VICTORIA-WATER
En de Geest en de Bruid
zeggen: Kom.
HEERLIJK En UIELSmAKEHD
lirtlUURLIJH BROüUiATER
BEWAAR HET PAND.
ingezonden Stukken
erüoopingen.
5 ES IN" EE O 5 X E V QOS EB XX X
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
VIL
Over een wonderlijk Stelsel.
Lees slechts Handel. 17 vers 8: „En som
migen van de Epicureïsche en Stoïsche f i 1 o-
sofen streden met Paulus en sommigen zeiden:
Wat wil toch deze klapper zeggen; maar an
deren zeiden: Hij schijnt een verkondiger te zijn
van vreemde goden, omdat hij hun Jezus en de
opstanding verkondigde".
In Colos. 2 vers 8 staat: „Ziet toe, dat
niemand u als een roof vervoere door de
filosofie en ijdele verleiding, naar de eerste
beginselen der wereld en niet naar Christus".
In verband met dat woord „klapper" en
„roof" en „ijdel" en „eerste beginselen" schijnt
het met die „filosofie" niet in orde te zijn, dat
schijnt wel een geleerdheid van den 'kouden
grond te wezen; een eigenaardige wijsheid, die
niet van Boven, maar van beneden is, aardsch,
en nog lager, dus: onderaardsch, duivelsch.
Wees zeer voorzichtig in Uw oordeel
Waarom scholden die Epicuristen en Stoï
cijnen Paulus voor een „klapper"
In den tekst staat: „spermologos" of zaadjes
pikker.
Omdat ze op de markt te Athene stonden
te redekavelen, war endaar vogels, die als op
alle straten en markten, aan 't pikken waren,
en niet altijd als een beschaafden vogel, als
netten kraai of ekster passen zou, kieslijk pikten,
en dan verheugd na hun niet kieskeurig middag
maal al „klappend" (zoo is immers de ekster-
taal), kwebbelend wegvlogen.
Waar de meening der Epicuristische en Stoï
sche wijzen, of wijsgeeren, was nu Paulus zoon
ekster, die blijkens zijn verhaal wat zaad had
opgepikt, dat te Jeruzalem door een zekeren
Jezus was uitgestrooid, en dat hij, de leerling,
als klaplooper achter Jezus, zich had geëigend.
Paulus had gepraat over „vreemde" goden,
over de opstanding, tegen den „Onbekenden
god", over Schepping, Herschepping, bekeering,
over 't beeld Gods enz.
En al pratend, was dat gezelschap van de
Markt opgestegen naar den heuvel, naar den
Areopagus. Pagus heuvel. Ares afgod
krijgsgod Mars.
En al stijgend kwamen ze bij 't rechtsgebouw,
't Hof, den Hoogen Raad van Athene.
Prachtige gelegenheid voor Paulus om daar
bij de hoogst e rechtszaal des Lands ook
eens te praten over de Hoogste Rechts
spraak, n.l. de Opstanding en den Oordeels
dagmaar toen begonnen de wijzen van
Athene te lachen en te spotten. Toen was 't
niet meer schelden of afdingen op zijn woorden,
maar 't werd nijdige, bittere spot over de
eeuwigheid en onsterfelijkheid of over 't Dood
is dood.
Ze scholden, toen Paulus van Jezus sprak,
maar spotten deden ze niet: Athene stond te
hoog boven Jeruzalem; Jeruzalem was te min
voor Athene om te spotten; en daarom zeiden
ze slechts: dwaas klapper! ekster uit Jeruzalem!
Ze spotten óók niet ,töen Paulus over de
Schepping sprak, want zij als heidensche wijs
geeren, hadden' wel een ander Scheppings
stelsel dan Paulus, maar toch óók een Stelsel.
Zij waren Pantheïsten, d.w.z. ze geloofden, dat
de stof, de wereld eeuwig was; dat uit „god"
als korrel kwam de stengel, dan de bloem, dan
de vrucht, dan weer de zaadkorrel en weer de
stengel en weer de vrucht: een eeuwige ont
wikkeling der wereld, die omdat ze uit „god"
was ook dat goddelijke vasthield. Alles was
goddelijk.
Ze hielden dan ook hun mond toen Paulus
zei: „Gij en ik, wij zijn allen van Gods g e-
s lacht"; ja daar voelden ze wel wat voor;
dat klopte wel wat met hun pantheïstisch stelsel:
de bloemkroon en de kelkblaadjes zijn van 't
zelfde geslacht en soort als de korrel;
uit een rozezaadje komt geen brandnetelstengel;
en omdat ze wisten, dat ze zelf een ziel
hadden, moest er dus een Wereldziel zijn, waar
van zij een paar deeltjes bezaten, n.l. hun ziel.
Het spotten begon bij Paulus' spreken
over de Opstanding en 't Laatste Oordeel. In
een pantheïstisch Stelsel is wel degelijk plaats
voor „opstanding", zooals Darwin dan ook
leerde, dat uit een aap een mensch „opstond"
en „ontstond" en dat God ontstond uit den
allervolmaaksten mensch, en dat uit 't Christen
dom nog wat beters ontstaan kan, iets nog
hoogers.
Maar Opstanding in Paulinisch en zin en dan
een Oordeelsdag: neen, dat vloekt met eeuwige
ontwikkeling. In 't Pantheïsme kan men wel
zeggen: er komt uit een oud geslacht van dieren
ten slotte een nieuw menschengeslacht en dit
wordt na duizend jaar weer vernieuwd tot men
eindelijk de volmaaktheid bereikt heeft; en dan
weer van voren af aan gaat beginnen, want
volgens de Stoïcijrien brandde de wereld af als
de Volmaaktheid bereikt was. Zij noemden dat
de Wereldbrand, uit wiens ruïne dan weer
kwam een god, en' mensch enz. tot in 't on
eindige.
In zoon oneindig proces geldt voor 't indivi
du: „dood is dood" en „wie na mij komt, is
beter dan ik"; maar de Opstanding, om ge
oordeeld te worden, hoofd voor hoofd, en dan
veroordeeld te worden; èn alle nieuwe ont
wikkeling in hemel of hel afsnijdenneen,
dat was voor die heidenen een onmogelijk idee.
Stel U nu voor Paulus op den Areopagus.
Zijn toehoorders
kennen een god; en Paulus leert ze
een persoonlijk God; een Drieëenig God;
kennen een ziel; en Paulus leert ze
een beeld Gods
kennen een levensleer, moraal; en P a u 1 u s
leert ze zonde en genade en bekeering
kennen een rechter in de consciën
tie; en Paulus leert ze een Goddelijk
rechter, die hen met menschelijke deugden ver
sierde, om Hem te eeren; en Hem- niet eerende,
zij in den poel des vuurs zullen afdalen om
nooit weer daaruit op te staan, en tot hoogere
deugdsbetrachting nooit meer te kunnen over
gaan
kennen een deugdenleeren Paulus
leert hen wat waarde 't Kruis had voor
Zonde èn Deugd.
Te Athene op de markt en bij 't rechtsgebouw
stonden Stoïcijnen; belijders van de Stoa-leer.
En deze leer heet zoo, omdat drie eeuwen voor
Christus te Athene een koopman, Zeno, was
opgestaan, die publieke disputen hield in een
zuilengalerij, een wandelplaats, Stoa genaamd.
Zijn volgelingen noemden zich Zeniten, maar
meestal Stoïcijnen.
En in die drie eeuwen heeft zich die levens
leer van Deugdzaamheid ontwikkeld, vooral toe
gespitst in de kunst om alles te verdragen
als een Wijze past; alles verdragen, omdat
er toch niets aan te doen is; alles maar
aanvaarden zooals 't komt: men kan tegen 't
fatale, het noodlot toch niets beginnen; dat
fatale is er, en ieder krijgt er portie van.
Wij Christenen spreken over de Voorzienig
heid Gods en den Raad en Wil Gods, waaraan
ieder onderworpen is, en dien wij volgen
moetenen wij bidden: Uw wil geschiede
in den hemel gelijk als op Aarde.
Wij onderwerpen ons ook aan Zijn wil met
bezwaren; maar tocheen blind
Noodlot, zooals de Stoïcijnen, kennen we niet.
God de Heer regeert; dat is onze belijdenis. In
onze Belijdenisschriften en in den Catechismus
enz. kan ieder lezen wat wij onder Voorzienig
heid verstaan. In den strijd met de Remonstran
ten staan we ongeveer voor 't zelfde vraagstuk;
Vrije wil of niet.
Er was dus op de, markt van Athene een
verschil merkbaar tusschen Christendom en
filosofie.
Maar de volheid der Tijden, die gekomen was,
zou door de filosofie gerechtvaardigd worden.
Plato was dn 347 v. Chr. gestorven en had
als met den vinger den Logos aangewezen
als de uitvoerende macht van de gedachten en
ordinantiën Gods.
Aristoteles, zijn leerling had de Deugd
verheven tot het middel der eudaimonia of
zaligheid.
Zeno, de stichter der Stoïsche School, zag
in een geduldigen W ij z e het ideaal des levens.
En zij drieën vormen een nageslacht, dat
zoekt naar iemand, die èn Logos èn Deugd èn
Lijder is.
En Hij wordt gevonden in den Chreestos of
den Ideaalmensch; nog één stap: De Christus
verschijnt.
Toen ging de zon der Grieksche filosofie onder
dn de zee van Goddelijke genade; en de dis
cussie op den Areopagus was slechts 't avond
rood van een eertijds heidensche bespiegeling
over 't Leven.
De Levensleer van Stoïcijnen en Epicuristen,
over welke laatsten in een volgend artikel, werd
OBERLAHNSTEIN
De gezondste dageüjksche tafeldrank die in geen huishouding mag ontbreken.
In heele llter«schroefflesschen voor huishoudelijk gebruik, zeer voordeelig en
gemakkelijk, inhoudsprijs 32 cent.
in de heidenwereld vervangen door 't: Uit ge
nade zijt gij zalig geworden; en de Apostelen
bereidden' den weg voor 't nu nog machtige
woord: In hoc signo vincemus: in dit teeken
des kruises overwinnen we.
De levensleer rustte voortaan op 't Kruis.
J. v. d. W.
Middelharnis, 10 October 1931.
(Wordt vervolgd).
li.
Wij loopen groot gevaar om door den
tijdstroom te worden meegevoerd en aan de
rots des heils en aan de haven des behouds
voorbij te stroomen. Ruwe stormen woeden op
elk terrein des levens. De stroom des tijds, die
door deze wereld heengoift, staat in het iteeken
van Godvervreemding. Maar naast dit alge-
meene heeft ieder tijdvak zijn eigen karakter,
waardoor dit op een bijzondere wijze uitkomt.
Daar hebben we ons rekenschap van te geven,
waaraan echter groote moeilijkheden verbonden
zijn, omdat we dan voor een complex van ver
schijnselen komen te staan. Er is dikwijls een
boven- en een onderstrooming, stroom en tegen
stroom. Maar ook de stroom van onzen tijd gaat
aan de rots des heils voorbij en er is gevaar
van doorvloeien op allerlei terrein.
Zaterdagavond 26 September j.l. zag ik uit
een dansgelegenheid jongens en meisjes van
onverdachten Gereformeerden huize komen; ik
zag ze uit Ooltgensplaat, Achthuizen en Den
Bommel. Een meisje vroeg mij niet tegen haar
vader te zeggen waar zij geweest was. Ik heb
beloofd niets teflen haar ouders te zeggen als zij
nimmer weer in 'die verderfelijke danszaal haar
beginsel verloochende.
Alle jongen menschen worden bedreigd door
den geest van den tijd. In ons hart leeft de
begeerte om te doen die dingen, die wij niet
mogen.
Wij leven in een boozen tijd
Hoe moeten we daar nu tegen strijden Met
ons af te zonderen schieten we niet op. Wij
moeten terug tot den Vader, terug tot God'. Wij
moeten in deze wereld trachten te staan als
jonge Christenen, die ons willen richten naar
Gods wil. Eeuwigheidskinderen, levend in den
tijd.
Jonge mannen en jonge dochters, vraagt altijd
en in alles wat God welbehaaglijk is. Onze
zwakheid ligt meestal in gebrek aan geloofs
vertrouwen, die ons werk vaak tot onvrucht
baarheid doemt.
Moeten wij ons niet schamen over ons klein-
geloof, dat veroorzaakt wordt door verzuim
van ons gebed
Groot is uw roeping en heilig uw taak.
Jongelingen en jongedochters, gij zijt het ge
slacht, waarop onze hoop gevestigd is 1 Grijp
toch de kansen door God u gegeven
Onze jonge menschen moeten er van door
drongen worden, dat wij leven in een tijd van
de grootste onrust en beroering, een tijd, waarin
het geloof aan God en Zijn openbaring wordt
aangevallen door een leger van atheïsten, twij-
felzuchtigen, agnostici en z.g. humanitarianen.
De huidige tijd is materialistisch; geestelijke
waarheden worden niet hoog geschat, noen
wordt de noodige aandacht daaraan geschonken.
Het atheïsme is nu meer aggressief dan ooit
tevoren. Wij behoeven slechts aan Rusland te
denken met een zevende deel der wereldbevol
king, het land ,dat het bestaan van God ont
kent en dat op Paschen het publiek uitnoodigde
een tooneelstuk bij te wonen waarin Judas Is-
kariot wordt uitgebeeld als een held 1
De hedendaagsche strijd in de godsdienstige
wereld is niet zoozeer als vroeger een strijd
tusschen geloofsleer en secten, tusschen Protes
tantisme eni Katholicisme, dan wel een alge-
meene strijd tusschen geloof en ongeloof. Is de
Christus de man Gods of is Hij slechts de
mensch Jezus Stierf Hij aan het kruis om de
goddelijke rechtvaardigheid te bevredigen, of
alleen als een symbool van menschelijke op
offering 1 Is zaligmaking een goddelijke, gave
of louter een menschelijke verrichting Is de
Bijbel het gewijde woord Gods of is het slechts
een menschelijk product zonder goddelijke in
spiratie Werden de tien geboden door God
gegeven of ontsproten zij uit de gedachten van
Mozes 7 Is de moreele wet een door God op
gelegde levenswijze of is hete en immer ver
anderend gevolg van menschelijke ondervinding
en inzicht
Deze zijn de alles beheersohende vragen, die
in de gedachten van de jeugd der wereld op
komen.
Om op deze vragen overtuigende antwoorden
te geven worden ware menschen vereischt, men
schen van geloof, met diep ingewortelde over
tuiging, met uitstekende geestelijke ontwikkeling,
van heldhaftigen aard, en van hoog geestelijke
verheffing.
Als ik weer op verkenning uitga hoop ik in
dansgelegenheden niet aan te treffen jonge man
nen en jonge meisjes uit Ooltgensplaat, Acht
huizen en Den Bommel, van wie men allerminst
verwachten zou op plaatsen te komen, waarvoor
zij zich voor hun ouders zouden schamen.
Uit alles bemerkt men dus, dat er een tweeër
lei geest op aarde is. De Geest die uit God is
en de geest van de wereld. Ook de jeugd wordt
door deze dingen bedreigd.
In Gods Woord wordt telkens gewaarschuwd,
dat uitwendige vormen voor God niets be-
teekenen. Johannes de Dooper heeft het farize
ïsme veroordeeld. De gelijkenis van den ver
loren zoon is door den Heiland uitgesproken
om te laten zien, dat er een groote klove is
tusschen schijn en wezen. Nog sterker wordt
deze tegenstelling uitgedrukt in de gelijkenis van
de twee zonen. Velen doen alsof. Ook vele
jonge menschen. Maar zij kennen niet de ware
blijdschap en de ware vrede. Velen schijnen vol
enthousiasme voor het Chr. vereenigingsleven,
maar staan toch met het hart ver van het
Koninkrijk Gods af.
Christus moet in het middelpunt van ons
leven staan. Wij moeten waarschuwen voor
den dooden schijn der dingen.
Het niet willen gal ook door ons gekend
moeten worden. Maar het niet willen wordt een
oorzaak van smart. De onmacht wordt tot
schuld. De onwilligheid wordt gewilligheid.
Jongelingen en jongedochters 1 onderzoek u
zelf. Uit u zelf wilt gij niet. Zie op den grooten
wijngaardenier De vorm gaat voorbij, het we
zen blijft.
Uw plicht is het om uw land en de wereld
menschen te geven, die arbeiden in Gods Ko
ninkrijk én bovenal de eere van onzen Koning
bevorderen. U moet zijn als een licht schijnende
in de duisternis, u moet toonen, dat de wereld
niet beherscht wordt door verblinde, zelf ge
schapen, materieele kracht, doch door een al-
machtigen, alwetenden, levenden Schepper, die
met rechtvaardigheid en genade regert, een
Geest, die de geestelijke waarden in den mensch
verheft ver boven alles wat materialistisch is.
■Gedurende de laatste paar tiental jaren heeft
de kerk in het algemeen de zachtmoedigheid,
genade, de goedheid en liefde Gods gepredikt,
en heft -geen sterken nadruk gelegd op Zijn
rechtvaardigheid en Zijn toorn tegen onverge-
vene zonde. De ongeloovige echter zegt, dat de
godsdienst slechts een geruststellend bedrog is,
een schepping der menschheid, die in deze on
verbiddelijke wereld een gerust geweten, troost
en rust zoekt. Het is een troostende lucht
spiegeling, het is heel iets anders dan de wer
kelijke feiten onder het oog dzen, het is een
beeld van een door menschelijke gedachten ge
vormde wereld, zooals men die graag wil zien,
doch welke in het geheel niet bestaat.
En hoe verkeerd is dit alles 1 Het is waar,
dat de menschelijke ziel zijn troost, vreugde en
vrede in den godsdienst vindt, en dat zonder
deze de wereld donker en troosteloos is. Het
is waar, dat God liefde is, maar het is niet
waar, dat de christelijke godsdienst een ge-
makelijke godsdienst is. Het ïs een godsdienst
van zelfverloochening.
Een volgeling van Jezus te zijn beteekent
zelfverloochening, het kruis op te nemen en
Hem te volgen, den goeden strijd te strijden, en
in het geloof te volharden. Het beteekent zich
als soldaat -aan te sluiten en de geheele wapen
rusting, het zwaard zoowel als het schild, te
dragen.
Het Christendom beteekent niet, dat men naar
den hemel wordt gedragen op een zacht rozen
bed, het beteekent: opoffering, zelfverloochening.
Er moet dus veel strijd gestreden worden. Het
is nu de vraag in welk kamp wij behooren.
Waar of wij toe behooren wordt met bepaald
door het lidmaatschap eener Kerk, doch door
de genade in het hart. Gods verborgen omgang
vinden zielen waar Zijn vrees in woont. De
strijd blijft tot het einde toeDaarom moet de
schoone lentetijd des levens gebruikt worden
om God te zoeken. Zijn dienst alleen geeft on
gemengd genot. De jeugd is zoo vatbaar voor
goede indrukken. In den strijd moeten wij niet
letten op allerlei dingen, die geen waarde heb
ben. Toen Achab ten strijde trok vermomde
hij zich, opdat de vijand hem niet herkennen
zou. Is dat niet het beeld van zoo menig Chris
ten in onze dagen. Men vergeet, dat bij het
koningshart de koningsmantel past. Ook wij
leggen het koningskleed af en dragen de sol
datenuniform om niet opgemerkt te worden.
Als er geen kracht van ons uitgaat, dan zal
God de pijl in eenvoudigheid doen afschieten.
God schouwt tot in het verborgene onzer ziel.
Gij noemt U Hervormd Gereformeerd 1 Gere
formeerd 1 Calvinistisch Hooge verantwoorde
lijkheid hebt gij daardoor op u genomen'. Er
blijft altijd een groote afstand tusschen ideaal
en werkelijkheid. Wacht u voor lauwheid.
Noodig is persoonlijke relatie met God, dan
mag de strijd woeden; niemand, zegt Christus,
zal ze uit mijn hand rukken. Toen Israël door
de woestijn trok werd het leger aangevallen door
Amelek. Het achterste gedeelte, waar de zwak
ken waren, had het zwaar te verantwoorden,
maar op den berg waren bidders. Al is de
strijd moeilijk, de fieere is ons ten schild in 't
strijdperk van dit leven.
De copie van ingezonden stukken, die niet ge
plaatst zijn, wordt niet teruggegeven. Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers,
Mijnheer de Redacteur l
Naar aanleiding van het ingezonden stukje
van den heer Les in het nummer van j.l. Woens
dag heb ik de eer den heer Les jn overweging
te geven alle nummers dezer courant na te gaan,
in boeverre wij hebben getaald bij. het opgeven
van een bericht als door hem bedoeld. U zult
nergens zulk een bericht aantreffen. Wij treffen
hierin dus geen blaam.
De berichtgever van
Nieuwe T o n g e.
Verkooping van het Winkelhuis aan den
Oostdijk te Middelharnis, plaatselijk getee»
kend E 6.
Op Woensdag 14 October 1931 bij inzet;
op Woensdag 21 October 1931 by afslag,
telkens des avonds 7 uur in het Hotel
»Mcijer«.
ïen verzoeke van Mej. Wed. J. Smit—Nipius,
Middelharnis.
Notaris VAN BUUREN.
Zaterdag 17 October 's avonds 6 uur te
Ouddorp, in het Logement Akershoek, ver»
nurtng by inschrijving voor het seizoen 1932,
ten verzoeke van den Heer W. Mastenbroek
Mz. ü.43,30 H.A. 296 R.V.M, bouwland
in het Oudeland aan den Brecdeweg,
U.22.9Ü H.A. 149'/2 R.V.M. bouwland, in
het Oude Nieuwiand, in de Leurcstee, 1.08.2Ü
H.A. 2G, 1U7'/j K.V.M. bouwland in het
Oude Nieuwiand, aan den Westerweg, in 3
perceeien, en U,S3.b7 H.A. 1 G. Z46'/2 K.V.M.
geestland in het Oude Nieuwiand, op de
foepestee, in 2 perceeien, alles onder de ge»
meente Ouddorp.
Notaris VAN DEN BERG.
Het najaar brengt altijd weer) een korte
schoonmaakperiode met zich mee. De schoon-
maakplaag( dat woord gebruiken onze echtge-
nooten immers duur.t dan wel niet zoo lang
en is niet zoo intensief als in 't voorjaar. Toch
wordt er door het niet schoonmakend deel van
het menschdom (en dat zijn in dat geval meestal
de mannen) niet zoo veel gesmaald als op de
schoonmaak in 't voorjaar.
Och, dat heeft ook al zijn reden. Eerstens
al zooals ik schreef, maken we het in het na
jaar niet zoo bar als in 't voorjaar. En ook,
dat is eveneens een voorname factor, we zijn in
't najaar nooit door zoo'n vernieuwingsmanie
aangetast, We vinden nu al gauw, dat kleeden,
gordijnen enz. het nog wel een' wintertje uit
houden kunnen. Vanzelf wordt dan het even
wicht in onze huishoudbeurs niet zoo wreed
verstoord, en!dus de najaarsschoonmaak is
niet zoo in discrediiet.
Doch dit alles komt slechts in de tweede
plaats, de hoofdoorzaak waardoor de najaars
schoonmaak met een zekere gelatenheid gedragen
wordt is wel, dat, na de schoonmaak, de kachel
weer in eere hersteld is. De kille avonden,
waarin men huiverend bijeengroept in de on
verwarmde huiskamer, behooren dan weer tot
het verleden. De kachel snort weer en alles is
weer gezellig en behaaglijk. In schrille tegen
stelling met de voorjaarsschoonmaak. Want dan
verdwijnt de kachel enonze Mei kan No
vember zijn, zong eens een dichter.
Doch al dat tegenpruttelen tegen onze schoon-
maakmanie, schijnt weinig te baten. En als het
waar is, wat ik dezer dagen in „De Huis
houding" las, dan zal het ook wel nooit baten.
Ik las daarin
De schoonmaak is ouderwetsch, is uit den
tijd, roepen velen. „In een huis waar regel
matig alles een goede beurt krijgt, is het over
hoop halen van je huishouding immers niet
noodig", zeggen anderen. Ik zou willen ant
woorden: juist in den tegenwoordigen tijd,
nu de huisvrouw weinig hulp tot haar be
schikking heeft, is „de groote schoonmaak"
zeker noodig. Er zijn immers van die werkjes,
die er steeds bij 'inschieten, die men eiken
dag plan heeft om te doen, maar waar men
nooit toe komt, bijv, het wasschen van gor
dijnen en tafelkleeden; het schoonmaken van
sommige kasten.
En dan ik las het laatste ergens, ik
weet niet meer waarin, zoo aardig„De
schoonmaak komt voort uit het instinct van
ons vrouwen."
Schoonmaak, grondige reiniging, maar ook
gelegenheid tot opruiming en vernieuwing,
voortgekomen uit practische overweging, maar
zeer zeker ook uit een' sorot natuurlijken
drang. Zeker, we zien er tegen op, dat geef
ik direct toe, maar als we bezig zijn en alles
gaat er zoo schoon en gezellig uitzien, worden
we dan niet een klein beetje enthousiast 7 Juist
dat enthousiasme maakt, dat we té veel willen
doen en té gauw klaar willen zijn. Dan pak
ken we de zaak verkeerd aan, dan halen we
te veel tegelijk overhoop, dan worden we
overmoe, prikkelbaar en zenuwachtig en „die"
schoonmaak en „die" arme huisgenooten, die
nergens meer een rustig plaatsje kunnen vin
den, die een afgetobde vrouw en soms aan
gebrand eten vinden, die hebben het dan
gedaan.
Al die mopperende mannen, al die onge
zelligheid en herrie, al die ovennoeheid is
onze eigen schuld, omdat wij onverstandig te
werk gingen en de gave misten de poëzie
er in te houden.
Maar als er dan toch niets aan te doen is,
omdat zooiets nu eenmaal bij onzen aard schijnt
te behooren', moeten we het 'maar zoo draaglijk
mogelijk maken, daarom besluit het artikel in
„De Huishouding" met tien wenken aan de
schoonmakende vrouwenwereld.
Het kan voor ons misschien ook zijn nut heb
ben, daarom laat ik ze hier maar volgen
1. Bewaar geen rommel, die nooit meer
tot iets nut kan zijn. Wat wordt er veel
bewaard, dat uitsluitend tot stofnesten in huis
dient
2. Als uw beurs het toelaat, neem dan
extra hulp in dezen drukken tijd.
3. Kies uw maaltijden zóó, dat ze zoo min
mogelijk werk vragen èn toch voedzaam zijn:
een flinke dikke groentensoep, stamppot voor
twee dagen
4. Deel met kennis van zaken uw werk
regelmatig en verstandig in en wil niet in
korten tijd met alles klaar zijn.
5. Houd altijd ergens in huis een plekje,
waar het gezellig is en weet op het juiste
oogenblik van ophouden!
6. Gebruik op tijd uw maaltijden, gun uzelf
een oogenblik van opwekking en rust met
een kop thee. Ga op gewonen tijd naar bed.
7. Weer in zulke dagen visite en aanloop.
8. Breng uw echtgenoot er toe bijv. zelf
zijn bureau schoon te maken. Hij zal dan
waardeering voor uw werk krijgen, is niet
uit zijn humeur, omdat „zijn boeltje weg is
of dooreen ligt" en uit dankbaarhied zal hij
spijkertjes voor u inslaan, een spiegel ophan
gen, misschien zelfs een bloemetje voor u
meebrengen
9. Laat zoo mogelijk uw kleuters ook een
handje meehelpen en beloof hun een extra
lekkeren maaltijd of uitgangetje „als Moeder
klaar is en weer meer tijd heeft".
10. Praat na de uren van schoonmaak eens
over iets anders en knap uzelf ook wat op,
als de „zware" dagtaak ten einde is. Te moe 7
Onzin, dan wat korter gewerkt en een dag
langer gerekend voor de schoonmaaktijd.
CORRESPONDENTIE.
Abonné te M, Gaarne wil ik aan uw verzoek
voldoen. Doch daar uw verzoek mij Donder
dagmorgen bereikte, was het te laat om het deze
week nog te doen. De copde voor deze week
was toen al klaar. II wilt graag de kleuren er
bij genoemd zien. Dat zal ik doen, maar wat
■is de hoofdkleur in de kamer, waar u de poef
wilt zetten 7 Anders geef ik misschien kleuren,
die vloeken tegen de tinten van uw kamer.
M'n beste nichtjes en neefjes!
Dezen keer heb ik niet veel ruimte om met
jullie een lang praatje te houden, 'k Heb voor
onze. groote nichtjes een aardig werkje.
Nu hoor, tot de volgende week.
Allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
EEN EIGENGEMAAKTE BEER.
Voor m'n grootere nichtjes heb ik een prach
tig werkje. Die moeten voor hun kleine broer
of zusje maar eens een beertje maken. Het is
niet zoo moeilijk.
Je hebt er voor noodig niet te dikke licht bruine
wol. Een 'klein strengetje zwarte wol en een
paar kralen of schoenknoopjes voor zijn oogjes.
Voor vulling een pak watten.
En Moe wil je misschien wel helpen om de
deelen stevig aan elkaar te naaien, zoodat de
pootjes er niet afvliegen als broer ze al te
stevig aanpakt.
Zoo, daar beginnen we.
Al het gehaakte moet met bruine wol.
We beginnen niet de r o m p.
Haak eerst een ring van 14 lossen.
Ie toer Haak in die ring 24 stokjes, en maak
■het eerste aan het laatste vast.
2e toer24 vasten (in elk stokje een vasten
steek)
3e toer 24 stokjes (in eiken steek weer een
stokje)
4e toer 24 vasten.
5e toer36 stokjes (in den eersten vasten
1 stokje, in den tweeden 2 stokjes, in den
derden weer 1 en dan weer 2 enz.).
6e toer 36 vasten.
7e toer36 stokjes.
8e toer36 vasten.
9e toer 36 stokjes.
10e toer36 vasten.
11e toer: 36 stokjes.
12e toer: 36 vasten.
13e toer36 stokjes.
14e toer36 vasten.
15e toer36 stokjes.
16e toer36 vasten.
17e toer36 stokjes.
18e toer36 vasten,
19e toer36 stokjes.
20e toer36 vasten.
21e toer30 vasten. Afkanten,
Nu de kop.
Haak een ring van 8 lossen.
Ie toerHaak dn dien ring 12 stokjes (dit
wordt later het snuitje).
2e toer12 vasten.
3e toer24 stokjes (in eiken vasten steek
2 stokjes).
4e toer24 vasten.
5e toer36 stokjes (in den eersten vasten
1 stokje, in den .tweeden 2 stokjes enz.).
6e toer36 vasten.
7e toer36 stokjes.
8e toer36 vasten.
9e toer 40 stokjes (in de 9, 18, 27, 36 vasten
2 stokjes),
10e toer40 vasten.
1 le toer30 stokjes (in 4 vasten worden
3 stokjes gehaakt),
12e toer30 vasten.
13e toer20 stokjes (in 3 vasten worden
2 stokjes gehaakt).
14e toer 20 vasten.
15e toer15 stokjes (in 4 vasten worden
3 stokjes gehaakt).
16e toer10 vasten. Afkanten.
De v o o r p o o t e n.
Haak een ring van 5 lossen,
le toer: 10 stokjes.
2e toer10 vasten.
3e toer10 stokjes.
4e toer10 vasten.
5e toer10 stokjes.
6e toer10 vasten.
7e toer10 stokjes.
8e toer10 vasten.
De achterpoot en.
Zet op 6 lossen.
Haak daarop een heel klein vierkant lapje
van 6 stokjes.
Rondom die stokjes haakt men nu 16 vasten.
Op die vasten haakt men weer 16 stokjes.
Dan de 4e toer 6 vastenin elk stokje 1
vasten, dan 2 stokjes samen haken tot 1 vasten,
dit nog eens doen en dan weer 6 vasten).
5e toer14 stokjes.
6e toer14 vasten.
7e toer: 14 stokjes.
8e toer14 vasten.
9e toer14 stokjes.
10e toer14 vasten.
11e toer: 14 stokjes.
12 toer14 vasten. Afkanten.
Voor de oortjes haakt men een klein
driehoekig lapje van drie toeren.
le toer4 stokjes.
2e toer3 stokjes.
3e toer2 stokjes.
De deelen zijn nu gehaakt.
Ga dan alles stevig opvullen met de watten.
Probeer het kopje zooveel mogelijk een goeden
vorm te geven en vul vooral het snuitje goed op.
Naai dan alle deelen aan elkaar.
Om het beertje nu mooi te maken moet je
met een draad zwarte wol een paar steken
maken op het sunitje, onder aan de voor- en
achterpootjes.
Van kralen of knoopjes maak je de o o g e n.
Beer krijgt van Moe nog wel een mooi strikje
om zijn hals en klaar is bruintje.
Je zult eens zien wat een schik broertje of
zusje daarmee heeft.