i
L UIT HET WOORD J
F!
No.
Dr. i. SEVERN N, Dordrecht; C. WA RN AER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Vaassen
PREDIKBEURTEN
5 ALLERLEI
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 4 OCT. 1931
STICHTELIJKE OVERDENKING
SCHAAMTE.
HERVORMD EN DAAROM
ANTIREVOLUTIONAIR.
Gewijde Muziek
1
HE
„El
alles I
schik I
wijsrl
vadel
dereil
Hij I
is zil
„cl
r VOOR DEN ZONDAG r\
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur cand.
W. Vroegindeweij van Middelharnis.
Middelharnis, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van
Ouddorp en 's av. 6 uur de heer Vetter van
Langstraat.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. Ds. Polhuijs en
n.m. leesdienst.
Den Bommel, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlas
blom van Oude Tonge.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan 't H.
Langstraat, v.m. de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees
dienst.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en n.m.
2 uur Ds. Dekker (in het Weeshuis).
Dirksland, v.m. Ds, van der Wal en 's av.
leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, v.m. Ds. Dekker van Nieuwe Tonge.
Stellendam, v.m. en 's av, de heer Bouman.
Goedereede, n.m. Ds. v. d. Wal van Dirksland.
Ouddorp, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. Ds. van
Ameide (Doop).
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds.
de Graaff.
Den Bommel, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur Ds.
Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst
Melissant, v.m. en n.m. Ds. Brouwer van
Heinenoord.
Stellendam, v.m. leesd. en 's av. Ds. Brouwer
van Heinenoord.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
CHR. GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema.
ffi H
HHMHHaHMO
Verberg Uw aangezicht van mijne
zonden. Ps. 51 11.
David geeft in deze bede uitdrukking
aan een diep gevoel van schaamte. Hij
ziet zijn zonden als een afschuwelijke
verminking, zoodat hij begeert, dat God
toch maar niet naar zijn zonden zien zal.
De zondaar, wien |God de oogen
opent, om zichzelf in zijn ware ge
daante te zien, ontwaart met diepe be
schaamdheid, hoe zijn geestelijk bestaan
verwrongen en ontaard en wanstaltig
geworden is door zijn zonde.
De valschheid van Satan is, dat hij
tracht den mensch te verblinden, dat
hij die verminking niet ziet. Van eeu
wen her is dit zijn list geweest. Den
eersten mensch heeft hij reeds wijs ge
maakt, dat de zonde heerlijk is en heer
lijk maakt. Dat zij wijsheid, macht, eer
en vreugde aanbrengt. Dat zij den
mensch groot maakt en verstandig en
hoog verheven en zalig. „Gijlieden zult
als God wezen", zoo blaast hij den
eersten mensch in, „kennende het goed
en het kwaad".
Maar als het kwaad bedreven is, dan
volgt de ontgoocheling. Dan ziet de
zondaar, hoezeer hij door zijn zonde
in plaats van verheerlijkt, ontluisterd
is. Dan ontwaart hij, dat hij volstrekt
niet als God geworden is, gelijk hem
was beloofd, maar integendeel het beeld
Gods, dat hij droeg verloren heeft, en
van zijn oorspronkelijke heerlijkheid is
beroofd. „Toen werden hun de oogen
geopend, en zij zagen, dat zij naakt wa
ren, en zij schaamden zich". Een sid
dering voer den gevallen mensch door
de ziel, want hij ontdekte, dat zijn luis- J
ter, zijn ongereptheid van hem gevlo
den was. De zonde, die hem moest ver
heerlijken, had hem wanstaltig gemaakt.
Zijn geestelijke welgemaaktheid was
verminkt in de oogen van God. Hij
vluchtte, om zich te versteken in den
hof voor Gods aangezichtvan
schaamte.
Soortgelijke ervaring doet de zon
daar altijd weer op. Steeds nog is de
Satan bezig, de zonde bekoorlijk te ma
ken. „Gij zult er bij winnen", fluistert
de Booze ons in, „uw leven zal er door
op hooger peil komen Gij zult als God
wezen", ziedaar nog steeds de grond
toon van zijn verleidelijke taal.
jMaar als dan de mensch in zonde
gevallen is, dan komt de ontnuchtering.
Hij gaat zien, hoezeer hij zichzelf ver
laagd heeft en vergooid en een blos van
schaamte stijgt hem brandend in het
gelaat. Hoe leelijk is toch, wat eens zoo
aantrekkelijk scheen, hoe afschuwelijk
Vooral wanneer de Heilige Geest
zijn oog verlicht en er door genade zelf
ontdekking is, snijdt een scherpste pijn
soms door de ziel. Dan bemerkt hij, hoe
onherkenbaar geschonden het beeld
Gods in hem is geworden, hoe mis
vormd en wanstaltig en verminkt de
schoone gestalte, waarin- God hem eer
tijds schiep, door de zonde wierd, en
een weeklacht breekt uit zijn hart los:
„Ik, ellendig mensch".
En bang wordt zijn ziel en benauwd,
als hij bemerkt, dat Gods oog op hem
rust, hem in deze verminking aan
schouwt. Daar wordt hij verlegen onder
en zou zich willen versteken. Maar
waar zal hij henenvlieden voor Gods
geest „Zoo hij opvoer in den hemel,
Hij is daar, of bedde hij zich in de hel,
Hij is daar. Nam hij vleugelen des da-
geraads, woonde hij aan het uiterste
der zee, ook daar is de Heere. Overal
en altijd ziet Hij hem. Hij aanschouwt
hem in zijn wangestalte. Zijn heimelijke
zonde stelt Hij in het licht zijns aan-
schijns. Gods alziende oogen branden
in zijn binnenste. Hij kan de gedachte
niet verdragen, dat God Zijn verwor
ding aanschouwt. Diepe schaamte pij
nigt hem. Hij kan het niet meer uit
houden onder de oogen Gods. Ook kan
hij niet ontvlieden. En zoo komt de
bede: „o God, wend toch uw oogen van
mij af, verberg Uw aangezicht van mijn
zonden." Het gebed der schaamte dus
over de mismaking onzer ziele door de
zonde. Om dit gebed te kunnen bidden
is het noodig, dat Gods Geest u ziende
maakte, om uw ware gedaante te leeren
kennen. Het kind der wereld kent ook
wel een soort beschaming, wanneer het
voor de verleiding der zonde bezweken
is. Ook de onwedergeboorne gevoelt
wel, dat hij zichzelf verlaagd heeft, en
dat krenkt wel zijn trots, en doet hem
de tanden op elkaar zetten soms, en
grommen: „het zal mij niet weer over
komen". Maar dat is niet de rechte
schaamte. Neen, maar als wij ons lieten
verleiden door schoone voorspiegelin
gen, dat wij dan met leedwezen zien:
Góds werk, zoo schoon in ons gemaakt,
Gods werk hebben bedorven, onszelf
mismaakt in Zijn alziende oogen; als
dit onze onrust en onze grief en smart
is, dat wij zulk een mismaakte, ontred
derde, verminkte zielsgestalte voor 't
Goddelijk oog vertoonen, zoodat bran
dende schaamte ons schreien doet, en
zeggen: o Heere, zie er toch niet naar,
ik stel U zoo vreeselijk teleur. Dat
werkt de Geest Gods in ons.
En kan God zulk een bede verhoo-
ren Is dat niet een dwaas gebed Kan
God dan zijn oog voor onze zonden
toedoen, en Zijn aangezicht verbergen
voor onze mismaakte ziel, om haar ver
minking niet te zien Hij ziet toch altijd
alle dingen
Toch kan het. Want God heeft een
Middelaar willen stellen tusschen Hem
en onze ziel. Dien Middelaar wil Hij
gaarne aanzien, en ons in dien Midde
laar, zoodat onze misvorming bedekt
wordt en voor Zijn aangezicht ver
borgen. Deze Middelaar is Jezus Chris
tus. Hij is volmaakt schoon, onberispe
lijk van gestalte, Gods welbehagen. Hij
heeft nooit zonde gehad, noch gedaan,
en draagt ongeschonden en in volle
heerlijkheid Gods beeld. Wie achter
Hem vlucht, zoo wanstaltig, als hij door
zijn zonden wezen moge, diens zonden
zijn voor Gods aangezicht verborgen:
want God ziet zulk een aan in Christus,
den Volmaakte.
Kent gij de schaamte over de ver
wording van het beeld Gods in u, waar
van schier niets in u overbleef Over
de verminking uwer ziele door uw zon
de Vlucht dan tot Jezus, gij, die blind
en naakt, en kreupel en gewond en
krom gebogen en melaatsch van ziele
zijt en zegt tot Hem „Heere, gij zijt
zeer schoon, aan u is geen vlek of
rimpel. Onberispelijk zijt gij voor God
en volmaakt. Laat mij achter u weg
schuilen". Zoo wil de Heere uw God
u verzekeren Ik zal mijn aangezicht
verbergen van uw zonden, en u aanzien
in Jezus Christus, mijn welbehagen.
ARBEID ONDER HET VROUWELIJK
DEEL DER INHEEMSCHE BEVOLKING.
Het Zendingsbureau 'te Oegstgeest schrijft ons:
Als er een symptoom is van de snelheid,
waarmee het aspect der inheemsche maatschap
pij zich wijzigt, is het zeker de verandering in
de plaats, die het vrouwelijk deel der bevolking
in die maatschappij inneemt. Wie wel eens
heeft gezien hoe b.v. op Nieuw-Guinee de
vrouwen visschen, terwijl de heeren der schep
ping op eenigen afstand volgen, alleen met hun
kapmes bezwaard, die krijgt een typisch beeld
van de verhoudingen in de primitieve maat
schappij. En toch is het in de christengemeenten
op datzelfde Nieuw-Guinee reeds zoover, dat
op het Pinksterzendingsfeest Papoesche vrouwen
het woord voeren
Daarom verbazen ons de berichten niet, welke
ook weer de laatste weken van allerlei zijden
ons bereiken, dat de arbeid onder vrouwen en
meisjes overal zich uitbreidt. Enkele voorbeel
den Op de Karo-hoogvlakte is in het begin
van dit jaar een meisjesinternaat geopend onder
leiding van een Europeesche leidster. Reeds nu
komt het bericht, dat door den toeloop van
meisjes uitbreiding noodig is. Op West-Java is
eenige maanden geleden het werk tot dusver
door vrouwen van zendelingen 'en onderwijzers
onder Soendaneesche en Chineesohe meisjes ge
daan, door een zelfstandige kracht vrijwillig ter
hand genomen. Op Oost-Java is datzelfde werk
onder de Javaansche jonge vrouwen nog in
handen der Zendelingsvrouwen, maar ook hier
voor moet een vrouwelijke zendeling uitgaan,
die waarschijnlijk reeds gevonden is, maar voor
wier uitzending momenteel de middelen nog ont
breken. En om niet meer te noem'en, maar
de reeks ware nog izeer te verlengen van
Halmahera getuigen de ingekomen verslagen, dat
drie der Zendelingsvrouwen het werk onder de
vrouwelijke jeugd hebben aangevat met groote
belangstelling van haar voor wie het bedoeld
is, terwijl in het ziekenhuis te Tobelo dit werk
reeds jaren gedaan wordt. De vrouw krijgt haar
plaats in het Christelijk gemeenteleven Oost-
Java kent reeds lang zijn vrouwelijke kerkeraads-
leden maar aan 'haar ontwikkeling en op
voeding moet dan ook in steeds toenemende
mate aandacht gewijd en zorg besteed worden.
I.
Aan den wortel van den Hollandschen splijt
zwam ontspruiten vele partijtjes. Daarin nu ligt
een groot gevaar. Het moge verklaarbaar zijn,
dat er ook onder de Protestantsche Christenen
ontevredenheid 'heerscht, omdat nu eenmaal niet
alles gaat zooals allen het begeeren, zonder
bedenking blijft deze kitteloorigheid toch niet.
De Protestantsche Christenen in ons land heb
ben elkaar te zeer noodig dan dat zij zich de
weelde van allerlei versnippering straffeloos
veroorlooven kunnen.
Er zijn voornamelijk onder onze Hervormde
broeders kiezers, die meenen dat zij zich niet
onder het anti-revolutionaire vaandel kunnen
en mogen scharen, omdat hun kerkelijke over
tuiging dit niet toelaat. Vooral van Staatkun
dig-Gereformeerde zijde wordt de Anti-Rev.
Partij voorgesteld als een sta-in-den-weg voor
den groei en den folóei van de Vaderlandsche
Kerk.
Wij zullen trachten na te gaan bij welke
politieke partij de belangen van de Hervormde
Kerk het meest veilig zijn.
Er zijn er die denken dat de Christelijk His-
torisdhe Partij het 't best met de Vaderlandsche
Kerk meent.
„Hervormd en daarom Christelijk Historisch"
zou volgens velen wel te rijmen zijn. De Chr.
Hist. Partij houdt volgens hen vooral rekening
met de historie. De C. H. Unie staart in 't
grijs verleden, 't oog gericht op 't martelaars-
bloed en wij anti-revolutionairen zijn blind voor
de historie van ons volk en vaderland.
Wij, anti-revolutionairen, hebben niet één
naam alleen. Wij zijn er zelfs drie rijk. Wij
zijn anti-revolutionairwij zijn christelijk-his-
torisch wij zijn Calvinisten. Geen van die drie
namen willen wij missen. Zij zijn ons in op
klimmende mate dierbaar.
Onze tweede naam is dus Christelijk His
torisch. Sedert tal van jaren is deze naam meer
in het bijzonder gebruikt ter aanduiding van
een afzonderlijke groep, die zich uit de oude
Anti-revolutionaire partij heeft losgemaakt, zich
heeft verbonden met andere geestverwante ele
menten en zoo tot een zlfstandige partij is uit
gegroeid. Bij de boedelscheiding is toen de
naam „Christelijk-Historisch" meegenomen, door
deze groep en door haar aanhangers tot par
ticulier bezit gemaakt. In het spraakgebruik
van het dagelijksch verkeer doet men ter ver
mijding van het misverstand maar het best, zich
naar deze eenmaal geschiede feiten te schik
ken. Maar van den aanvang af is het niet al
dus geweest. Christelijk-Historisch 'en Anti-re
volutionair waren twee benamingen voor een
en dezelfde geestesrichting. Ook de naam Chris
telijk-Historisch duidt op een erfdeel, ons ge
worden door den geestes-arbeid van een vorig
geslacht. En in dezen boven het spraakgebruik
van den dag uitgaanden hoogeren zin, hand
haven wij ons recht op dien naam van Chris
telijk-Historisch en wij mogen dat recht nooit
prijsgeven.
Dat wij dit niet mogen dóen, spruit hieruit
voort, dat deze naam de belichaming is van
een nieuwe gedachte uit ons verleden. Anti
revolutionair te zijn wil zeggen, dat wij het
valsche beginsel, dat aan de Fransche Revo
lutie ten grondslag strekt, verwerpen en be
strijden, het preciseert onze positie op staat
kundig terrein dus door te zeggen wat wij niet
zijn en wat wij niet willen. Christelijk-Histo
risch daarentegen wijst ons positief de plaats
aan, die wij innemen, door te zeggen wat wij
wél willen. Die naam geeft aan wat ons eigen
beginsel is. Toen Groen van Prinsterer tegen
over het revolutiebeginsel zijn eigen leuze stel
de, waaronder hij optrok aan het hoofd van
de „kleine luyden", die hem volgden, omschreef
hij kortelijk zijn standpunt aldus„Er staat
geserheven, er is geschied". Daarmede wilde
hij zeggen, dat wij Gods Woord als grondslag,
voor al ons handelen en' wandelen op staat
kundig gebied onvoorwaardelijk aanvaarden,
alzoo christelijke politiek drijven. En dat wij
tevens daarbij eeren Zijn voorzienig bestel,
waardoor Hij in den loop der eeuwen door Zijn
daartoe geroepen dienstknechten uit dat Woord
de schatten deed opdelven, die daarin verscho
len lagen en ons zóó een rijkdom van leering
schonk, die door geen Christen straffeloos kan
worden' voorbijgegaan. Gods Woord steeds
meer de onuitputtelijke bron voor de bepaling
onzer gedragslijn en de lessen der geschiedenis
ter voorlichting bij de keuze tusschen goed en
kwaad die beide geven in onafscheidelijk
onderling verband op een vcor ieder duidelijke
wijze ons positief standpunt aan, en Christelijk
Historisch is de benaming waarin dit dubbele
gegeven op expressieve wijze wordt saamgevat.
Aanvankelijk had ik, lettende op den naam
van Christelijk Historisch, voorliefde voor de
C. H. Unie. Maar bij een nauwkeurige bestu
deering der beginselen der C. H. Partij moest
ik mij zelf afvragen, draagt deze partij haar
naam wel met eere
De Christelijk Historische beginselen der
Anti-rev. partij daarentegen zijn onverdacht.
In de C. H. Unie zijn allerlei verschilllende
stroomingen opgenomen. Het is daarom zeer
moeilijk in het kort aan te geven, het verschil
in standpunt in het algemeen tusschen de C.
H. Unie en de A.R. Partij. Doch ik geloof niet
ver van de waarheid te zijn, wanneer ik op
merk, dat in de C. H. Unie in het algemeen
meer nadruk wordt gelegd op het subjectieve,
persoonlijke in de politiek terwijl in de Anti-
rev. Partij meer aandacht bestaat voor het ob
jectieve.
Daarmede bedoel ik het volgende
Het streven van Dr. Kuyper en de zijnen
heeft zich er altijd op gericht, om aan de A.R.
Partij niet alleen te schenken een program van
beginselen en bij de verkiezingen programs van
actie, doch hij heeft er zich niet zonder resul
taat op toegelegd om aan de partij een anti
revolutionaire staatsleer te verschaffen, die
richtsnoer zou zijn voor alle leden van de partij
en wel met name voor diegenen, die in de partij
leiding hebben te geven. Uit organisatorisch
oogpunt viel dit streven uiteraard toe te jui
chen, doch het vond toch niet zijn oorsprong
allleen in de wenschelijkheid om te komen tot
een betere partij-organisatie. Wel degelijk heeft
ook bij het scheppen van een anti-revolutio
naire staatsleer de overtuiging op den voor
grond gestaan, dat er een vast richtsnoer op
politiek terrein behoorde te zijn ter vermijding
van een heen en weer zwalken naar gelang
van het persoonlijk inzicht van leidende figu
ren. De erkenning, dat de ordinantiën Gods
op politiek terrein moeten gehoorzaamd wor
den1 dwong er toe, om naar de beteekenis dier
ordinantiën een nauwlettend onderzoek in te
stellen en de resultaten van dit onderzoek voor
alle leden van de partij vast te leggen.
En nu treft het juist, dat in Christelijk His-
torischen kring voor dit objectieve steeds een
betrekkelijk geringe eerbied heeft bestaan. Na
tuurlijk hebben ook de Chr. Historischen zich
niet aan 'de bestudeering der beginselen ont
trokken. Doch vergeefs zoekt men onder de
leden der C. H. Partij naar personen, die zoo
metterdaad op een uitwerking van een chr. his
torischen staatsleer ten1 gebruike in de prac-
tische politiek hebben aangedrongen, als Dr.
Kuyper. Bij de Chr. Historischen stond altijd
het persoonlijk element op den voorgrond.
Zeker, ook de Chr. Historischen aanvaarden
de ordinantiën Gods als richtsnoer voor het
politieke leven. Maar vraagt u naar de betee
kenis dier ordinantiën, dan blijken er in den
regel evenveel hoofden als zinnen. De ordinan
tiën worden erkend, doch ieder persoonlijk voor
zich bepaalt de beteekenis van die ordinantiën.
En zie hier nu, wat men zou 'kunnen- noemen
de ethische tendenz in de politiek, die vooral
in Chr. Historischen kring bewust of onbewust
zch openbaart.
Het is vooral dit persoonlijk, ethisch element,
dat de Chr. Historischen zoo vaak het verwijt
van halfslachtigheid bezorgt. Waar een objec
tieve maatstaf ontbreekt, zwenkt iemand zoo
licht, naar gelang er andere personen met vaste
overtuiging tegenover hem staan. En men ziet
dan ook vaak, dat Chr. historische leden in
publieke colleges met een zekere gemakkelijk
heid meegaan met de linkerzijde.
Wie ihet welzijn beoogt van de Ned. Herv.
Kerk is in de politiek verplicht zich te scha
ren! onder het anti-revolutionaire vaandel.
Hoe dierbaarder ons de Hervormde Kerk is
des te vuriger moeten wij de anti-revolutionaire
beginselen propagandeeren. Ieder orthodox-her
vormde, die de anti-revolutionaire beginselen-
bestrijdt of niet wensch te aanvaarden, pleegt
aanslag op zijn Kerk.
Wij hooren wel het verwijt alsof de Anti-
Rev. Partij het toelegt op den ondergang der
Hervormde Kerk.
Ds. Kersten is er steeds op uit om de Her
vormde Kerk voor den Staatkundig-Gerefor
meerden wagen te spannen. Van de zijde der
Staatkundig-Gereformeerden wordt gezegd, dat
de Anti-revolutionairen er slechts op uit zijn de
Ned. Herv. Kerk af te breken.
Als de Staatkundig-Gereformeerden niet alle
kennis missen van de kerkelijke en de politieke
geschiedenis, kunnen zij beter weten. De Anti-
Rev. Partij erkent ten volle de beteekenis der
Ned, Herv. Kerk voor ons volksleven-, maar zij
ziet ook, dat deze Kerk, waarin om der wille
van de zilveren koorde bijeen gehouden wordt
wat niet bijeen behoort, bezig is zichzelf af te
breken en te vernietigen, omdat zij als kerk niet
handhaaft de belijdenis van haar Hoofd en
Heere en als kinderen des huiszes in haar mid
den duldt en door haar Synode ziet gehand
haafd, die Hem niet eeren, ja Hem verloochenen.
Verleden week heb ik in mijn artikel „Bewaar
het pand" u er op gewezen, dat door de ver
krachting der belijdenis en het heerschappij voe
ren over het erfdeel des Heeren- in onze Herv.
Kerk de bewaring van het pand zoo -ontzettend
veel moeite kost, omdat ge 's morgens een ge
reformeerd -en 's avonds een modern predikant
kunt beluisteren.
De zilveren koorde beschouw ik ook niet
als een voordeel voor de Herv. Kerk. Een kerk
verliest daardoor zijn onafhankelijkheid.
Ook in het maatschappelijk leven kan er eerst
van een edelen wedijver sprake zijn, indien de
Staat ophoudt z.g.n. volksklassen in een duw-
wagentje te zetten, maar -hen leert op eigen- bee-
nen te staan.
Verschillende sociale maatregelen mogen te
rechtvaardigen zijn, maar in 't algemeen doodt
de overheidssteun in vele gevallen het particu
lier initiatief, werkt verlammend op het onder
nemingsvermogen der onderdan'en, die op Va
dertje Staat blijven leunen en steunen. Dit geldt
zoowel voor den boer, die het van Overheids
steun meent te moeten hebben als van den
arbeider.
Zoo is het ook op kerkelijk terrein.
Wij, Hervormden, steunen te veel op den
rijkdom van de Kerk.
De scherp geteekende tegenstelling tusschen
den rijken -man en den armen Lazarus, is alle
eeuwen door in de Kerk van Christus 'bewaar
heid. De historie der Kerk leert ons, dat ruimte
van bestaansmiddelen, zoodat financieele zorgen
onbekend waren, niet in staat gebleken zijn om
stille vroomheid aan te kweeken. Eer trok het
geld de Kerk meer van God af, dan dat het de
Kerk dichter bij den Heere 'bracht.
De Anti-Rev. Partij blijft daarom steeds aan
dringen op herstel van de financieele zelfstan
digheid der Herv, Kerk, en staat het beginsel
voor om de gelden, die aan de Kerk toebe-
hooren, niet langer onder 'beheer van den Staat
te laten, maar onder beheer van de Kerk te
brengen. Bovendien zou dan een einde komen
aan den ongewenschten toestand dat de belas
tinggelden werden gebruikt om de Joodsche
Rabbi's, moderne dominees enz. te bezoldigen.
De An-ti-Rev. Partij stelt aan de Hervormde
Kerk geen anderen eisch, dan dat zij voor het
gezag der Heilige Schrift weer buige, en terug-
keere tot de belijdenis der vaderen, gelijk die
in het bloed onzer martelaren bezegeld is.
Ds. Kersten en de zijnen zijn nu ijverig bezig
om de Ned. Herv. Kerk in den maalstroom der
Staatkundig-Gereformeerde wateren te werpen.
Men tracht op die wijze de Hervormde broeders
voor de Staatkundig-Geref. partij te winnen.
Wie de 'Hervormde Kerk lief heeft, omdat
er nog een deel van het lichaam des Heeren in
leeft, hij moge alvorens zich te scharen onder
het vaandel van ds. Kersten, zich' tienmalen
bedenken, en zich afvragen, of hij dit doende
niet juist medewerkt aan haren ondergang door
haar te maken tot een aanfluiting en inzet in
den politieken strijd.
De slechtste van alle politieke raadgevers is
de vrees. En de Staatkundig Gereformeerde
partij is geboren uit de vrees, dat het Koninkrijk
Gods nog wel eens op een andere wijze zou
kunnen komen, dan deze broederen meenen, dat
het komen moet.
Wij, Hervormden, zijn en 'blijven anti-revo
lutionair.
De heer Lohman getuigde in 1916, dat hij
zelden een -theoloog ontmoet had, die als Dr.
Kuyper, zich als politicus zoo boven de kerke
lijke belangen wist te stellen.
Het valt niet te ontkennen, dat er zich onder
hen, die de muziekkunst trachten leeren kennen
en waardeeren, een drang, speciaal naar ge
wijde muziek valt te constateeren. De uitvoe
ringen van de Matthaus Passion van Bach en
de Oratoria der groote meesters, die lang niet
meer tot het unieke gebeuren behoored, treffen
een jaarlijks grooter wordende belangstelling.
Concerten op kerkorgels met of zonder solisten,
met programma's van gewijde kunst kunnen we
dagelijks door of buiten de radio 'beluisteren.
En steeds nog groeit het aan reproductie van
dit genre muziek.
Om hierin een „heilzaam groeien" te
zien willen wij echter nagaan: „wat is gewijde
muziek, wat verstaan wij daaronder
Wanneer, door genade, ons leven zich heen-
richt tot de eere -des Allerhoogsten, om Hem
voor wat Hij in Christus gaf te danken, dan
mogen we toch in de tweede plaats niet uit het
oog verliezen wat Hij in Zijn algemeene genade
ons, tot Zijne eere, schonk Dat te leeren
gebruiken, om die eere te gedenken, zij toch
onzen ijver tot Hem
Het aan de muziek eigene is bovenal het
hymnische karakter. Met muziek heeft men door
de tijden heen bezongen wat woorden niet ver
mochten tot uiting te brengen; hetzij, gewijd aan
'koningen der aarde, aan machtigen, aan wel
doeners, schoonheden of wat meer, hetzij tot
lof van den Allerhoogste
Naast het lokend wereld-lied van Satan, heeft
steeds de zegezang van Christus' Kerk ge
klonken.
De muziek dus een gave GodsDoor de
wereld misbruikt om 't oor te streelen -tot on
nuttig genieten. Onnutig, omdat 't niet opklinkt
tot Hem Dien -het gewijd moest zijn
Misbruikt, of ook g e brui'kt zooals de
geloovigen dat hebben gedaan in hun lied tot
lof van God, door al de eeuwen heen Hun
lied moest zijn als hun leven en hup leVen
een lied
Het is komen vast te staan, dat de muziek,
in dezen zin genomen, bestaansrecht heeft ge
kregen, ook in onze bedehuizen. Daar moet nog
meer dan nu en meer dan ooit een hooger lof
oprijzen uit men-sch- en orgelkelen 1
G e w ij d e muziek is dus, en o. i.
alleen die muziek, die in duide-
lijke taal de lof Gods uitspreekt!
Zooals wij zagen is er een min of meerder
innerlijk uitgaan naar -gewijde muziek ontstaan.
De oorzaak wordt deels gezocht (n.l. bij de
groote belangstelling voor de Passiemuziek), in
den algemeen pessimistischen volksgeest, deels
in een groeiende smaak voor 't algemeen goede
en den drang naar religie.
Hoe het ook zij: de gevoelens bij het beluis
teren der gewijde kunst zijn -ongetwijfeld van
gemengden aard.
Zoo licht echter placht men een genre muziek
gewijd te noemen.
(Een voorbeeld vinden we bijv. in 't Largo
van Handel. Nota bene een aria uit de Opera
„Xerxes")
Onder dit etiquette merken wij misstanden
op, die voor een groot deel de schuld dragen
van het fei-t, dat de waarlijk gewijde muziek
in de kerk uitgevoerd, ook nog zijn tegenstan
ders kent. De christen-muziekbeoefenaar, zoowel
de -musicus moge ook hier gewezen worden op
hun taak: werkzaam te zijn tot verbreiding en
opbouwing van de gewijde muziek en zoo noo
dig hunne muziek te ziften. De gezinnen in het
bezit van radio, zorge er voor, dat het gewijde
lied de grondtoon van de in hunne huizen ge
hoorde muziek blijve
Hier ligt ook voor ons een taak grooter en
belangrijker dan wij onsp lachten voor te stellen.
De pogingen, zooals door de Ned. Chr. Radio-
vereeniging, de eere Gods ook in den aether
op 't oog te hebben, verdient meer onze steun.
De beoefening van het christelijk lied in onze
'huizen of elders dient meer bevorderd
Zing meer -en zing veel
„Goede muzi-ek maakt het hart gevoelig, vroo-
lijk, heilig 'en levendig" (Augustinus)
Een „heilzaam groeien" ligt er in wat
wij constateerden, dus wel terdege
Komt laat ons samen Israels Heer,
Den Rotssteen van ons heil, met eer,
Met Godgewijden zang ontmoeten
J. H. VAN ECK.
Rumpt, 26 September 1931.
Van 1
gemaaki
Geref.
arm'enm
oriëntee
Chr. or
ook de
iemand
meerde
Hier I
En d
over lal
tot de I
Wij
in een I
schijnt I
voeren!
regeerii
Oud
Leeren.
De l\
handeli I
sluiting:!
was, hil
linkschi I
tot 9 ul
Het is j
Precl
(Alleei
met zi I
'ging el
tusschtl
Ookl
„beter I
terrein L
Wij zi|>
moe ter
half eil
de St. H
Maal
iet ocl
ginsi
noegerl
Ds. I
woord I
dat is I
Daal
daar hl
functie I
krijger!
de prei
verscb
J
E
Einil
24)
"MS
zeidel
M
allee I
nog
kelei
„l|
ik -g
maai
Maa
al d
Wi
tot
zijn^
Ik
ken
er
geve
H