a
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
de Beste!
Kennis der Beginselen.
appen
leuren
ig en ou
No. 3804
ZATERDAG 5 DECEMBER 1931
46ste JAARGANG
DELHARNIS
IN HOC SIGNO VINCES
EERSTE BLAD.
PRIJS 25 CENTS
Op den Uitkijk.
ime sorteerin
Prenten boe
rinnenden enz.
ierhand
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Adv er ten tl ën en verder® Administratie franco toe te seaaden aan de Uitgevers
Overal verkrijgbaar
DKAiSiMvAiN-VALKENBURG'S--
;rd, dus geen noteering.
(Jo v ember. Ter veemarkt
463 vette koeien,
bren: 72—80, 60-70,
per kg. slachtgewicht
210320 per stuk;
72 en 5062 ct. per kg.
htere kalveren 611
34 paarden 70130,
/arkens, vleeschvarkens
zware varkens 43-44
12 ct. per kg, slachtge-
geslachte runderen uit
en EIEREN.
November. Eieren. Aan-
en per 100 stuks 6.50
Handel kalm.
Boter 1.401.45 per
per 100. Aanvoer 25.000
November. Kaas. Aan-
pn 2700 stuks, wegende
Gouda met rijksmerk
3032. Handel traag.
[>vember. Eiermijn. Aan-
ppeneieren 6.50—7.50;
ndeneieren 45, per
iL, OLIËN, enz.
(November. Binnenland-
1.25-6.75; haver 5.75
pne erwten 11 12 a
7.50—10; Schokker-
bruine boonen naar
soms iets meer, alles
November. Fijne zaden.
jw maanzaad 2225,
;oolzaad 1214, geel
ïlles per 100 K.G.
en AARDAPPELEN.
November. Heden waren
elen als volgt: Brielsche
1.80, Zeeuwsche blauwe
timers 3—3.40; idem
Hingen 33.25, eigen-
E02.60, blauwe 3.25
33.40, alles per H.L..
Per K.G. Met tamelijken
70L, DIVERSEN.
November. Vlas (Opgaaf
Aanvoer 1600 K.G.
I vraag, bleef de aanvoer
niet genoteerd worden,
Ie verschillen. Blauw vlas
k B311, - Teief. 48]>
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <St ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Er is van ons Calvinistisch volksdeel,
dat nooit veel meer dan tien procent
der bevolking telde, in den loop der
eeuwen grooten invloed op geheel ons
volk uitgegaan.
Waaraan was dat te danken
Ongetwijfeld in de eerste plaats aan
de stoere kracht van dat beginsel zelf,
dat van universeele beteekenis is en
geheel het leven van uit één gezichts
hoek beziet.
Maar dat beginsel moest dan toch
ook gekend en beleden worden.
God werkt middellijk. Hij gebruikt
menschen als instrumenten, als dra
gers van het beginsel, als strijders en
propagandisten voor dat beginsel.
Zijn die er niet meer, dan krimpt de
invloed van het beginsel in en ver
dwijnt ten slotte, als God geen nieuw
leven wekt in de dorre doodsbeenderen,
geheel en al.
Dat was zoo in de achttiende en in
de eerste helft der negentiende eeuw.
De kennis van de beginselen, ook
van de eerste beginselen van het Cal
vinisme, was totaal verdwenen in de
collegezalen der Hoogescholen en van
zelf dus ook onder 't gewone volk.
Dr. Kuyper, in zijn eigen taal den
toestand ongeveer in de vijftiger jaren
der vorige eeuw teekenend, zegt
„Toen ik het Calvinisme met zijn
stalen kern en snijdende scherpte ken
nen leerde, deed het zich in ons goede
Vaderland zoo armelijk voor. De tra
ditie van het aloude Calvinisme werd
wel niet alleen door Groen, maar ook
door historieschrijvers als Robert Fruin
en Bakhuijzen van den Brink hoog ge
loofd, maar onder het toenmalig ge
slacht scheen 't verstorven, slechts hier
en daar nabloeiend in half beschimmeld
gewas. Er was letterlijk niet één theo
loog van beteekenis, die 't er voor op
nam. Geen vendel liep meer te hoop,
dat het Calvinisme in zijn vaandel liet
wapperen. Van organisatie in het bur
gerleven viel geen vezel meer na te
pluizen. En geen geleerde kring, hoe
klein ook, maakte zich op om der va
deren erfgoed in eere te herstellen, 't
Lag al vaal, verdord en saploos ter
neer."
Gelukkig kwam hierin mede door den
reformatorischen arbeid van Dr. Kuy
per in het laatst der vorige eeuw ver
andering.
Het oude Calvinisme leefde weer op.
Er kwam weer vraag naar wat de
Dordtsche vaderen hadden geleerd en
ons volk greep weer naar de Calvinis
tische lectuur en maakte zich de univer
seele levens en wereldbeschouwing van
het aloude Calvinisme tot geestelijk
eigendom,
Daaraan heeft de Antirev. partij haar
opkomst en groei te danken.
Aan de kennis onder ons volk van de
Calvinistische beginselen.
Aan deze dingen moesten wij den
ken, toen we in ons A.-R. zusterorgaan
De Westlander een verslagje
lazen van de A.-R. Kiesvereeniging te
Naaldwijk, waarvan de ook op Flakkee
wel bekende heer Valstar voorzitter is.
Om onze lezers een goed beeld te
geven van wat we bedoelen, laten we
een gedeelte van dat verslag hier
volgen
Door het Bestuur zijn d« lezerslijsten op
gevraagd va n„De Standaard", en „De Rot
terdammer", terwijl de lijst van „De West
lander" is toegezegd. Aan de hand van deze
gegevens, constateert de voorzitter, dat het
aantal abonné's van onze bladen alle reden
tot tevredenheid geeft, wat niet wil zeggen,
dat de propaganda voor onze Chr, Pers niet
krachtig moet doorgezet worden.
Verder wordt medegedeeld, dat, dank zij
het kaartsysteem, het Bestuur een juist over
zicht heeft ten opzichte van hen, die nog
lid der K. V. konden zijn. Deze zullen allen
wordën' bezocht.
Het woord was vervolgens aan den heer
J. Kuyvenhoven Kzn„ ter behandeling van het
onderwerp: j,Beginsel en Cultuur".
Aan de hand van verschillende citaten,
toonde spreker aan wat hieronder is te ver
staan, en verdeelde zijn onderwerp in twee
punten
le. Het universeele van het Chr. beginsel.
2e. Het absolute van het Chr. beginsel.
Spreker wees op de vaste beginselen, zooals
die zijn neergelgd in Gods Woord, al neemt
de toepassing soms andere vormen aan.
Als tegenstelling citeerde spr. de fabel van
Lessing: Nathan de Wijze.
Al worden door anderen beginselen relatief
geacht, de A. R. beschouwen ze als absoluut,
gegrond op Gods Woord. Onze leider Dr.
Colijn en mannen als Prof. Fabius gaan ons
daarin voor.
Spr. verduidelijkt het woord: cultuur, af
geleid van cultura: bebouwing.
De cultuur stelt voor tal van vraagstukken.
De Chrisfen bepaalt de cultuurwaarde, naar
de uitspraak van Gods Woord.
In het kort gaat spreker na den strijd om
de cultuur vanaf de middeleeuwen tot dezen
tijd.
In dezen1 hebben de A. R. in het bijzonder
een taak.
De wereldoorlog heeft ook aanmerkelijk het
ontbindingsproces der wereld verhaast.
Trots den Volkenbond en daaruit voort
vloeiende conferenties wordt de strijd al feller.
Met het feit der zonde wordt echter niet
gerekend.
De Schrift wijst op dien strijd, en God
legt ons op tegenover de vragen des tijds
Zijn beginselen te beleven.
Van de vele vragen wil spreker deze be
spreken: Overheidssteun.
Zooals de Revolutionaire groepen dit willen
voeren, kunnen de A. R. nooit met medegaan.
Bijzondere omstandigheden' maken bijzon
dere maatregelen nopddg.
Wel is de Overheid geroepen het zwakke
te beschermen, maar in kern is de taak der
Overheid een juridische. De A. R. stellen
zich tegen de absolute Staatsalmacht, maar
komen tevens op voor de souvereiniteit in
eigen kring.
Komende tot den crisistijd, meent spreker,
dat het nooit de taak der Overheid kan zijn
ons welvaartspeil in stand te houden of crisis
omstandigheden op te lossen.
We moeten komen tot een lager niveau.
Niets kan dat tegen houden'.
De crisis als wereldverschijnsel is te ver
klaren uit den toorn Gods om des menschen
hoovaardigheid.
Met een opwekking tot zelfonderzoek be
sloot spreker.
Meerdere vragen kwamen naar voren, waar
door een uitgebreide en leerzame gedachten-
wisseling ontstond.
Op verzoek van den voorzitter eindigde de
heer J. Kuyvenhoven Kzn. met dankgebed.
Ach, het zijn daar ook maar een
voudige tuinders, met niet meer ont
wikkeling dan de Flakkeesche boeren,
maar ze praten dan toch maar over den
fabel van Lessing en houden referaten
over „Beginsel en Cultuur" en over de
universeele beteekenis van het Chris
tendom. Zij beseffen de groote beteeke
nis van de positief Antirev. pers, enz.
Waarom kan er op Flakkee ook niet
zoo'n opgewekt organisatieleven zijn
Waarom zijn onze kiesvereenigingen
alleen maar actief in dagen van ver
kiezingen
Wij gelooven, dat het op Flakkee
onder ons Antirev. volk zal moeten ver
anderen.
Wij vreezen, dat er te weinig kennis
aangaande de fundamenteele beginse
len van ons Calvinistisch beginsel is.
Dat komt ook tot uiting in onze ge
meenteraden, nu de strijd ook daar zich
gaat toespitsen tegen de groeiende
macht der sociaal-democratie.
Vroeger ging dat nog wel. Toen was
er over beginselvragen schier geen
wrijving van gedachten. Het ging er
gemoedelijk naar toe, onder een knus
praatje en een bakje koffie of thee.
Maar over dien tijd raken we ook
op Flakkee heen.
De tijd is aangebroken, dat ook in
onze gemeenteraden beginsel tegenover
beginsel zal moeten worden gezet.
Het is niet in orde als tegenover de
sociaal-democratische algemeene be
schouwingen bij de gemeentebegrooting
in Middelharnis door onze mannen als
eenig antwoord een diep stilzwijgen
geconstateerd wordt.
Onze raadsleden zullen moeten gaan
beseffen, dat het raadslid-zijn meer
eischt dan kennis van gooten en putten
en wegen en riolen.
Tegenover de socialistische levens
beschouwing zal in gezonde woorden
het Calvinistisch beginsel gesteld moe
ten worden.
En dat stelt wat hooger eischen aan
het raadslid-zijn dan misschien menig
een vermoedt.
Maar toch is het geen onmogelijke
eisch, die wij stellen.
Er is in onzen tijd gelegenheid vol
doende om zich van de groote beginsel
vraagstukken op de hoogte te stellen.
Daar is allereerst het maandblad
„Antirev. Staatkunde", dat slechts 4
per jaar kost, dank zij de groote sub
sidie, die uit het millioenfonds er jaar
lijks aan gegeven wordt, en dat per
jaar een prachtig boekdeel en rijke
bron is, onontbeerlijk voor ieder, die
eenigszins wil meeleven.
Dan is er het maandelijksch orgaan
der Antirev. Propagandaclubs „Neder
land en Oranje", dat maar 1 per jaar
kost en zeker ook geen enkel raadslid
missen kan.
Voorts is er „Cijfers en Feiten" voor
2 per jaar, dat maandelijks een over
zicht geeft van wat de rechtsche en
linksche pers over beginselvraagstuk
ken schrijft.
En zeker moeten al onze raadsleden
„Ons Program" van Dr. Kuyper onder
de knie hébben. Ook al geen heksen
werk en dat in de lange winteravonden
wel te verwerken is.
Wij spraken onlangs een raadslid op
Flakkee, die voor zijn kiesvereeniging
een onderwerp wilde inleiden en bij de
Kuyperstichting lectuur had aange
vraagd. Hij kreeg zóóveel, dat hij den
moed miste er aan te beginnen Hij
wist er geen raad mee
Een bewijs, dat het dus niet aan stu
diemateriaal behoeft te ontbreken, maar
tegelijk ook een bewijs, dat zelfs raads
leden zóó weinig wegwijs zijn in de
Antirev. literatuur, dat ze zich er 'in
als een kat in een vreemd pakhuis
voelen.
Zou het geen tijd worden, dat hierin
verandering komt
Wij gelooven: hoog tijd
Wij hebben in de raden geschoolde
Antirev. noodig, die kunnen spreken als
zij met den vijand in de poort zijn.
Hier ligt in de allereerste plaats een
taak voor onze kiesvereenigingen. Er
moet zeker in den winter ge
regeld vergaderd worden, en actueele
onderwerpen worden ingeleid, vooral
op het terrein der gemeentepolitiek.
Wat op andere plaatsen kan, kan op
Flakkee ook.
De tijden zijn zeer ernstig.
De geestelijke crisis van onzen tijd
is veel erger dan de materieele, want
zij is de achtergrond, de basis van wat
de wereld der stoffelijke dingen in onze
dagen te aanschouwen geeft.
Wat de Apostel in zijn dagen
schreef r „Wij hebben den strijd niet
tegen vleesch en bloed, maar tegen de
geestelijk machten, de boosheden in de
lucht", wordt in onze dagen bijzonder
geaccentueerd.
Het Calvinisme is een sterk wapen
in dien strijd, en kan zelfs een over
macht weerstaan; dat is in het bloei
tijdperk onzer vaderen gebleken. Maar
het is ook niet meer dan een wapen,
d. w. z. er moeten strijders, helden zijn,
die dat wapen weten te hanteeren.
Ontbreekt het hieraan op Flakkee
nog niet eenigermate
De schrijver van de Oproerige Krabbels in
de roode pers is het niet eens met de kerken,
dat zij een „boete- en bededag" hebben ge
houden. Feitelijk steekt hij er den spot mee,
want in kerk en kapitalisme ziet hij één en
hetzelfde, het is het kapitalisme, dat oorlog en
crisis maakt en het is het kapitalisme, dat bede
dagen organiseert. Dezelfde grove fout, die de
vredesmensch'en zoo vaak maken, als zij er op
wijzen, dat in tijd van oorlog ieder land zijn
eigen God aanroept en bidt voor de zegepraal.
Het komt hier vandaan, dat men van de kerk
een officieel Christendom heeft gemaakt. Men
stelt het zich zoo voor, alsof Europa inderdaad
„Christelijk" is. Terwijl dat nooit het geval
geweest is. Het positieve Christendom heeft in
Europa wel regenereerende kracht gehad, wel
beschavend en cultureel gewerkt, maar dat het
van de Europeanen Christenen gemaakt heeft,
is verre van waar. Het zijn maar een paar
landjes, die zich eenigermate onder den posi
tieven invloed van den geest van Christus heb
ben gesteld en dat slechts voor een tijd.
Het is dan ook misleiding of dwaasheid om
de wereldcatastrophe op rekening van de kerk
te stellen. De oorlog van 1914 en wat daarop
gevolgd is, bewijst volstrekt geen tekort van de
Kerk, maar van den materialistisch-rationalis-
tischen geest der vorige eeuw, die zijn oorsprong
vindt in de geesten der Fransche Revolutie.
Wanneer de volken van Europa zich inderdaad
gebogen hadden voor den wil van God en ge
luisterd hadden naar de prediking der kerk, had
men nooit beleefd wat we thans doormaken.
Wij moeten dan ook met dat „officieele"
Christendom heel voorzichtig' zijn.
Er zijn menschen, en men vindt ze veel onder
het soort van ds. Kersten, die met alle geweld
een „Christelijke" regeering willen hebben, en-
die met het geweld van het Overheidszwaard
het Christendom willen invoeren. Zij denken
met een officieel Christendom de kerk te redden.
Maar dat gaat in tegen den geest der Heilige
Schrift.
De Kerk des Heeren moet altijd tegen den
stroom van het officieele leVen inroeien, zij is
niet uit 'de aarde aardsch, maar komt uit den
hemel en moet het aardsche leven den geest
der genade prediken, door het verlossingswerk
van Jezus Christus. Bij dat werk vindt zij de
wereld en het officieele leven vierkant tegen
over zich, want vleesch en bloed kan niet be
grijpen de dingen, die niet van deze aarde zijn.
Wanneer deze grondwaarheid bij dat soort
menschen meer beleefd werd in hun zieleleven,
zouden zij met dat „overheidszwaard" voor
zichtiger zijn, en de diepe beteekenis van het
woord van den Heiland: „Wie het zwaard ge
bruikt zal door het zwaard vergaan", beter
bevroeden.
De wereld van vandaag is in wezen nog
niets anders dan in de dagen van Noach, van
Sodom en Gomorra, van de eerste Christen
gemeente en van de middeleeuwen. Dat wil dus
zeggen, dat de kerk altijd „kruiskerk" is, dat
zij in deze wereld niets anders te verwachten
heeft dan verdrukking en vervolging, ook in
haar beste en schijnbaar meest rustige dagen.
Zij heeft de wereld en de overste dezer wereld
tegen zich, en het spreekt vanzelf, dat deze
nooit rust kent. Laat de kerk zich dus nooit
de illusie maken, dat zij het in deze wereld ooit
zoo ver brengen zal, dat zij gebruik van de
middelen dezer wereld zal kunnen maken om
haar invloed te vergrooten en het heidendom
dezer wereld tegen' te gaan. Dat is onbijbelsch,
tegen den geest der H. Schrift in.
De zaak staat anders.
Het is precies zooals Kleerekooper zegt. Zoo
is het alle eeuwen door geweest; de kerk en de
kerk alleen krijgt alle schuld en altijd de schuld
van alles wat er in de wereld misgaat. Men
make zich hieromtrent geen illusies. Tegenover
de wereld staat de kerk met haar prediking
altijd als een boetgezant in de woestijn, als
iemand, die geen gehoor vindt, die een steen
des aanstoots en een rots der ergernis is, de
verstoorder van het feestgedruisch aan den
wereldmaaltijd.
Wij moeten dus onze hope op 'het z.g. offi
cieele Christendom maar laten varen. Zoo hier
en daar in een enkel landje hebben we nog
een kleine invloed op het politieke en staat
kundige leven, maar dat is maar van tijdelijken
aard en van zeer geringe beteekenis. De overste
der wereld komt en had aan den Heiland niets,
maar hij komt ook nu en heeft aan de kerk
van Christus niets.
We zien de verhoudingen zoo vaak verkeerd,
wij zien zoo vaak vleeschelijk, wereldlijk, alsof
dat het voornaamste is. Maar wie aanspraak
maakt op den naam van Christen, zal moeten
leeren met andere maatstaven te meeten dan
de wereld doet.
Ik bedoel daarmee dit: de kerk van Christus
moet het nooit van uitwendig vertoon ver
wachten, haar kracht zit uitsluitend in den
geest, het is verborgfen voor het stoffelijk oog.
De kerk, zooals zij in aanraking komt met deze
wereld, maakt altijd de paradox. Haar zwakheid
is haar kracht, haar hulpeloosheid haar redding.
Tegenstellingen, die de wereld niet begrijpen
kan. Paulus gebruikt herhaaldelijk van die pa
radoxen, b.v. als hij zegt: wanneer ik zwak ben,
dan ben ik machtig, en als hij zegt: wat ik wil
dat doe ik niet en wat ik haat dat doe ik. De
wereld kan dit niet verstaan, maar nochtans
is het de wet van het geestelijk leven.
Nu zijn er menschen, die aan de paradoxen
des geloofs niet aan willen, die zijn te kort
zichtig dan dat zij die paradoxen ook maar
zouden' kunnen zien en daarom willen zij de
geestelijke wet der Kerk doen aanpassen bij de
wetten van het natuurlijke leven. Het aardsche
leven wordt beheerscht door de wet van uiter
lijk vertoon. Dat vindt invloed op de geesten.
Men moet de socialistische pers maar eens lezen
en men ziet hoe daar gespeculeerd wordt op
machtsvertoon, en groote woorden en het blijkt
een uitstekend propagandamiddel. De wereld
let op den schijn, daar geldt de wet: als ik
sterk ben dan ben ik machtig, als ik invloed heb
dan ben ik meester. De wereld kent geen para
doxen, die komen in haar kraam niet te pas.
En nu wijst de Openbaring van Johannes er
op, dat hoe dichter we d'en tijd van de weder
komst des Heeren genaken, moe meer de wereld
zich in uiterlijk vertoon zal openbaren en hoe
meer zich zullen verwonderen achter het beest.
Er zal een tijd komen, dat zij wonderen en tee
kenen zullen doen en op die manier de wereld
achter zich zullen meenemen in biddende ver
wondering. Dat is de tijd van den Antichrist.
En bij de kerk zi'en we precies het tegenover
gestelde. Die kerk is in den aanvang der eeuwen
begonnen met teekenen en wonderen. God sprak
eertijds rechtstreeks tot den mensch in open
baring en gezichten en droomen en wonderen,
toen door de profeten', toen door den Zoon en
nu alleen door het Woord. Met dat laatste moet
de kerk der nieuwe bedeeling het stellen. Geen
wonderen en teekenen' meer, geen uitwendig ver
toon, maar heel gewone geloofsgehoorzaamheid,
zonder meer.
Eén onzer predikanten heeft hierop eens ge
wezen en noemde dat „de omkeering van het
teeken".
Van de kerk neemt God het teeken weg en
de wereld krijgt het teeken'ten dienste van den
komenden Antichrist.
Hieruit moeten we iets leeren.
Hieruit moeten we leeren, dat geloof een-
geestelijk ding is, en dat teekenen en wonderen
altijd met de stof, het aardsche, te maken heb
ben. Hoe hooger het geloof staat, hoe minder
het dus behoefte heeft zich in de stof te
manifesteeren en zich van de stof te bedienen.
Het verminderen- van het teeken en in het laatst
der dagen het wegblijven van het teeken in de
kerk des Heeren, is dus geen achteruitgang in
de genade, maar een voortschrijden van minder
naar beter. Wanneer het geloof alleen kan leven
bij de gehoorzaamheid aan het Woord van God,
is het sterker en vaster en dieper, dan wanneer
het het teeken niet ontberen kan. Het is een
ongeloovig en overspelig geslacht, dat een teeken
verzoekt en Zacharias kreeg als teeken een
zware straf. Hij had zonder teeken moeten
geloov'en.
Toch wordt het voor de kerk in het laatst
der dagen een zware, een bange tijd.
We zien de komst van het wonderteeken, dat
de wereld ten dienste zal staan, reeds in wereld
pers, bioscoop, techniek, radio, electriciteit enz.
Het is nog maar een begin. Eer de Antichrist
komt, zullen er meer wonderen zijn, waarvan
hij zich kan bedienen en waardoor hij de ver
wondering der wereld zal genieten.
De kerk daarentegen zal op het laatst der
dagen volstrekt niets anders meer hebben dan
het Woord van God, het Oude en Nieuwe Tes
tament. Dat is alles. Op geen andere manier
zal God zich aan Zijn volk op aarde openbaren.
En nu zal de paradox haar moeten troosten.
Hit zwakheid kracht, uit ellende genade, dood
en nochtans leven, tweeërlei wet, die krijg
voeren in de ziel. Maar geen enkel wereldsch
vertoon, geen overheidszwaard, dat helpt; geen
machten' en geesten uit deze aarde, die het voor
die kerk opnemen; geen enkele uiterlijke schijn.
Alles alleen uit d'en Geest, die de wereld niet
zien kan.