Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, ESPARIlifi IS BUIJS de Beste! rZNER zijn 18 Karaats osscnari Zoon IN HOC SIGNO VINCES 26 - mulaloreo iO Rotterdam FEUILLETON 1 :i M ACHINES No. 3801 WOENSDAG 25 NOVEMBER 1931 46ste JAARGANG TDAG PRIJS 25 CENTS n en de vanaf f 60,-- A. BOER Overal verkrijgbaar Brieven uit Amerika. Land» en Tuinbouw. HET ZOUTENDE ZOUT ir weer erij voorh. iitiftielsdijk niets! M TT een vorm van tubci» oost deze kwaal dus hare genezing door granuline. Leest de >r. J. H. VAN GRAF. n deze arts-specialist iltaten mededeeltmet regen bij de behande. :iekte. Deze brochure wenken en raadgevin. erklaringen van dokters itiënten wordt U, bij Uw naam en adres, o toegezonden in gesl. door Pharm. Ond. Dr. ïRAFHORST, Scheve, rschestraat 92a. Vraagt Prijscourant of bezoekt het Magazijn van tinnenweg 209, Telefoon 32717 g, accuraat en billijk, prijsopgave. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.bij Vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN <5 ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. A.Ü© stukken voor dl© Redactie 8)©st©«id, Advertemtiëssa as verder© Administratie, franc© toe t© sssndes* aan de Uitgevers SCHOEN te dragen jtage schoenwerk okter en Apotheker droge en warme voeten nbevelend, TEN Middelharnli 10 September te OIRKSLAND, iri iRMAN vanaf half W J amiddags. OUDE TONGE, in VEEN vanaf half tl J amiddags. REEKUUR te MID> morgens van half 's avonds van 7 IDE MEU- tterdam n to's. ten. VOOR HET GEREFORMEERD - HOOGER ONDERWIJS. Wij verwijzen onze lezers naar de adverten tie in ons blad, waar aangekondigd wordt, dat Prof. Waterink uit Amsterdam in Middelhar:'^" een rede zal houden voor het Geref. Hoogu onderwijs. Wij hopen, dat heel wat menschen van ons eiland deze samenkomst zullen bijwonen. Het Geref. Hooger Onderwijs is van niet minder belang dan de lagere school met den Bijbel. In beginsel gaat het hier om dezelfde heilige goederen onzes volks. Feitelijk is het Geref. Hooger Onderwijs de bron, waaruit geput wordt om alle andere Christelijk onderwijs, zelfs in zijn breedsten om- öng, te voeden. is Van geen kerkelijkheid sprake De mannen van het Geref. Hooger Onderwijs hebben met hun standaardwerken en kleinere publicaties wapenen verschaft aan alle kerk- <r"ijfmaties, die waarde aan de wetenschap toe- bénnen. Nogmaals, we hopen, dat ons Flakkeesche volk, dat prijs stelt op den naam „Gerefor- meerd van welke kerkelijke richting het voorts ook zij, gelegenheid zullen maken om Prof. Waterink te hooren. En onze jeugd, jongelingen en jonge dochters, wekken wij op de na-vergadering in „Rehoboth" te bezoeken, waar een gezellige praatavond wordt georganiseerd en gelegenheid zal zijn per soonlijk kennis te maken met den Amsterdam- schen professor, die zoo uitnemend verstaat wat er in het hart van onze jongens en meisjes omgaat. Zij dezen avond ten zegen voor ons Geref. Hooger Onderwijs. ONWAARDIG OPTREDEN. „De Waarheidsvriend", het orgaan van den Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk, schrijft: Met welke onwaardige strijdmiddelen de Staatkundig Gereformeerden gewend zijn om ook het Kabinet en vooral de Antirevolutionaire Ministers te lijf te gaan, heeft de Minister van Justitie in dezelfde avondvergadering der Kamer, waarvan wij hierboven melding maakten, onder vonden. Het was naar aanleiding van de zedelijkheids wetgeving, dat ds. Zandt zeide In dezen is zeer veel voor de Overheid te doen. De Minister drale dan ook niet langer. Een goddelijk gebod eischt; de nood dringt; het belang der onderdanen roept. Dit alles wekke d'en Minister tot het nemen van krach tige maatregelen, opdat hem het verwijt niet naklinke: Wij hebben zoolang een Minister van Antirevolutionairen huize gehad, en op het gebied van de zedelijkheidswetgeving is door hem niets tot stand gebracht. Niets tot stand gebracht. Dat was een onware aantijging. De Minister heeft het er dan ook niet bij laten zitten. Hij zeide Een onderwerp van meer belang, Mijnheer de Voorzitter, waarover eenige woorden zijn gesproken, betreft de bestrijding van de por nographic. Speciaal de heer Zandt heeft met grooten ernst over dit euvel gesproken. Ik wil niet zeggen, dat de heer Zandt ten op zichte van de beteekenis van de prikkellectuur voor de geheele criminaliteit misschien riet een eenigszins overdreven voorstelling heeft gewekt, maar ik wil aanstonds toegeven, dat inderdaad deze quaestie van zeer groote be teekenis is. De heer Zandt 'heeft echter niet het recht zich op het standpunt te stellen, alsof een beroep, dat zoo vaak op den Mi nister is gedaan, zonder eenige uitwerking is gebleven. De heer Zandt zeide in dit verband, dat hij, hedenavond uit het station komende, nog hoorde venten met dat bekende porno- graphische blad, waarover hier reeds zoo vaak is gesproken. Maar voor zoover dat gebeurd is, kan dat alleen geweest zijn met het een of andere oude nummer, want ik kan den heer Zandt mededeelen, dat de beide bladen tengevolge van mijn ingrijpen opge houden! hebben te verschijnen. Dat neemt natuurlijk niet weg, dat dergelijke bladen b.v. onder een anderen naam weder kunnen' op duiken, maar ik kan den geachten afgevaar digde verzekeren, dat daarop streng het oog wordt gehouden. Wij moeten niet vergeten, dat lang niet ieder nummer door de justitie kon worden aangetast en strafrechtelijk kon worden vervolgd, en dat men dus met eenige oude nummers, speculeerend op den bekenden naam, wat kan doorventen, maar deze bladen als zoodanig verschijnen niet meer. Het is dus onwaar, wat de heer Zandt mede deelde ,dat Minister Donner niets op het gebied der zedelijkheid heeft gedaan. Maakte dit Kamerlid nu zijn verontschuldi gingen aan den Minister, dat hij in onkunde had gesproken Of wel heeft hij dien bewindsman voor zijn maatregelen gedankt In geen enkel opzicht. Daaraan denken de Staatkundig Gereformeerden niet De redevoering kwam wèl Zaterdagavond ten voeten uit in „De Banier". Natuurlijk zonder dat daarbij die tegenspraak van den Minister van Justitie werd opgenomen. Die tegenspraak behoeven de lezers niet 'te kennen. Als zij maar weten1, dat Minister Donner op het stuk der zedelijkheidswetgeving niets heeft gedaan. En daarom is het alléén te doen. De Antirevolutionairen hebben den trap weer beet. Beste Vriend Toen ik een paar jaar geleden mijn familie in Nederland bezocht, bracht ik eens op Flakkee een bezoek bij een zieke, die jaren achtereen op bed lag, 'en nu ook gestorven is. Toen ik hem bezocht, vermenigvuldigden de gedachten in mij. 'Daar lag een mensch, een beelddrager Gods, het hoogste van Gods schepping. Zijn beenen weigerden hem te dragen, ook zijn han den kon hij schier niet gebruiken. Hij kon er net zijn pijp mee vasthouden, die hij nog met smaak rookte. Wat doe ik eigenlijk hier dacht ik. Wat zal ik met dien stakkerd nog praten Hij lag daar en was eigenlijk niet meer dan een romp, waarin nog een hart klopte, maar de wer king van 't hart werd in zijn ledematen bijna niet meer gevoeld. Hij is als een klok, die nog wel tikt, maar waarvan de wijzers waren af gevallen. Ja, er was nog leven in dien man, maar het leven werd niet meer geleefd, want leven is toch eigenlijk: je bewegen, je zelf ver plaatsen, nieuwe dingen in je opnemen, erva ringen en ondervindingen opdoen, iets produ- ceeren voor je medemensch, strijdend bekampen wat tegen je overtuiging in verzet komt. Een jagen om idealen te bereiken, waarvan de meeste nooit verwezenlijkt worden. Van jezelf en je gezin wat maken. Meegerekend te worden in je omgeving. Dat is eigenlijk „leven", nietwaar En van dat alles was de man, hier boven ge noemd, afgesneden. Geen liefdevolle hand van een echtvriendin, geen kind, dat hem vader noemde. Wat doe ik hier Kon ik het „waarom" maar verstaan aan zulk een ziekbed, mischien kon ik het lijden verzachten en den lijder troosten Deze gedachten werden weer in mij opgewekt, toen gisteren een van de jongens in onze ge meente zijn arm versplinterde tot aan zijn schouder toe. Een flinke jongen van 18 jaar, die een getrouwe hulp was van zijn vader op de boerderij. Menschen van Groningsche af komst, en die bij hun lang verblijf in Amerika toch nog steeds Groningers zijn gebleven. Hun 18-jarige zoon was met een machine aan het maisstokken kort snijden. Twee zware rollen houden de aren tegen en die worden machinaal in een koker geworpen, terwijl de stokken tus- schen die rollen doorgaan en daarna door mes sen aan 2 centimeter stukjes worden gesneden. Reindert Scholma (zoo was de naam van den zoon) kwam even te dicht met zijn vingers bij de rollen, deze werden gepakt, zijn hand en arm werden eerst plat gerold en daarna aan stukjes gesneden, en eer de machine stilstond, was zijn arm verpletterd tot aan zijn schouder. Arme jongenNog zoo jong en een arm te m'oeten missen, die hij in zijn bedrijf niet missen kan. Onze leeraar bad in de kerk voor hem en zijn diepbedroefde ouders. Geheel de gemeente deelt in dit lijden. Maar ook als bij dien anderen man op Flakkee komt de vraag op: Waarom en waartoe Juist toen ik daarover zat te peinzen, kwam mij een werk onder de oogen van A. van Hoog straten Schooh over het boek „Victoria Co* lonna", wat vertaald is door Mej. J. H. Kuiper uit de Hollandsche taal. Een pracht werk. Het gaat over Michel Angelo. Ge kent het misschien wei. De heer Kok te Kampen is uitgever. Van Hoogstraten Schoch zegt: ik heb dat portret van Michel Angelo met verwondering aange keken. Van zijn geboorte af was deze groote kunstenaar een misvormd wezen. Hij was zoo leelijk en misvormd, dat kinderen bang voor hem waren. En nu juist in dezen man, die uiter lijk hoegenaamd niets aantrekkelijks vertoonde en geen schoonheid bezat, deze man had God zoo begaafd met een scroonheidsgevoel, dat de menschen, onder den indruk van zijn schil derwerken, bijna ademloos van verwonde ring toekeken. Hij bezat de meest Goddelijke kracht, die ooit een aardsch sterveling ten deel viel. Hij is een der weinigen, die in hun arbeid de taal der eeuwigheid spraken. Van hem wordt verteld, dat, to'en hij, den machtigen, de zon daren oordeelenden Christus in Diens jongste gericht, voor zijn zielsoog zag worden, hij zelf 'bijna beangst werd voor de majesteit van dien vreeselijken Rechter en er telkens een rilling door zijn ziel ging bij de gedachte, dat hij d'en menschen zoo iets ontzettends en onverbiddelijks moest laten zien. Deze man met zijn verfijnde geest was zoo schrikkelijk leelijk, dat hij zijn eigen beeld verachtte. Zijn misvormd gelaat is zeer zeker oorzaak geweest, dat hij alleen door de wereld moest. En juist dat alleen zijn, die eenzaamheid, dat kluizenaarsleven, achtte God voor Michel Angelo noodig, om de heerlijke gaven, die zijn weerga niet kent, te ontwikkelen, opdat Michel Angelo kon scheppen, waar God hem toe geroepen had. Zoo zien wij het „waarom" bij dezen grooten kunstenaar. Leven moeten wij allen, maar hoeveel duizen den en millioenen loopen met een vraag in hun ziel: waarom is mijn lot nu juist zoo En voor velen blijft die vraag onbeantwoord. De eeuwig heid zal hier veel van ophelderen. Duizenden hier in Amerika, die als emigran ten van uit Nederland hier 'heen kwamen, leven ook met die vraag en velen sterven met de vraag: Waarom moet ik nu leven en sterven buiten de omgeving van mijn dierbrc bloed verwanten in het oude vaderland Waarom en nog eens waarom Eén ding is noodig, wat noodig was voor den ongelukkige zieke op Flak kee. is noodig voor onzen ongelukkigen buur jongen Reinderd Scholma, Ja, is noodig voor zijn ouders en ons allen wie wij zijn. Want wij allen strijden tegen ons lot, of liever tegen den weg ,dien God ons iaat betreden. Wij moeten eenswill'end met God worden. Wij moe ten zelfs zóó ver komen, dat wij ons lot lief- krijgen om Gods wil. En wij zuilen het ervaren, misschien niet eer dan in de eeuwigheid, dat juist het pad, waar God ons heenleidt, ons welzijn bedoelde. Reinerd was een lid van de Jongelingsver- eeniging, waarvan ook onze kinderen lid zijn. Onderling wordt het voorgevallene besproken. En een opmerkend ouder gevoelt, dat dit vree- selijk ongeluk ook inwerkt op de kinderen. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat er bij onze jeugdigen een band is, die nog wel ontwikkeld moet worden, maar in beginsel dezelfde band is, die wij als ouderen kenrien. De band, die ons in Christus saam'bindt; daarom: als één lid lijdt, lijden alle de leden. Ook het waarom dringt zich aan de jeugd op. Dat ook zij het leeren, dat het antwoord alleen in den weg des geloofs is te vinden. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. [INGEZONDEN], EEN RAPPORT OVER DEN TOESTAND IN DE VEEHOUDERIJ IN NOORD HOLLAND EN ZUID-HOLLAND. (Verkorte inhoud). De Veeteelt- eri Zuivelcommissie, ingesteld door het Hoofdbestuur der Holl. Mij. van Land bouw, om den toestand der veehouderij in Noord-Holland en Zuid-Holland na te gaan en voorstellen te doen, welke de organisatie zou kunnen overnemen, heeft haar rapport bij het 'Hoofdbestuur ingediend. Aan dit rapport is het volgende ontleend. De Commissie merkt op, dat de veehouderij in ons land zich, mede dank zij de vrijhandels politiek van ons land, zich heeft ingesteld op productie voor de wereldmarkt en is uitgegroeid tot éen zeer belangrijk exportbedrijf. Inzonder heid na den oorlog zijn echter vele landen er meer en meer toe overgegaan, door invoerrech ten, uitvoerpremies en contingenteering de eigen productie en wel vooral de eigen landbouw productie, te beschermen. Hierdoor is de toe stand voor onze veehouders steeds slechter ge worden. De inflatie van het ruilmiddel in Enge land en de Skandinavische landen hebben de afzetmogelijkheid nog meer bemoeilijkt. De be- drijfsuitkomsten zijn mede door al deze oor zaken' ondanks de goedkoope veevoederprijzen treurig. Uit de cijfers, welke aan het rapport zijn toe gevoegd, blijkt, dat veehouders in Noord-Hol- DOOR H. KINGMANS. ij gaat klikje idel van 35) „Ik ken Albert zóó oppervlakkig", antwoordde Gretha zeer voorzichtig, „dat ik mij geen oor deel kan en durf aanmatigen. Me dunkt, je moet hem veel beter kennen dan ik. Hij is huisvriend en je ontmoet hem zoo vaak." „Ik weet het ook niet," zei Annie met iets in haar stem, dat op een snik geleek. .jKind, maak van je 'hart geen moordkuil," hakte Gretha energiek d'en knoop door, „Wil je met mij over Albert praten Nu nog of morgen „Wat bedoel je vroeg Annie, in eenen be vreesd voor consequenties en zich vrij onver schillig toonend, „Ik meende, dat je behoefte gevoelde, over Albert te praten. Anders niet. Maar het schijnt, dat ik mij daarin vergis." Gretha, teleurgesteld, sprak nu ook op koelen Zakelijken toon, die Annie diep trof „Heb je iets gemerkt vroeg zij dan opeens, angstig en gejaagd. Diep medelijden beving Gretha. Nu pas be speurde zij goed,'hoe Annie leed en worstelde de laatste uren, AI haar vroolijkheid en opge wektheid was niet dan schijn geweest. Ij „Arm kind", zeide zij. „Zou het niet beter sprak r,Zi'n' tenminste met mii eens open "ri^k i6tS 9emerk' 1" vroeg Annie weer. k zou wel blind moeten zijn, als ik niets gemerkt had, antwoordde Gretha „Vandaag „Vandaag ook. Maar reeds een paar dagen." „En de anderen En vader en moeder „Van de anderen weet ik niets. Ook niet van vader of moeder. Misschien hebben zij iets ge merkt, maar in elk geval er niet met mij over gesproken." Met wanhoop in de oogen zag Annie haar aan. „Ik hoop, dat ze niets gemerkt hebben," zuchtte zij. „Zou je dat zoo vreeselijk vinden 7" „O, Greet. Ik ben radeloos", snikte Annie, zich tegen Gretha aanvlijend. Haar slanke lichaam schokte van emotie. „Is het niet beter, dat je er openhartig met mij over praat Dan kunnen we zien, wat er gedaan moet worden." Annie zweeg. En toen besloot Gretha door te tasten, energiek als zij steeds was. „Heeft Albert zich al verklaard vroeg zij op den man af. Heftig schudde Annie van neen. En toen ver telde zij opeens, waarna Gretha duidelijk werd, wat er tusschen die beiden in het doolhof was voorgevallen. En toen was het ijs ook gebroken. „Ik heb hem lief en ik m a g hem niet lief hebben", zeide Annie, zittend op den rand van 'het ledikant. Het verheugde Gretha zeer, dat haar zuster d'en toestand duidelijk besefte. „Heeft Albert jou lief „Ik ben er van overtuigd, Greet. En hij weet het van mij. Maar o, dat kan niet." „Heb je hem aangemoedigd? Heb je geflirt?" vroeg Gretha, die wel beter wist, maar nu alles nauwkeurig wilde onderzoeken. „Gretha Die uitroep, vol verontwaardiging, was vol doende. „Stil maar, kind. 'k Heb het geen oogenblik van je gedacht, maar ik moet toch zekerheid ■hebben. Als je Albert werkelijk lief hebt, en dat wil ik gaarne van je gelooven, dan ben je in een zware beproeving gekomen. Want je onrust en angst bewijzen, dat je er zelf geen vrede mee hebt." „O, ik doe er vader en moeder het grootste verdriet mede." „Natuurlijk. Maar voel je zélf dan ook niet, dat het niet gaat Ben je alleen onrustig piet het oog op vader en moeder „Het kan niet, Gretha. Ik weet het. Het kan niet en m a g niet. Albert is niet een vijandige, maar een ongeloovige is hij. Dacht je niet, dat hij anders worden zou „We moeten de dingen zien, zooals ze n u zijn, Annie. Ik kan mij voorstellen, dat jij het allerbeste van Albert denken wilt, maar op de werkelijkheid komt het aan. Ook jij moet pro- beeren; nuchter te blijven en de zaken zien, zoo als ze zijn. Ik heb de laatste dagen, maar vooral vandaag, veel aan je gedacht. Ik zag de moei lijkheid aankomen, omdat ik jullie verhouding doorzag. Als dat zoo doorgaat, komt er een conflict. Hoe moet het nu verder, Annie ,,Ik weet het niet. Ik vraag juist jou om raad. Weet je een' oplossing „Hoe bedoel je Om tóch Albert het jawoord te kunnen geven, als hij komt Wéér was Gretha koel-zakelijk. Niet, om An nie onaangenaam te zijn, maar omdat haar nuch tere natuur steeds tot de kern der kwestie door drong en omdat zij ook Annie die kern wilde doen zien. „Dat kan toch niet, Gretha Het was de vraag van een hulpelooze, een radelooze, die zich aan eiken stroohalm vast klemmen wil. „We behoeven daarover niet meer te praten, dunkt me. Ik vind het vreeselijk voor je. Ik heb bespeurd, dat je Albert lief hebt. Het omge keerde meende ik ook. En mét jou heb ik nu de zekerheid wel. Albert heeft zich even ver geten en duidelijk laten blijken, dat hij van je houdt. Ik kan mij voorstellen, dat je hem lijden mag. En voor ik weet niet wat zou ik willen wénschen, dat er geen beletsel was. Maar, An nie, dat beletsel is er nu. En ik ben er van overtuigd, dat ook Albert dat wel terdege voelt." Ondanks haar onrust verbaasd, keek Annie vragend haar zuster aan. „Zeker, ik meen dat inderdaad. Ik meen be speurd te 'hebben, dat Albert heel goed weet, dat op het oogenlblik van een intieme verhou ding tusschen jullie beiden niets komen kan, laat ik liever zeggen, dat hij daarvan diep door drongen is. Hij is er immers veel te serieus voor Het lag dan ook, als ik het tenminste goed zie, niet in zijn bedoeling, zich te verkla ren. Dan was het conflict geboren en hij wil, evenmin als jij, vader en moeder verdriet be rokkenen. Hij heeft zich evenwel vergeten. Wat ik vreesde, is^ geschied de taal der liefde sprak luider dan het nuchter verstand. Toen het te laat was, bemerkte 'hij zijn fout Vandaar zijn stamelend „Vergeef mij". Het begin van het conflict was er reeds, ik weet niet hoe lang reeds. Mogelijk weten jullie beiden het niet eens. Het is nu grooter geworden. Als je niet oppast en maatregelen neemt, breekt het in vollen om vang los. Je vindt misschien, dat ik zakelijk spreek en je denkt mogelijk zij kan makkelijk praten, zij verkeert niet in de moeilijke omstan digheid, maar ik verzeker je, dat ik diep met je meeleef en het gaarne anders had gezien. Maar ik herhaal we moeten nuchter blijven en het onheil zi'en af te wenden." „Lk vertrouw je geheel. En ik wéét, dat je met mij meevoelt. Anders 'had ik je niet om raad gevraagd. Wat moet ik nu doen Gretha gaf niet onmiddellijk antwoord'. Zij dacht na, terwijl zij, vol medelijden, Annie aan zag, die als het beeld der wanhoop nog steeds op den rand van het ledikant zat. „We gaan in bed," zei Gretha. „Dan kan het licht uit en kunnen we verder praten." Zij knielde neer, welk voorbeeld werktuige lijk door Annie werd gevolg. En Gretha sprak half-luid een kort gebed uit, vragend om bewaring voor den nacht, maar ook om licht, teneinde te komen uit de gerezen moeilijkheden. „Wat denk je, dat Albert nu doen zal?" vroeg Qretha, toen zij in bed lagen. „Ik weet 'het niet," bekende Annie zuchtend. „Ik weet 'het ook niet. Maar hij beseft natuur* lijk zeer wel, dat het zóó niet blijven kan en mag. Als hij werkelijk serieus is, en wij twijfe len daar niet aan, dan verklaart hij zich. Vroeg of laat zal dat gebeuren, zoodra hij daarvoor een gezochte of ongezochte gelegenheid heeft." Gretha sprak zakelijk uit, wat Annie reeds had gedacht. „Vind je niet, dat, afgedacht van alles, Albert verplicht is, om zóó te handelen „Ja", bekende Annie. „Ik verwacht hetzelfde als jij." „Én wat zul je dan doen „Ik moet zijn aanzoek afwijzen. O, ik weet het wel. Maar, Gretha, ik kan het niet. Ik houd van hem. Ik voel, dat ik hem liefheb! Wat moet ik doen, wat moet ik toch doen „Een aanzoek probeeren te voorkomen," meende Gretha, En, om Annie te peilen, ver volgde zij „Hem ontwijken, zoodat hij gevoelt, dat hij niet verder moet gaan, dan hij gegaan is." Alles in Annie kwam tegen dit advies in op stand. Het was ook niet een advies a la Gretha. „Vind je dat e'en goede, mooie 'handelwijze vroeg zij daarom. „Neen. dat niet. Maar het is een manier, om de moeilijkheid te voorkomen, als je niet recht streeks een weigering wilt of kunt geven." „Ik vind die manier niet fair", vond Annie, nog steeds verbaasd, dat Gretha zulk een raad gaf. „Je hebt gelijk. Maar 't is een manier, die je, als de opzet gelukt, althans voorloopig uit de moeilijkheid helpt." „Zou jij deze wijze van handelen toepassen „Dat beweer ik niet. Eerlijk gezegd, ik geloof, dat ik het niet doen zou." „Wat dan? O, help mij toch," smeekte An nie. (Wordt vervolgd). y ■I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1