Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
DE BESTE
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3791
WOENSDAG 21 OCTOBER 1931
46ste JAARGANG
PRIJS 25 CENTS
'li® stukketi voor de Redactie bestemd, Advertentiën ©sa verdere Administratie, frastco toe te asetadess aast d© Uitgevers
Overal verkrijgbaar
Brieven uit Amerika.
Plaatselijk Nieuws.
HET ZOUTENDE ZOUT
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8 50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent pe regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
GENEESKUNDIG SCHOOLTOEZICHT.
Door den Centralen Ouderraad van Goeree
en Overflakkee is bij de Gemeenteraden aan
hangig gemaakt het vraagstuk van het genees
kundig schooltoezicht.
Gevraagd wordt J4 cent per inwoner te
voteeren voor een onderzoek naar de wensche-
lijkheid van dit instituut.
Het vorige jaar hebben wij over het ge
neeskundig. schooltoezicht een paar hoofdarti
kelen geschreven en zullen dus op dit oogenblik
niet diep op dit veelomvattende vraagstuk
dat een principieelen en een financieelen kant
heeft ingaan.
Wij willen ons bepalen door heel kort de
conclusie, die wij toen gepublicered' hebben, te
memoreer en.
En dan sta voorop, dat men dit vraagstuk van
„twee zijden kan benaderen. Men kan het stand-
unt innemen, dat het de taak der aan te stellen
schoolartsen moet zijn om rechtstreeks den ge
zondheidstoestand van het schoolkind voor hun.
rekening te nemen en dus, indien zij dit noodig
oordeelen, daadwerkelijk in te grijpen, en men
kan anderzijds van oordeel zijn, dat de taak
van den schoolarts zoover niet gaan mag, doch
beperkt moet blijven tot wat het woord zelf
al zegt -geneeskundig schooltoezicht. De
Overheid heeft naar Antirev. opvatting geens
zins de taak om maatregelen te nemen voor de
verzorging of het herstel van een leerling, ten
einde deze in staat te stellen het onderwijs te
volgen. Dit behoort uitsluitend tot de bevoegd
heid van de ouders. De taak der Overheid
bepaalt zich tot toezicht, dat het schoolgaan den
kinderen geen nadeel berokkent.
Wanneer dus het schooltoezicht een uitslui
tend adviseerend karakter draagt, bestaat er van
Antirev. standpunt geen principieel bezwaar te
gen dit instituut, dat dan vooral in groote steden
met volksscholen heilzaam werk kan verrichten.
Over dit punt is bij de behandeling van de
Lager Onderwijswet-De Visser ook in de Twee
de Kamer gesproken, toen in strijd met den
wensch der Regeering zij als haar meening uit
sprak, dat het medisch-hygiënisch schooltoezicht
(en daarmee was speciaal het schoolartsentoe-
zicht bedoeld) moet staan niet onder het
departement van onderwijs maar onder het
staatstoezicht op de volksgezondheid.
Door het schoolartsentoezicht hierbij onder te
brengen, wordt verdediging van A.-R. standpunt
mogelijk.
Het in behandeling nemen van schoolkinderen
van Overheidswege is principieel onjuist. Dit
systeem maakt dat het verantwoordelijkheids
besef der ouders wordt ondermijnd en dat zij
ook bij de opvoeding der kinderen gaan leunen
op de Overheid. Wat in schijn barmhartig is,
blijkt in werkelijkheid juist zeer onbarmhartig,
wat trouwens zoo vaak te constateeren valt bij
het in praktijk brengen van Overheidssteun.
Men make bij de bespreking van dit onder
werp dus wel onderscheid, eer men het stand
punt ga innemen van algeheele verwerping.
Maar zooals we zeiden heeft dit vraagstuk
ook een financieel® zijde.
Deze werd in de j.l. gehouden raadsvergade
ring van Stad aan 't Haringvliet in bespreking
gebracht en wij gelooven, dat toen door B. en
W. en den Raad het juiste standpunt werd
ingenomen.
De vraag komt hier naar voren: is deze zaak
voor het plateland en met name voor een streek
als Flakkee, nu wel zoo urgent?
Wij zouden hier niet graag een bevestigend
antwoord op geven.
Voor groote stadsscholen, vooral in volks
buurten, staat de zaak wel wat anders. Maar
wij zien niet in, dat voor Flakkee het instituut
van geneeskundig schooltoezicht zoo dringend1
noodzakelijk is.
Geneeskundig schooltoezicht is in sommige
kringen een stokpaardje geworden. Vooral bij
hen, die alle heil van Overheidsinmenging ver
wachten.
Maar wij gelooven, dat de Flakkeesche ge
meenteraden goed doen door het voorbeeld van
Stad aan 't Haringvliet maar te volgen en'
voorloopig maar niet op deze zaak in te gaan.
Urgent is het hier in geen geval en op 't
oogenblik kunnen de gemeente-financiën wel
beter gebruikt worden.
Onze Flakkeesche moeders staan over het
algemeen als zeer zorgzaam, helder en zindelijk
bekend en zullen het den gemeenteraden eer
kwalijk nemen dan dat zij het in hen zouden
waerdeeren, indien deze haar lastig kwamen
vallen met adviezen van een schoolarts.
Beste Vriend
(Slot).
Wij rijden van hier door een ander groot
park aan het Michiganmeer, dat aangelegd is
met kronkelpaden en een prachtig meertje in
het midden voor zeil- en motorsport. Nog een
paar uren, die wij benutten willen in een van
de groote musea, die ons in beeld het oer"
Amerika Iaat zien. Opgezette wilde beesten, de
oude bewoners van de vroegere Amerikaansche
bosschen, en ook de wilde roodhuiden in hun
hutten en tenten, alles natuurgetrouw nagebootst.
Wat heeft de schepping Gods eene verande
ring ondergaanGeraamten van 'beesten van
groote afmeting, die naar beweerd wordt,
12000 pond zwaar geweest moeten zijn. Een
geraamte van een slang ds 45 voet lang. Dit
waren de vroegere woudreuzen, die wij in ge
heel de Vereen. Staten niet meer hebben.
Toen ik mij zelf in een fauteuil plaatste, vlak
voor die afbeeldingen van onze vroegere be
woners, de roodhuiden, en hen daar in hun
dagelijks leven op mijn gemak kon gadeslaan,
dacht ik: er is toch iets in dat leven, dat be
antwoordt aan een gerust en zelfstandig leven.
In dit opzicht waren de roodhuiden ons voor.
Wij hebben in ons moderne leven heel wat
ingeboet van ons zelfstandig leven. Wij leven
ons eigen leven niet meer, maar worden geleefd.
Hoe rustig staat die hut onder de zware oude
boomen. Met kalmte maakt een vrouw een pot
van klei, waarin ze straks het eten voor haar
talrijk gezin zal klaar maken. Gewapend met pijl
en boog staat de vader aan de rivier om zijn
keuze te doen uit een koppel eenden1, die daar
zwemt en als het ware zijn eigendom is.
Zij zorgen niet voor intrest of huishuur. Zij
zaaien en maaien niet en toch is er niets, dat
hen ontbreekt. Zij waren ook niet hebzuchtig,
zooals tegenwoordig de menschen zijn. Als de
roodhuid twee visschen vangt en hij heeft teveel
voor een maal, dan laat hij er één van gaan.
En omdat ze dat deden hadden zij eiken dag
versch en er was in overvloed. In onzen tegen-
woordigen tijd moet de regeering 'beschermend
voor het wild optreden, anders moordt men alles
uit wat er is. Men vangt het wild en de visschen
niet meer om te eten, maar om ze om te zetten
in dollars. En daarom is er geen verzadiging.
De roodhuiden maakten hun kleederen van
schapenwol en kleurden dit met aftreksel van
boomwortels. De prachtigste mandjes en man
den maakten zij van prairigras en hun hoofd
versiering bestond uit vogelveeren. Ook waren
zij geen slaaf van de mode!
Van dit museum gaan wij naar ons Hotel,
want de avond is reeds gedaald en het is Zater
dagavond, Morgen willen wij met Gods volk
opgaan in het bedehuis. Men heeft hier kust
en keur. Alle godsdiensten zijn hier vertegen
woordigd en in alle talen wordt hier gepredikt.
In het Hotel is een boek, dat van al die kerken
den godsdienst aangeeft, en ook welke taal daar
gesproken wordt. Terwijl wij onzen gids, het
welk een dik boek is, met platen versierd, door
bladeren, komt onze waiter of tafelbediende ons
zeggen, dat ons eten op de tafel is in een andere
room. Aan een andere tafel zitten menschen,
die een taal spreken, die wij niet kennen. Ook
kunnen wij zelfs met aandachtig luisteren niet
uitmaken welke taal zij spreken, of het Zuid-
Amerikaansch, Spaansch is of Maleisch, wij kun
nen 't niet zeggen. Na flink ons maal genuttigd te
hebben, gaan wij weer naar de lobby van 't
Hotel. Daar zitten de menschen van schier alle
deelen der wereld. Aan hun gelaat is te zien,
dat er bewoners zijn van de tropen, Chineezen
en Japanneezen, Indiërs en Europeanen. Een
paar zware Duitscher voeren een levendig ge
sprek in hun landstaal. Courantenjongens
schreeuwen om 't hardst in en buiten het Hotel
om hun waar aan den man te brengen. Een
groote autobus stopt voor 't Hotel en de con-
1 ducteur roept in de lobby, dat dit de bus is
voor det reinen en daarbij roept hij al de
hoofdplaatsen uit, waar die treinen 'heengaan en
terwijl wij daar naar luisteren, komt er een
neger, of hij onze schoenen mag poetsen. Een
ander volgt hem op met ansichtkaarten van de
stad Chicago. Wat een drukte, neen, dit is niet
de plaats om rustig een Zaterdagavond door te
brengen. Daarom wordt de begeerte al spoedig
geuit om onze kamer voor den nacht op te
zoeken. Nadat wij de namen van ons en onze
kinderen in een groot boek geregistreerd hadden,
gingen wij 10 verdiepingen met den elevator.
Ons roomnummer was 1980, 1082 en 1084. Maar
ook hier klinkt het rumoer van de straat tot
ons door en duurde het nog al wat eer wij daar
aan gewend waren. Toen' wij ontwaakten stond
de zon reeds in ons venster. Moeder was al be
zorgd, dat het te Iaat voor de kerk zou zijn,
maar geen nood, want elk uur en half uur van
den dag is hier gelegenheid om op tijd in de
kerk te komen.
In den voormiddag hoorden wij een ernstige
predikatie over den verloren zoon, maar toch
misten wij our home Church. Dit was niet zoo
als wij het gewend zijn. Daarom gaan wij 's mid
dags naar een Hollandsch sprekende kerk. Dit
voldeed beter. De leeraar had een voorberei
dingspredikatie en had voor die gelegenheid tot
tekst gekozen: „En Boaz zeide tot Ruth: eet
aan mijne tafel en doop uw bete in de azijn
en zit aan met de maaiers". Ja ook in deze
groote wereldstad zijn wij met de gemeente
des Heeren op echt Hollandsche wijze ter kerk
geweest. Toen de groote schare uit volle borst,
begeleid door een prachtig orgel, het samenzijn
■begon met het: „Hij heeft gedacht aan Zijn ge
nade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt",
dacht ik: ja ook heeft de Heere gedacht aan deze
menschen van Hollandsche afkomst. Ook die
verbondstrouw met hen is niet gekrenkt. Waar
om zijn ze geestelijk niet ten onder gegaan in
deze goddelooze stad Hebben zij zichzelf daar
voor bewaard Immers neen. Het is de ver-
bondsrelatie, die deze menschen bewaard heeft.
En rustdag op rustdag wortd 'hen ook in deze
wereldstad met zijn millioenen van inwoners
nog toegeroepen: Dit is de weg, wandel in
dezelve. En hoe echt Bijbelsch kwam 'het uit in
de predikatie, dat Boaz als losser van Ruth het
type was van den Christus Gods, die ook onze
losser is, als wij zijn eigendom zijn. Prachtige
stof voor een voorbereidingspredikatie.
Toen wij vanmorgen uit de Amerikaansche
kerk kwamen, gaven de menschen, die naast ons
gezeten waren, ons een hand, en drukten den
wensch uit, dat wij van de predikatie genoten
zouden hebben en zij hoopten ons terug te zien.
Ook de prediker zelf komt van zijn platform en
geeft alle menschen een hand, die de deur uitgaan
waar hij staat. Maar dit zijn onze Hollanders
niet geleerd. Zij kijken je misschien eens aan,
maar bemoeien zich verder met geen vreemden.
Een echte Hollandsche volkstrek.
En hiermede was onze Chicago trip ten einde.
Na nog een korten nacht dn het Hotel vertoefd
te hebben, begaven wij ons Maandagmorgen
vroeg op reis huiswaarts. Onze arbeid roept
ons thuis. En in den vroegen morgen is het
verkeer nog niet zoo druk. Zulk een vacantie
van drie dagen is meer dan een ontspanning.
Het is ook educational. Het geeft je iets te
zien van het groote stadsleven. Toch was ik blij
dat ik Maandagavond mijn eigen prachtige
appelboomen weer zag voor aan ons huis, die
om dezen tijd van 't jaar weer in kleurenpracht
uitmunten van alle andere boomen. Men mist
in die groote steden Gods rijke natuur. Geen
wonder, dat de helft van de Chicago bewoners
zomers 'hun toevlucht buiten zoeken in Gods
vrije natuur.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
SOMMELSDIJK. Vorige week werden uit
deze gemeente verscheept: 2650 H.L. aard
appelen, 2100 H.L. uien en 1000 H.L. paarde-
peen.
De beurtschipper A. Verschelling heeft het
woonhuis van de Wed. J. Groenendijk, staande
aan den Oostdijk, ondershands gekocht.
Vorige week stonden bij den correspon
dent der Arbeidsbemiddeling dezer gemeente 8
werklooze landarbeiders ingeschreven.
Tegen Woensdag 21 October a.s., n.m.
7 uur, is in de gemeentelijke Bewaarschool al
hier een vergadering belegd van daartoe uit-
genoodigden, ten einde de mogelijkheid te be
spreken tot vorming van een vrijwillig brand
weerkorps in deze gemeente.
MIDDELHARNIS. Aan de Kaai zijn aan
gebracht en verzonden 1200 H.L. aardappelen
en 700 balen uien.
Uitslag postduivenwedvlucht van de P.V.
„Seinpost" van uit Mons
le prijs A. Schuurman, 2e prijs N. C. Buth;
3e, 5e, 6e, '8e en 9e prijs J. J. Nipius; 4e prijs
P. Kern. Losgelaten 11 uur 30 mnuten.
DOOR
H. KINGMANS.
27)
Men had haar in den familiekring uitgedaan,
door haar eigen toedoen. En nu dn eenen
zou zij komen, om het goed- te maken
Och neen, Gretha kende 'het menschelijk hart,
zij kende ook haar eigen hart. 't Was de
groote vraag, hoe zij in zulk een geval handelen
zou. Vandaar, dat haar plotseling opgekomen
toorn jegens Leermans als sneeuw voor de zon
versmolt.
Zij nam zich voor, zooals zij hem reeds had
gezegd, mevrouw Meyenbeek nog geen bescheid
te geven. Het was zeer wel mogelijk, dat Leer
mans, peinzend op het bed, nog tot andere ge
dachten kwam. En dan zou zijn botte weigering
misschien meer bedorven hebben dan goed ge
maakt, hoewel zij vermoedde, dat Marianne's
moeder na een welwillender houding van haar
broer ook die weigering vergeten zou. Voor
haar was mevrouw Meyenbeek het levende be
wijs van de vraag, wat Gods genade in eens
j menschenhart vermag te bewerkstelligen Die
keert dat hart radicaal om. Mevrouw Meyen-
beek, gegaan door de louterende smeltkroes,
was veranderd, dat was merkbaar. Zij, dié
God den rug had toegekeerd, was teruggekomen
en haar hongerende ziel zocht lafenis bij Gods
Woord, die bron des levenden waters, die spiis
en drank geeft om niet.
In eenen dacht zij aan Marianne. Zij moest
mol"gen zien te ontloopen, al zou dat
moeilijk gaan. Want Marianne zou onmiddellijk
naar den uitslag van het onderhoud vragten. En i
Gretha dacht er niet aan, er om te gaan liegen,
terwijl zij Marianne toch hevige teleurstelling
wilde besparen.
De eerste uren gelukte het haar, Marianne te
ontloopen. Maar dat kon zoo niet blijven. Zoo
dat het haar niets verbaasde, haar binnen te
zien komen op een gegeven moment, als het
ware in het deurgat reeds vragend: „Heb je al
met oom over moeder gesproken, Gretha. Is het
goed, dat moeder komt
„Wij hebben er even over gepraat", ant
woordde 'Gretha vlug.
En zooveel mogelijk een rechtstreeksch ant
woord willende ontwijken, ratelde zij door: „Ik
heb het natuurlijk heel voorzichtig gedaan. Ik
vond het, hoe betreurenswaardig ook, zelf min
of meer vermakelijk, een soort sport, zal ik maar
zeggen. Maar je oom is gevat genoeg. Hij be
greep tenslotte alles en toen heb ik hem, voor
zoover mij dat mogelijk was en' ik gewenscht
vond, op de hoogte gebracht. Ik vermoed, dat
wij vandaag of morgen er nog wel eens over
zullen spreken."
Zij wist wel, dat Marianne, ook verbazend
vlug van begrip, met dit halve antwoord geen
genoegen nemen zou, maar zij wist waarlijk niet,
wat te antwoorden.
„Er nog eens over praten vroeg de ander.
„Waarvoor is dat noodig, Gretha? Wil oom
moeder niet ontvangen
„Je moet bedenken, dat 'het hem rauwelings
overviel. Het is niet geheel onverklaarbaar, dat
je oom er nog eens over denken wil."
Tegen haar gewoonte zag Gretha niet aan de
persoon, tot wie zij sprak, maar staarde bij
deze woorden naar buiten. Het ontging de
scherpzinnige Marianne volstrekt niet.
„Waarom doe je zoo politiek, Gretha vroeg
zij botweg. „Ik vermoed, dat oom veel meer
gezegd heeft. Wil hij moeder niet ontvangen
Gretha voelde, dat zij, indien zij niet wilde
liegen, niet ontkomen kon aan een duidelijk,
onomwonden antwoord.
„Om je eerlijk de waarheid te zeggen, Ma
rianne, je oom voelt er niet veel voor. Maar ik
heb hoop, dat hij nog tot andere gedachten
komt en daarom moeten wij je moe nog niets
zeggen. Je moet niet vergeten, dat het hem over
viel. Ik vermoed, dat hij de laatste jaren zoo
goed als nooit aan je moeder dacht. En dan in
eenen zoo'n verzoek. Bedenk ook eens, wat er
gepasseerd is."
„Keur jij die houding van mijn oom goed
vroeg Marianne met smartelijke verbazing.
„Dat heb ik niet beweerd, kindlief. Zij is
volstrekt niet onverklaarbaar. Maar goed te
keuren is ze niet. Je oom zal dat vermoedelijk
ook wel inzien, hoewel ik dat volstrekt niet
zeker weet. 't Is een vermoeden zonder eenigen
grond."
„Het valt mij tegen van mijn ootn", bekende
Marianne.
„Waarom Zijn houding, hoewel niet goed te
praten, is zuiver menschelijk."
„Ook christelijk soms
Marianne vroeg het met een vlijmscherpe
stem. Gretha begreep haar vraag. En zij stond
voor de enorme moeilijkheid, die zoo vaak in
het leven voorkomt: de daden van den Christen
passen niet steeds op zijn woorden. En al kon
zij dat nu wel verklaren, de zoekende en tas
tende Miarianne kon 'het niet. Voor haar had
een Christen' Christelijk te handelen.
„Ik beweer ook niet, dat de handelwijze van
je oom christelijk is. 'k Heb alleen gezegd, dat
zij, van menschelijk standpunt beschouwd, te
verklaren valt."
„Ik meende, dat jullie anders waren dan an
deren. Je laat je daar, naar het mij voorkomt,
■wel eens op voorstaan."
Gretha bemerkte wel, dat Marianne in vollen
opstand was. Zij beet scherp van zich af, en
toonde hevige teleurstelling. Dat was een gevolg
van de afwijzende houding van haar oom, die
haar griefde en die een beleediging voor haar
moeder vormde, maar 't was ook een gevolg
van 'het feit, dat zij, die zoo intens zocht, tot
de conclusie komen moest, dat iemand van de
richting, waarin zij zocht, handelde in strijd met
zijn belijden. Zij was teleurgesteld in den chris
ten. Als een man, die, als Gretha, den Heere
beleed, zóó handelde, hoe kon het dan met haar
goed worden Waar bleef dan de vergevings
gezindheid Dat was haar gemoedstoestand,
Gretha voelde het wel. Vandaar, dat zij zich
niet ergerde aan den scherpen toon en aan het
„bijten" van Marianne.
„We kunnen er nog wel eens over spreken,
als je wat vriendelijker gestemd bent", zeide zij
kalm. „Dan zul je wel inzien, dat je zeer on
billijk oordeelt."
Marianne veranderde als e'en blad aan een
boom.
„Beoordeel me niet verkeerd", smeekte zij.
„Ik wilde niet onvriendelijk zijn. Het lag niet
in mijn bedoeling, je te kwetsen."
„Dat weet ik wel, kind. Vandaar, dat ik je
je uitingen niet kwalijk neem. Ik kan ze zells
wel verklaren, omdat ik je gemoedstoestand best
begrijp."
Marianne ging op de leuning van de fauteuil
zitten.
„Wat bedoel je vroeg zij.
„Niets bijzonders", antwoordde Gretha. „Al
thans voor mij niets bizonders. Ik merk alleen
maar op, dat je uitgangspunt verkeerd is. Je
verkeert in de meening, dat zij, die zich Chris
tenen noemen, en- die dat inderdaad ook zijn,
menschen zijn, die in hun leven niets verkeerds
doen. Wel, mijn lieve kind, zij doen al den
dag verkeerde dingen. Dat weten zij ook wel.
En als het goed met 'hén staat, dan hebben zij
daarvan last genoeg en bidden zij God geregeld,
om hun zonden om Jezus wil te vergeven. Ik
heb je dat al meer gezegd. Nu, nu je een onaan
gename ervaring opdoet, dringt het pas goed tot
je door, dat Christenen verkeerde dingen doen.
Je verwacht dat niet van hen, bent in hen te
leurgesteld en wil je wel van hén afwenden.
Heb ik je gemoedstoestand goed gepeild
„Ik geloof niet, dat er veel aan mankeert",
merkte Marianne op. „En dat spreekt toch wel
vanzelf Hier was voor mijn oom nu eens een
gelegenheid, om iets goeds te doen. Hij moet
dat doen. Zoo denk jij er ook over. Maar hij
dbet het niet. Wat blijft er nu over van dat
Christen-zijn
Haars ondanks was Marianne's toon weer
bitter geworden.
„Ik begrijp je standpunt wel. Maar het deugt
niet, omdat je uitgangspunt verkeerd is. Je be
schouwt de Christenen als heilige wezens. Maar
dat is er ver vandaan. Zij zijn niets dan men
schen van vleesch en bloed en niets menschelijks
is hen vreemd. Alleen door Gods genade zijn zij
verzekerd van de vergeving hunner zonden."
„Ik verklaar, het niet te begrijpen", zuchtte
Marianne. „Ik ga gelooven, dat Albert gelijk
krijgt, als hij zegt, dat wij in een cirkelgang
loopen."
„.Als ik dat beeld vasthoud en verder uit
werk glimlachte Gretha Kleefstra, „komen wij
er ook. Het leven is in zekeren zin een cirkel
gang. Maar elke cirkel heeft een middelpunt.
Het middelpunt van 's levens cirkel is Jezus
Christus. Wie dat middelpunt in het oog houdt,
komt nooit bedrogen uit."
„Dus, als ik je tenminste goed begrijp, maar
dat Zal wel niet, dus Christenen mogen maar
raak zondigen Hun zonden worden immers
toch vergeven
„Maar Marianne", riep Gretha opeens heftig
uit, „dat heb ik nooit beweerd. Die conclusie
mag je uit mijn woorden niet trekken en dat kun
je ook niet. Natuurlijk mogen Christenen niet
zondigen. Dat mag niemand. Zij doen het, he
laas, wel, omdat Satan, de Verderver van den
beginne, hen ontrouw poogt te maken. Neen,
Christenen moeten iets heel anders. Zij hebben
te streven naar de volmaaktheid. Maar zij blij
ven dagelijks struikelen in vele dingen."
„Maar om nu eens het concrete voorbeeld
van mijn oom te nemen", hield Marianne hard
nekkig aan. „Misschien begrijp ik je dan beter.
Die handelwijze is niet goed, nietwaar
(Wordt vervolgd).