Gemeenteraad.
tin de Geest en de Bruid
zeggen: Kom.
f 554.56
300.—
na komt neigt zich tot den avond. 'Het boek
der Upenbaring van Johannes iaat ons zien wa't
er in het tijdperk tusschen Christus' Hemelvaart
en Zijn wederkomst geschieden moet.
De wereldling ziet alles onder geheel ander
licht. Hij aanvaardt het leven als normaal. De
houw is wei in orde, alleen is er hier en daar
restauratie noodig, er moet wat opgeknapt wor
den, de huishouding moet in betere handen ge
bracht worden, enz.
Maar hij wil de opgaande lijn zien, een
evolutie, een ontwikkeling, daarom spreekt hij
van beschaving, van onderwijs ,van opvoeding,
van vrijheid, enz. En hij denkt soms, dat de
inensah het al een heel eind ver gebracht heelt,
tot er weer eens een debacle komt als 1914 en
hem voor een oogenblik zijn illussies ontneemt.
Maar rotsvast staat het geloot in een lichtende
toekomst, zooiets als een- heilstaat, waarin men
als ontwaakt uit een benauwde nachtmerrie,
met een zucht van verlichting het aangezicht
aiiveegt en zegt: gelukkig, eindelijk ben ik er uit.
De Christen ziet het aardsche leven als een
zeer tijdelijk verblijf in een wachtkamer, waar
het zeer onbehagelijk is, waar het tocht en hei
koud en, guur is, waar het doorlekt en het
verblijf met andere reizigers aanleiding geelt
tot onverkwikkelijke tooneelen; hij wacht op den
trein, die hem meeneemt naar beter oord.
De wereldling maakt van de wachtkamer een
huiskamer, waar hij altijd denkt te blijven. Hij
denkt aan geen trein of reis. Hij vlijt zich neer
o1 den bank, die wel hard is en bromt wel op
de slechte omstandigheden, waarin hij verkeeren
moet, maar hij denkt er niet aan, dat hij eigen
lijk maar in een wachtkamer is en dat ieder
oogenblik het sein tot vertrek kan gegeven
worden.
Zóó moet men zich beider levensbeschouwing
indenken en dan valt het niet meer moeilijk om
de groote tegenstelling te zien.
Of de Christen dan niets moet doen om de
wachtkamer dezer wereld zoo dragelijk mogelijk
te maken
Ach, wie de H. Schrift kent weet wel beter.
Daar is telkens sprake van, dat wij hier geen
blijvende stad hebben, maar een toekomende
zoeken; dat we pelgrims zijn op aarde. Maar
evenzeer wordt er gesproken van den eisch, dat
de Christen op deze wereld een zoutend zoui,
een lichtend licht moet zijn; dat hij geroepen
is tot arbeid.
Het verschil .tusschen' wereldling en Christen
is dus niet hierin gelegen ,dat de een zich met
om de dingen dezer aarde bekommert en rustig
in zijn hoekje afwacht, tot zijn trein worat
afgeroepen, terwijl de ander zich rept en roept
om de wachtkamer tot salon te restaureeren,
maar het verschil ligt hier, dat de een de wacht
kamer het karakter van wachtkamer laat be
houden, en de ander aan geen vertrek en afreis
denkt, maar van deze wereld zijn een en al
wil maken.
Ervaren in het verstand der tijden, het is
alleen mogelijk, indien men de dingen dezes
levens wil bezien bij het Licht, dat Gods
Woord er op werpt.
En wie dat doet, bemerkt twee dingen. In
de eerste plaats, dat hij een ontzettend zwaar
werk te verrichten krijgt, maar in de tweede
plaats ook, dat hij vasten grond onder de voeten
mag voelen. Hij voelt de werkelijkheid en da:
geeft troost en kracht om het werk te doen, dat
van den Christen op deze aarde geëischt wordt.
UITKIJK.
XIII.
We zijn bij 't Station en staande op 't perron
turen we even, vanwaar We gekomen zijn.
Eoo doet elke schrijver, die in een artikelen
reeks eemg onderwerp tracht te benaderen. Zoo
doen de geleerdsten, en daarom past t den een-
voudigen scribent hun methode na te volgen.
(Jok hij mag een oogenblik stilstaan op den
afgelegden weg van een 20-tal artikelen; van
een 20-tal inleidende gedachten over de Sociale
Kwestie, om hier en daar aan te vullen, te ver
duidelijken, te verbeteren; en dan weer in te
stappen om verder te reizen.
Hij wil iets gaan zeggen1 over 't Christendom;
niets nieuws; aan ieder bekend, om te komen
tot de vraag: Wat is echte Mystiek Heeft de
Doopersche die En tot welke konsekwenties
leidt voor t Sociale Leven die ware of onware
Mystiek i
Het is ons niet onbekend, voor wat vraag
stukken we staan: Christendom! Mys
tiek!
Het laatste onderwerp alléén zou in dit blad
eenige weken aanéén moeten behandeld woraen,
eer t behoorlijk afgewerkt zou zijn: want na
tuurlijk er is niet alleen Echte en Valsctie
Mystiek; er is ook Oude en Nieuwe Mystiek,
zooals de eerste bij de Mystica der eerste 14
eeuwen optraden èn zooals de laatste verscheen
in de literarische werken der 19e en 20e eeuw.
't Veld der Mystiek is door geen horizon
begrensd; en of ge Plotinus noemt of Augustinus;
Ruusbroec of Bernard van Clairvaux; Paulus
den Apostel of de Satanisten, Boeddha en Jezus,
de theosophen of de Occultisten, overal door
alle 20 eeuwen heen vindt ge vormen en ge
lijkenissen van Mystiek.
Of ge Sjoelamiet leest d.i. 't Hooglied van
Salomo of Paulus' brief der Minne, der Liefde,
aan Corinthe; of ge leest Ruusbroec's „Die
Chierheit der Gheesteleker Brulocht", uit 't
jaar 1345, of Frederik van Eeden uit onzen
tijd in zijn Lied van de Smart't is overal
Mystiek.
En dan te schrijven trachten over 't Christen
dom 1
Maar dat is onmogelijk als men 't Jodendom
niet vooraf laat gaan ;er is toch een gaan van
kracht tot kracht; maar waar ligt de openbaring
der eerste kracht Er i s toch een evolutie
van schaduw tot Wezen; van belofte tot Ver
vulling; van offerande tot Offeraar; van om-
tuining tot Vrijheid; van wet tot Evangelische
genade; van aanslibbing tot Volheid der tijden;
van particularisme tot universaliteit, d.i. van
Israels verkiezing tot den Ingang der Heiden
wereld, ja ook deze, in 't koninkrijk der hemelen;
om de Joodsche Kerk, Joodschen Staat en
Joodsche Maatschappij om te zetten in een
Wereldkerk, in een Natiënbond en Gemeen
schap aller individuen tot bevordering van
eigen nationale cultuur en welvaart
't Christendom staat op de schouders van 't
Jodendommaar was ook de noodzakelijke
konsekwentie daarvan ;en hierom de noodzake
lijke konsekwentie, omdat Christendom en Jo
dendom beide religiën zijn, d.i. beide opzien tot,
vreeze, heilige vreeze koesteren voor den Eenen
God, die onder al de polytheïstische volken van
Babyion, Perzië, Medië, Egypte, Indië, Grieken
land en Italië, niet werd gekend en gediend;
noch voor die Volken ooit is geweest de Bron
van eeuwige liefde, oneindige vertroosting, dage-
lijksche meditatie, om te arbeiden voor de eere
Zijns Naams,
Alleen: er ontstond spanning over den
tijd wanneer de nieuwe periode zou in
treden; over den Persoon, Die de Mes
sias zou zijn; over zijn taak en toe
komst.
Eooals in onze dagen er velen zijn, die het
So c a i e Jezusbeeld als Het beschouwen
en dan zelfs nog op tweeërlei wijze, waar we
slechts behoeven te noemen de mannen Adolph
Stöcker, den reeds lang ontslapen hofprediker
va neertijas Keizer Wuheim uit de negentiger
jaren, en Naumann en Karl Kautsky.
Zooals in onze dagen er velen zijn, die het
Ethische Jezusbeeld als Het aanvaarden;
den Christus ais mensch waardeeren, maar Hem
in historisch-critische bespiegeling ontdoen van
wondermacht en teekenen, of nog anders: den
Christus laten opgaan in Betrachtingen van de
Apostelen, wier woorden dan den geest van
Cnristus openbaren.
Het Christendom was geen vrucht van men-
schelijk denken, maar Evangelie van 't Konink
rijk der hemelen; het Christendom kan gèen
vrucht van Oostersch of Westersch denken zijn,
want dat denken stond voor een hopeloos ban
kroet. En uit zoon machtelooshheid in denken
en doen wordt geen Redder geboren. Wel ge
boren in, t ij d e n s die machteloosheid der
Volken, maar niet uit, niet door, niet als
g e v olg van die geestelijke en maatschappe
lijke machteloosheden.
Op den achtergrond van 't Christendom ver
filmt zich voor den toeschouwer èn een bankroet
der heidensche godsdiensten om den mensch
rust te brengen en verlichting van immoreele
verlangens naar menschelijk genot en uitleven;
èn een Jodendom, dat in den Diaspora of Ver
strooiing, na Babylons weedommen, in Helle-
nistischen of Hebreeuwschen trant, te Alexan-
drië in Egypte dan wel in Babylons omstreken:
de Wet uitploos en naar de Wijzen, de Rabbi's
der Verstrooiing luisterden.
Maar zoo was de achtergrond.
Zoo was 't filmdoek, waarop 't Jezusbeeld
kwam.
Doch 't Beeld zelf lag vast vèr vóór 't doek;
de machtige, de Goddelijke Acteur had 't Beeld,
dat op 't doek komen moest, in 't Joodsche
volksbestaan als in een opname vastgelegd.
Wanneer zou de Opname sinds Gen, 3 vs.
15 geschied, weggeborgen in de toekomstige
eeuwen en alleen voor Zieners een oogenblik
ontdekt door hooge Inspiratie; wanneer en hoe,
in adellijk gewaad of in lompen, zou de Op
name aan de zuchtende Schepping en als in
barensnood toevende Heidenwereld, en als in
smachtend verlangen uitziende vrome Israëlieten
geschieden
De Heidensche Maatschappij neigde ten on
dergang; moest sterven; omdat ze niet meer be
antwoordde aan de eischen, die de Persoonlijk
heid voor zich zelf stelde, n.l. Vrijheid.
De Massificatie, de kaste-afscheiding van
patriciër en plebejer; van priester en leek, van
wijsgeer en leerling, van onmondige vrouw en
slavinne tegenover haren „heer"; de emanci-
patiezucht van alles wat niet patriciër was,
nam hand over hand toe.
Naarmate men met de goden spotte; naarmate
de oorlog aan de soldaten triomfen bracht, en
de soldaten feitelijk den Imperator-Keizer kroon
den; naarmate de ontwikkeling voortschreed en1
't ongeloof in eigen mysteriën afnam, naar die
mate steeg 't heimwee naar verandering.
Elk volk maakt op zekeren tijd een crisis
door.
Het oude gaat mishagen.
Er schijnt iets afgeleefds te zijn.
Nieuwe banen van ontwikkeling worden niet
meer aangelegd: er ds mok en wrok tegen een
positie, die men verlaten wil en niet kan ver
laten; en dus is er onrust, ongestadigheid, pro-
beermethhoden van veranderingen met weinig
kans op succes.
Dat is crisistijd: gevoel van patiëntszwakte.
Zoo bracht 't Christendom ook een crisis in
Joden- en Heidenwereld.
Welnu
Over dat Christendom en dat Jodendom willen
we iets zeggen. Over 't Jodendom eerst.
Over dit Christendom, als de, voor ons,
Gereformeerde belijders, ware, zuivere, vol
maakte religie willen we iets schrijven, dat ieder
al bekend is.
Over dat Christendom, dien godsdienst, die
ons met den levenden, waarachtigen God in
gemeenschap brengt.
Over dat Christendom, hetwelk ons aan God
verbindt door Christus, die Hem ons aantoonde
als een streng Rechter, maar ook als een ge-
nadigen Vader.
Over dat Christendom, dat ons inzage geeft
in de verscholenste hoeken van ons vuile hart,
maar ook uitzicht op reiniging, vergiffenis, ver
nieuwing en herstel.
Over dat Christendom, waarvan wezen en
kern, inhoud en rijkdom is de Blijde Boodschap
voor de Wereld, als ze gelooft; voor de wereld
als uiting Zijner onmetelijke liefde om ze te
redden; voor de individuen als uiting eener on
uitsprekelijke genade om gebruikt te mogen wor
den als instrumenten, als reddingsbrigade, dra
gende 't teeken des Kruises om de wereld terug
te leiden tot den Man van Smarten, die 't der
wereld nog toeroept: Volg Mijen gij zult
rust vinden, zooals de rots staat bij 't koken
der branding, en zijn waterdruppelen, afdruipend
na de onderdompeling, als diamanten glinsteren
door de zon die haar bestraalt.
Doch eerst een repetitie.
J. v. d. W.
Middelharnis, 21 November 1931.
(Wordt vervolgd).
VERSLAG van de vergadering van den
Raad der gemeente SOMMELSDIJK
op Woensdag 19 November 1931,
nam. 3 uur.
Tegenwoordig alle leden. Voorzitter is de
Burgemeester de heer L. J. den Hollander.
De VOORZITTER opent de vergadering met
gebed. Daarna worden de notulen der vorige
vergadering gelezen en onveranderd vastgesteld.
De VOORZITTER doet mededeeling van een
brief van Ged. Staten, waarbij een raadsbesluit
tot het aangaan eener geldleening groot 2200
goedgekeurd wordt teruggezonden.
B. en W. bieden bij schrijven de gemeente-
begrooting aan over 1932. De eindcijfers daar
van zijn
Gewone dienst.
Inkomsten 122993.27
Uitgaven 122993.27
Batig saldo -.
Kapitaaldienst.
224.56
Een brief van B. en W. van Nieuwe Tonge,
waarbij deze berichten de benoeming van een
lid in het bestuur van de stichting de Drinkwa
terleiding Goeree en Overflakkee.
Gelijke brieven van B. en W. van Ooltgens-
plaat en B. en W. van Dirksland.
.brieven van B. en W. van Ooltgensplaat en
Stad aan 't Haringvliet, waarbij zij mededeelen,
dat de Raden dier gemeenten de motie om het
bestuur van de drinkwaterleiding Goeree en
Overflakkee te verzoeken de werkzaamheden
stop te zetten, voor kennisgeving hebben aan
genomen.
Van den voorz, en secrs. van den Flakkee-
schen Bestuurdersbond is een adres ingekomen,
waarbij er op wordt gewezen, dat de werk
loosheid onder de verschillende groepen van
arbeiders een zoodanigen omvang heeft aange
nomen, dat de werkloozenkassen niet voldoende
uitkeeren om de gezinnen voor ondergang te
behoeden. Gevraagd wordt om een commissie
te benoemen met vertegenwoordiging van de
plaatselijke vakorganisaties en deze bevoegdheid
te verleenen tot het dragelijk maken van den
toestand waarin de werHoozen zich bevinden.
Voorts is ingekomen een verzoek van de afd,
Middelharnis-Sommelsdijk van den Ned. Chr.
Landarbeidersbond, waarin wordt gevraagd een
zoodanige steunregeling overeenkomstig het Mi-
nistrieel besluit van 1926 in het leven te roepen
of anders voldoende arbeid te verschaffen, waar
aan de voorkeur wordt gegeven.
De VOORZITTER zegt, dat op deze ver
zoeken straks zal worden teruggekomen.
Daarna is aan de orde punt 3 der agenda
Beslissing op verzoek uitvoerend comité Jubi
leumfonds van de Chr. vereeniging voor ver
pleging van lijders aan vallende ziekte te Haar
lem, om eene bijdrage voor haar te stichten
kinder-jongenshuis.
De VOORZITTER licht toe, dat in de vo
rige vergadering de stemmen hebben gestaakt
omtrent een voorstel van B. en W. om eene
bijdrage te verleenen van 10.
Het voorstel van B. en W. wordt thans op
nieuw in stemming gebracht en aangenomen met
6 tegen 5 stemmen.
In behandeling komt vervolgens de rekening
van de gasfabriek over 1930.
De heer E. VAN DEN DOEL deelt namens
de commissie belast geweest met het nazien der
rekening, -mede, dat de afschrijving op de
ovens aan den hoogen kant is. Daarop is onge
veer een derde gedeelte afgeschreven, wat aan
de commissie onder deze omstandigheden te hoog
voorkomt.
De VOORZITTER deelt mede geïnfor
meerd te hebben naar deze afschrijving. Daarbij
is hem gebleken, dat het binnengedeelte der
ovens, de z.g. retorten, niet zoo lang meegaat.
Weth. DIJKERS zegt, dat volgens de gemeen
schappelijke regeling 7 moet worden afge
schreven. Hij juicht het toe, dat de commissie
van beheer een zoo groot mogelijke reserve w,l
vormen, maar hij vindt een afschrijving van een
derde gedeelte op een oven toch veel te hoog,
mede in aanmerking genomen de tegenwoordige
omstandigheden.
De heer JOPPE licht toe, dat zulk een oven
slechts 5 a 6 jaren meegaat.
Weth. DIJKERS zegt, dat in 1929 voor ruim
30.000 en in 1930 voor ruim 33.000 aan
kolen zijn verbruikt. De resultaten zijn echter
12.000 minder. Hij informeert naar de reden
hiervan. Waren de kolen misschien slechter,
zoodat minder gas kon worden afgeleverd
De heer JOPPE zegt, dat de kolen minder gas
en meer cokes hebben opgeleverd.
Weth. DIJKERS acht het wenschelijk, dat
voorz. en secr. van de commissie van beheer
aan het eind des jaars de aanwezige voorraden
opnemen en deze gegevens aan den accountant
verstrekken.
De heer VAN ES merkt op, dat volgens het
verslag 1140 ton kolen aan het eind des jaars
lagen opgesla'gen in de loods. Maar waar zijn
de kolen geboekt, die op de opslagplaats be
neden aan het Zandpad liggen
Weth. MIJS zegt, dat de faeele voorraad
kolen natuurlijk dn het verslag is verwerkt. Als
er staat, dat die kolen in de loods lagen, is dat
een drukfout
De heer T. VAN DEN DOEL deelt mede,
dat aan deze rekening is voorafgegaan een re
kening, welke door den accountant was onder
teekend. Daarin staat een kostprijs van het gas
vermeld van 11- cent, in deze rekening een kost
prijs van 10 cent. Hij begrijpt niet hoe deze
kostprijs kan zijn veranderd.
De heer SCHUT onderstelt, dat dit samen
hangt met de afschrijving.
Weth. MIJS licht de zaak toe. In den hoo-
geren kostprijs van het gas is het winstcijfer
verdisconteerd.
De heer T. VAN DEN DOEL vindt dit toch
niet de goede manier.
De heer VAN ES zegt, dat in de rekening is
afgetrokken een bedrag van 84 wegens huis
huur. Hij zou omtrent dezen post gaarne worden
ingelicht.
De heer M. JOPPE licht toe, dat de directeur
verleden jaar noodig vond om aan den gasfitter
Jongejan een gratificatie te geven. Hij is toen
een week of tien vrijgesteld van huurbetaling.
De gascommissie wist er niets van.
Weth. MIJS zegt ,dat de gascommissie ver
antwoordelijk is. Het is niet eigenmachtig door
den directeur gedaan, maar in overleg met den
voorzitter der commissie. De zaak is zoo, dat
niet voor alles en nog wat een vergadering kan
worden bijeengeroepen. Toen bleek, dat de voor
zitter der commissie in het verleenen van deze
gratificatie in dezen vorm had toegestemd, heeft
de gascommissie dat goed gevonden.
De heer SGHUT informeert of er ook over
leg gepleegd wordt met het buitengewoon lid
der commissie met betrekking tot de afschrij
vingen.
De VOORZITTER beantwoordt deze vraag
ontkennend, het buitengewoon lid wordt alleen
in zeer bijzondere gevallen geraadpleegd.
De heer SCHUT vraagt of dat toch niet wen
schelijk zou zijn. Hij ds een: vakman.
Weth. MIJS zegt, dat er overleg is gepleegd
met den accountant.
De heer SCHUT vraagt of de afschrijvingen
technisch verantwoord zijn.
De heer JOPPE antwoordt, dat ze overeen
komstig de gemeenschappelijke regeling zijn.
De VOORZITTER zegt, dat de verschillende
opmerHngen ter kennis zullen worden gebracht
van de commissie van beheer.
De heer LE COMTE zou graag willen weten
wat er met de reserve moet worden gedaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat daarop
nader zal worden teruggekomen.
De heer E, VAN DEN DOEL deelt desge
vraagd mede, dat de commissie belast geweest
met het nazien der rekening, tot goedkeuring
adviseert.
De rekening wordt vervolgens met algemeene
stemmen vastgesteld.
B. en W. stellen den1 Raad voor de volgende
Verordening betreffende het beroep, bedoeld
in artikelen 7 en 9 der Woningwet.
t Artikel 1.
Van de besluiten van Burgemeester en Wet
houders, bedoeld in artikel 6, zesde lid, der
Woningwet, kan de aanvrager der vergunning
binnen dertig dagen na den dag, waarop hem
van het besluit is kennis gegeven, bij den Ge
meenteraad in beroep komen.
Indien Burgemeester en Wethouders niet bin
nen den in den eersten zin van het vierde lid
van artikel 6 der Woningwet bedoelden termijn
een besluit hebben genomen, kan de aanvrager
der vergunning binnen dertig dagen na het ver
strijken van dien termijn bij den Gemeenteraad
voorziening vragen.
Art. 2.
Van de besluiten van Burgemeester en Wet
houders, bedoeld in artikel 9, eerste lid, der
Woningwet, kan hij, aan wien de eischen zijn
gesteld of de vrijstelling is geweigerd, binnen
dertig dagen na den dag, waarop hem van het
besluit as kennis gegeven, bij den' Gemeenteraad
in beroep komen.
Art. 3.
Het beroep, in artikel 1, eerste lid, en artikel
2 bedoeld, wordt ingesteld en de voorziening,
in artikel 1, tweede lid, bedoeld, wordt gevraagd
bij aan den Gemeenteraad ,te richten verzoek
schrift.
Art. 4.
DeGemeenteraad neemt binnen dertig dagen
na den datum van indiening van het verzoek
schrift een beslissing. Vergadert de Gemeente
raad niet binnen deze dertig dagen, dan neemt
hij een beslissing in de eerstvolgende vergade
ring. Het nemen van de beslissing kan eenmaal
voor ten hoogste dertig dagen .worden verdaagd.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking veertien
dagen na dagteekemng van het besluit van Ged.
Staten, waarbij zij ,voor zooveel noodig, is
goedgekeurd.
Bij het inwerkingtreden dezer verordening ver
vallen de artikelen 61 tot en met 66 der bouw
verordening, vastgesteld 28 Januari 1904, met
dien verstande evenwel, dat deze artikelen van
toepassing blijven op besluiten als bedoeld in
de artikelen 1 en 2, genomen vóór dat inwer
kingtreden.
Deze verordening wordt met algemeene stem
men aangenomen.
B. en W. stellen vervolgens aan den Raad
voor de navolgende
Regeling betreffende de bewerkstelling
van werkloozen door de gemeente
Sommelsdijk.
1. De Commissie voor de verdeeling van het
werk aan de gemeente onder de werkloozen,
hierna genoemd de Commissie, is, bijgestaan
door den Correspondent der Arbeidsbemiddeling,
belast met de uitvoering dezer regeling.
2. De leiding over de tewerkstelling is op
gedragen aan den gemeente-opzichter.
3. Burgemeester en Wethouders bepalen het
aantal arbeiders, dat in eene zekere week zal
worden tewerkgesteld.
4. De Commissie is bevoegd aan Burgemeester
en Wethouders voorstellen te doen omtrent het
aantal arbeiders, dat te werk zal worden gesteld,
alsmede omtrent objecten van werkverschaffing.
5. Voor tewerkstelling komen niet in aan
merking
a. invalide arbeiders, die als regel in het vrije
bedrijf geen werk kunnen vinden;
b. arbeiders beneden den leeftijd van 18 jaren
en die van 65 jaren en daarboven;
c. arbeiders, die als eigenaar of als pachter
meer dan 1 H.A. land in bedrijf hebben;
d. niet-kostwinners;
e. arbeiders, die nog geen -twee jaren in de
gemeente hunne woonplaats hebben;
f. arbeiders, die gewoon zijn café's te be
zoeken.
Van het bepaalde onder e kan door de Com
missie met toestemming van Burgemeester en
Wethouders in bijzondere gevallen worden af
geweken.
6. De werkloozen zijn verplicht zich dagelijks
bij den Correspondent der Arbeidsbemiddeling
aan te melden op de(n) door de Commissie
vastgestelde (n) tijde (n). De Correspondent der
Arbeidsbemiddeling houdt van de aanmelding
aanteekening en geeft aan den werHooze bewijs
door afstempeling en waarmerking van eene
door hein verstrekte kaart.
WerHooze gezinsleden, die voor tewerkstel
ling in aanmerking zouden kunnen komen, en
zich niet bij den Correspondent der Arbeidsbe
middeling aanmelden, worden voor de toepas
sing dezer regeling geacht werk te hebben gehad.
7. De tewerkstelling geschiedt voor niet langer
dan één week achtereen.
Vóór elke tewerkstelling zal worden nagegaan
of de financieele- en gezinsomstandigheden van
den arbeider van dien aard zijn, dat tewerkstel
ling noodzakelijk is.
Daarbij zal rekening worden gehouden met
de uitkeering (en) uit de werkloozenkas. De
Commissie zal evenwel de tegen werkloosheid
verzekerden te werk stellen, indien met reden
wordt vermoed, dat zij zonder tewerkstelling niet
de geheele uitkeeringsperiode zullen kunnen
doorkomen.
8. Indien een arbeider aan de Commissie of
den Correspondent der Arbeidsbemiddeling on
juiste opgaven verstrekt, zal hij door-de Com
missie worden gehoord en voor een door haar
te bepalen tijd worden uitgesloten.
9 Wanneer een tewerkgestelde naar het oor-
deei van den met de leiding belasten persoon
den hem opgedragen arbeid niet of niet be
hoorlijk verricht, of zich gedurende den werk
tijd misdraagt, zal deze daarvan de Commissie
in kennis stellen. Deze zal den betrokken arbei
der hooren en hem waarschuwen. Bij herhaling
is het onder 8 bepaalde van toepassing.
10. Wanneer een tewerkgestelde er de voor
keur aan geeft, dat in zijne plaats een zijner
werklooze gezinsleden van 18 jaren of daar
boven, doch beneden den leeftijd van 65 jaren,
te werk wordt gesteld, kan zulks door de Com
missie worden toegestaan.
11. De daarvoor in aanmerking komende ar
beiders zullen zoo mogelijk van Maandag tot en
met Vrijdag worden tewerkgesteld.
Het loon zal gelijk zijn aan het normaal, ten
tijde van de tewerkstelling, algemeen voor vaste
arbeiders geldende loon.
12. De tewerkgestelden zijn verplicht om bij
de uitbetaling van hun loon hunne rentekaart
mede te brengen.
13. De werklooz'en en de tewerkgestelden zijn
verplicht om geschikt werk van derden te aan
vaarden. Bij weigering worden zij daarvoor
door de Commissie gehoord en is het bepaalde
onder 8 van toepassing.
De tewerkgestelde, die ander werk heeft aan
vaard, is verplicht den met de leiding belasten
persoon of diens vertegenwoordiger op het werk,
daarvan onmiddellijk kennis te geven. Zijne
plaats bij de tewerkstelling zal gedurende die
week voor hem worden opengehouden.
14. Indien de Commissie van meening is, dat
het door een tewerkgestelde verdiende loon niet
ten goede zal komen aan het gezin waartoe hij
behoort, zal de Commissie bepalen, dat het
loon zal worden uitbetaald aan een door haar
aan te wijzen ander lid van het gezin.
15. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
nadere regelen te stellen, mits niet in strijd met
deze regeling.
De heer SCHUT had liever gezien dat de
verdeeling van het werk bij B. en W. had be
rust, bijgestaan door eene Commissie en den
Correspondent der Arbeidsbemideling.
Wat artikel 5, letter f betreft, daartegen heeft
hij geen principieele bezwaren. Het komt niet
te pas dat werkloozen regelmatig café's bezoe
ken Maar er is niets zoo teer als de controle
op de werHoozen. Hij vraagt zich af hoe deze
bepaling zal moeten worden toegepast. Als b.v.
een arbeider juin verkocht heeft en hij komt in
een café om zijn geld te ontvangen, dan zou
het toch onnoozel zijn als de arbeiders daardoor
van de werkverschaffing werd uitgesloten. De
algemeene strekking van deze bepaling juicht
hij toe, maar er moet voorzichtig mee worden
omgegaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat het de
bedoeling ds er tegen te kunnen waken, dat de
werHoozen hun geld in café's gaan doorbrengen.
Vervolgens zegt de heer SCHUT, dat hij ge
schrokken is van art. 7. Hij vindt het niet goed
dat onmiddellijk rekening zal worden gehouden
met de ondersteuning uit de werkloozenkas. Het
is in het belang van de menschen zelf, maar ook
in het belang van de gemeente, dat de arbei
ders organiseeren, maar op deze manier wor
den de georganiseerden achteruit gezet bij de
ongeorganiseerden. Dit is principieel zoowel als
praktisch ongewenscht. De georganiseerden moe
ten van hun lage loonen hun contributie beta
len, zij doen dat omdat ze zich willen wapenen
tegen de gevolgen van de werHoosheid. Dat
moet de gemeente aanmoedigen, die menschen
verdienen in hun pogingen om zich zelf te hel
pen, te worden gesteund. Daarom komt het hem
voor dat artikel 7 heelemaal dient te. worden
geschrapt.
De VOORZITTER zegt dat de werHoozen-
kas uitkeering doet na Dec. tot en met Mei.
Gedurende dat tijdvak kan 13 weken uitkeering
worden verstrekt. Voor den overigen tijd zal
een oplossing moeten worden gevonden.
Weth. DIJKERS merkt op, dat de heer Schut
een verkeerde zin in artikel 7 legt. De nadruk
moet gelegd worden op de laatste zin. De Com
missie moet tegen werkloosheid verzekerden
te werk stellen indien met reden wordt vermoed,
dat zij zonder tewerkstelling niet de geheele
uitkeeringsperiode zullen kunnen doorkomen.
De SECRETARIS licht toe dat alle inkom
sten van het geheele gezin bij elkander moeten
worden geteld en daarmede moet, volgens het
voorstel, de Commissie rekening houden.
De heer SGHUT acht de redactie van artikel-^
7 niet erg geluHcig. De redactie ware dan in
overeenstemming te brengen met de werkelijke
bedoeling.
Wethouder DIJKERS kan niet inzien dat art.
7 niet goed geredigeerd zou zijn. Het drukt wel
degelijk de bedoeling uit. Veronderstel dat in
een gezin de vader en de zoons gorganiseerd
zijn, dan zal het voor de Commissie moeilijk
wezen om uit dat gezin zoomaar dadelijk iemand
,te werk te stellen. De Commissie moet een
beetje de vrije hand hebben. De tewerkstelling
mag niet plaats hebben volgens grillen, maar
er dient rekening gehouden te worden met de
gezinsbehoeften en de gezinsinkomsten.
De heer SCHiUT zegt, dat een georganiseerde,
die aan de beurt is om te, werk te worden ge
steld, en wiens beurt wordt overgeslagen om
dat hij uitkeering trekt uit de werHoozenkas,
achteruitgezet worden. Dat is niet billijk.
Weth DIJKERS wijst nog eens op de laatste
zin in dit artikel. Het is de bedoeling dat de
Commissie dit artikel soepel toepast.
De heer ROETMAN zegt, dat er dn de Com
missie voor de werkverdeeling uitvoerig over
gesproken is.
De heer VAN EIS merkt op, dat de heer^^
Schut het zooeven had over „de beurt". Da,
bestaat eigenlijk niet. Het gaat toch niet aan
om personen uit een gezin met 30.— of meer
inkomsten aan de gemeente te werk te stellen.
En dat is gebeurt onder het vroeger gevolgde
systeem.
De heer SCHUT stelt het geval dat het hoofd
van het gezin georganiseerd is, dan wordt hij
dus niet tewerkgesteld, want hij heeft 7.20
uit de werkloozenkas getrokken. Maar nu kan
het toch vookomen dat zoodoende iemand uit
getrokken geraakt.
Weth. MIJS zegt, dat dit geheel aan de be
oordeeling der Commissie staat. Het artikel is
zoo geredigeerd dat de Commissie geheel kan
handelen naar de omstandigheden.
De heer SCHUT stelt voor om artikel 7 aan
te vullen in dien zin dat rekening zal worden
gehouden met de uitkeeringen uit de werHoo
zenkas, „met uitzondering van de uitkeering
van hen die tewerk zal worden gesteld".
De heer LE COMTE informeert hoeveel
contributie de georganiseerden moeten betalen.
De heer SCHUT antwoordt van 0.27 pér
week gedurende 40 weken.
De heer LE COMTE berekent, dat de leden
van de werkloozenkas dan toch reeds een voor
deeltje hadden van 82.80. Dat hebben ze toch
al op de ongeorganiseerden voor.
De heer SGHUT antwoordt dat er in de re
kening van d^n heer Le Comte een fout zit. De
reglementaire uitkeering duurt 7 weken. Dat
reduceert het voordeel ook 39.60,
De heer LE COMTE merkt op, dat de on
georganiseerden niets trekken.
De heer SCHUT vindt het jammer dat velen
zoo zorgeloos omtrent de toekomst zijn. Helaas
moet hij toegeven dat de ongeorganiseerden
niets ontvangen, maar hij hoopt, dat hierin toch
wel verandering zal komen. De algemeene ten
dens van Rijk en gemeente is het aansluiten
bij de werkloozenkassen te bevorderen. Dat
blijkt ook uit het Ministriëel besluit, waarbij
de uitkeeringsduur voor dezen winter is ge
bracht op 13 weken. Maar deze regeling zal de
menschen van de organisatie afhouden. Wan
neer er rekening wordt gehouden met de ge-
zinsinkomsten behalve de uitkeering uit da
werkloozenkas van hen, die tewerk zal worden
gesteld, heeft hij er geen bezwaar tegen. In het
artikel zooals het nu luidt zit een onbillijkheid
tegenover de georganiseerden.
Weth. MIJS zegt, dat we nu eenmaal reke-
ning hebben te houden met georganiseerden
en ongeorganiseerden. De heer Schut heeft ge
zegd, dat de menschen zorgeloos geweest zijn
ten opzichte van de toekomst en nu gaat het
voor ons niet aan, om ze daar het slachtoffer
van te laten worden. Het ligt niet op Onzen weg
om de menschen naar de organisatie te drij
ven. Het is de vraag óf de georganiseerden door
het voorgestelde artikel werkelijk worden be
nadeeld en dat kan hij niet inzien. Juist de ge
organiseerden zijn extra bevoordeeld door de