Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden,
ESPARIlifi
IS BUIJS
de Beste!
rZNER
zijn 18 Karaats
osscnari Zoon
IN HOC SIGNO VINCES
26 -
mulaloreo
iO
Rotterdam
FEUILLETON
1
:i
M
ACHINES
No. 3801
WOENSDAG 25 NOVEMBER 1931
46ste JAARGANG
TDAG
PRIJS 25 CENTS
n en de
vanaf f 60,--
A. BOER
Overal verkrijgbaar
Brieven uit Amerika.
Land» en Tuinbouw.
HET ZOUTENDE ZOUT
ir weer
erij voorh.
iitiftielsdijk
niets!
M
TT
een vorm van tubci»
oost deze kwaal dus
hare genezing door
granuline. Leest de
>r. J. H. VAN GRAF.
n deze arts-specialist
iltaten mededeeltmet
regen bij de behande.
:iekte. Deze brochure
wenken en raadgevin.
erklaringen van dokters
itiënten wordt U, bij
Uw naam en adres,
o toegezonden in gesl.
door Pharm. Ond. Dr.
ïRAFHORST, Scheve,
rschestraat 92a.
Vraagt Prijscourant of
bezoekt het Magazijn
van
tinnenweg 209,
Telefoon 32717
g, accuraat en billijk,
prijsopgave.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.bij Vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN <5 ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
A.Ü© stukken voor dl© Redactie 8)©st©«id, Advertemtiëssa as verder© Administratie, franc© toe t© sssndes* aan de Uitgevers
SCHOEN te dragen
jtage schoenwerk
okter en Apotheker
droge en warme voeten
nbevelend,
TEN Middelharnli
10 September
te OIRKSLAND, iri
iRMAN vanaf half W J
amiddags.
OUDE TONGE, in
VEEN vanaf half tl J
amiddags.
REEKUUR te MID>
morgens van half
's avonds van 7
IDE MEU-
tterdam n
to's.
ten.
VOOR HET GEREFORMEERD
- HOOGER ONDERWIJS.
Wij verwijzen onze lezers naar de adverten
tie in ons blad, waar aangekondigd wordt, dat
Prof. Waterink uit Amsterdam in Middelhar:'^"
een rede zal houden voor het Geref. Hoogu
onderwijs.
Wij hopen, dat heel wat menschen van ons
eiland deze samenkomst zullen bijwonen.
Het Geref. Hooger Onderwijs is van niet
minder belang dan de lagere school met den
Bijbel.
In beginsel gaat het hier om dezelfde heilige
goederen onzes volks.
Feitelijk is het Geref. Hooger Onderwijs de
bron, waaruit geput wordt om alle andere
Christelijk onderwijs, zelfs in zijn breedsten om-
öng, te voeden.
is Van geen kerkelijkheid sprake
De mannen van het Geref. Hooger Onderwijs
hebben met hun standaardwerken en kleinere
publicaties wapenen verschaft aan alle kerk-
<r"ijfmaties, die waarde aan de wetenschap toe-
bénnen.
Nogmaals, we hopen, dat ons Flakkeesche
volk, dat prijs stelt op den naam „Gerefor-
meerd van welke kerkelijke richting het voorts
ook zij, gelegenheid zullen maken om Prof.
Waterink te hooren.
En onze jeugd, jongelingen en jonge dochters,
wekken wij op de na-vergadering in „Rehoboth"
te bezoeken, waar een gezellige praatavond
wordt georganiseerd en gelegenheid zal zijn per
soonlijk kennis te maken met den Amsterdam-
schen professor, die zoo uitnemend verstaat wat
er in het hart van onze jongens en meisjes
omgaat.
Zij dezen avond ten zegen voor ons Geref.
Hooger Onderwijs.
ONWAARDIG OPTREDEN.
„De Waarheidsvriend", het orgaan van den
Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk, schrijft:
Met welke onwaardige strijdmiddelen de
Staatkundig Gereformeerden gewend zijn om
ook het Kabinet en vooral de Antirevolutionaire
Ministers te lijf te gaan, heeft de Minister van
Justitie in dezelfde avondvergadering der Kamer,
waarvan wij hierboven melding maakten, onder
vonden.
Het was naar aanleiding van de zedelijkheids
wetgeving, dat ds. Zandt zeide
In dezen is zeer veel voor de Overheid te
doen. De Minister drale dan ook niet langer.
Een goddelijk gebod eischt; de nood dringt;
het belang der onderdanen roept. Dit alles
wekke d'en Minister tot het nemen van krach
tige maatregelen, opdat hem het verwijt niet
naklinke: Wij hebben zoolang een Minister
van Antirevolutionairen huize gehad, en op
het gebied van de zedelijkheidswetgeving is
door hem niets tot stand gebracht.
Niets tot stand gebracht.
Dat was een onware aantijging.
De Minister heeft het er dan ook niet bij
laten zitten. Hij zeide
Een onderwerp van meer belang, Mijnheer
de Voorzitter, waarover eenige woorden zijn
gesproken, betreft de bestrijding van de por
nographic. Speciaal de heer Zandt heeft met
grooten ernst over dit euvel gesproken. Ik
wil niet zeggen, dat de heer Zandt ten op
zichte van de beteekenis van de prikkellectuur
voor de geheele criminaliteit misschien riet
een eenigszins overdreven voorstelling heeft
gewekt, maar ik wil aanstonds toegeven, dat
inderdaad deze quaestie van zeer groote be
teekenis is. De heer Zandt 'heeft echter niet
het recht zich op het standpunt te stellen,
alsof een beroep, dat zoo vaak op den Mi
nister is gedaan, zonder eenige uitwerking is
gebleven. De heer Zandt zeide in dit verband,
dat hij, hedenavond uit het station komende,
nog hoorde venten met dat bekende porno-
graphische blad, waarover hier reeds zoo
vaak is gesproken. Maar voor zoover dat
gebeurd is, kan dat alleen geweest zijn met
het een of andere oude nummer, want ik kan
den heer Zandt mededeelen, dat de beide
bladen tengevolge van mijn ingrijpen opge
houden! hebben te verschijnen. Dat neemt
natuurlijk niet weg, dat dergelijke bladen b.v.
onder een anderen naam weder kunnen' op
duiken, maar ik kan den geachten afgevaar
digde verzekeren, dat daarop streng het oog
wordt gehouden. Wij moeten niet vergeten,
dat lang niet ieder nummer door de justitie
kon worden aangetast en strafrechtelijk kon
worden vervolgd, en dat men dus met eenige
oude nummers, speculeerend op den bekenden
naam, wat kan doorventen, maar deze bladen
als zoodanig verschijnen niet meer.
Het is dus onwaar, wat de heer Zandt mede
deelde ,dat Minister Donner niets op het
gebied der zedelijkheid heeft gedaan.
Maakte dit Kamerlid nu zijn verontschuldi
gingen aan den Minister, dat hij in onkunde had
gesproken Of wel heeft hij dien bewindsman
voor zijn maatregelen gedankt
In geen enkel opzicht. Daaraan denken de
Staatkundig Gereformeerden niet
De redevoering kwam wèl Zaterdagavond ten
voeten uit in „De Banier". Natuurlijk zonder
dat daarbij die tegenspraak van den Minister
van Justitie werd opgenomen.
Die tegenspraak behoeven de lezers niet 'te
kennen.
Als zij maar weten1, dat Minister Donner op
het stuk der zedelijkheidswetgeving niets
heeft gedaan.
En daarom is het alléén te doen.
De Antirevolutionairen hebben den trap weer
beet.
Beste Vriend
Toen ik een paar jaar geleden mijn familie
in Nederland bezocht, bracht ik eens op Flakkee
een bezoek bij een zieke, die jaren achtereen
op bed lag, 'en nu ook gestorven is. Toen ik
hem bezocht, vermenigvuldigden de gedachten
in mij. 'Daar lag een mensch, een beelddrager
Gods, het hoogste van Gods schepping. Zijn
beenen weigerden hem te dragen, ook zijn han
den kon hij schier niet gebruiken. Hij kon er
net zijn pijp mee vasthouden, die hij nog met
smaak rookte. Wat doe ik eigenlijk hier dacht
ik. Wat zal ik met dien stakkerd nog praten
Hij lag daar en was eigenlijk niet meer dan een
romp, waarin nog een hart klopte, maar de wer
king van 't hart werd in zijn ledematen bijna
niet meer gevoeld. Hij is als een klok, die nog
wel tikt, maar waarvan de wijzers waren af
gevallen. Ja, er was nog leven in dien man,
maar het leven werd niet meer geleefd, want
leven is toch eigenlijk: je bewegen, je zelf ver
plaatsen, nieuwe dingen in je opnemen, erva
ringen en ondervindingen opdoen, iets produ-
ceeren voor je medemensch, strijdend bekampen
wat tegen je overtuiging in verzet komt. Een
jagen om idealen te bereiken, waarvan de meeste
nooit verwezenlijkt worden. Van jezelf en je
gezin wat maken. Meegerekend te worden in
je omgeving. Dat is eigenlijk „leven", nietwaar
En van dat alles was de man, hier boven ge
noemd, afgesneden. Geen liefdevolle hand van
een echtvriendin, geen kind, dat hem vader
noemde.
Wat doe ik hier Kon ik het „waarom" maar
verstaan aan zulk een ziekbed, mischien kon ik
het lijden verzachten en den lijder troosten
Deze gedachten werden weer in mij opgewekt,
toen gisteren een van de jongens in onze ge
meente zijn arm versplinterde tot aan zijn
schouder toe. Een flinke jongen van 18 jaar,
die een getrouwe hulp was van zijn vader op
de boerderij. Menschen van Groningsche af
komst, en die bij hun lang verblijf in Amerika
toch nog steeds Groningers zijn gebleven. Hun
18-jarige zoon was met een machine aan het
maisstokken kort snijden. Twee zware rollen
houden de aren tegen en die worden machinaal
in een koker geworpen, terwijl de stokken tus-
schen die rollen doorgaan en daarna door mes
sen aan 2 centimeter stukjes worden gesneden.
Reindert Scholma (zoo was de naam van den
zoon) kwam even te dicht met zijn vingers bij
de rollen, deze werden gepakt, zijn hand en
arm werden eerst plat gerold en daarna aan
stukjes gesneden, en eer de machine stilstond,
was zijn arm verpletterd tot aan zijn schouder.
Arme jongenNog zoo jong en een arm te
m'oeten missen, die hij in zijn bedrijf niet missen
kan. Onze leeraar bad in de kerk voor hem en
zijn diepbedroefde ouders. Geheel de gemeente
deelt in dit lijden.
Maar ook als bij dien anderen man op Flakkee
komt de vraag op: Waarom en waartoe
Juist toen ik daarover zat te peinzen, kwam
mij een werk onder de oogen van A. van Hoog
straten Schooh over het boek „Victoria Co*
lonna", wat vertaald is door Mej. J. H. Kuiper
uit de Hollandsche taal. Een pracht werk. Het
gaat over Michel Angelo. Ge kent het misschien
wei. De heer Kok te Kampen is uitgever. Van
Hoogstraten Schoch zegt: ik heb dat portret
van Michel Angelo met verwondering aange
keken. Van zijn geboorte af was deze groote
kunstenaar een misvormd wezen. Hij was zoo
leelijk en misvormd, dat kinderen bang voor
hem waren. En nu juist in dezen man, die uiter
lijk hoegenaamd niets aantrekkelijks vertoonde
en geen schoonheid bezat, deze man had God
zoo begaafd met een scroonheidsgevoel, dat de
menschen, onder den indruk van zijn schil
derwerken, bijna ademloos van verwonde
ring toekeken. Hij bezat de meest Goddelijke
kracht, die ooit een aardsch sterveling ten deel
viel. Hij is een der weinigen, die in hun arbeid
de taal der eeuwigheid spraken. Van hem wordt
verteld, dat, to'en hij, den machtigen, de zon
daren oordeelenden Christus in Diens jongste
gericht, voor zijn zielsoog zag worden, hij zelf
'bijna beangst werd voor de majesteit van dien
vreeselijken Rechter en er telkens een rilling
door zijn ziel ging bij de gedachte, dat hij d'en
menschen zoo iets ontzettends en onverbiddelijks
moest laten zien. Deze man met zijn verfijnde
geest was zoo schrikkelijk leelijk, dat hij zijn
eigen beeld verachtte. Zijn misvormd gelaat is
zeer zeker oorzaak geweest, dat hij alleen door
de wereld moest. En juist dat alleen zijn, die
eenzaamheid, dat kluizenaarsleven, achtte God
voor Michel Angelo noodig, om de heerlijke
gaven, die zijn weerga niet kent, te ontwikkelen,
opdat Michel Angelo kon scheppen, waar God
hem toe geroepen had.
Zoo zien wij het „waarom" bij dezen grooten
kunstenaar.
Leven moeten wij allen, maar hoeveel duizen
den en millioenen loopen met een vraag in hun
ziel: waarom is mijn lot nu juist zoo En voor
velen blijft die vraag onbeantwoord. De eeuwig
heid zal hier veel van ophelderen.
Duizenden hier in Amerika, die als emigran
ten van uit Nederland hier 'heen kwamen, leven
ook met die vraag en velen sterven met de
vraag: Waarom moet ik nu leven en sterven
buiten de omgeving van mijn dierbrc bloed
verwanten in het oude vaderland Waarom en
nog eens waarom Eén ding is noodig, wat
noodig was voor den ongelukkige zieke op Flak
kee. is noodig voor onzen ongelukkigen buur
jongen Reinderd Scholma, Ja, is noodig voor
zijn ouders en ons allen wie wij zijn. Want
wij allen strijden tegen ons lot, of liever tegen
den weg ,dien God ons iaat betreden. Wij
moeten eenswill'end met God worden. Wij moe
ten zelfs zóó ver komen, dat wij ons lot lief-
krijgen om Gods wil. En wij zuilen het ervaren,
misschien niet eer dan in de eeuwigheid, dat
juist het pad, waar God ons heenleidt, ons
welzijn bedoelde.
Reinerd was een lid van de Jongelingsver-
eeniging, waarvan ook onze kinderen lid zijn.
Onderling wordt het voorgevallene besproken.
En een opmerkend ouder gevoelt, dat dit vree-
selijk ongeluk ook inwerkt op de kinderen. Dit
vindt zijn oorzaak in het feit, dat er bij onze
jeugdigen een band is, die nog wel ontwikkeld
moet worden, maar in beginsel dezelfde band
is, die wij als ouderen kenrien. De band, die
ons in Christus saam'bindt; daarom: als één lid
lijdt, lijden alle de leden. Ook het waarom dringt
zich aan de jeugd op. Dat ook zij het leeren,
dat het antwoord alleen in den weg des geloofs
is te vinden.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
[INGEZONDEN],
EEN RAPPORT OVER DEN TOESTAND
IN DE VEEHOUDERIJ IN NOORD
HOLLAND EN ZUID-HOLLAND.
(Verkorte inhoud).
De Veeteelt- eri Zuivelcommissie, ingesteld
door het Hoofdbestuur der Holl. Mij. van Land
bouw, om den toestand der veehouderij in
Noord-Holland en Zuid-Holland na te gaan en
voorstellen te doen, welke de organisatie zou
kunnen overnemen, heeft haar rapport bij het
'Hoofdbestuur ingediend. Aan dit rapport is het
volgende ontleend.
De Commissie merkt op, dat de veehouderij
in ons land zich, mede dank zij de vrijhandels
politiek van ons land, zich heeft ingesteld op
productie voor de wereldmarkt en is uitgegroeid
tot éen zeer belangrijk exportbedrijf. Inzonder
heid na den oorlog zijn echter vele landen er
meer en meer toe overgegaan, door invoerrech
ten, uitvoerpremies en contingenteering de eigen
productie en wel vooral de eigen landbouw
productie, te beschermen. Hierdoor is de toe
stand voor onze veehouders steeds slechter ge
worden. De inflatie van het ruilmiddel in Enge
land en de Skandinavische landen hebben de
afzetmogelijkheid nog meer bemoeilijkt. De be-
drijfsuitkomsten zijn mede door al deze oor
zaken' ondanks de goedkoope veevoederprijzen
treurig.
Uit de cijfers, welke aan het rapport zijn toe
gevoegd, blijkt, dat veehouders in Noord-Hol-
DOOR
H. KINGMANS.
ij gaat
klikje
idel van
35)
„Ik ken Albert zóó oppervlakkig", antwoordde
Gretha zeer voorzichtig, „dat ik mij geen oor
deel kan en durf aanmatigen. Me dunkt, je moet
hem veel beter kennen dan ik. Hij is huisvriend
en je ontmoet hem zoo vaak."
„Ik weet het ook niet," zei Annie met iets in
haar stem, dat op een snik geleek.
.jKind, maak van je 'hart geen moordkuil,"
hakte Gretha energiek d'en knoop door, „Wil
je met mij over Albert praten Nu nog of
morgen
„Wat bedoel je vroeg Annie, in eenen be
vreesd voor consequenties en zich vrij onver
schillig toonend,
„Ik meende, dat je behoefte gevoelde, over
Albert te praten. Anders niet. Maar het schijnt,
dat ik mij daarin vergis."
Gretha, teleurgesteld, sprak nu ook op koelen
Zakelijken toon, die Annie diep trof
„Heb je iets gemerkt vroeg zij dan opeens,
angstig en gejaagd.
Diep medelijden beving Gretha. Nu pas be
speurde zij goed,'hoe Annie leed en worstelde
de laatste uren, AI haar vroolijkheid en opge
wektheid was niet dan schijn geweest.
Ij „Arm kind", zeide zij. „Zou het niet beter
sprak r,Zi'n' tenminste met mii eens open
"ri^k i6tS 9emerk' 1" vroeg Annie weer.
k zou wel blind moeten zijn, als ik niets
gemerkt had, antwoordde Gretha
„Vandaag
„Vandaag ook. Maar reeds een paar dagen."
„En de anderen En vader en moeder
„Van de anderen weet ik niets. Ook niet van
vader of moeder. Misschien hebben zij iets ge
merkt, maar in elk geval er niet met mij over
gesproken."
Met wanhoop in de oogen zag Annie haar
aan.
„Ik hoop, dat ze niets gemerkt hebben,"
zuchtte zij.
„Zou je dat zoo vreeselijk vinden 7"
„O, Greet. Ik ben radeloos", snikte Annie,
zich tegen Gretha aanvlijend. Haar slanke
lichaam schokte van emotie.
„Is het niet beter, dat je er openhartig met
mij over praat Dan kunnen we zien, wat er
gedaan moet worden."
Annie zweeg. En toen besloot Gretha door te
tasten, energiek als zij steeds was.
„Heeft Albert zich al verklaard vroeg zij
op den man af.
Heftig schudde Annie van neen. En toen ver
telde zij opeens, waarna Gretha duidelijk werd,
wat er tusschen die beiden in het doolhof was
voorgevallen.
En toen was het ijs ook gebroken.
„Ik heb hem lief en ik m a g hem niet lief
hebben", zeide Annie, zittend op den rand van
'het ledikant.
Het verheugde Gretha zeer, dat haar zuster
d'en toestand duidelijk besefte.
„Heeft Albert jou lief
„Ik ben er van overtuigd, Greet. En hij weet
het van mij. Maar o, dat kan niet."
„Heb je hem aangemoedigd? Heb je geflirt?"
vroeg Gretha, die wel beter wist, maar nu alles
nauwkeurig wilde onderzoeken.
„Gretha
Die uitroep, vol verontwaardiging, was vol
doende.
„Stil maar, kind. 'k Heb het geen oogenblik
van je gedacht, maar ik moet toch zekerheid
■hebben. Als je Albert werkelijk lief hebt, en dat
wil ik gaarne van je gelooven, dan ben je in
een zware beproeving gekomen. Want je onrust
en angst bewijzen, dat je er zelf geen vrede
mee hebt."
„O, ik doe er vader en moeder het grootste
verdriet mede."
„Natuurlijk. Maar voel je zélf dan ook
niet, dat het niet gaat Ben je alleen onrustig
piet het oog op vader en moeder
„Het kan niet, Gretha. Ik weet het. Het kan
niet en m a g niet. Albert is niet een vijandige,
maar een ongeloovige is hij. Dacht je niet, dat
hij anders worden zou
„We moeten de dingen zien, zooals ze n u
zijn, Annie. Ik kan mij voorstellen, dat jij het
allerbeste van Albert denken wilt, maar op de
werkelijkheid komt het aan. Ook jij moet pro-
beeren; nuchter te blijven en de zaken zien, zoo
als ze zijn. Ik heb de laatste dagen, maar vooral
vandaag, veel aan je gedacht. Ik zag de moei
lijkheid aankomen, omdat ik jullie verhouding
doorzag. Als dat zoo doorgaat, komt er een
conflict. Hoe moet het nu verder, Annie
,,Ik weet het niet. Ik vraag juist jou om raad.
Weet je een' oplossing
„Hoe bedoel je Om tóch Albert het jawoord
te kunnen geven, als hij komt
Wéér was Gretha koel-zakelijk. Niet, om An
nie onaangenaam te zijn, maar omdat haar nuch
tere natuur steeds tot de kern der kwestie door
drong en omdat zij ook Annie die kern wilde
doen zien.
„Dat kan toch niet, Gretha
Het was de vraag van een hulpelooze, een
radelooze, die zich aan eiken stroohalm vast
klemmen wil.
„We behoeven daarover niet meer te praten,
dunkt me. Ik vind het vreeselijk voor je. Ik heb
bespeurd, dat je Albert lief hebt. Het omge
keerde meende ik ook. En mét jou heb ik nu
de zekerheid wel. Albert heeft zich even ver
geten en duidelijk laten blijken, dat hij van je
houdt. Ik kan mij voorstellen, dat je hem lijden
mag. En voor ik weet niet wat zou ik willen
wénschen, dat er geen beletsel was. Maar, An
nie, dat beletsel is er nu. En ik ben er van
overtuigd, dat ook Albert dat wel terdege voelt."
Ondanks haar onrust verbaasd, keek Annie
vragend haar zuster aan.
„Zeker, ik meen dat inderdaad. Ik meen be
speurd te 'hebben, dat Albert heel goed weet,
dat op het oogenlblik van een intieme verhou
ding tusschen jullie beiden niets komen kan, laat
ik liever zeggen, dat hij daarvan diep door
drongen is. Hij is er immers veel te serieus
voor Het lag dan ook, als ik het tenminste
goed zie, niet in zijn bedoeling, zich te verkla
ren. Dan was het conflict geboren en hij wil,
evenmin als jij, vader en moeder verdriet be
rokkenen. Hij heeft zich evenwel vergeten. Wat
ik vreesde, is^ geschied de taal der liefde sprak
luider dan het nuchter verstand. Toen het te
laat was, bemerkte 'hij zijn fout Vandaar zijn
stamelend „Vergeef mij". Het begin van het
conflict was er reeds, ik weet niet hoe lang
reeds. Mogelijk weten jullie beiden het niet eens.
Het is nu grooter geworden. Als je niet oppast
en maatregelen neemt, breekt het in vollen om
vang los. Je vindt misschien, dat ik zakelijk
spreek en je denkt mogelijk zij kan makkelijk
praten, zij verkeert niet in de moeilijke omstan
digheid, maar ik verzeker je, dat ik diep met
je meeleef en het gaarne anders had gezien.
Maar ik herhaal we moeten nuchter blijven en
het onheil zi'en af te wenden."
„Lk vertrouw je geheel. En ik wéét, dat je
met mij meevoelt. Anders 'had ik je niet om raad
gevraagd. Wat moet ik nu doen
Gretha gaf niet onmiddellijk antwoord'. Zij
dacht na, terwijl zij, vol medelijden, Annie aan
zag, die als het beeld der wanhoop nog steeds
op den rand van het ledikant zat.
„We gaan in bed," zei Gretha. „Dan kan het
licht uit en kunnen we verder praten."
Zij knielde neer, welk voorbeeld werktuige
lijk door Annie werd gevolg. En Gretha
sprak half-luid een kort gebed uit, vragend om
bewaring voor den nacht, maar ook om licht,
teneinde te komen uit de gerezen moeilijkheden.
„Wat denk je, dat Albert nu doen zal?" vroeg
Qretha, toen zij in bed lagen.
„Ik weet 'het niet," bekende Annie zuchtend.
„Ik weet 'het ook niet. Maar hij beseft natuur*
lijk zeer wel, dat het zóó niet blijven kan en
mag. Als hij werkelijk serieus is, en wij twijfe
len daar niet aan, dan verklaart hij zich. Vroeg
of laat zal dat gebeuren, zoodra hij daarvoor
een gezochte of ongezochte gelegenheid heeft."
Gretha sprak zakelijk uit, wat Annie reeds
had gedacht.
„Vind je niet, dat, afgedacht van alles, Albert
verplicht is, om zóó te handelen
„Ja", bekende Annie. „Ik verwacht hetzelfde
als jij."
„Én wat zul je dan doen
„Ik moet zijn aanzoek afwijzen. O, ik weet
het wel. Maar, Gretha, ik kan het niet. Ik
houd van hem. Ik voel, dat ik hem liefheb! Wat
moet ik doen, wat moet ik toch doen
„Een aanzoek probeeren te voorkomen,"
meende Gretha, En, om Annie te peilen, ver
volgde zij „Hem ontwijken, zoodat hij gevoelt,
dat hij niet verder moet gaan, dan hij gegaan
is."
Alles in Annie kwam tegen dit advies in op
stand. Het was ook niet een advies a la Gretha.
„Vind je dat e'en goede, mooie 'handelwijze
vroeg zij daarom.
„Neen. dat niet. Maar het is een manier, om
de moeilijkheid te voorkomen, als je niet recht
streeks een weigering wilt of kunt geven."
„Ik vind die manier niet fair", vond Annie,
nog steeds verbaasd, dat Gretha zulk een raad
gaf.
„Je hebt gelijk. Maar 't is een manier, die je,
als de opzet gelukt, althans voorloopig uit de
moeilijkheid helpt."
„Zou jij deze wijze van handelen toepassen
„Dat beweer ik niet. Eerlijk gezegd, ik geloof,
dat ik het niet doen zou."
„Wat dan? O, help mij toch," smeekte An
nie.
(Wordt vervolgd).
y
■I