voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche
A ntirevolutionair
Orgaan
Eilanden.
DE BESTE1
FEUILLETON
No. 3789
WOENSDAG 14 OCTOBER 1931
46STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
IN HOC SIGNO VINCES
PRIJS 25 CENTS
HET ZOUTENDE ZOUT
van den hoofdprijs f 5000,— of één der
andere 1190 geldprijzen, die ge door
deelname aan de nieuwe Sanella-Prijs-
vraag kunt winnen! Vraag vandaag nog
aan Uw winkelier meerdere gratis-exem»
plaren voor deelname. Iedere deelnemer
ontvangt een Verkeerskalender voor 1932
Overal verkrijgbaar
DOOR
H. KINGMANS.
25)
„U waart altijd een goede moeder voor ons",
wierp hij haar tegen. „Per saldo is- het vader
-geweest, die schandelijk
„Stil, Bert", viel zij hem streng in de rede.
„Tot mij, je weet het wel, moet je over vader
niet zóó spreken. Natuurlijk heeft vader ver
keerd gehandeld. Maar ik, die beter wist, heb
hem steeds onkundig gelaten van eenig hooger
geestelijk leven. Het was, omdat ik mij aan God
niets gelegen lief liggen1. Krachtdadig is Hij tot
mij gekomen. Hij heeft mijn trots, die van jongs-
af mijn struikelblok was, gebroken. Ik zie mijn
zonde en ellende. Ik heb verkeerd gedaan tegen
over God, tegenover mijn man en mijn kinderen.
En nu bid ik, dat Hij mij genadig wil zijn
De arme vrouw kon niet verder. Zij brak in
snikken los, tot groote verlegenheid van Albert,
die zijn moeder nog nooit had zien schreien, ook
niet, toen zij stond bij het ontzielde lijk van zijn
vader, opgehaald uit een beek, in een afoeleaen
streek.
Hij bood haar een glas water, dat zij dank
baar aannam.
En toen glimlachte zij weer.
"Wees niet ongerust, Albert. Het is niet de
eerste maal sinds het droeve gebeuren met vader.
ÏH.. k gansche nachten slapeloos doorgebracht.
Mijn heele verleden kwam mij helder voor den
geest. Ik heb mijn moeder des nachts tot mij
hooren spreken. En mijn vader vermaande mij,
tot hij het niet meer kon, omdat hij plotseling
werd weggenom'en. Ik heb geworsteld met God.
Dat alles is toch niet in woorden uit te drukken.
En nog is alles mij niet helder. Maar ik geloof
te mogen zeggen, dat de Heere Jezus, van Wien
ik als kind hoorde, ook voor mij, arme zondares,
op de wereld is gekomen, om mij van zonde te
verlossen."
Albert luisterde aandachtig. Met verbazing en
verwondering. Het kwam niet in hem op, ook
maar een enkele tegenwerping te maken, al be
greep hij van het gehoorde zoo goed als niets.
Hij had in Leiden en ook in Noordstad wel eens
staan luisteren naar het Leger des Hells en in
Noordstad ook wel eens een 'enkele maal naar
iemand, die vermoedelijk predikant was en die
met een zangkoor had post gevat onmiddellijk
bij een ruim marktplein, waar veel verkeer was.
En hij had daar dezelfde klanken gehoord, die
zijn moeder thans uitte. Hem beroerden zij niet,
maar hij zag, dat het bij zijn moeder echt was.
Waarom zou zij ook huichelen De benarde
omstandigheden, waarin zij, de rijke vrouw, was
komen te verkeeren, gaven toch waarlijk geen
aanleiding tot huichelarij 1
„Jij bent de eerste, tot wien ik zoo openhartig
spreek, Bert hoorde hij haar met zachte stem
zeggen. „Je behoort het te weten. En Marianne
natuurlijk ook. Maar met haar heb ik zóó nog
niet gesproken. Je weet: Marianne was steeds
ietwat zelfstandig. Maar ik geloof, dat zij thans
in e'en moeilijken toestand verkeert."
„Hoe kan het anders, moeder Ik wil niet' met
u strijden, dat weet u wel. Maar het is mij niet
mogelijk, in uw gedachtengang in te komen."
„Dat verbaast mij niet, mijn lieve jongen. Hoe
zou dat kunnen Ik heb jullie steeds onkundig
gelaten. Ik was een slechte moeder en
Hij maakte met de hand een afwerende 'be
weging.
„Spreek zóó niet, moeder. U doet u zelf on
recht. In Noordstad sla ik mevrouw Kleefstra
gade. Zij is bepaald een lief mensch, maar als
moeder is zij niet 'beter dan u."
„Je begrijpt mij' verkeerd, Albert. Zeker, ik
heb goed voor jullie gezorgd, dat durf ik zeggen'.
Maar ik heb jullie onkundig gelaten van dat, wat
het hoogste voor den mensch moet zijn. Ik w i s t
beter, want ik ben er in opgevoed. Maar ik liet
dat verleden varen 'en meende mijn eigen weg
te kunnen gaan. Dat is mijn fout geweest. Op
harde wijze ben ik er aan hreinnerd, dat er nog
een God is, Die leeft en meermalen reeds op
aarde vonnis geeft."
Hij verstond al die uitdrukkingen niet. Dat
zijn moeder die gebruiken kon, was alleen te
verklaren uit het feit, dat zij er in opgevoed
was. Hij verlangde meer te weten van dat ver
leden en lette niet op het voortschrijdende uur:
de klok liep naar het hoogste cijfer van de
wijzerplaat.
„Vertel eens wat van vroeger, moeder. Mis
schien begrijp ik u dan eenigszins. Ik wil wel
probeeren, u te vatten. Want ik gevoel, dat,
wat u zegt, juist is. Het komt ook overeen met
wat ik bij de Kleefstra's wel hoor. Ik hink op
twee gedachten. En zoo is het ook met Marian
ne. Zooeven heb ik met haar er over gesproken.
Zij is veel verder dan ik, dat heb ik wel ge
merkt, Maar zij weet het ook niet."
„Ik zal alles vertellen, Albert. Er is geen
enkele reden, om het verleden te verbloemen.
Je hadt het reeds veel eerder moeten weten. En
als ik klaar ben', zul je moeten zeggen, dat ik
alles alleen aan mijzelf te wijten heb."
Zij vertelde van haar geboortedorp; van haar
vader, die hard ploeteren moest, om e'en stuk
behoorlijk brood te kuflnen verdienen; van haar
opvoeding in 'beslist Christelijken geest; van
haar betrekking op het dorp; van haar broers
en zusters zij noemde den naam van Kees
en toen wist Albert in eenen, dat de veronge
lukte in het ziekenhuis stellig zijn moeders broer
was, maar hij viel haar niet in de rede van
den plotselingen dood van haar vader; van haar
strijd met moeder, die haar niet naar de stad
wilde laten gaan; van haar doorzetten tot zij
haar doel had bereikt; van 'haar verwaarloozen
van huis en1 fa-milie; van den dood van haar
moeder; van haar huwelijk met Meyenbeek
Leeuw'enhuis, die tenslotte een gezien bankier
werd.
„En toen mijn jongen, meende ik, dat ik alles
had bereikt. Ik leefde gelukkig met je vader,
dat weet je. We waren met z'n vieren gelukkig.
En toch het was alles klatergoud. Vader,
verstrikt in de klauwen van den geldduivel,
deed verkeerd. En het mooie kaartenhuis zonk
ineen. Er bleef niets, niets over van al, wat
zoo mooi scheen, maar het niet was.'
Mevrouw Meyenbeek Leeuwenhuis staarde
als in verre verten en sprak geruimen tijd geen
woord. Ook Albert verbrak de stilte niet.
Hij ging meer en meer beseffen, niet alleen,
dat het zijn moeder ernst was, dat bleek duidelijk
genoeg, maar ook, dat zij troost en kracht
putte uit den godsdienst. Precies zooals bij de
Kleefstra's. En dat had tenslotte niets te maken
met ondervonden leed. De Kleefstra's behoefden
daarvan niet te gewagen. En tóch konden zij
niet leven zonder den godsdienst, die een wezen
lijk bestanddeel van hun bestaan was.
„Nu weet je alles, mijn jongen. En als je
eerlijk bent, zul je moeten zeggen, dat je moeder
veel, heel veel verwijt treft. Ik had God vaar
wel gezegd en' ik heb mij sindsdien ook niet
meer ingelaten met mijn broers en zusters. Ik
weet niets van ze af. Ik heb het geld er niet
voor, Albert, maar anders was ik al naar Zuid-
dorp gereisd', in de hoop, ze aan te treffen.
Misschien zijn ze er niet meer. Ik weet het niet.
Ik moet veel goed maken. Want ik heb veel
bedorven."
Albert achtte 'thans het oogenblik gekomen,
mee te deelen den naam van den verongelukte,
die in het Diaconessenhuis was gebracht, „Kan
die man uw broer Kees zijn, moeder
„Heb je hem gezien Hoe zag hij er uit
Leek hij op mij Kees en ik leken sprekend op
elkaar."
,,'k Heb hem niet goed gezien, moeder, 't Was
niet licht, ondanks de electrische schemerlamp
in het raam. En bovendien was Gretha druk
met hem bezig."
„Dan moet ik nog even' wachten. Morgen kom
ik het misschien wel te weten. En als het zóó
is, ga ik naar het ziekenhuis."
„Maar we moeten nu noodig naar bed hoor,
moedertje, 't Is half één", zei hij hartelijk.
Hij kuste haar. En zij sloeg den arm liefde
vol om hem heen.
„Jongen, ik ben zoo blij, dat je gekomen bent.
En dat je nu alles, alles weet."
HOOFDSTUK X.
Dienzetfd'en avond vernam Marianne nog
van Gretha, dat de door de auto aangereden
man op haar afdeeling was gebracht.
Toen zij den volgenden morgen dan ook de
zaal betrad, waar zij de eerste uren dienst had
te doen, zag zij hem liggen. Hij was in den
loop van den nacht uit zijn bewusteloosheid
ontwaakt en lag met groote oogen te staren in
de ruimte, waar nog eenige patiënten waren
ondergebracht.
Marianne stond naast het ledikant. Met één
oogopslag had zij het bespeurd: die man moest
een broeder van haar moeder zijn; de gelijkenis
was onmisk'enbaar. Zij had evenwel niet den
moed, het te zeggen. Bovendien achtte zij het
het verstandigst, te zwijgen, in elk geval zoo
lang tot zij moeder er over gesproken had.
„Ik ben zuster Meyenbeek", zeide zij met
zachte stem. „U heet Leermans
Hij knikte bevestigend. Het voorhoofd was
omzwachteld, maar de hoofdwonde beteekende
niet veel. Het borstbeen was geraakt en een rib
gebroken. Bovendien had hij veel bloedverlies
geleden. Maar Marianne wist reeds, dat het
geval volstrekt niet hopeloos was. Integendeel;
het stond vrijwel vast, dat de gewonde na eenige
weken hersteld zou zijn.
„Hoe maakt u het?" vroeg Marianne.
„Het gaat wel, zuster. Veel pijn. Wat zegt
de dokter Ik weet van niets. Het gebeurde en
toén was ik weg."
(Wordt vervolgd).
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8 50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVEN.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIEiM 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent pe regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
4TÏ© sttakkess voor de Redactie begteumd, Adverteatiëa en verdere Administratie, fraoco toe te aenden aan de Uitgever»
EEN KLOEKE DAAD.
De Raad van Goedereede heeft, naar men
in het raadsverslag van j.I. Vrijdag heeft kunnen
lezen, besloten de café's op Zondag te sluiten.
De heer C. J. Lodder diende een desbetreffend
voorstel in en vond direct aansluiting bij de
meerderheid van het college van B. en W. Het
voorstel ging er toen door met vier van de
zeven stemmen.
Het is te verwachten, dat dit raadsbesluit bij
een klein deel der burgerij verzet zal ontmoeten,
maar wij vertrouwen, dat de Raad voet bij stuk
zal houden.
In meerdere gemeenten is dezelfde strijd reeds
eer gestreden.
P Hardinxveld b.v. nam dit jaar het besluit om
de herbergen op Zondag te sluiten. Thans wordt
van de zijde der caféhouders een actie op touw
gezet om dat raadsbesluitw eer ongedaan te
maken.
In verband hiermede werd door den Kerkeraad
der "Ned. Hervormde Kerk te Giesendam-Ne-
der Hardinxveld een adres aan den Raad ge
richt, waarin o.m. het volgende ernstige woord
aan de gemeentelijke overheid gericht wordt
Edelachtbare Heeren.-
Naar ons ter oore is gekomen, is een adres
door de kroeghouders dezer gemeente bij U in
gediend met het verzoek om het besluit, door
den Raad dit jaar genomen, om de kroegen en
de lunchrooms des Zondags te sluiten, weder te
niet te doen. Wij dringen er bij U op aan, daar
aan geen gevolg te geven, en wel om tweeërlei
redenen.
Vooreerst uit sociaal, maatschappelijk oog
punt. Waar toch tengevolge van de zoo groote
en ontzettende werkloosheid zoon schrikkelijke
malaise heenscht, die met den dag toeneemt, zou
het niet de dwaasheid zelve zijn, ja nog erger,
zou het niet moorddadig zijn om de kroegen ook
nog des Zondags open te stellen, om daar het
geld aan drank uit te geven, dat zooveel beter
'besteed kan worden aan voedsel, kleeding en
verwarming Worden, indien aan dat verzoek
door U gevolg wordt gegeven, de jongelieden
uit andere gemeenten, waar de kroegen gesloten
zijn, niet naar hier gelokt, om de rust, die thans
des Zondags heenscht, te verstoren met hun
dronkemanslawaai en alzoo een werktuig in de
hand van den duivel te zijn om voor anderen,
vooral voor de jonge dochters een beletsel te
zijn met een naar God 'en Zijn Zaligen dienst
gerichten geest naar het Huis des Heeren te
gaan en in zoete overpeinzing van het gehoorde
huiswaarts te keeren
En wij vragen li, indien gij .zelf kinderen hebt.
Zoudt gij uw eigen zonen en dochteren gaarne
naar zulke pestholen. zien gaan, waar zij zedelijk
en lichamelijk te gronde worden' gericht? Wel
nu, wat gij wilt, dat u geschiedt, doet dat ook
een ander niet. Het belang van zoovelen, over
wier heil, naar lichaam en ziel, voor d'en tijd
en eeuwigheid, gij als overheid van God zeiven
gesteld zijt en te waken hebt, moet wel gaan
boven het zoogenaamde belang van enkelen, die
bovendien een oorzaak zijn van ellende voor
hun medemenschen. En moeten nu zulke men-
schen, door wier toedoen menig huisgezin in
droefheid is gedompeld, nog begunstigd worden
bovbn anderen, die een eerlijk bedrijf uitoefenen
en hun zaak op Zondag gesloten moeten houden.
Maar wat meer en boven alles geldt, het is
de absolute volstrekte eisch, dien God de Heere,
als de Opperste Souverein, van Wien alle
souvereiniteit afdaalt, ook de souvereiniteit die
U als overheid hebt, in Zijn Woord U als
leden van den Raad dezer gemeente oplegt,
dat U te waken hebt, dat hier de dag des Heeren
geheiligd iworde overeenkomstig Zijn Heilige
Wet.
Wij zijn het daarmede volkomen eens.
Vergissen we ons niet, dat is er nu nog één
gemeente op ons eiland, waar de café's op Zon
dag geopend zijn. Dat is Oude Tonge. Maar ook
daar wordt de herbergsluiting dezer dacfen aan
hangig gemaakt.
Wij hopen en vertrouwen, dat deze Raad het
goede voorbeeld van Goedereede zal volgen.
De burgerij kan er niet anders dan wel bij
IS DAT VERANTWOORDELIJK?
De helft van den Raad te Middelharnis be
sloot B. en W. met een niet-sluitende begrooting
te laten zitten.
Tot de nalatenschap van het oude college van
B. en W. behoort o.m. een tekort op de be-
grooting van ongeveer 12000.
Reeds in Augustus stelde het vorige college
van B. en W. aan den Raad voor om de op
centen op de Grondbelasting te verhoogen, om
dat op ge'en andere manier de begroeting slui
tend zou zijn te maken.
De Raad, die toen nog niet overtuigd was,
dat op geen andere wijze het bedrag te vinden
zou zijn, stemde tegen.
De heer Vroegindeweij, toen nog wethouder,
stemde natuurlijk vóór zijn eigen voorstel.
Sinds is de politieke gesteldheid in dezen Raad
veranderd.
De heer Struik werd wethouder en kwam na
onderzoek der begrooting tot de overtuiging, dat
inderdaad slechts door verhooging der opcenten
op de 'Grondbelasting de begrooting sluitend
zal zijn te maken.
De verhoogdng der opcenten op de Grond
belasting kan ongeveer 3500 in 't gemeente-
laadje brengen. Dan resfen er nog 8500, welke
door verhooging der fondsbelasting zullen zijn
te vinden. Maar de fondsbelasting kan niet naar
boven vóór eerst de opcenten op de grondbe
lasting zijn verhoogd.
De heer Vroegindeweij wist dat alles natuur
lijk heel goed.
En toch ging hij in de oppositie. Hij trachtte
zijn critiek schijn van rechtvaardigheid te geven
door het voorstel der verhooging van grondbe
lasting te verbinden aan de andere voorstellen
van den heer De Vries, wat hem niet heeft
mogen gelukken. Toen de burgemeester hem
aantoonde, dat dit niets met de voorstellen-De
Vries te maken had en de heer De Vries zelf
zoo ver ging om afstand van zijn voorstel te
willen doen ten bate van de begrooting, lag het
dus voor de hand, dat de heer Vroegindeweij
met zijn wetenschap als oud-wethouder van
den toestand der gemeente-financiën voor
het voorstel gestemd zou hebben, dat eigenlijk
al door hem zelf was ingediend.
Toch stemde hij tegen.
Wij kunnen dat niet verantwoordelijk vinden
Een geordende gemeente-huishoud'ing is een
beginsel van den eersten rang. „Wie zijn huis
gezin niet wel regeert, is erger dan een onge-
loovige", zegt de Schrift, dat geldt zeer zeker
ook van de gemeente-huishouding.
Indien in een volgende vergadering de stem
men weer mochten staken of het voorstel mocht
vallen, zit de gemeente Middelharnis met een
niet sluitende begrooting. Natuurlijk wordt die
door Ged. Staten niet goedgekeurd. Het gevolg
zal zijn, dat de Raad dan toch door den zuren
appel zal moeten heenbijten of dat de gemeente
huishouding in de war loopt. Want met een niet
goedgekeurde begrooting kan niet gewerkt wor
den. De gemeentewet zegt: „Zij (de begrooting)
behoeft, om te werken, de goedkeuring van Ged.
Staten". De gemeente komt dan eigenlijk onder
curateele van 'het Provinciaal Bestuur en mag
slechts tot op de helft der in de begrooting ge
noemde raming uitgeven of ontvangen.
Wij vragen nog eens: is het verantwoordelijk
tegen beter weten in het zoover met dp ge
meente-huishouding te laten komen
Strookt dat met den afgelegden ambtseed
HET HEILIGE GETAL „ZEVEN".
De S. D. A. P. reorganiseert haar arbeiders
pers. Voor verschillende streken van ons land
zullen bij den streek passende socialistische dag
bladen worden uitgegeven.
In zijn Kroniek in „Het Volk" van Maandag
j.I. bespreekt Henri Polak dit plan en eindigt
met de volgende meditatie
Zeven dagbladen zal „De Arbeidspers" ons
geven zeven, een zinnebeeldig getal, een
heilig getal, waaraan zoowel Heidenen als
Joden en Christenen groote beteekenis hech
ten: de zeven' dagen der week, de zeven be
wegende hemellichamen, de zevenarmige kan
delaar, de zeven kruiswoorden, de zeven wer
ken van barmhartigheid.
Welke zegeningen al deze zeventallen aan
het menschdom zouden brengen en wat zij het
in werkelijkheid hebben gebracht ik zal er
hier niet van gewagen. Maar in ons allen leeft
de zekerheid, dat ons zevental er in sterke
mate toe zal 'bijdragen, de menschheid nader
te brengen tot de zegeningen van het Socia
lisme.
Wij hebben respect voor ieders innerlijke
overtuiging. Maar vragen ons toch af, heeft
Henri Polak nooit van het getal „zeven" in de
Openbaring van Johannes gehoord
Zeven is niet alleen een heilig getal, maar
ook het getal der volmaaktheid, ook het getal
van het vol-zijn, het af-zijn, het volbracht-zijn.
Zoo spreekt het boek der Openbaring van
„zeven zegelen", „zeven bazuinen" en- „zeven
Engelen".
Wie leeft bij het Woord van God en dus de
zevenarmige gouden Kandelaar en de zeven
Kruiswoorden van den Heiland niet op één plan
stelt met de zinnebeeldige zeventallen uit heiden
dom en anti-christendom, weet, dat als de tijd
van het zevende zegel en de zevende bazuin en
den zevenden Engel gekomen is, er geen „ze
geningen" meer te wachten zijn, maar slechts
vloek en verderf en ondergang dezer wereld,
nadat de geheiligden, die bij het licht van den
gouden Kandelaar gewandeld en zich geloovig
onder de zeven Kruiswoorden van den Heiland
1