VICTORIA-WATER PUROL in huis E EEïTQHOEEJEi iTTOO Diim rv FE Posterijen. er koopinge ti. T7"E50"Ü""W Voor de Vroww. Voor de Jeugd. En de Geest en de Bruid zeggen: Kom. HET I h Hi i ii ju ;rt 'tfj ii f< •ii I II- ir i duld en. gehandeld als een held. Ziet hier een karakter, dat tot voorbeeld kan worden gesteld aan ons volk, dat hem verguisde. Ten slotte bewijst ons deze heele zaak, zoo ondubbelzinnig als maar eenigszins mogelijk, de strikte neutraliteitsbegeerte van onze Regeering. Dat die zóó ver ging, dat men zelfs bij een gewapenden overval van een der oorlogvoeren den geen partij wilde kiezen, geeft aan die neutraliteitspolitiek een zeer bizondere waarde. Of het, intusschen, mogelijk geweest ware, onze weermacht eventueel front te laten maken naar twee kanten, ik waag het, met Generaal Snijders, te betwijfelen. UITKIJK. m. Wat is 't wezen des Christendoms 't Is de vraag der vragen; want ons geheele leven staat er mee in verband; ons persoonlijk en gezinsleven, ons maatschappelijk en staat kundig leven; al onze Christelijke instellingen en vormen; onze Christelijke vierdagen en fees ten. Onze Christelijke, wereld- en levensbeschou wing rust er op. 't Christendom i s er, en dan is 't de realiteit der realiteiten; óf 't is bedrog der bedriegerijen. Er i s een Christendom, en dan is de Zending onder de Joden gerechtvaardigd; of 't is bedrog geweest en dan is die Zending een onding en geld- en tijdvermorsing; dan is óók 't bloed, dat door de Joden in den loop der eeuwen vergoten is, als ze vervolgd werden door Christelijke koningen, een eeuwige schande; dan is er ge marteld en verbannen en gehaat tegen mede- menschen wier levensbeschouwing absoluut juist was. Dan is er een valsche, pseudo Christus geweest. Jodendom en Christendom; zet die twee woor den maar naast elkaaren ge staat voor den grootsten leugen of de grootste waarheid. Christendom en Heidendomzet ze naast elkaar; en ge staat óf voor onzin van 't Nieuwe Testament óf voor een nieuwe werkelijkheid, die waarschuwde tegen valsche Christussen. Christendom En hoe treffend, wat de Japansche professor Anesaki eens zei; „Wij Boedhisten zijn bereid 't Christendom aan te nemen, neen, laat on. liever zeggen: ons geloof in Boedda is geloof in Christus; wij zien Christus, dew ij 1 wij Boeddha zien." ChristendomIs Boeddha onze Christus „Allah is groot en Mohamed is zijn profee t", zoo was de wapenkreet, waarmee de Saracenen Arabië uittrokken, Rijken stichtten en tot de bekende Kruistochten noopten; en die nog de Nederlandsche Regeering tot uitkijken aanmaant in onze Koloniën. De Islam. De Koran. Is Mohammed meer dan Christus? Christendom En men praat van een antiek en modern Christendom, zooals men praat over antieke kunst en moderne; over antieke of klassieke leterkunde en moderne; zooals men spreekt over 't oude en moderne Jodendom; 't oude en mo derne Heidendom. En zooals de antieke poëzie geboren is, al thans op Nederlandschen bodem, toen de Re formatie haar vleugelen uitsloeg in 1600, en daarmee dichterlijke talenten gelegenheid bood om op de basis der oude religie het klavier der consciëntie te tokkelen, zoo is helaas, de mo derne poëzie de vertolkster geweset van een modern Christendom. Wie 't woord Christendom tegenwoordig uit spreekt, weet niet meer wat hij zegt. Er is een „oud" Christendom 1 een rationa listisch Christendom met zijn God-, Deugd- en Onsterfelijkheid; een humanistisch of hoog ver licht Christendom èn er is ook een empirisch Christendom of een ervaringschristendom, dat wel in zak en asch mag gaan zitten en 't boete kleed aandoen, omdat 't zoo vér van 't Chris tendom der geloofswerkelijkheid en der geloofs werkzaamheid afstaat. Het moderne Christendom kan uitgescha keld worden, als over 't wezen des Christen- doms moet gesproken; want zoo waar en zoo juist als de tegenstelling van oud, n modern, is in de Kunst en de Litteratuur, zoo onmogelijk is 't om oud en modern te gebruiken bij de bepaling van 't Christendom. 't Is zooals Da Costa zong in zijn „Vijf en twintig Jaren, een lied in 1840" Een andre geest stuwt thans de stoute raderen voort 't Is geen doorvorschen meer, maar richten van 't Woord Des Heeren God gedaagd ter vierschaar van de Rede. Zijn Waarheid, veil gesteld voor ingebeelden vrede. Of wijsheid uit 't stof. 't Is Heldendeugd en kracht Gepredikt aan de ziel, die naar vergeving smacht 't Is uit 't Christendom den Christus weggenomen. Als de dichter Jacques Perk zingt Schoonheid, o Gij, Wier naam geheiligd zij! Uw wil geschiede; kome Uw heerschappij Naast U aanbidde de aard geen andren god Als de dichter Kloos zingt Ik ben e'en' god in 't diepst van mijn gedachten, Als Helene Swartb dicht over haar zie] O ZIEL 1 Een dwarrelend blad van den levensboom, Een droppel verloren in den levensstroom, Een zingende vonk van een1 zilvren ster, Een trillende vlinder, een roze-aroom, Een klank in 't zwellende stormorkest, Een koreltje duinzand van zeeën-zoom, Een schaduw van 't wolkje dat vlot door 't blauw, Een sneeuwvlok bij dooiweer, een hemeldroom In 't bange gevang van mijn lijdend lijf, 0 ziel 1 en zoo trotsch tocheen gods-atoom. Als Neen, dan grijpen we naar 't antieke Chris tendom, dan grijpen we naar onze Geref. be lijdenis met zijn onpeilbaar: „Die geleden heeft onder Pontius Pilatus", en beluisteren ds. Revius 1586-1658: 't En zijn de Joden, niet, Heer Jezu, die u cruysten Noch die verradelijck u togen voor 't gericht, Noch die versmadelijck u spogen in 't gezicht, Noch die u knevelden en stieten u vol puysten, 't En zijn de crychslui niet die met haer felle vuysten Den rietstok hebben of den hamer opgelicht, Of 't vervloekte hout op Golgotha gesticht, Of over uwen rock tsaem dobbelden en twyschten Ik ben 't, o Heer ik ben 't, die u dit heb gedaen Ik ben den swaren boom, die u had overlaen, 1 k b e n de taaye streng, daarmee ghij waert gebonden, De nagel en de speer, de geesel, die u sloech, De bioetbedropen croon, die uwen schedel droech, Want dit is al geschied, eilaas! om mijne sonden Ik ben, zegt Kloos, en hij is pantheïst. Ik ben, zegt Revius, en hij is antiek. Het moderne Christendom schakelen we dus uit, als we over het wezen van 't Christen dom gaan schrijven; 't Christendom kan geen tegenstelling aanvaarden van antiek en modern, omdat in 't Christendom heerscht de incarnatie-idee, de vleeschwording van 't Absolute, het Eeuwige, het Volmaakte. En deze drie begrippen, omvattend tijden en eeu wigheid, kunnen door „antiek" of „modern" nooit in tweeën gedeeld worden: 't Absolute is antiek èn modern; en al is de Vleeschwording zelf aan de categoriën van tijd en ruimte ge bonden geweest, want tijdens Augustus is ze te Bethlehem geconstateerd door herders van Efratha: toch is de Hemelvaart weer een verschijning, die van 't Absolute en 't Eeuwige en 't Volmaakte het machtigst en meest treffend bewijs levert. Moderne wereldbeschouwing, moderne We tenschap, kunnen gelooven, dat ze 't Christendom tot basis hebben; onzes inziens doet elke moderne theologie, elke moderne we tenschap, elk modern Gods- en Christusbegrip afbreuk aan 't Christendom, omdat de religieuse drijfkracht van hun leven, omdat de norm van hun ethische gemoedsbeweging, omdat het prin- cip van hun praktisch werken niet rust op een Christus der Schriften, maar op een historischeni Israëliet, die als elk genie, eens in de zooveel eeuwen aan den geestelijken horizon opkomt en verdwijnt. 't Modern Christendom beweert 't Christen dom hoogelijk te roemen; beweert daarin; dat is, in haar centraal punt, Jezus, type en ideaal te vinden van den mensch en vóór den mensch, die naar wezenlijke vroomheid streeft, en dufi naar zijn moderne opvatting, naar de hoogste goederen streeft, welke den mensch zijn weg gelegd. En volkomen zijn we 't met 't moderne Chris tendom eens, dat, al kwam er in de toekomst een nog hooger en reiner type tot openbaring dan Jezus was, Hij, de historische Jezus, heden nog altijd volkomen bi; machte is om het religieuse streven1 der Menschheid te bezielen en te beheerschen. Maar hier komen we tegen op, dat de moderne Jezus der Schriften géén verpersoonlijking der heiligste vroomheid is; en dat de mo derne Christus des geloofs niet gehangen heeft aan een kruis der verzoening, maar een beeld is, gevormd uit wat de overlevering aan gods dienstige ideeën van een paar Apostelen ont leende. Zóó wordt 't Christendom: moderne theolo gische „wetenschap", die naar een Christus en Christendom zoekt, maar Hem niet vindt, omdat de eerste voorwaarde van alle Wetenschap, het primordiale, het principieele ontbreekt, n.l. dat de Christus i s, was en zijn zal. Zoo wordt 't Christendom: een rationalistisch onderzoek naar waarschijnlijk historisch on zuivere bronnen, waarin echter een zeker Cen traal punt, dat God heet, niet valt te ont kennen. En daarom verloopt ze ook in humaniteits- mystiek van 't Algoede en 't Alliefde; en de kern: Gods Recht en Zijn genade is overboord geworpen. 't Christendom is géén wetenschap, géén humaniteit, geen vroomheid. J. v. d. W. Middelharnis, 12 September 1931. (Wordt vervolgd). Bij Brand* en Snijwonden, Pijnlijke Kloven, Ruwe handen en Schrale huid. Het offer der liefde wint het. Wie met een ideaal door het leven gaat moet door goed en kwaad gerucht henen en vindt tegenspoed op zijn weg. In tijden van teleurstelling en tegenspoed ont valt ons zoo dikwijls een droevig woord. Het leed werpt zich meer dan eens in volle kracht op onsdikwijls slaken wij de verzuchting „waarom dit alles en was het wel goed van mij dat ik zoo handelde Wij, menschen, wroe ten toch altoos in de wonden, die ons worden geslagen. Het „waarom" is dan als bestorven op onze lippen. Slechts de zekerheid op Gods weg te zijn en alleen het vaste vertrouwen dat er niets geschiedt buiten het raadsplan Gods kan ons de ruste geven der stille overgave. Laten wij toch niet meenen, dat wij onzen levensweg kunnen maken, dat wij bepalen kun nen in wier liefde wij mogen deelen, waar wij moeten leven en arbeiden en waar het ons goed zal gaan, want wij vergissen ons. Meenen wij een nieuwen weg in het leven te moeten op gaan en natuurlijk dat kan voorkomen dan moeten wij dien nieuwen weg niet gaan om te ontkomen aan moeilijkheden, die er in de oude omgeving dreigen, maar omdat wij we ten, dat de arbeid in den nieuwen kring ons door God op de handen is gelegd. Niet vluchten voor wat dreigt, niet door te leurstellingen u van het leven berooven, maar alleen gehoorzaamheid aan Gods stem geeft ons recht om te gaan waarheen onze schreden zich tot nu toe nooit richtten. Zoek niet naar uw plaats, uw plaats zoekt naar u, dit woord is voor den mensch, die met God leeft, eenvoudige waarheid. En zijn we ergens met God, dan ontvangen wij van Hem ook kracht tot arbeiden, tot lijden en verblij den dan worden wij, ondanks alle tegenheên niet verdrietig, maar overwinnnen wij in de kracht van Hem, die ons er riep. God vergist zich nooit, ook niet in de plaats en de familie betrekking, waar Hij ons stelt Als gij daar een bruidspaar ziet om voor 't echtaltaar te treden, vraagt ge onwillekeurig hoe zijn zij tot deze keuze gekomen Volkomen ontsluieren wij nooit de geheimen van iemands innerlijk levenhet eenige, wat wij kunnen zien, zijn de openbaringen er van, die ons vertolken wat er in het verborgene is omgegaan. Het is het mysterie der reine liefde, dat zich hier uitliefde van den bruidegom tot de bruid, en omgekeerd. Want liefde is tweezijdig. Liefde toch waar en hoe zij zich ook doe gelden liefde is offer, en offer is eigen ik op zijde schuiven, door eigen ik een streep halen, achteruit tre den. En niets is moeilijker dan op tijd terug te treden. Zoo gaarne houden wij onszelf vast. De plaats, die wij eenmaal rechtens hebben in genomen, verlaten wij liever niet. In tijden van voorspoed, als het geld er in vloeit, wanneer alles wat men onderneemt wel gelukt, en de zon des voorspoed ons van alle kanten toelacht, is het zoo gemakkelijk te zeg gen ,wij hebben lief". Op het winnen van geld bedacht te zijn is noodzakelijk. Het is volkomen begrijpelijk en allerminst af te keuren, dat men er steeds op uit is zijn geldelijke middelen te vermeerderen. Men mag niet uit het oog verliezen, dat ons leven zelf voor een niet gering deel door het geld beheerscht wordt. Stel alle weelde ter zijde, min eenvoud, maar ook dan toch is uw leven zoo heel anders, en komt tot zoo geheel andere ontwikkeling, zoo ge u eenigszins geldelijk ruim bewegen kunt, dan dat ge van 's morgens vroeg tot 's avonds laat ruwen stoffelijken arbeid hebt te verrichten, om u en de uwen den mond open te houden. Het geld is zulk een ontzaglijke machten het gemis ervan maakt, in ernstige levensoogen- bükken, soms zoo pijnlijk machteloos. Het geld is een macht in uw hand, doch de jaren van voorspoed, ook op landbouwgebied, leeren ons, dat het geld even spoedig een macht over u wordt, een macht die u beheerscht, en die u, gewild of ongewild, almeer van het hooge en edele aftrekt en u aan de macht van Mam mon onderwerpt. Hoeveel boeren zijn niet de dupe geworden van de enorme winsten, die zij in den oorlog en jaren daarna van de landbouwproducten maakten. Zij dachten tegen den fatalen invloed van het geld en zijn verleidend vermogen zichzelven te verdedigen. Wie dit waagt is weg, eer hij het weet, en heeft wanende zijn eigen meester te zijn, zijn meester in de geldmacht gevonden. De buitengewone winsten, welke jaren ach tereen in den landbouw werden gemaakt, be- schou wik voor ons eiland als een pest, waar door duizenden jonge menschen worden verwoest voor tijd en eeuwigheid. Het is een pest voor het lichaam en een pest voor den geest, een ontzettend gevaar voor de moraliteit der be volking. Men bant alle ernst, kleedt zich keu rig, speelt, rijdt en rost. Men verteert op cre- dietmen is altijd vroolijk, veel overspannen en niet zelden boven zijn theewater. Men spot met al wat heilig is, voor waarheid heeft men geen zin en liegt met het brutaalste oog. Men schreeuwt om vermeende rechtenmen eischt vermindering van lasten, men klaagt over rede lijke landpachten, doch men begrijpt en verstaat zijn plichten niet. Begrip van anderer eigendom gaat te loor. Alleen het mondaine leven is de eenige bron van levensvreugd. Allerwege hoort men klaagtonen en het woord malaise" is een modewoord geworden. Een modewoord, omdat de boeren thans elk jaar duizenden toegeven, derhalve geen inkom stenbelasting betalen, op grond daarvan Vrij stelling van schoolgeld eischen, maar toch voort gaan den levensstaat op hoogen toon te voe ren, met het rijden en rossen in fijne auto's en op prachtige motorfietsen en wat dies meer zij. Tenslotte zal men toch het hoofd moeten bukken. Wie halsstarrig verzet blijft plegen te gen den economischen gang van zaken wordt gelijk het koren op het veld weggevaagd uit zijn maatschappelijken stand. Als men eigenlijk voelt dat het noodzakelijk is van 's morgens vroeg tot 's avonds laat flink aan te pakken, zuinig te leven en bij de zaken te zijn, dan is het heel wat moeilijker te zeg gen wij hebben lief. Zoolang de verloren zoon rijk was naar de wereld, had hij veel vrienden om zijn geld en goed te verbrassen, maar toen hij zijn rijkdom ver van zijns vaders huis in alle vroolijkheid verteerd had, was er niemand meer, die hem kende. Laten wij ons allen inscherpen de waarheid van de spreuk „Vrienden in den nood, duizend in een lood". En aan die vuurproef komt de liefde als men met groote moeite in het onderhoud van zich en de zijnen kan zorgen. Dan komt de echtheid der liefde eerst aan 't licht. Velen kunnen dien vuurproef niet doorstaan. Daar door is heel wat spanning in de wereld ge komen en meer dan een leven is geknakt. Voor het sluiten van een levensband, die de stormen en den strijd des levens kan trot- seeren, die in dagen van blijdschap en van rouw krachtig blijft, die een zegen is voor ons zelf en voor anderen is het bovenal noodig, dat wij te zamen in alles en voor alles den Heere danken. Dan zullen wij niet klagen over de malaise, dan laten wij in minder goede jaren het hoofd niet zinken, maar dan steunen wij op Gods genade, dan weten wij slechts rent meester te zijn van alles wat God ons heeft geschonken. Dan kunnen wij het Job nazeggen „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft ge nomen, de naam des Heeren zij gelóófd." NIEUWE TELEFOONAANSLUITINGEN. MIDDELHARNIS. No. 174. D. Blokland, Techn, Bureau. No. 175. A. Vroegindeweij Pz., Stationsweg, Dirksland. No. 176, Jac. van der Wende, Oliën, Vetten en Teerproducten, Sommelsdijk. No. 177. P, J. van den Doel, Tuinstraat, Dirksland. No. 178. A, Boogerman, Ijzer- en Houthandel, I i) oberlahnstein HEERLIJK EH 6EZ0H9 Mr flATUURLUK BfMTER Het geregelde gebruik van VICTORIA»WATER heeft een zeer gunstigen invloed op de gezondheid. Voor huishoudelijk gebruik zijn de heele schroefflesschen, welke een liter Inhoud hebben, zeer voordeelig en gemakkelijk. ACHTHUIZEN. No. 5. J. Campfens, Aannemer. NIEUWE TONGE. No, 37, D. van Es Nz. OOLTGENSPLAAT. No. 59. C. Oseweijer, Slager. No. 60. W. J, Buth, Vleeschhouwer. Zaterdag 12 September des avonds 6 uur, (zomertijd) te Ouddorp, in het Logement Akershoek, verhuring bij inschrijving voor het seizoen 1932, met beding van vrije cul» tuur, voor den heer Joost van Waarde te Goedereede, van 1.42.70 H A. (2 G. 33 R. V. M.), bouwland te Ouddorp op Preekhil, in 2 perceelen, en 0.78.06 H.A. (1 G. 210 R. V. M.) bouwland te Ouddorp, op den Springertpolder. Notaris VAN DEN BERG. ROTTERDAM, 8 Sept. 1931. Op de heden in ons Veilingslokaal, War» saoezierstraat 37—39, gehouden Veiling, w den de volgende prjjzen besteed Kipeieren. 3,— tot 6,60 Eendeieren 3.50 tot 4 90 Ganseieren tot - Aanvoer 135.000 stuks. DE ROTTERDAMSCHE VEILING In onze kringen wordt wel eens gedacht, dat de vrouw in het wereldgebeuren een zeer onder geschikte plaats inneemt. Velen onzer vrouwen denken nog vaak, dat de man de wereldgeschie denis maakt en de vrouw slechts invloed heeft op het leven naar den binnenkant van het huis gezin. Al was dit waar, dan nóg zou de vrouw als moeder groote invloed, zij het een indirecte, hebben op het publieke leven, want zij hebben grootendeels de opvoeding in handen van het kind, dat straks man wordt. Maar daarnaast heeft de vrouw steeds veel rechtstreekschen invloed op het publieke leven gehad. En dan helaas meestal ten kwade. Ik denk hier aan de vrouwen van de Russische en Fransche hoven, die de regeeringspersonen om hun „albasten vinger" wonden, zooals het vaak dichterlijk gezegd is. Maar die invloed is in onze dagen zeer toe genomen. En in de revolutionaire woelingen nemen ze een groote plaats in. Men heeft wel eens gezegd, dat het vrouwelijk gemoed zich verzet tegen den oorlog en de revolutie. De geschiedenis, vooral die van onzen tijd, leert dat het tegendeel waar is. Men heeft het zelfs wel voorgesteld, dat de vrouw zóó vredelievend en zachtmoedig is, dat het zelfs gewenscht zou zijn haar groote macht te geven op het publieke terrein, omdat dan het gevaar van oorlog zou verminderen Voor deze bewering is echter geen enkelen deugdelijken grond aan te voeren. De beroemde dichter Goethe zegt in zijn lied „van de Klok"; „in tijden van revolutie worden vrouwen tot hyena's. De vrouw is meestal wat haar karakter be treft eer geneigd tot uitersten. Iemand heeft dan ook eens niet onaardig gezegd: als de vrouw rechter werd, zou zij slechts laten hangen of vrijspreken, een tusschenweg kent ze niet. Dat is misschien wel wat overdreven, maar er zit toch een kiem van waarheid in. N.l. deze groote waarheid, dat een vrouw zich voorname lijk laat leiden door haar gemoed en' dat gemoed is vatbaar zoowel voor het edele en liefelijke als voor het allervreeselijkste. Vandaar, dat een vrouw beter in het goede, maar ook slechter in het kwade kan zijn, dan de man. Maar in geen geval is het waar, dat de vrouw vredelievender is dan de man. En het is be droevend, dat het gezegd moet worden, maar bet is een feit, dat in onze dagen een groot aantal vrouwen met groote geestdrift deelneemt aan de revolutie van het bolsjewisme en com munisme. Zij vreezen den bloedstroom niet. In Amerika is de communistische actie krach tig gesteund door voorname en rijke dames, die dat als een soort „tijdverdrijf" beschouwen. Zij vinden het interessant om gevreesde communis ten in haar salons te ontvangen en aan haar gasten te toonen. En zij hebben groote sommen over voor de revolutionaire propaganda. En de communistische actie in Europa wordt door vele vrouwen met hart en ziel gediend. Ik noem slechts de namen van vrouwen als Klara Zetkin en Sylvia Pankhurst. Bij revolutie zijn de vrouwelijke leidster ge vaarlijker en bloeddorstiger dan de mannen. Zij laten zich geheel door hun gevoel beheerschen en kennen geen matiging en zelfbeperking. Voor eenigen tijd las ik een boek, „de Dic tatuur van het Proletariaat in Hongarije", waar in de ontzettende tijd beschreven wordt toen Bela Kun in Boedapest de Revolutie bracht. Het is opmerkelijk, dat óók toen de revolutio naire vrouwen een vreeselijke rol gespeeld heb ben en de mannen op gruwelijke wijze hebben gemarteld en vermoord. Wij als Christen-vrouwen hebben daar iets uit te leeren. In de eerste plaats dit; dat als ons hart niet wedergeboren is en beheerscht wordt door de genade van Christus, ook de vrouw in handen van den geest uit den afgrond gebonden ligt. Ook de vrouw moet zich laten leiden en binden door het Woord van God, opdat de Geest der genade haar beziele. Maar dan ook: de Christen-vrouw heeft in onze bange dagen een taak. In de eerste plaats in haar huisgezin bij de opvoeding harer kin deren. En dan ook heeft zij te zorgen in staat te zijn die kinderen geestelijk op te voeden en bij het rijper worden dier kinderen hun ver trouwen te behouden en met hen de moeilijke vraagstukken van het leven te behandelen. Dat is een zware taak, alleen in Gods kracht met rijke vrucht te vervullen. Maar dan moeten onze vrouwen ook alle middelen aanwenden om de bekwaamheid te verkrijgen tot haar roeping. Heerlijk Is het als zij haar jonge meisjesjaren wel besteed heeft. Maar ook later kan zij door de Christelijke lectuur, die voor onze vrouwen in groote mate verkrijgbaar is, ik denk slechts aan het orgaan van den Ned. Chr. Vrouwen bond, op de hoogte gebracht worden met de groote vraagstukken, die zij in haar leven ont moet. Geve God ons de kracht en de wijsheid om in deze zware tijden ons werk te doen op de plaats waar God ons stelt, opdat wij ook naar de mate onzer gaven en krachten mogen mede helpen een dam te vormen tegen de wassende stroomen van Ongeloof en Revolutie. M'n beste nichtjes en neefjes Zoo langzamerhand krijg ik de raadselfamilie weer thuis in ons hoekje. Het uitgaan is af- geloopen en het wordt 's avonds weer vroeger donker, het buiten spelen moet vanzelf dan ook watb ekort worden en dan krijg ik natuurlijk weer langer brieven. Zijn jullie weer flink aan 't werk op school In vacantietijd denk je niet zoo om rapporten, maar o wee, dat wordt nu ook weer ernst, hé Allemaal heel veel groeten hoor. Jullie TANTE TRUUS. TINEKE. XVII. Met Pa en Moe saampjes was het een fijne wandeling van het dorp naar huis. En 's avonds zei Pa; ik heb vanavond nu eens vacantie genomen, hoor, ik doe niets meer. „Dat is fijn", juichte Tini. „Pa vertelt U dan eens een vreeselijk lang verhaal. Toe Pa, doet U het?" „O zoo, is dat vacantie voor me Jij gunt je arme vader ook geen rust, hoor," Tini zag al aan Pa's gezicht, dat ze 't al gewonnen had. Dat werd weer eens een echte avond. Tini voelde de eenzaamheid nu niet zoo erg en morgenavond mocht ze weer naar Truus en zusje. Wat zou ze dan weer echt spelen. Tini voelde zich dolblij. Wat was het tegenwoordig echt prettig. Eerst was 't hier naar geweest. Toen was er niemand om mee te spelen. En de meisjes van school, uit het dorp, mochten altijd niet naar hier komen, 't was zoo ver. Maar nu had ze een vriendinnetje dicht bij. Pa vertelde een lang verhaal. Echt fijn. En toen Tini naar bed ging, gaf ze Pa een extra stevige nachtzoen voor zijn mooi verhaal. Toen Tini naar bed ging zei Moe tegen Pa: „Ik geloof, dat onze Tini nu gaat strijden tegen haar booze buien en ze kan nu ook makkelijker wat overgeven aan de andere kinderen. Zouden we nu haar mooie pop van haar verjaardag terug geven Ze is nu toch weer vaker alleen, nu onze logeetjes weg zijn." „Nee", zei Vader, „laten we er nog wat mee wachten. Het moet voor onze Tineke niet al te gemakkelijk blijven gaan. Ons meiske heeft het zoo gemakkelijk, ze heeft altijd alles alleen, wat ze graag wil heeft ze bijna altijd gekregen, laten we haar op die pop nog laten wachten, misschien krijgen we er wel een goede gelegen heid voor, dat we haar die geven kunnen." Die gelegenheid zou gauw genoeg komen. Een paar weken daarna werd Mina, het meisje, ziek. Dat was druk voor Moe, want Mina's zuster kon maar een paar dagen per week komen helpen. Maar Tini had al zoo dikwijls gezien hoe Truus eiken -dag wat meehielp thuis. En toen dacht Tini: nu ga ik Moes helpen, anders wordt Moe weer ziek net als vroeger in de stad. Maar wat trof het nu slecht. Ze wilde Moe helpen en Woensdagmiddag mocht ze met Truus samen bij Miep in het dorp blijven om te spelen, daar was het altijd zoo leuk. Als ze eensmaar nee, dat hoefde toch niet. Ja, maar, die arme Moe had het druk. Mina lag boven ziek. Haar zuster kon 's Woens dags nooit komen. Dan zat Moe zoo lang alleen, als ze eens Als ze eens direct uit school naa rhuis ging. Dan zou ze tegen Moe zeggen: daar ben ik, dan lekker saampjes met Moes boterham eten en Moes helpen met afwasschen en dan saampjes met Moe alles klaar maken voor t eten 's avonds. Maar bij Miep was het altijd zoo leuk. Dan moest Truus alleen naar huis. Anders was Moe alleen. Dat was toch erger. Als ze eens Zoo vocht die kleine Tim maar in zichzelf. En het was heerlijk, dat Tini zoo vocht in zich zelf. Heerlijk? Ja, want vroeger vocht Tini nooit, dan deed ze alleen maar wat prettig voor haar eigen was. Tini was er stil van onderweg. Truus be greep er niet veel van. Onder schooltijd moest Tini er toch telkens nog aan denken. In eens dacht ze: ik blijf bij Miep. Moe vond het toch goed. Bij Miep was het immers altijd zoo leuk. En toch was Tini niet blij, dat ze er heen zou gaan. Toen de school uit was stapte ze opeens ste vig naar Miep toe. „Zeg Miep, ik ga niet' met je mee, hoor. 'k Ga naar huis. Mina is ziek, en Moes heeft het druk en nou is Het zoo naar en zoo stil voor Moe." „Wat eng is dat nou", viel Miep uit. „Je mag toch van je Moe." Hulpeloos keek Tini even rond. Zou ze dan toch maar blijven Maar de bij de hande Miep had al weer spijt van haar uitval. „Nou, Tien, als 't voor je Moe is, dat is eigenlijk wel waar ook." „Truus keek eerst ook even verbaasd. Ze hield echter ook veel van Mevrouw van der Hoog, die zoo lief voor haar geweest was toen zusje roodvonk had. „Wil ik dan met je meegaan, Tini, dan hel pen we samen je Moe, dan komen we volgende week bij Miep." Toen trok Miep toch even een raar gezicht. Als nu allebei haar vriendinnetjes niet kwamen, dan kwam er van haar speelmiddag niet veel terecht. Tini zei daarom wel gauw: „Nee, hoor Truus, ik hol hard alleen weg. Dag hoor." En weg draafde ze. Truus en Miep stapten gearmd weg 'en Tini draafde maar door. „Wel kindje, wat scheelt er aan, dat je naar huis komt Ben je niet goed Je ziet er zoo verhit uit. Of mocht het niet bij Miep Moe keek heel bezorgd. Zou Tini nu alweer gekibbeld hebben. Moes vroeg dat echter niet. „Nee, Moe, heelemaal niet, heelemaal niet. Ik kom u helpen heel den middag, u was zoo akelig alleen. Truus wou ook al mee komen" helpen, maar dan kon Miep niet spelen, 'k Heb hard geloopen, Moe." Wat keken Moeders oogen nou blij, zóó blij. En Tini keek even beschaamd voor zich. Hoe had ze eerst toch nog bij Miep willen blijven. Als Moe dat toch eens wist, zou ze niet zoo blij kijken. Moe gaf haar een zoen en zei: „Je bent mijn lieve groote meid, hoor." (Wordt vervolgd). Corres zenden De sj Dit pro twee crl halfpin. 1. .1 2. Pe5)| 1. 2. Df4:j Probit Het paa: en ontpi Men toetrede! zet telt oplossin! (minimu delijksch punten Heeft ingezoncj mee te voor de| Ter termijn oplosser| tezamen Wit: i Zwart: pi. c5, d Wit g> Oplossi L. Weedl W- C. Laf !üdi" D. Kareld B. Duver| C. Hoflar P. Klein G. van G| A. Verbr J. P. Cop; 20) „Ja. M; stens vol moeilijk", „Inderd niet, als j< gadeslaat, En boven men, dan radelooshe nog verdJ Gretha i toen Mari| zaal, om te verrich O, 't w; te spreke inderdaad bewaarhei ongeveer 1 beek Leeu haar vade en Arie gestort De verq haar ant. geweest neigd, Gc niet in he genade ni, Neen, 2 blijven hal eens bewa

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 2