Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden, DE BESTE IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3791 WOENSDAG 21 OCTOBER 1931 46ste JAARGANG PRIJS 25 CENTS 'li® stukketi voor de Redactie bestemd, Advertentiën ©sa verdere Administratie, frastco toe te asetadess aast d© Uitgevers Overal verkrijgbaar Brieven uit Amerika. Plaatselijk Nieuws. HET ZOUTENDE ZOUT Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8 50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent pe regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. GENEESKUNDIG SCHOOLTOEZICHT. Door den Centralen Ouderraad van Goeree en Overflakkee is bij de Gemeenteraden aan hangig gemaakt het vraagstuk van het genees kundig schooltoezicht. Gevraagd wordt J4 cent per inwoner te voteeren voor een onderzoek naar de wensche- lijkheid van dit instituut. Het vorige jaar hebben wij over het ge neeskundig. schooltoezicht een paar hoofdarti kelen geschreven en zullen dus op dit oogenblik niet diep op dit veelomvattende vraagstuk dat een principieelen en een financieelen kant heeft ingaan. Wij willen ons bepalen door heel kort de conclusie, die wij toen gepublicered' hebben, te memoreer en. En dan sta voorop, dat men dit vraagstuk van „twee zijden kan benaderen. Men kan het stand- unt innemen, dat het de taak der aan te stellen schoolartsen moet zijn om rechtstreeks den ge zondheidstoestand van het schoolkind voor hun. rekening te nemen en dus, indien zij dit noodig oordeelen, daadwerkelijk in te grijpen, en men kan anderzijds van oordeel zijn, dat de taak van den schoolarts zoover niet gaan mag, doch beperkt moet blijven tot wat het woord zelf al zegt -geneeskundig schooltoezicht. De Overheid heeft naar Antirev. opvatting geens zins de taak om maatregelen te nemen voor de verzorging of het herstel van een leerling, ten einde deze in staat te stellen het onderwijs te volgen. Dit behoort uitsluitend tot de bevoegd heid van de ouders. De taak der Overheid bepaalt zich tot toezicht, dat het schoolgaan den kinderen geen nadeel berokkent. Wanneer dus het schooltoezicht een uitslui tend adviseerend karakter draagt, bestaat er van Antirev. standpunt geen principieel bezwaar te gen dit instituut, dat dan vooral in groote steden met volksscholen heilzaam werk kan verrichten. Over dit punt is bij de behandeling van de Lager Onderwijswet-De Visser ook in de Twee de Kamer gesproken, toen in strijd met den wensch der Regeering zij als haar meening uit sprak, dat het medisch-hygiënisch schooltoezicht (en daarmee was speciaal het schoolartsentoe- zicht bedoeld) moet staan niet onder het departement van onderwijs maar onder het staatstoezicht op de volksgezondheid. Door het schoolartsentoezicht hierbij onder te brengen, wordt verdediging van A.-R. standpunt mogelijk. Het in behandeling nemen van schoolkinderen van Overheidswege is principieel onjuist. Dit systeem maakt dat het verantwoordelijkheids besef der ouders wordt ondermijnd en dat zij ook bij de opvoeding der kinderen gaan leunen op de Overheid. Wat in schijn barmhartig is, blijkt in werkelijkheid juist zeer onbarmhartig, wat trouwens zoo vaak te constateeren valt bij het in praktijk brengen van Overheidssteun. Men make bij de bespreking van dit onder werp dus wel onderscheid, eer men het stand punt ga innemen van algeheele verwerping. Maar zooals we zeiden heeft dit vraagstuk ook een financieel® zijde. Deze werd in de j.l. gehouden raadsvergade ring van Stad aan 't Haringvliet in bespreking gebracht en wij gelooven, dat toen door B. en W. en den Raad het juiste standpunt werd ingenomen. De vraag komt hier naar voren: is deze zaak voor het plateland en met name voor een streek als Flakkee, nu wel zoo urgent? Wij zouden hier niet graag een bevestigend antwoord op geven. Voor groote stadsscholen, vooral in volks buurten, staat de zaak wel wat anders. Maar wij zien niet in, dat voor Flakkee het instituut van geneeskundig schooltoezicht zoo dringend1 noodzakelijk is. Geneeskundig schooltoezicht is in sommige kringen een stokpaardje geworden. Vooral bij hen, die alle heil van Overheidsinmenging ver wachten. Maar wij gelooven, dat de Flakkeesche ge meenteraden goed doen door het voorbeeld van Stad aan 't Haringvliet maar te volgen en' voorloopig maar niet op deze zaak in te gaan. Urgent is het hier in geen geval en op 't oogenblik kunnen de gemeente-financiën wel beter gebruikt worden. Onze Flakkeesche moeders staan over het algemeen als zeer zorgzaam, helder en zindelijk bekend en zullen het den gemeenteraden eer kwalijk nemen dan dat zij het in hen zouden waerdeeren, indien deze haar lastig kwamen vallen met adviezen van een schoolarts. Beste Vriend (Slot). Wij rijden van hier door een ander groot park aan het Michiganmeer, dat aangelegd is met kronkelpaden en een prachtig meertje in het midden voor zeil- en motorsport. Nog een paar uren, die wij benutten willen in een van de groote musea, die ons in beeld het oer" Amerika Iaat zien. Opgezette wilde beesten, de oude bewoners van de vroegere Amerikaansche bosschen, en ook de wilde roodhuiden in hun hutten en tenten, alles natuurgetrouw nagebootst. Wat heeft de schepping Gods eene verande ring ondergaanGeraamten van 'beesten van groote afmeting, die naar beweerd wordt, 12000 pond zwaar geweest moeten zijn. Een geraamte van een slang ds 45 voet lang. Dit waren de vroegere woudreuzen, die wij in ge heel de Vereen. Staten niet meer hebben. Toen ik mij zelf in een fauteuil plaatste, vlak voor die afbeeldingen van onze vroegere be woners, de roodhuiden, en hen daar in hun dagelijks leven op mijn gemak kon gadeslaan, dacht ik: er is toch iets in dat leven, dat be antwoordt aan een gerust en zelfstandig leven. In dit opzicht waren de roodhuiden ons voor. Wij hebben in ons moderne leven heel wat ingeboet van ons zelfstandig leven. Wij leven ons eigen leven niet meer, maar worden geleefd. Hoe rustig staat die hut onder de zware oude boomen. Met kalmte maakt een vrouw een pot van klei, waarin ze straks het eten voor haar talrijk gezin zal klaar maken. Gewapend met pijl en boog staat de vader aan de rivier om zijn keuze te doen uit een koppel eenden1, die daar zwemt en als het ware zijn eigendom is. Zij zorgen niet voor intrest of huishuur. Zij zaaien en maaien niet en toch is er niets, dat hen ontbreekt. Zij waren ook niet hebzuchtig, zooals tegenwoordig de menschen zijn. Als de roodhuid twee visschen vangt en hij heeft teveel voor een maal, dan laat hij er één van gaan. En omdat ze dat deden hadden zij eiken dag versch en er was in overvloed. In onzen tegen- woordigen tijd moet de regeering 'beschermend voor het wild optreden, anders moordt men alles uit wat er is. Men vangt het wild en de visschen niet meer om te eten, maar om ze om te zetten in dollars. En daarom is er geen verzadiging. De roodhuiden maakten hun kleederen van schapenwol en kleurden dit met aftreksel van boomwortels. De prachtigste mandjes en man den maakten zij van prairigras en hun hoofd versiering bestond uit vogelveeren. Ook waren zij geen slaaf van de mode! Van dit museum gaan wij naar ons Hotel, want de avond is reeds gedaald en het is Zater dagavond, Morgen willen wij met Gods volk opgaan in het bedehuis. Men heeft hier kust en keur. Alle godsdiensten zijn hier vertegen woordigd en in alle talen wordt hier gepredikt. In het Hotel is een boek, dat van al die kerken den godsdienst aangeeft, en ook welke taal daar gesproken wordt. Terwijl wij onzen gids, het welk een dik boek is, met platen versierd, door bladeren, komt onze waiter of tafelbediende ons zeggen, dat ons eten op de tafel is in een andere room. Aan een andere tafel zitten menschen, die een taal spreken, die wij niet kennen. Ook kunnen wij zelfs met aandachtig luisteren niet uitmaken welke taal zij spreken, of het Zuid- Amerikaansch, Spaansch is of Maleisch, wij kun nen 't niet zeggen. Na flink ons maal genuttigd te hebben, gaan wij weer naar de lobby van 't Hotel. Daar zitten de menschen van schier alle deelen der wereld. Aan hun gelaat is te zien, dat er bewoners zijn van de tropen, Chineezen en Japanneezen, Indiërs en Europeanen. Een paar zware Duitscher voeren een levendig ge sprek in hun landstaal. Courantenjongens schreeuwen om 't hardst in en buiten het Hotel om hun waar aan den man te brengen. Een groote autobus stopt voor 't Hotel en de con- 1 ducteur roept in de lobby, dat dit de bus is voor det reinen en daarbij roept hij al de hoofdplaatsen uit, waar die treinen 'heengaan en terwijl wij daar naar luisteren, komt er een neger, of hij onze schoenen mag poetsen. Een ander volgt hem op met ansichtkaarten van de stad Chicago. Wat een drukte, neen, dit is niet de plaats om rustig een Zaterdagavond door te brengen. Daarom wordt de begeerte al spoedig geuit om onze kamer voor den nacht op te zoeken. Nadat wij de namen van ons en onze kinderen in een groot boek geregistreerd hadden, gingen wij 10 verdiepingen met den elevator. Ons roomnummer was 1980, 1082 en 1084. Maar ook hier klinkt het rumoer van de straat tot ons door en duurde het nog al wat eer wij daar aan gewend waren. Toen' wij ontwaakten stond de zon reeds in ons venster. Moeder was al be zorgd, dat het te Iaat voor de kerk zou zijn, maar geen nood, want elk uur en half uur van den dag is hier gelegenheid om op tijd in de kerk te komen. In den voormiddag hoorden wij een ernstige predikatie over den verloren zoon, maar toch misten wij our home Church. Dit was niet zoo als wij het gewend zijn. Daarom gaan wij 's mid dags naar een Hollandsch sprekende kerk. Dit voldeed beter. De leeraar had een voorberei dingspredikatie en had voor die gelegenheid tot tekst gekozen: „En Boaz zeide tot Ruth: eet aan mijne tafel en doop uw bete in de azijn en zit aan met de maaiers". Ja ook in deze groote wereldstad zijn wij met de gemeente des Heeren op echt Hollandsche wijze ter kerk geweest. Toen de groote schare uit volle borst, begeleid door een prachtig orgel, het samenzijn ■begon met het: „Hij heeft gedacht aan Zijn ge nade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt", dacht ik: ja ook heeft de Heere gedacht aan deze menschen van Hollandsche afkomst. Ook die verbondstrouw met hen is niet gekrenkt. Waar om zijn ze geestelijk niet ten onder gegaan in deze goddelooze stad Hebben zij zichzelf daar voor bewaard Immers neen. Het is de ver- bondsrelatie, die deze menschen bewaard heeft. En rustdag op rustdag wortd 'hen ook in deze wereldstad met zijn millioenen van inwoners nog toegeroepen: Dit is de weg, wandel in dezelve. En hoe echt Bijbelsch kwam 'het uit in de predikatie, dat Boaz als losser van Ruth het type was van den Christus Gods, die ook onze losser is, als wij zijn eigendom zijn. Prachtige stof voor een voorbereidingspredikatie. Toen wij vanmorgen uit de Amerikaansche kerk kwamen, gaven de menschen, die naast ons gezeten waren, ons een hand, en drukten den wensch uit, dat wij van de predikatie genoten zouden hebben en zij hoopten ons terug te zien. Ook de prediker zelf komt van zijn platform en geeft alle menschen een hand, die de deur uitgaan waar hij staat. Maar dit zijn onze Hollanders niet geleerd. Zij kijken je misschien eens aan, maar bemoeien zich verder met geen vreemden. Een echte Hollandsche volkstrek. En hiermede was onze Chicago trip ten einde. Na nog een korten nacht dn het Hotel vertoefd te hebben, begaven wij ons Maandagmorgen vroeg op reis huiswaarts. Onze arbeid roept ons thuis. En in den vroegen morgen is het verkeer nog niet zoo druk. Zulk een vacantie van drie dagen is meer dan een ontspanning. Het is ook educational. Het geeft je iets te zien van het groote stadsleven. Toch was ik blij dat ik Maandagavond mijn eigen prachtige appelboomen weer zag voor aan ons huis, die om dezen tijd van 't jaar weer in kleurenpracht uitmunten van alle andere boomen. Men mist in die groote steden Gods rijke natuur. Geen wonder, dat de helft van de Chicago bewoners zomers 'hun toevlucht buiten zoeken in Gods vrije natuur. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. SOMMELSDIJK. Vorige week werden uit deze gemeente verscheept: 2650 H.L. aard appelen, 2100 H.L. uien en 1000 H.L. paarde- peen. De beurtschipper A. Verschelling heeft het woonhuis van de Wed. J. Groenendijk, staande aan den Oostdijk, ondershands gekocht. Vorige week stonden bij den correspon dent der Arbeidsbemiddeling dezer gemeente 8 werklooze landarbeiders ingeschreven. Tegen Woensdag 21 October a.s., n.m. 7 uur, is in de gemeentelijke Bewaarschool al hier een vergadering belegd van daartoe uit- genoodigden, ten einde de mogelijkheid te be spreken tot vorming van een vrijwillig brand weerkorps in deze gemeente. MIDDELHARNIS. Aan de Kaai zijn aan gebracht en verzonden 1200 H.L. aardappelen en 700 balen uien. Uitslag postduivenwedvlucht van de P.V. „Seinpost" van uit Mons le prijs A. Schuurman, 2e prijs N. C. Buth; 3e, 5e, 6e, '8e en 9e prijs J. J. Nipius; 4e prijs P. Kern. Losgelaten 11 uur 30 mnuten. DOOR H. KINGMANS. 27) Men had haar in den familiekring uitgedaan, door haar eigen toedoen. En nu dn eenen zou zij komen, om het goed- te maken Och neen, Gretha kende 'het menschelijk hart, zij kende ook haar eigen hart. 't Was de groote vraag, hoe zij in zulk een geval handelen zou. Vandaar, dat haar plotseling opgekomen toorn jegens Leermans als sneeuw voor de zon versmolt. Zij nam zich voor, zooals zij hem reeds had gezegd, mevrouw Meyenbeek nog geen bescheid te geven. Het was zeer wel mogelijk, dat Leer mans, peinzend op het bed, nog tot andere ge dachten kwam. En dan zou zijn botte weigering misschien meer bedorven hebben dan goed ge maakt, hoewel zij vermoedde, dat Marianne's moeder na een welwillender houding van haar broer ook die weigering vergeten zou. Voor haar was mevrouw Meyenbeek het levende be wijs van de vraag, wat Gods genade in eens j menschenhart vermag te bewerkstelligen Die keert dat hart radicaal om. Mevrouw Meyen- beek, gegaan door de louterende smeltkroes, was veranderd, dat was merkbaar. Zij, dié God den rug had toegekeerd, was teruggekomen en haar hongerende ziel zocht lafenis bij Gods Woord, die bron des levenden waters, die spiis en drank geeft om niet. In eenen dacht zij aan Marianne. Zij moest mol"gen zien te ontloopen, al zou dat moeilijk gaan. Want Marianne zou onmiddellijk naar den uitslag van het onderhoud vragten. En i Gretha dacht er niet aan, er om te gaan liegen, terwijl zij Marianne toch hevige teleurstelling wilde besparen. De eerste uren gelukte het haar, Marianne te ontloopen. Maar dat kon zoo niet blijven. Zoo dat het haar niets verbaasde, haar binnen te zien komen op een gegeven moment, als het ware in het deurgat reeds vragend: „Heb je al met oom over moeder gesproken, Gretha. Is het goed, dat moeder komt „Wij hebben er even over gepraat", ant woordde 'Gretha vlug. En zooveel mogelijk een rechtstreeksch ant woord willende ontwijken, ratelde zij door: „Ik heb het natuurlijk heel voorzichtig gedaan. Ik vond het, hoe betreurenswaardig ook, zelf min of meer vermakelijk, een soort sport, zal ik maar zeggen. Maar je oom is gevat genoeg. Hij be greep tenslotte alles en toen heb ik hem, voor zoover mij dat mogelijk was en' ik gewenscht vond, op de hoogte gebracht. Ik vermoed, dat wij vandaag of morgen er nog wel eens over zullen spreken." Zij wist wel, dat Marianne, ook verbazend vlug van begrip, met dit halve antwoord geen genoegen nemen zou, maar zij wist waarlijk niet, wat te antwoorden. „Er nog eens over praten vroeg de ander. „Waarvoor is dat noodig, Gretha? Wil oom moeder niet ontvangen „Je moet bedenken, dat 'het hem rauwelings overviel. Het is niet geheel onverklaarbaar, dat je oom er nog eens over denken wil." Tegen haar gewoonte zag Gretha niet aan de persoon, tot wie zij sprak, maar staarde bij deze woorden naar buiten. Het ontging de scherpzinnige Marianne volstrekt niet. „Waarom doe je zoo politiek, Gretha vroeg zij botweg. „Ik vermoed, dat oom veel meer gezegd heeft. Wil hij moeder niet ontvangen Gretha voelde, dat zij, indien zij niet wilde liegen, niet ontkomen kon aan een duidelijk, onomwonden antwoord. „Om je eerlijk de waarheid te zeggen, Ma rianne, je oom voelt er niet veel voor. Maar ik heb hoop, dat hij nog tot andere gedachten komt en daarom moeten wij je moe nog niets zeggen. Je moet niet vergeten, dat het hem over viel. Ik vermoed, dat hij de laatste jaren zoo goed als nooit aan je moeder dacht. En dan in eenen zoo'n verzoek. Bedenk ook eens, wat er gepasseerd is." „Keur jij die houding van mijn oom goed vroeg Marianne met smartelijke verbazing. „Dat heb ik niet beweerd, kindlief. Zij is volstrekt niet onverklaarbaar. Maar goed te keuren is ze niet. Je oom zal dat vermoedelijk ook wel inzien, hoewel ik dat volstrekt niet zeker weet. 't Is een vermoeden zonder eenigen grond." „Het valt mij tegen van mijn ootn", bekende Marianne. „Waarom Zijn houding, hoewel niet goed te praten, is zuiver menschelijk." „Ook christelijk soms Marianne vroeg het met een vlijmscherpe stem. Gretha begreep haar vraag. En zij stond voor de enorme moeilijkheid, die zoo vaak in het leven voorkomt: de daden van den Christen passen niet steeds op zijn woorden. En al kon zij dat nu wel verklaren, de zoekende en tas tende Miarianne kon 'het niet. Voor haar had een Christen' Christelijk te handelen. „Ik beweer ook niet, dat de handelwijze van je oom christelijk is. 'k Heb alleen gezegd, dat zij, van menschelijk standpunt beschouwd, te verklaren valt." „Ik meende, dat jullie anders waren dan an deren. Je laat je daar, naar het mij voorkomt, ■wel eens op voorstaan." Gretha bemerkte wel, dat Marianne in vollen opstand was. Zij beet scherp van zich af, en toonde hevige teleurstelling. Dat was een gevolg van de afwijzende houding van haar oom, die haar griefde en die een beleediging voor haar moeder vormde, maar 't was ook een gevolg van 'het feit, dat zij, die zoo intens zocht, tot de conclusie komen moest, dat iemand van de richting, waarin zij zocht, handelde in strijd met zijn belijden. Zij was teleurgesteld in den chris ten. Als een man, die, als Gretha, den Heere beleed, zóó handelde, hoe kon het dan met haar goed worden Waar bleef dan de vergevings gezindheid Dat was haar gemoedstoestand, Gretha voelde het wel. Vandaar, dat zij zich niet ergerde aan den scherpen toon en aan het „bijten" van Marianne. „We kunnen er nog wel eens over spreken, als je wat vriendelijker gestemd bent", zeide zij kalm. „Dan zul je wel inzien, dat je zeer on billijk oordeelt." Marianne veranderde als e'en blad aan een boom. „Beoordeel me niet verkeerd", smeekte zij. „Ik wilde niet onvriendelijk zijn. Het lag niet in mijn bedoeling, je te kwetsen." „Dat weet ik wel, kind. Vandaar, dat ik je je uitingen niet kwalijk neem. Ik kan ze zells wel verklaren, omdat ik je gemoedstoestand best begrijp." Marianne ging op de leuning van de fauteuil zitten. „Wat bedoel je vroeg zij. „Niets bijzonders", antwoordde Gretha. „Al thans voor mij niets bizonders. Ik merk alleen maar op, dat je uitgangspunt verkeerd is. Je verkeert in de meening, dat zij, die zich Chris tenen noemen, en- die dat inderdaad ook zijn, menschen zijn, die in hun leven niets verkeerds doen. Wel, mijn lieve kind, zij doen al den dag verkeerde dingen. Dat weten zij ook wel. En als het goed met 'hén staat, dan hebben zij daarvan last genoeg en bidden zij God geregeld, om hun zonden om Jezus wil te vergeven. Ik heb je dat al meer gezegd. Nu, nu je een onaan gename ervaring opdoet, dringt het pas goed tot je door, dat Christenen verkeerde dingen doen. Je verwacht dat niet van hen, bent in hen te leurgesteld en wil je wel van hén afwenden. Heb ik je gemoedstoestand goed gepeild „Ik geloof niet, dat er veel aan mankeert", merkte Marianne op. „En dat spreekt toch wel vanzelf Hier was voor mijn oom nu eens een gelegenheid, om iets goeds te doen. Hij moet dat doen. Zoo denk jij er ook over. Maar hij dbet het niet. Wat blijft er nu over van dat Christen-zijn Haars ondanks was Marianne's toon weer bitter geworden. „Ik begrijp je standpunt wel. Maar het deugt niet, omdat je uitgangspunt verkeerd is. Je be schouwt de Christenen als heilige wezens. Maar dat is er ver vandaan. Zij zijn niets dan men schen van vleesch en bloed en niets menschelijks is hen vreemd. Alleen door Gods genade zijn zij verzekerd van de vergeving hunner zonden." „Ik verklaar, het niet te begrijpen", zuchtte Marianne. „Ik ga gelooven, dat Albert gelijk krijgt, als hij zegt, dat wij in een cirkelgang loopen." „.Als ik dat beeld vasthoud en verder uit werk glimlachte Gretha Kleefstra, „komen wij er ook. Het leven is in zekeren zin een cirkel gang. Maar elke cirkel heeft een middelpunt. Het middelpunt van 's levens cirkel is Jezus Christus. Wie dat middelpunt in het oog houdt, komt nooit bedrogen uit." „Dus, als ik je tenminste goed begrijp, maar dat Zal wel niet, dus Christenen mogen maar raak zondigen Hun zonden worden immers toch vergeven „Maar Marianne", riep Gretha opeens heftig uit, „dat heb ik nooit beweerd. Die conclusie mag je uit mijn woorden niet trekken en dat kun je ook niet. Natuurlijk mogen Christenen niet zondigen. Dat mag niemand. Zij doen het, he laas, wel, omdat Satan, de Verderver van den beginne, hen ontrouw poogt te maken. Neen, Christenen moeten iets heel anders. Zij hebben te streven naar de volmaaktheid. Maar zij blij ven dagelijks struikelen in vele dingen." „Maar om nu eens het concrete voorbeeld van mijn oom te nemen", hield Marianne hard nekkig aan. „Misschien begrijp ik je dan beter. Die handelwijze is niet goed, nietwaar (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1