dit gaarne willen beamen. Zij willen geestelijk
nakroost van het oude humanisme heeten en
zijn er van overtuigd, dat zij hiermee iets moois
aanbidden. Humanisme wil toch eigenlijk niet
anders zeggen dan dat men de verheffing van
het menschdom 'zoekt. En zou dat niet de
hoogste vorm van religie zijn
Maar ook hier herhaalt zch de historie. De
groote apostelen van het humanisme in de veer
tiende en vijftiende eeuw aanbaden in het hu
manisme van hun dagen in den grond niet an
ders dan het oude klassieke heidendom. Naar
het woord van een bekend geleerde uit onzen
tijd, stond bij hen de Humana op den voor
grond (het menschelijke). Wel werd naar den
geest des tijds aan de lezing van de Heilige
Schrift in het Hebreeuwsch en het Grieksch
gedacht, maar toch deed de Schrift hierbij
slechts dienst van locomotief, om den trein der
klassieke schrijvers binnen het station te rijden.
Het humanisme stelde zoozeer den mensch als
mensch op den voorgrond, zonder met zijn val
en bederf rekening te houden 'en naar waar
achtige bekeering te vragen, dat het latere gees
teskind, het Rationalisme, den mensch als het
interessantste schepsel beschouwde en van uit
eigen gedachtengang zich tegen de openbarings
gedachte van God en Zijn Woord te weer
stelde. Of naar het woord van denzelfden ge
leerde: „Het op zich zelf mooie woord (huma
nisme) werd misbruikt om de aanbidding van
den mensch te verheerlijken en straks het ni
Dieu ni maïtre uit te galmen."
Precies zoo staat het met de vele religieuzen
van onzen tijd. Zij aanbidden het echt-mensche-
lijke. Zij spreken over God, maar alleen om er
den mensch in te dienen. En daarom heeft in
den grond der zaak heel deze beweging niets
met Godsdienst -te maken. Evenmin als het klas
sieke humanisme, dat onder religieuze termen
het oude klassieke heidendom weer Europa
wilde binnenhalen, en wel eenige waarde hechtte
aan wat Christus gezegd had, maar het toch
niet hooger aansloeg dan wat b.v. mannen als
Socrates en Aristoteles hadden geleerd.
Het Christendom stelt voor alle dingen de
concrete verhouding tusschen- God en het schep
sel in het licht.
De eerste tafel der wet gaat voor de wet, is
de grond, waarop de tweede rusten moet. De
Bergrede kan niet losgemaakt worden van het
drama van Golgotha, en Golgotha weer niet van
het drama van het Paradijs.
M. a. w. God moet transcendentaal staan
tegenover het schepsel, dus geen pantheïsme,
dat met een vroom praatje den mensch ver
goddelijkt. En God moet altijd de eerste zijn in
ons denken en ons leven. Want wij moeten
onder het besef ademen, dat wij schepping van
Zijn hand zijn en dat Hij dus alle aanspraak
kan laten' gelden op geheel ons leven. Wie dit
concreet ziet, kan onmogelijk scheiding maken
tusschen publieke leven en bidvertrek, die moet
op alle levensterrein allereerst vragen: wat zegt
hier Gods Wet Die moet ook allereerst op
elk levensterrein belijden: God is hier Heer en
Meester, want Hij heeft al deze dingen tot het
aanzijn geroepen.
Wie zoo tegenover de dingen gaat staan,
krijgt zondebesef, want die ziet het leven bij
het afschijnsel van Gods Heiligheid.
Langs dien weg kan men komen, ik zeg niet,
dat men' er komt, tot zuivere religie, tot Gods
dienst, maar die ziet dan ook, dat alle religie,
die hier buiten omgaat, geen dienen van God
is, maar 'humanisme, menschendienst in den
slech-tsten zin des woords, want wie God niet
dient, zooals Hij gediend wil zijn, kan ook
onmogelijk de menschheid dienen, die blijft in
den cirkel en vervalt van humanisme in ratio
nalisme en van rationalisme in individualisme.
Men kent den cirkelgang wel uit de historie.
UITKIJK.
XVI.
Was die idee nieuw
Welke idee
Om internationaal voor de bescherming der
arbeiders te waken. Geenszins, 't Is gewoonweg
onmogelijk, dat de Volkenbond daar nu eens
't primeurschap van zou bezitten.
Van -die Internationale zijn voorloopers ge
weest; en dat kon ook niet anders, iwant heel
de Sociale beweging der 19de eeuw had niet
tot, inhoud: hooger loon als materialistischen
factor. Dat is toen wel gezegd, en ',t wordt
door een puur dammen arbeider nog wel
gezegd, maar de Strijd toen, 'en nu nog, gaat
om de afschudding van Verachting,
die een arbeider voor zichzelf
heeft.
De Sociale Strijd is nooit verscherpt of
verzacht door een kwartje per uur minder of
meer. Zoo'n kwartje was en is maar een luttele,
materieele afbetaling op een gekrenkt
zieleleven: maar nooit is een materie in
staat om een 'hartescheur te zalven en te ge
nezen.
Wie dat niet inziet, zal ook nooit de Sociale
Wetgeving begrijpen.
Al geef je een arbeider winter en zomer
twintig -gulden per week, en hij kan er dan
behoorlijk van rondkomen, dan is hij nog maar
een,arrebeieren staat hij nog even laag
op den moreel-socialen ladder als 50 jaar ge
leden. Het Klassestelsel is wettelijk afgeschaft;
maar De Arbeider is en blijft voorloopig nog
een geverfde en een geteekende; een „ketter"
in 't rijk der sociale geijkte denkbeelden.
Er wordt nu al een- eeuw gevochten, en wij
zijn feitelijk nog geen stap vooruitgekomen; en
dat zit em alleen in 't werkelijk schrikbarend
feit, dat een.arrebeierna de vervloten
eeuwnog een arrebeier isen arrebeier
blijft.
Watblief? Watblief
We zijn bereid om op dit thema door te gaan,
maar iwe moeten over de twee Organen der
Internationale Arbeidsorganisatie schrijven; over
art. 427doch dit zijn we met Ruskin eens:
rationaliseert den arbeid; geef loonen die ruim
voldoende zijn voor een menschwaardig bestaan;
geef, 30, 40, 50 gulden per week; geef 45 uren-
te werken; geef den arbeiders een heerenleven,
dan nog zijn we niet waar we moeten zijn; al
dat: is polijsten met poetspommade; al dat is 't
roest der ziel wegvernikkelen; al dat heft de
arbeidersziel niet omhoog; al dat blijft in den
mamonnistischen vorm van geld en rust toch
verstikken de teere kiemen der menschelijke
Rede; toch verstikken de Zelfbewustheid van
een hoofdschakel te zijn in den ketting, die de
grondstoffen tot fabricaten' hervormt; dat is
blijft verstikken de hoogachting, die van Gods
wege een arbeider voor zichzelf behoort te
hebben.
Een hoogachting, die de Denk- en Werk-
wereld vooreen lompenarrebeier
moet hebben; 'en zeer zeker moet hebben voor
duizenden werklieden onder de millioenen, die
in moraliteit, werklust en „gezicht"
op 't werk boven hun confraters staan en voor
wien de patroon zijn hoed mag afnemen. Doch
we hopen op dit punt nog wel eens terug te
komen, omdat we ook over de Kerk en de
geestelijke stroomingen, die met 't Sociale werk
samenvloeien, later nog wel wat te zeggen
hebben.
De Internationale Arbeidsorganisatie, finan-
tieel verbonden aan den Volkenbond, maar ove
rigens autonoom, zelfstandig, kan onmogelijk het
Sociale leven van 55 Bondsstaten overzien
daarom wordt ze geholpen door 2 organen: de
Internationale Arbeidsconferentie èn 't Inter
nationale Arbeidsbureau of B. I. T.
Wat is die Arbeidsconferentie voor een
orgaan
Ze is, wat de Bondsvergadering in den Vol
kenbond is; n.l. de som der aandeelhouders n
de Naamlooze Vennootschap; alleen met dit
verschil, dat de 55 Heeren der Bondsstaten den
pol-itieken vrede zoeken; maar de Heeren
der Arbeidsconferentie den socialen vrede
Y--- en, omdat die sociale vrede afhangt
van Patroons plus Werkliedendaarom
bestaat die Internationale Arbeidsconferentie uit
Patroons plus Werklieden uit die 55 Staten.
Eens per jaar vergadert die Conferentie min
stens; en dan komen in een of andere Wereld
stad 55 -maal vier afgevaardigden of 220. Van
deze 220 worden er 55 maal twee afgevaardigd
door de Regeering als haar tolk; 55 maal
een komen er als werkgever en 55 maal een als
arbeider.
Er zitten dus 220 menschen: 110 namens de
Kroon; 55 bijna namensde Kroon, en nog
eens 55bijna namens de Kroon; want èn
-die patroons èn die arbeiders iworden aan
gewezen door den Landsminister, ofschoon,
en dit moet er bij gezegd, ofschoon de Lands
minister eerst 't advies inwint van de
Patroonsorganisatie en der groote Arbeiders
organisatie; en wie door die twee Organisaties
op de nominaties gezet is, en No. 1 b.v. staat:
die worden door den Minister aangewezen om
naar de Conferentie te gaan.
Daarom zijn de 110 werkmenschen ook ver
deeld, niet in 55 groepen, naar de Staten; doch
in één Werkgeversgroep èn een Werknemers-
groep; rechter- en linkervleugels; terwijl dan de
110 Regeeringsafgevaardigden tusschenbeiden
treden tot verzoening van de 55 Werkgevers
en de 55 Werknemers.
Wat is nu de -taak dier 220 Heeren uit alle
55 Staten
Ze krijgen lang voordat er vergaderd is, de
Agenda thuis uit Genève, waar de Directeur
der Intern. Arbeidsorganisatie met zijn Staf, die
Agenda' gewikt en gewogen heeft.
Die Agenda komt op de 55 Regeeringsdepar-
tementen; komt bij de Patroons- en Werklieden
organisatie in eiken aangesloten Staat; wordt
daar natuurlijk ook overwogen, en ten slotte
trekt men ter Conferentie in Bazel, of Londen,
waar dit bepaald geworden is.
Op de Conferentie wordt niet in 55 talen
gesproken; slechts in twee: Fransch en Engelsch,
en vertaling en vertolking in de 55 talen wordt
dan later gegevenmaar zóóveel vertalingen
zijn volstrekt niet noodig; Fransch of Engelsch
verstaat bijna ieder op zoo'n Conferentie, omdat
daar de „kopstukken" zitten van de Sociale
beweging.
In de Conferentie „besluit" men; of men vol
staat met een „aanbeveling", of men „neemt
aan".
Van 1919 tot 1929 heeft de Conferentie 28
Ontwerp-verdragen aangenomen.
Op 1 -Dec. 1929 hadden 32 Staten, waaronder
alle groote industrieele Staten als Duitschland,
Engeland, Frankrijk, Amerika, een zeker aantal
dezer 28 Ontwerpverdragen geratificeerd of
aanvaard.
Wat is een Verdrag
't Is een Internationale regeling van een deel
van den Arbeid, waarvan de toepassing door
de Staten, die het geratificeerd hebben, verplicht
is. De Staten moeten him wetgeving voortaan
naar dat Verdag inrichten, 'en doet een of andere
Staat zulks niet, dan wordt er bij de Internatio
nale Arbeidsorganisatie een klacht tegen dien
Staat ingediend. De Conferentie maakt die Ver-
dranen. -maar de Wetgevende macht in elk Land
beslist er over en de Kroon onderteekent.