AG en A G N voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden, de Beste! TIJD leegt Antirevolutionair Orgaan sIGEN ■>Aaarf/er IN HOC SIGNO YINCES No. 3806 ZATERDAG 12 DECEMBER 1931 46STE JAARGANG AFD. OPJES ERDAG |{PRI JS 25 CENTS De B. V. Li Op den Uitkijk. Alle stukken voor de Redaetle bestemd, Adveftentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers Overal verkrijgbaar rerlj v.h. lelsdljk t Uw Yulpeip,) itis vullen bi) irlj v.h. lommelsdljlf 'J En de Geest en de Bruid zeggen: Mom. DRA15 A-vanYMKEHBURC^-- •IEEL, OLIËN, enz. 7 December. Fijne Zadei 31auw maanzaad 23—2! koolzaad 12—14, voei ïwbl. zaailijnzaad 11—1 12, alles per 100 K.G. December. Binnenlandse! chten. Gerst 6.256.7! vten (kleine groene) 10.5 'an 7.509.50; Schokkei erder van 813; Bruin it van 7 tot 9.50, alle WOL, DIVERSEN. December. Vlas. (Opgaa ers). Aanvoer; 2400 K.C 0 ct.; 2800 K.G. Hollandse 3 K.G. dauwroot, 3542J. ming kalm, aanvoer zes ige houders willen niet vei jenwoordige prijzen. Vooi moedigend. 'TERDAM Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. EU IQT ONS lELBOEK INZAGE I ,3? si Woensdagavond hield de geweste lijke afdeeling „Goeree en Overflak- kee" van den Bijzonder Vrijwilligen Landstorm een schitterend geslaagden avond. Een pracht illustratie van het feit, dat dit instituut inderdaad door „vrij willigers" gevormd wordt. Er was voor dezen avond geen en kele reclame gemaakt. Slechts op een eenvoudige uitnoodi- ging waren de leden van den B. V. L. samengestroomd om naar enkele spre kers te luisteren en den goeden geest, ^^»r in dit corps zit, te demonstreeren. En van iedere gemeente op Flakkee varen ze opgekomen, flinke, stoere, onge kerels,.de kern van ons eiland. Ons volk moet wel dankbaar zijn, '|dat tWt nog zulke jonge mannen bezit, waarop het in dagen van geweldige geestelijke spanning als wij doorleven, vasten staat kan maken. Want zoo'n samenkomst, waar de geestdrift naar alle zijden uitpuilt en de humor niet afwezig is, moge nu wel aardig lijken, maar het is toch precies zooals één der sprekers opmerkte de achtergrond van heel de B.V.L.-bewe- ging is toch van ontroerende ernst. Het is een instituut, dat waken moet joegen onverwachtsche sprongen van jiïeen gevaarvollen vijand. En geen vij- tl; nd die buiten de grenzen ons volk en orstenhuis bedreigt, maar dat in ons is: eigen volk leeft. Communisme en socialisme zijn par- jrjüjen der revolutie, die den toeleg heb- Len om de orde der dingen om te kee- jiiren. Het zijn volstrekt geen democrati- ,-he partijen, die zich buigen voor den demos" voor den wil des volks, maar e de dictatuur van een minderheid sv\ irlangen. Ware democratie Dr. Vos zei het ueffend juist aanvaardt het parle mentaire stelsel, zooals zich dat in ons )and heeft ontwikkeld, omdat alleen Lags dien weg het gansche volk in al I n lagen kan meespreken. Wie het waarlijk om democra- ie te doen is, denkt in ons land aan en revolutie-poging, omdat hier iede- poging om tot revolutie te komen volstrekte tegenspraak is met het ka- ^kter der waarachtige democratie, 'aarom is oo kheel de naam der A.P., sociaal-democratische arbei- rspartij, één groote leugen. Zij is „sociaal", nóch „democratisch", ,ch de arbeiderspartij. Ja, ook niet dè 'beiderspartijWant zij omvat alleen éhts de arbeiders, die revolutionair dnd zijn en dat is gelukkig nog maar 7 deel van ons arbeidersvolk. :s!> y-ifoch jjn' daarom is het instituut van den x X. van zoo geweldige beteekenis. Het moet een middel zijn om ons volk voor de vreeselijkheid eener revo lutie te bewaren. En daarachter zit deze gedachte dat er een deel van ons volk is, dat zich volkomen heeft losgemaakt van onze schoone landsihistorie, dat zich niet meer buigen wil voor den wil van God in de lijn onzer historie geopenbaard. Daarom is de B.V.L. een lichaam van zeer droeve noodzakelijkheid. Uit het revolutionaire kamp worden de zaken wel eens omgekeerd, wat daar trouwens een heel natuurlijk ding is, daar wordt het voorgesteld alsof de B.V.L. ons land in voortdurende beroe ring houdt en feitelijk den burgeroorlog wil. Maar oorzaak en gevolg worden hier verwisseld. Was er geen volksgroep die de revolutie wil, dan was er natuur lijk ook geen B.V.L. Juist omdat de B.V.L. geen burger oorlog, geen revolutie, maar de orde en de rust en den vrede wil, daarom blijft zij paraat, als 't moet 't geweer bij den voet Zeer juist merkte dan ook één der sprekers op, dat de B.V.L. een vre- des-instituut is. En als zoodanig is de B.V.L. een groote zegen voor ons Nederlandsche Volk. Deze 70.000 mannen, wien het vol len ernst is te zijn een bolwerk, een sterken dam, die de stuwende wateren der revolutie belet ons land te over- stroomen en het te verdrinken in de zwarte kolken van dood en ellende, zijn een weldaad voor ons Nederlandsche volk. Ons Nederlandsche volk in zijn over- groote meerderheid wil geen revolutie, ook niet de arbeiders die zich nog bui gen voor den wil van God. En als er dan zijn die de dictatuur der minderheid willen brengen over de meerderheid, dan zal blijken, dat ons Volk in zijn diepste wezen, nóg vast houdt aan de heiligste goederen die God ons gaf. Daarom verheugt ons den goeden geest in den B. V. L, .en verheugt het ons ook, dat er op de Zuid-Hollandsche eilanden en met name Flakkee een groote schare van jonge mannen zich verbonden heeft, onder de banier van dit instituut, die als 't noodig is er alles voor over hebben om te voorkomen, dat den historischen band door God zelf gelegd tusschen Oranje en Nederland worde doorgesneden. In dit instituut tintelt na den bezielen den gloed van onze Vaderen, die lange jaren geworsteld hebben en geleden in bloed en tranen om het behoud van de hoogste ideeële goederen, die God aan een volk schenken kan. En daaromhulde aan den B. V. L. Eén van de meest kenmerkende verschijnselen van onzen tijd is wel het gebrek aan zonde besef. Zonde wordt in breede kringen niet meer gezien als een krenking van de allerhoogste Majesteit Gods, maar hoogstens als een misdrijf tegen den naaste gepleegd. Men vindt deze idee vooral in kringen als b.v. van Krishnamurti. In de door deze richting uitgegeven Ster-bulletins vindt men hoogdraven de en soms ook verhevene gedachten, maar steeds betrekking hebbend op de verhouding tusschen menschen onderling. Het is opvallend, dat er zoo weinig sprake is van een verhouding tot God. Dat treft ook bij «n'enschen als van de „vredes beweging" ik zet dat altijd maar tusschen haakjes, het lijkt anders net alsof menschen, die niet aan de „vredesbeweging" doen, geen vredes- menschen zijn, en' dat zou toch wel een beetje eenzijdig gedacht zijn. Die „vredes-beweging-menschen" praten, als zij het hebben over het oorlogsprobleem, bijna altijd en uitsluitend over het vreeselijke onrecht en de wreedheid, die den menschen wordt aan gedaan. Over een verhouding tot God ook in het vredes-vraagstuk wordt door hen schier nooif gesproken. Dat frappeert ook als men het oor te luisteren legt in allerlei kring van „religieuze Christenen", of beter: van religieuze menschen, want er zijn tegenwoordig in Europa ook al veel menschen die volstrekt geen Christen willen zijn en toch grooten prijs stellen op den naam van „reli gieuze" menschen te zijn. Onder de socialisten heeft men dat ook. In de S.D.A.P. heeft men b.v. ook al allerlei stroomingen, van volstrekte atheïsten tot teere religieuze menschen toe. En het partij-bestuur heeft vaak heel wat moeite om onderlinge ru zietjes te voorkomen. Maar nu is het algemeen kenmerk van die religieuze menschen, hoezeer ze verder ook weer mogen verschillen, dat ze als ze de zedelijke verhoudingen, het religieuze leven bespreken of beschrijven, zij het schier uitsluitend hebben over de verhouding tusschen menschen onderling. Zij halen er dan wel „Gods wil" bij aan. Natuurlijk. Zij zeggen: het is de wil van God, dat alle menschen goed voor elkander zijn. God wil dat we elkander zullen liefhebben. We moeten zacht over onze medemenschen denken, dat is de wil van God. God wil, dat we gaarne vergevens gezind zijn, enz. Zij spreken wel over den wil .van God, maar altijd in verband met de verhouding tusschen de menschen onderling. Men- zou het kortweg zoo kunnen zeggen: zij bepalen zich tot de tweede tafel der wet. En dat is dan de inhoud van hun religie. Als ze over God praten, dan krijgt men den indruk, dat zij eigenlijk maar wat „ins Blaue hinein" wegredeneeren. God is bij hen maar een ab stract, een vaag begrip. Feitelijk komen ze terecht bij het pantheïsme. Hoogstens mag in de intimiteit van de bin nenkamer persoonlijk met een God gesproken worden. Het is „te teer" om daarmee in het publieke leven te komen. Zoo ongeveer redeneeren en denken die re ligieuze menschen. En ze vinden zich met dit standpunt al wonder godsdienstig. Ze meenen, dat ze met dit standpunt voor tijd 'en eeuwigheid wel genoeg hebben. En het eigenaardigste bij dit alles is nog, dat deze menschen denken hiermee erg in de mode te zijn. Het bewijst „standing" als men aan „religie doet". 'Het is iets nieuws, een snufje van den utra-modernen tijd. Men heeft de materialistische inslag, die de vorige eeuw kenmerkte, den rug toegewend. Men weet meer dan de vaderen van de vorige eeuw, die in den grond der zaak niet anders dan Droogstoppels en Slijmeringen waren; die den Javaan uitmergelden en alleen maar dachten aan een dikke brandkast en een weelderigen ouden dag. Neen, men doet aan „religie". Dat is iets nieuws, dat reikt verder dan onze bekrompen vaderen met dat „vadermoorders" om den stijven nek, gereikt hebben. Inderdaad er is kentering gekomen. Er is geloof aan een God, ergens in het heelal en in het hart van den mensch. Er is meer dan stof en kracht. Onze eeuw geeft weer haar rechten aan de ziel en haar bestaan. Zoo werd reeds in den aanvang van deze eeuw gejubeld. Zeker, het godsdienstig kleed, dat men heeft aangetrokken, is van nieuwe coupe. Het is van volstrekt nieuwe snit. Anders zou de mensch der twintigste eeuw het volstrekt niet hebben aangetrokken, daarvoor is hij veel te vooruitstrevend. Maar onder dat kleed leeft toch dezelfde mensch als van vorige eeuwen'. Daarin is geen haar verschil. En als men nu die religieuze bevlieging van onze eeuw wat meer op den keeper beschouwt, dan bemerkt men al spoedig, dat er ook hier niets nieuws onder de zon te vinden is. Waar de mode-mensch van onzen tijd mee dweept, hebben hun vaderen al voor honderden jaren vertroeteld. Het is niet anders dan het humanisme, dat uit de plooien van het religieuze gewaad te voorschijn treedt. Het oude humanisme, dat zich reeds in de dagen van Calvijn ün sommige lagen van het volk openbaarde. Het oude is weer nieuw geworden. Waar zou de mensch der twintigste eeuw ook het vernuft en de kracht vandaan halen om iets nieuws uit te broeden Ach, in onze dagen zijn er „religieuzen", die dit gaarne willen beamen. Zij willen geestelijk nakroost van het oude humanisme heeten en zijn er van overtuigd, dat zij hiermee iets moois aanbidden. Humanisme wil toch eigenlijk niet anders zeggen dan dat men de verheffing van het menschdom 'zoekt. En zou dat niet de hoogste vorm van religie zijn Maar ook hier herhaalt zch de historie. De groote apostelen van het humanisme in de veer tiende en vijftiende eeuw aanbaden in het hu manisme van hun dagen in den grond niet an ders dan het oude klassieke heidendom. Naar het woord van een bekend geleerde uit onzen tijd, stond bij hen de Humana op den voor grond (het menschelijke). Wel werd naar den geest des tijds aan de lezing van de Heilige Schrift in het Hebreeuwsch en het Grieksch gedacht, maar toch deed de Schrift hierbij slechts dienst van locomotief, om den trein der klassieke schrijvers binnen het station te rijden. Het humanisme stelde zoozeer den mensch als mensch op den voorgrond, zonder met zijn val en bederf rekening te houden 'en naar waar achtige bekeering te vragen, dat het latere gees teskind, het Rationalisme, den mensch als het interessantste schepsel beschouwde en van uit eigen gedachtengang zich tegen de openbarings gedachte van God en Zijn Woord te weer stelde. Of naar het woord van denzelfden ge leerde: „Het op zich zelf mooie woord (huma nisme) werd misbruikt om de aanbidding van den mensch te verheerlijken en straks het ni Dieu ni maïtre uit te galmen." Precies zoo staat het met de vele religieuzen van onzen tijd. Zij aanbidden het echt-mensche- lijke. Zij spreken over God, maar alleen om er den mensch in te dienen. En daarom heeft in den grond der zaak heel deze beweging niets met Godsdienst -te maken. Evenmin als het klas sieke humanisme, dat onder religieuze termen het oude klassieke heidendom weer Europa wilde binnenhalen, en wel eenige waarde hechtte aan wat Christus gezegd had, maar het toch niet hooger aansloeg dan wat b.v. mannen als Socrates en Aristoteles hadden geleerd. Het Christendom stelt voor alle dingen de concrete verhouding tusschen- God en het schep sel in het licht. De eerste tafel der wet gaat voor de wet, is de grond, waarop de tweede rusten moet. De Bergrede kan niet losgemaakt worden van het drama van Golgotha, en Golgotha weer niet van het drama van het Paradijs. M. a. w. God moet transcendentaal staan tegenover het schepsel, dus geen pantheïsme, dat met een vroom praatje den mensch ver goddelijkt. En God moet altijd de eerste zijn in ons denken en ons leven. Want wij moeten onder het besef ademen, dat wij schepping van Zijn hand zijn en dat Hij dus alle aanspraak kan laten' gelden op geheel ons leven. Wie dit concreet ziet, kan onmogelijk scheiding maken tusschen publieke leven en bidvertrek, die moet op alle levensterrein allereerst vragen: wat zegt hier Gods Wet Die moet ook allereerst op elk levensterrein belijden: God is hier Heer en Meester, want Hij heeft al deze dingen tot het aanzijn geroepen. Wie zoo tegenover de dingen gaat staan, krijgt zondebesef, want die ziet het leven bij het afschijnsel van Gods Heiligheid. Langs dien weg kan men komen, ik zeg niet, dat men' er komt, tot zuivere religie, tot Gods dienst, maar die ziet dan ook, dat alle religie, die hier buiten omgaat, geen dienen van God is, maar 'humanisme, menschendienst in den slech-tsten zin des woords, want wie God niet dient, zooals Hij gediend wil zijn, kan ook onmogelijk de menschheid dienen, die blijft in den cirkel en vervalt van humanisme in ratio nalisme en van rationalisme in individualisme. Men kent den cirkelgang wel uit de historie. UITKIJK. XVI. Was die idee nieuw Welke idee Om internationaal voor de bescherming der arbeiders te waken. Geenszins, 't Is gewoonweg onmogelijk, dat de Volkenbond daar nu eens 't primeurschap van zou bezitten. Van -die Internationale zijn voorloopers ge weest; en dat kon ook niet anders, iwant heel de Sociale beweging der 19de eeuw had niet tot, inhoud: hooger loon als materialistischen factor. Dat is toen wel gezegd, en ',t wordt door een puur dammen arbeider nog wel gezegd, maar de Strijd toen, 'en nu nog, gaat om de afschudding van Verachting, die een arbeider voor zichzelf heeft. De Sociale Strijd is nooit verscherpt of verzacht door een kwartje per uur minder of meer. Zoo'n kwartje was en is maar een luttele, materieele afbetaling op een gekrenkt zieleleven: maar nooit is een materie in staat om een 'hartescheur te zalven en te ge nezen. Wie dat niet inziet, zal ook nooit de Sociale Wetgeving begrijpen. Al geef je een arbeider winter en zomer twintig -gulden per week, en hij kan er dan behoorlijk van rondkomen, dan is hij nog maar een,arrebeieren staat hij nog even laag op den moreel-socialen ladder als 50 jaar ge leden. Het Klassestelsel is wettelijk afgeschaft; maar De Arbeider is en blijft voorloopig nog een geverfde en een geteekende; een „ketter" in 't rijk der sociale geijkte denkbeelden. Er wordt nu al een- eeuw gevochten, en wij zijn feitelijk nog geen stap vooruitgekomen; en dat zit em alleen in 't werkelijk schrikbarend feit, dat een.arrebeierna de vervloten eeuwnog een arrebeier isen arrebeier blijft. Watblief? Watblief We zijn bereid om op dit thema door te gaan, maar iwe moeten over de twee Organen der Internationale Arbeidsorganisatie schrijven; over art. 427doch dit zijn we met Ruskin eens: rationaliseert den arbeid; geef loonen die ruim voldoende zijn voor een menschwaardig bestaan; geef, 30, 40, 50 gulden per week; geef 45 uren- te werken; geef den arbeiders een heerenleven, dan nog zijn we niet waar we moeten zijn; al dat: is polijsten met poetspommade; al dat is 't roest der ziel wegvernikkelen; al dat heft de arbeidersziel niet omhoog; al dat blijft in den mamonnistischen vorm van geld en rust toch verstikken de teere kiemen der menschelijke Rede; toch verstikken de Zelfbewustheid van een hoofdschakel te zijn in den ketting, die de grondstoffen tot fabricaten' hervormt; dat is blijft verstikken de hoogachting, die van Gods wege een arbeider voor zichzelf behoort te hebben. Een hoogachting, die de Denk- en Werk- wereld vooreen lompenarrebeier moet hebben; 'en zeer zeker moet hebben voor duizenden werklieden onder de millioenen, die in moraliteit, werklust en „gezicht" op 't werk boven hun confraters staan en voor wien de patroon zijn hoed mag afnemen. Doch we hopen op dit punt nog wel eens terug te komen, omdat we ook over de Kerk en de geestelijke stroomingen, die met 't Sociale werk samenvloeien, later nog wel wat te zeggen hebben. De Internationale Arbeidsorganisatie, finan- tieel verbonden aan den Volkenbond, maar ove rigens autonoom, zelfstandig, kan onmogelijk het Sociale leven van 55 Bondsstaten overzien daarom wordt ze geholpen door 2 organen: de Internationale Arbeidsconferentie èn 't Inter nationale Arbeidsbureau of B. I. T. Wat is die Arbeidsconferentie voor een orgaan Ze is, wat de Bondsvergadering in den Vol kenbond is; n.l. de som der aandeelhouders n de Naamlooze Vennootschap; alleen met dit verschil, dat de 55 Heeren der Bondsstaten den pol-itieken vrede zoeken; maar de Heeren der Arbeidsconferentie den socialen vrede Y--- en, omdat die sociale vrede afhangt van Patroons plus Werkliedendaarom bestaat die Internationale Arbeidsconferentie uit Patroons plus Werklieden uit die 55 Staten. Eens per jaar vergadert die Conferentie min stens; en dan komen in een of andere Wereld stad 55 -maal vier afgevaardigden of 220. Van deze 220 worden er 55 maal twee afgevaardigd door de Regeering als haar tolk; 55 maal een komen er als werkgever en 55 maal een als arbeider. Er zitten dus 220 menschen: 110 namens de Kroon; 55 bijna namensde Kroon, en nog eens 55bijna namens de Kroon; want èn -die patroons èn die arbeiders iworden aan gewezen door den Landsminister, ofschoon, en dit moet er bij gezegd, ofschoon de Lands minister eerst 't advies inwint van de Patroonsorganisatie en der groote Arbeiders organisatie; en wie door die twee Organisaties op de nominaties gezet is, en No. 1 b.v. staat: die worden door den Minister aangewezen om naar de Conferentie te gaan. Daarom zijn de 110 werkmenschen ook ver deeld, niet in 55 groepen, naar de Staten; doch in één Werkgeversgroep èn een Werknemers- groep; rechter- en linkervleugels; terwijl dan de 110 Regeeringsafgevaardigden tusschenbeiden treden tot verzoening van de 55 Werkgevers en de 55 Werknemers. Wat is nu de -taak dier 220 Heeren uit alle 55 Staten Ze krijgen lang voordat er vergaderd is, de Agenda thuis uit Genève, waar de Directeur der Intern. Arbeidsorganisatie met zijn Staf, die Agenda' gewikt en gewogen heeft. Die Agenda komt op de 55 Regeeringsdepar- tementen; komt bij de Patroons- en Werklieden organisatie in eiken aangesloten Staat; wordt daar natuurlijk ook overwogen, en ten slotte trekt men ter Conferentie in Bazel, of Londen, waar dit bepaald geworden is. Op de Conferentie wordt niet in 55 talen gesproken; slechts in twee: Fransch en Engelsch, en vertaling en vertolking in de 55 talen wordt dan later gegevenmaar zóóveel vertalingen zijn volstrekt niet noodig; Fransch of Engelsch verstaat bijna ieder op zoo'n Conferentie, omdat daar de „kopstukken" zitten van de Sociale beweging. In de Conferentie „besluit" men; of men vol staat met een „aanbeveling", of men „neemt aan". Van 1919 tot 1929 heeft de Conferentie 28 Ontwerp-verdragen aangenomen. Op 1 -Dec. 1929 hadden 32 Staten, waaronder alle groote industrieele Staten als Duitschland, Engeland, Frankrijk, Amerika, een zeker aantal dezer 28 Ontwerpverdragen geratificeerd of aanvaard. Wat is een Verdrag 't Is een Internationale regeling van een deel van den Arbeid, waarvan de toepassing door de Staten, die het geratificeerd hebben, verplicht is. De Staten moeten him wetgeving voortaan naar dat Verdag inrichten, 'en doet een of andere Staat zulks niet, dan wordt er bij de Internatio nale Arbeidsorganisatie een klacht tegen dien Staat ingediend. De Conferentie maakt die Ver- dranen. -maar de Wetgevende macht in elk Land beslist er over en de Kroon onderteekent.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1