Knus en warm
FEUILLETON
Gemeenteraad.
Uit de Pers.
AUTO-ONGELUK TE SCHIPLUIDEN.
HET ZOUTENDE ZOUT
XWordt vervolgd)
Vergadering van den Raad der gemeente
OOLTGENSPLAAT op Woensdag 30
September 1931, nam. 3 uur.
De heer Van Nieuwaal is wegens drukke
werkzaamheden afwezig.
De Voorzitter, burgemeester Donkersloot,
opent de vergadering met gebed.
Vervolgens worden door den Secretaris de
notulen gelezen en onveranderd vastgesteld.
Ingekomen is een schrijven van Ged. Staten-,
waarbij de rekening der gemeente en bewaar
school over 1929 zijn goedgekeurd.
Schrijven van de gemeente Stad aan 't Ha
ringvliet, berichtende, dat L. Braber J.Lz. her
benoemd is in de Drinkwatercommissie.
De gemeenteraad had aan den Minister ge
vraagd gelden te mogen ontvangen, welke voor
de steunverleening of werkverschaffing waren
uitgegeven. De beloofde 75 zal wel gehand
haafd worden, 2000 werd voorloopig gezon
den, het restant kan pas ontvangen worden,
wanneer de geheele rekening is ingezonden. Tot
9 September geldt de gedane toezegging, dus
niet voor het gedeelte dijk, dat nog gebeuren
moet.
Vervolgens leest de VOORZITTER voor een
gevoerde correspondentie met de firma, welke
de weegbrug leverde. De brug is echter op 't
oogenblik geheel in orde, de firma stelt zich
geheel aansprakelijk, en wat er ook aan zou
moeten gebeuren, ze zal bereid zijn te doen
wat eventueel nog noodig is.
De VOORZITTER twijfelt geen oogenblik
aan de soliditeit der firma.
Van het gemeentebestuur van Den Bommel is
bericht ingekomen, dat de heer B. Jongeling is
gekozen in de gascommissie en de heer J. Hokke
in de Waterleidingcommissie.
Een schrijven is ingekomen van de Maat
schappij Mabeg over afgeleverd gas, en het
verlies bedraagt over Mei—Juni 1931 3762.11,
in hetzelfde tijdvak over 1930 was het verlies
ongeveer 4600.
Schrijven dd. 19 Sept. van Mej. D. C. Bos,
dat zij 24 September als onderwijzeres in dienst
hoopt te treden, hoewel nog geen ander in haar
plaats te Uithuizen is aangewezen.
-De heer H. M. Meijer te Dirksland bericht,
dat hij zijn benoeming tot hoofd van school no. 1
aanneemt en 15 December in dienst hoopt te
treden, doch het huis waarschijnlijk den eersten
tijd nog niet kan bewonen.
Een schrijven van H. J. Visch om een houten
of ijzeren schutting voor zijn woning te mogen
plaatsen.
Het schrijven is niet in B. en W. behandeld,
het was ongezegeld en laat binnengekomen.
De VOORZITTER heeft er echter met den
gemeenteopzichter over gesproken, die verklaard
heeft, dat er te weinig plaats overschiet om met
auto's te draaien en het zal de zaak ontsieren,
want er komt geen gelijke rooilijn.
De heer HOKKE meent, dat er ruimte ge
noeg is om te draaien.
De VOORZITTER: Wanneer het aan Visch
wordt toegestaan, kan het aan G, Kamp niet
geweigerd worden, wanneer zulks gevraagd
wordt, zoo vlak bij de bewaarschool.
De heer BRINKMAN heeft geen bezwaar,
doch zou het eerst nog eens in B. en W. be
handeld willen zien.
Wordt besloten in een volgende vergadering
te beslissen.
Van L. Remus is nog later een verzoek in
gekomen om een straatlantaarn te verplaatsen,
daar het licht dan beter tot zijn woning zou
schijnen.
Wordt eveneens naar een volgende vergade
ring verwezen.
Een schrijven van Ingenieur Jacobs, dat hem
bij de halfjaarlijksche peiling in de haven ge
bleken is, dat deze 10 c.M. ondieper is ge
worden, wat volgens hem nog geen aanleiding
geeft om maatregelen te nemen. Het is misschien
mogelijk, dat zonder het leggen van den strek
dam toch het geval zou zijn geweest. Het kan
zich misschien weer wel herstellen.
De VOORZITTER licht de nieuwe Raads
leden toe, dat de opmetingen door ingenieur
Jacobs van tijd tot tijd zullen gedaan worden,
om bij mogelijke verzanding van de haven, de
Regeering te kunnen overtuigen hoe de haven
was voordat aan den strekdam was begonnen.
Het is een genomen maatregel om later wat
sterker te staan.
Mededeeling wordt gedaan, dat op 29 Sept.
kas en boeken van den gemeente-ontvanger zijn
opgenomen en in orde bevonden. Aanwezig was
2430.81.
Hierna worden alle strikken voor kennisgeving
aangenomen.
Thans komt aan de orde een verordening op
de Rijkswinkelsluitingswet, welke bevoegdheid
aan de gemeenten is gegeven. Thans wordt een
verordening aangeboden, bestaande uit 6 artike
len, bij aanneming zullen verschillende artikelen
uit de politieverordening vervallen.
De artikelen, welke door B. en W. worden
voorgesteld, luiden als volgt
De Raad der gemeente Ooltgensplaat
Overwegende, dat bij het inwerkingtreden van
de Winkelsluitingswet (Staatsblad 1930, no.
460), verschillende bepalingen, welke nu, in
het belang der openbare orde, in de Algemeene
Politieverordening dezer gemeente zijn opge
nomen, niet meer van kracht zullen zijn, en
welker instandhouding in het bijzonder belang
der gemeente worden geacht
Gelet op artikel 9 der Winkelsluitingswet
(Staatsblad 1930, no. 460);
BESLUIT
vast te stellen de volgende
Verordening regelende de afwijkingen van
de bepalingen der Winkelsluitingswet
(Staatsblad 1930, no. 460) voor de
gemeente Ooltgensplaat.
Artikel 1.
In de plaats van artikel 2 onder fa, der Win
kelsluitingswet (Staatsblad 1930, no. 460) wordt
gelezen
b. op den Zaterdag voor des middags 6 uur
en na des namiddags 10 uur
c. op de overige dagen vóór des voormiddags
6 uur en na des namiddags 9 uur.
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende
Gedurende den zomertijd worden de tijdvak
ken, genoemd onder b en c van het eerste lid,
een uur later gesteld.
Artikel 2.
Het bepaalde in de artikelen 4 en 5 der ge
noemde wet geldt niet voor deze gemeente.
Artikel 3.
In de plaats van artikel 8, le lid, onder b en
c der genoemde wet wordt gelezen
b. op de uren, gedurende welke het ver
boden is een winkel krachtens artikel 1, onder
b en c dezer verordening voor het publiek ge
opend te hebben.
Het 2e lid van art. 8 der genoemde wet is
niet geldig voor deze gemeente.
Artikel 4.
1. Het verkoopen of bezorgen aan de huizen
der ingezetenen van melk- en of melkproducten
is gedurende den Zondag verboden.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in
zeer bijzondere gevallen voor zieken, zwakken
of kinderen ontheffing toestaan, echter uitslui
tend tusschen 6 en 8 uur voormiddags (gedu
rende den zomertijd tusschen 7 en 9 uur)
Artikel 5.
De verkoop door middel van automaten is ver
boden in de tijdvakken, gedurende welke het ver
boden is een winkel voor het publiek geopend
te hebben.
Artikel 6.
Deze verordening treedt dn werking op het
tijdstip, waarop de Winkelsluitingswet (Staats
blad 1930, no. 460) in werking treedt.
Aldus vastgesteld In de openbare vergadering
van den Raad der gemeente Ooltgensplaat, den
30 September 1931.
Hierna wordt door den Secretaris de Rijks
winkelsluitingswet gelezen met toelichtingen van
B. en W.
Deze memorie luidt als volgt
Wij hebben de eer Uwen Raad hierbij ter
vaststelling aan te bieden een ontwerp-verorde-
nin-g, regelende de afwijkingen van de bepalingen
der Winkelsluitingswet.
Bij het regelen van deze materie meenen wij
verder te moeten gaan, dan hetd oor Uwe leden,
de heeren W. van Kempen en J. van Gurp
voorgestelde.
Allereerst zijn wij uitgegaan van het stand
punt der algeheele Zondagssluiting, als alge-
meenen regel, met slechts één zeer kleine hier
onder te noemen uitzondering. Hieruit volgt, dat
wanneer Christelijke of een andere feestdag op
Zondag valt, de algemeene regel voor den Zon
dag moet gelden.
Voor de overige dagen achten wij het dn het
belang der gemeente, de in artikel 2, onder b,
der wet gestelde sluitingsuren 's avonds een urn-
later te stellen, voor den Zaterdag echter 2 uren
later. De openstelling kan voor de werkdagen
's morgens gevoeglijk één uur later zijn, dan de
wet aangeeft. Wij achten het evenzeer noodig
de uren van sluiting op feestdagen, niet op Zon
dag vallende, gelijk te stellen met gewone werk
dagen. Op dezen regel is geen uitzondering
voorgesteld.
Aangezien in deze gemeente algemeen de Zo
mertijd niet wordt gehouden, wordt het noodig
geacht, gedurende dien tijd, de z.g.n. oude tijd
te handhaven.
De hierboven genoemde vaste regels leiden
noodwendig tot het niet van toepassing ver
klaren van de artikelen 4 en 5 der wet. In deze
artikelen regelt de wet het volgende: Artikel 4,
le lid der wet somt de uitzonderingsgevallen
op voor den Zondag. Volgens bovenstaande re
gel moet hier geen vaste uitzondering worden
toegelaten. Het 2e lid van dat artikel geeft de
uitzondering voor de andere dagen. Ook dit
achten wij beter achterwege te houden voor deze
gemeente. Artikel 5 regelt de afwijking voor
hen, die den Sabbath-of den Zevenden dag als
rustdag houden. Aangezien belijders van deze
godsdiensten niet alhier wonen, doch bovendien
in het algemeen belang achten wij het beter,
niet af te wijken van het hierboven genoemde,
door ons als algemeenen regel voor den Zondag
ingenomen standpunt.
Artikel 8 der wet regelt het venten. Wij ach
ten het noodig dit te verbieden gedurende den-
zelfden tijd, dat de winkels gesloten moeten zijn.
Wij grijpen deze gelegenheid aan, om thans
definitief te regelen den verkoop en het be
zorgen van melk op Zondag. Daarom is hier
voor de bepaling ontworpen, houdende de eeni-
ge, hierboven aangestipte uitzondering voor den
Zondag.
-Ook dient het vraagstuk van den verkoop
door middel van automaten te worden bezien.
Ten einde ontduiking der bepalingen der wet of
verordening -te voorkomen, stellen wij voor den
verkoop door middel van automaten eveneens
te verbieden op dezelfde uren als gelden voor
de winkelsluiting.
Voor de in artikel 9, 3e lid der wet genoemde
21 dagen achten wij het beter geen afwijking
van den algemeenen regel toe te laten.
Waar een bepaling, als gesteld in artikel 6
der wet, speciaal met het oog op het personeel
in winkels in deze gemeente niet noodig is, doen
wij geen voorstel hieromtrent.
De heer HOBBEL: De bedoeling is, dat af
wijkingen worden toegestaan. Ieder kan dat af
zonderlijk doen.
De VOORZITTER: Juist.
De heer VERMAAS meent, dat we van de
uren gemakkelijk af kunnen, omdat niemand
bijna met personeel werkt.
De VOORZITTER: Ja, dat kan hier gemak
kelijker dan in de stad.
De heer HOBBEL: Hoe laat mag nog volk
aanwezig zijn na het sluiten
De VOORZITTER: Een half uur wordt nog
toegestaan om de aanwezige klanten af te hel
pen.
liggen tal van babies in hun wiegje, de ge»
smette en stukke plekken van hun huidje in'
gewreven met Purol en nabehandeld met
Purolpoeder. Verrukkelijk klinkt hun gekraai
in de ooren der gelukkige moeders. Zingt
Uw baby ook mee in dit loflied op Parol
en Purolpoeder?
De heer VAN GURP zou wenschen, dat voor
kinderen, zieken en zwakken een bewijs werd
gegeven.
De VOORZITTER: Dit bewijs wordt na
tuurlijk gegeven.
De heer HOBBEL: Is deze verordening door
B. en W. vastgesteld of door de meerderheid
van B. en W.
De VOORZITTER: Door het college van
B. en W. in zijn geheel
De heer HOBBEL: Sommigen hebben een
vreemden kijk op de volksgezondheid, want
versche melk is goed, gekookte melk is niet al
tijd goed als men ze tot Maandag bewaart.
Spr. kan niet begrijpen, hoe B. en W. deze
verordening kunnen voorstellen en zal zijn stem
niet aan dit artikel geven.
De VOORZITTER: Er worden toch altijd'
voor de gezondheid medische adviezen gegeven:
„Kookt uw melk en drinkwater, want versche
en ongekookte melk is schadelijk voor de ge
zondheid". Hoe heb ik het nu?
De heer HOBBEL zegt 's Zondagsavonds om
5 uur meestal niet anders te gebruiken dan melk
en wil dan graag goede melk. Zaterdags kan
hij niet altijd voldoende krijgen en hij wil het
liever vrij laten van 6—8 's morgens.
De heer VAN NIEUWENHUIJZEN kan
zich niet vereenigen met het melkverbod op Zon
dag. Voor kinderen en zieken moet ze zoo goed
en versch mogelijk zijn. Het zal moeilijk te
controleeren zijn wie nu juist zieke en zwakke
kinderen heeft en spr. wenscht vrijheid te geven.
Er is dikwijls melk tekort. Dat andere artikelen
verboden worden is niet zoo erg.
De VOORZITTER: In alle bijzondere ge
vallen wordt toch vrijstelling gegeven. Mag dan
in een Christenland niet zooveel mogelijk be
perking zijn op den Zondag Zeer zeker kan
dat toch in deze gemeente. Moet er dan geen
verschil -bestaan tusschen Zondag en werkda
gen Spr. vindt het jammer, dat er zoo mis
bruik van gemaakt wordt en daarom dienen er
beperkende bepalingen -te zijn.
De -heer VAN KEMPEN is -blij, dat B. en W,
het zoo geregeld hebben. Met genoemen nam hij
er kennis van, en had niet gedacht, dat de ver
schillende heeren tegen dit artikel zouden zijn.
Het is toch door koken te vervangen en spr.
dacht, dat het zoo juist in orde was.
De heer HOBBEL: Dan kan Van Kempen
Zaterdags al zijn melk verkoopen en Zondags
zelf versche drinken.
De heer VERMAAS gaat ook niet accoord
met het verbod verkoop van melk. Iedereen
heeft geen woning om de melk den geheelen
dat goed te houden; in kleine woningen kan dat
niet, in groote wel.
De here BRINKMAN gaat ook niet mee met
dit artikel.
-De heer VAN GURP: De Overheid regeert
bij de gratie Gods en wij zijn verplicht om den
rustdag zooveel mogelijk te heiligen en allen
zooveel mogelijk hieraan mede te werken. Spr.
is dankbaar voor hetgeen B. en W. voorstellen.
Veertien jaar heeft spr. melk verkocht, doch
nimmer voor zieken geld -gerekend voor Zondag-
melk.
De artikelen 1, 2 en 3 worden zonder stem
ming aangenomen.
Bij artikel 4 staken de stemmen. Vóór de
heeren Jacobs, Waling, Van Es, Van Gurp en
Van Kempen. Tegen de heeren Hobbel, Van
Nieuwenhuijzen, Hokke, Brinkman en Vermaas.
De artikelen 5 en 6 worden ook zonder stem
ming aangenomen.
De heer VERMAAS wil voorstellen, nu art. 4
is verworpen, om Zondagsmorgens van 68 uur
melk voor ieder, die het Venscht, verkrijgbaar
■te stellen.
De VOORZITTER vindt het jammer, dat
bij zulke beslissingen niet allen aanwezig zijn,
en merkt verder op, dat art. 4 niet is verwor
pen, doch in een volgende vergadering opnieuw
over dit artikel gestemd zal worden.
Ook zal thans de eindstemming niet plaats
hebben over de aangenomen artikels, maar in
een volgende vergadering na stemming over
art. 4 de eindstemming over de geheele ver
ordening plaats hebben. Wel doet zich het ge
val voor, dat het niet meer voor 1 October kan
plaats hebben, den' datum, waarop de verorde
ning ingezonden moest zijn.
Op advies van de Gezondheidscommissie
wordt besloten den tijd voor ontruiming van
onbewoonbaar verklaarde woningen in de
Nieuwstraat opnieuw met 6 maanden te ver
lengen.
Naar aanleiding van het besluit in de vorige
vergadering om de besprekingen over een Land-
bouwhuishoudcursus in Acthuizen in deze ver
gadering -te behandelen, was een verzoek in
gekomen van twee werknemersbonden om op de
begrootin-g van 1932 een post voor dezen cur
sus uit te trekken. B. en W. vinden het on
mogelijk om een post van 500 op de begroo
ting te plaatsen. Zij willen evenwel alles doen
om dezen nuttigen cursus te helpen steunen.
Misschien kan er een uitweg gevonden worden.
De heer VAN NIEUWENHUIJZEN ver
baast zich, dat B. en W. zich niet gewend-
hebben tot verschillende Landbouworganisaties,
zooals de H. M. v. L. enz., die zullen zeker
steunen. Het zou de gemeente dan weinig kosten.
De VOORZITTER: Daar deze zaak betrek
kelijk nog niet goed door B. en W. is voor
bereid, zullen wij ons in verbinding stellen met
-genoemde Landbouworganisaties.
Thans worden de gemeentebegrooting en de
begrootingen der bewaarschool en van -het groot
armbestuur aangeboden.
Op het verzoek van A. Huijsmans om ont
heffing van Hondenbelasting wordt afwijzend
beschikt.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de
vergadering gesloten.
GROEN VAN PRINSTERER EN ZIJN
VERHOUDING TOT ROME.
II.
„Ons Richtsnoer", het blad der Chr. Geref.,
vervólgt
Gelijk Mr. G. M, den Hartogh in „Nederland
en Oranje" heeft uiteengezet, was Groen van
Prinsterer naar zijn eigen getuigenis tot 1828,
als de meerderheid der toenmalige Protestanten,
conservatief-liberaal of liberaal-conserva-tief.
Van 1829'31 heeft hij geleerd, dat het
liberalisme met het radicalisme onafscheidelijk
verbonden is, dat beider wortel ligt in de stelsel
matige verloochening der oppermacht Gods.
Naar Mr. den Hartogh schrijft, was het sterven
zijner moeder daaraan niet vreemd.
Deze woorden reeds geven voldoende aan
leiding om rekening -te houden met den ont
wikkelingsgang in Groens denken en schrijÉft
Als ieder ander mensch, als alle geleerden vtm
naam (Augustinus, Calvijn, Kuyper, Bavinck)
kende ook Groen van Prinsterer een voortgang
in zijn denken. Alleen versteende figuren kennen
di'en voortuitgang niet. Zij spreken en schrijven
op 60-jarigen -leeftijd precies hetzelfde als toen
ze 30 jaar waren. Zij hebben ook geen behoefte
aan studie-commissies, want zij weten alles
reeds vóór een commissie begint -te onderzoeken.
Doch Groen schaamde -er zich niet voor, dat
hij een period-e dn zijn jeugd heeft -gehad, waarin
hij meer liberaal -dan antirevolutionair was.
Gelijk menigeen onzer in zijn jeugdperiode meer
Roomsch is geweest dan Gereformeerd.
Groen gaat nog verder. -Hij zegt zelf, dat in
zijn eerste Verspreide Geschriften verschillende
achterlijkheid-bewijzen door hem geleverd zijn.
Zoo speelde hem in 1829 de vrees voor
Rome parten, dat hij tegen- de gelijkstelling
(vrijheid) van onderwijs zich verklaarde.
Zelfs keurde hij in 1825 de besluiten des
Konings, waarbij de bijzondere kerkelijke scho
len, die de open-bare met ondergang bedreigen,
zouden gesloten worden.
Na 1830 echter kwam de kentering reeds,
de mildheid in oordeelen. Groen ging toen
de groote lijn in de politiek zien-, de oude a\.Jf
these, als gevolg waarvan geloof tegenover
ongeloof staat en het ongeloof het duidelijkst
spreekt in de revolutie.
„Twee partijen zijn er", schreef Groen, „de
eene, die onder velerlei wijzigingen de Revolu-
tieleer in beoefening brengt; de andere, welke
haar, onder alle vormen en wijzigingen, be
strijdt."
In deze woorden ligt eigenlijk reeds de samen
werking opgesloten, waarvan Groen nóg dui
delijker blijken liet, toen hij in zijn „Autobio
grafie" van Von Hallen schreef
„Ik wist, dat Von Hallen Roomsch-Katholi-ek
was. Menigeen heeft later, om mijn ingenomen-
hied met zijn kritiek der wijsbegeerte der 18e
eeuw, ook in mij overhelling naar Rome ver
moed."
(Wordt vervolgd).
Een autobus uit Wateringen, die te Schipluiden in een sloot raakte. Vier personen werden
ernstig gewond, waarvan er een overleden is.
DOOR
H. KINGMANS.
23)
„Ik heb je staan bewonderen", zei Albert.
„Geen enkele reden voor", antwoordde Gretha
kort. ,,'t Is schier dagelijksch werk, al is het
dan niet op straat".
„Je waart toch onmiddellijk gereed", ging hij
verder.
„Natuurlijk. Waar is men anders verpleegster
voor Om door te loopen, als er zoon ongeluk
gebeurt 7"
De arts achter het stuurrad, die bet gesprek
ten deele had opgevangen, lachte -luid.
„Wat hebben de menschen toch een wonder
lijk begrip van ons beroep, hé zuster Zij be
wonderen ons en wij doen eenvoudig niets dan
onzen doodgewonen plicht."
„U hadt eens moeten zien, hoe zeker en
vaardig zuster Kleefstra onmiddellijk optrad",
merkte Albert op.
„Natuurlijk", was het droge antwoord. „An
ders was zij ook, als verpleegster, geen knip
voor den neus waard".
„Zwijg maar, Albert. Je wint het toch niet",
lachte Gretha.
,,-Dat bemerk ik. Intusscfaen blijft mijn be
wondering. Is de man er erg aan toe
„Er valt nog weinig van te zeggen, 't Geval
zag er niet mooi uit, voorzoover ik kon con-
stateeren. Maar 't kan meevallen".
„Er viel een soort portefeuille uit zijn zak.
'k Heb ze opgeraapt".
„Geef maar", zei Gretha. ,,'k Zal die op het
kantoor deponeeren",
De auto stopte vóór de inriihting, waar bijna
gelijktijdig de brancard arriveerde.
„Ik zal je heel even binnensmokkelen", lachte
Gretha, die zich niet meer om den gewonde
bekommerde.
„Moet je niet meer....v?" vroeg Albert, op
de brancard wijzend.
„Neen, daar zijn andeben voor."
„Heeft Marianne dienst 7"
„Ik denk, dat zij klaar is en op onze kamer".
„Mag ik daar kom'en 7"
„Eigenlijk alleen in de conversatiezaal, maar
dat is niet zoo prettig voor je. Een oogenblik
kun je wel. 'k Zal Marianne waarschuwen".
Natuurlijk was deze ten hoogste verbaasd,
Albert te ontmoeten. Maar de verklaring was
spoedig gegeven en weldra zat Albert even in
de knus-ingerichte hoofdverpleegsterskamer te
gezelsen. Het ongeluk kwam vanzelf ook ter
sprake.
„Als jij nu eens bij me geloopen hadt, Ma
rianne, wat zou jij dan gedaan hebben 7"
„Dat weet ik nie-t. 'k -Heb het nog nooit bij
de hand gehad. Maar 'k vermoed ten- naastenbij,
dat ik -doorgeloopen zou zijn".
„Dus is zij geen knip voor -den neus waard",
plaagde hij, Gretha aanzi'en-d en doelend op de
woorden van den arts.
„Dat is geen vergelijking. Marianne is pas
in de verpleging, 't Is trouwens nog de vraag,
of zij zou doorloopen".
Haar taschje openend, om iets voor den dag
te halen, viel haar oog op het gevondene, ei
gendom van den ongelukkige, een portefeuille
van wasdoek.
,,'k Mag die wel niet vergeten", merkte zij
op. „Er zit misschien wel geld in".
Zij onderzocht. Neen, geld zat er niet in. Al
leen enkele papieren 'en een -couvert, geadres
seerd ,,-K. Leermans, Leiderdorp".
Argeloos las zij den naam halfluid.
„Wat zeg je vroeg Albert, verbaasd.
„K, Leermans, Leiderdorp", herhaalde Gre
tha. „En hier dn de portefeuille staan twee let
ters gekrast. K. L. Dus de man 'heet K. Leer
mans'.
Albert had snel Marianne aangezien. Beiden
dachten hetzelfde.
,,'n Merkwaardige samenloop van omstan
digheden", zeide hij. „De naam van moeder".
Nu drong het eerst tot Gretha door Leer
mans, zóó heette Mevrouw Meyenbeek Leeu
wenhuis en onder dien naam had Albert aan
vankelijk in Noordstad gewoond.
„Heb je hem gezien, Albert 7" vroeg Mari
anne.
„Neen, tenminste niet goed. Waarom vraag
je dat 7"
„Ik dachtmisschien had je kunnen opmer
ken, dat de man trekken van moeder had".
„Trekken van moeder Je denkt hetzelfde als
ik. Hij kan een broer van moeder zijn".
„Dat vermoeden kwam ook in mij op. Maar
't is zeer wel mogelijk, dat er in het minst geen
sprake is van een familieband'.
„Natuurlijk. Er kunnen meer Leermansen
zijn, hoewel ik dien naam anders nooit -gehoord
heb. Had moeder een broer, wiens naam met
K. begon Karei, -Kees of iets anders 7"
Marianne haaide de schouders op met een
beweging, alsof zij zeggen wildeook een
vraagik weet het even min als jijmoeder
sprak immers nooit over -haar familie
„Het komt vanzelf wel uit", hakte Gretha
den knoop door. „De man is er niet best aan
toe en hij zal, indien het ongeval gunstig voor
hem afloopt, wel geruimen tijd hier moeten ver
toeven. En dan komen wij het wel te weten".
,,'k Wil er toch moeder eens naar vragen
straks", zeide Albert, opstaand. „Moeder maakt
het goed,'hé Marianne?"
Gretha verliet het vertrekdie twee moesten
eens alleen over moeder spreken.
Maar zij deden het niet. Zij hadden het
over Gretha.
„Dat is een verpleegster, niet?" zei Albert.
„Je hadt haar bij dat ongeluk moeten zien. Een
dokter kon het niet verbeteren."
„Zij is maar een -knap ding ook", bewonder
de Marianne.
„Ja, een echte Kleefstra".
„Zijn ze daar alleen zoo
„Zij is net haar vader. Zij heeft ook wel iets
van Arie. Mevrouw Kleefstra en Annie zijn
anders".
„Je moogt er graag komen, hé
,,'t Is daar mijn thuis", zei hij warm. „En
toch voel ik mij er in zeker opzicht niet thuis."
Marianne, gevat als zij was, begreep hem
onmiddellijk.
„Je bedoelt, dat de Kleefstra's godsdienstig
zijn
„Ja, ze zijn anders dan wij. Ik wou, dat ik
ook zóó was", bekende hij eerlijk. „Dat zou
mij allicht met mijn lot verzoenen".
Verrast zag zij hem aan.
„We denken precies gelijk", zeide zij op
zachten toon. Ik zou ook willen zijn, als Gretha
en alsmoeder".
„Wat weet je van moeder vroeg hij haas
tig.
„Heel weinig. Maar moeder is anders ge
worden, dat staat vast. Zij is net opgevoed als
Gretha".
„Ja. Vreemd, dat wij daarvan nooit iets ge
merkt hebben".
„-Moeder dacht er wel -buiten te kunnen".
„En dat -kan niet, hé
,,'k Geloof het niet", aarzelde Marianne. „O,
Al-bert, wat is het leven toch moeilijk
„Zwijg er van. Ik heb tijden, dat ik het haat,
hartgrondig veracht".
„Niet altijd?"
„Als -ik bij de Kleefstra's ben; niet. Er gaat
van de levensopvatting dier menschen een won
dere bekoring uit".
„Het is met Gretha precies zoo, Albert. Ik
snak er naar, ook zóó te worden. Maar al mijn
zoeken baat niet".
„We zullen het nooit vinden. We zijn voor
het noodlot geboren. Het gebeuren met hem,
die onze vader was, heeft ons den nekslag ge
geven. Die schandelijke smet is nooit uit te
wisschen".
„Ik geloof, dat dat met dat andere niets te
maken heeft", meende Marianne.
Het was thans de beurt aan Albert, om ver
baasd te zijn.
„Ik begrijp je niet", verklaarde hij eerlijk.
„Jongen, ik begrijp mij zelf niet. Maar ik
weet wel, dat, wat wij zoeken, niets te maken
heeft met dat van vader. Als vader dat niet
had gedaan,- waren wij zonder dat, wat wij
zoeken, ook niet gelukkig geweest
„Je moet je wat duidelijker uitdrukken
vond hij.
„Wij moeten God hebben, Albert. Of we
rijk zijn of arm. Zóó bedoel ik het. Duidelijker
kan ik het niet zeggen".
„Wij dóen erg dwaas, geloof ik. Vroeger
kon ons dat toch ook niet schelen? Waren
wij toen niet gelukkig
„Wij fladderden als onbezorgde vogels. Maar
nu het leed gekomen is, hebben wij steun noo
dig", klaagde zij.
„Dan heeft onze gemoedstoestand -toch met
het doen van- vader te maken?"
„Het kan ook ander leed geweest zijn, wat
doet het er toe Je moet vader niet zoo zwaar
beschuldigen. We zijn geen haar beter".
De invloed van Gretha Kleefstra was in Ma
rianne's woorden duidelijk merkbaar.
„Och", zeide hij min of meer onwillig, „wat
beteekent dat praatje nu Denk je, om maar
iets te noemen, dat ik, en- zeker niet n a het
gebeurde met vader, mijn patroon zou beste-
len
„I-k geloof het niet van je aarzelde zij. „En
tóch zou het kunnen. Gretha zegt, dat alle
menschen tot verkeerde dingen kunnen komen".
„We praten in een cirkel. En we -komen er
niet uit. Dat is natuurlijk ook de opvatting van
de Kleefstra's. Met Arie spreek ik er vaak lang
en breed over. Maar ik kom niet verder. Dat
is ons noodlot, Marianne".