VICTORIA-WATER
PUROL in huis E
EEïTQHOEEJEi iTTOO
Diim
rv
FE
Posterijen.
er koopinge ti.
T7"E50"Ü""W
Voor de Vroww.
Voor de Jeugd.
En de Geest en de Bruid
zeggen: Kom.
HET
I h Hi
i ii
ju
;rt
'tfj
ii f<
•ii
I
II-
ir
i
duld en. gehandeld als een held. Ziet hier
een karakter, dat tot voorbeeld kan worden
gesteld aan ons volk, dat hem verguisde.
Ten slotte bewijst ons deze heele zaak, zoo
ondubbelzinnig als maar eenigszins mogelijk, de
strikte neutraliteitsbegeerte van onze Regeering.
Dat die zóó ver ging, dat men zelfs bij een
gewapenden overval van een der oorlogvoeren
den geen partij wilde kiezen, geeft aan die
neutraliteitspolitiek een zeer bizondere waarde.
Of het, intusschen, mogelijk geweest ware, onze
weermacht eventueel front te laten maken naar
twee kanten, ik waag het, met Generaal
Snijders, te betwijfelen.
UITKIJK.
m.
Wat is 't wezen des Christendoms
't Is de vraag der vragen; want ons geheele
leven staat er mee in verband; ons persoonlijk
en gezinsleven, ons maatschappelijk en staat
kundig leven; al onze Christelijke instellingen
en vormen; onze Christelijke vierdagen en fees
ten.
Onze Christelijke, wereld- en levensbeschou
wing rust er op.
't Christendom i s er, en dan is 't de realiteit
der realiteiten; óf 't is bedrog der bedriegerijen.
Er i s een Christendom, en dan is de Zending
onder de Joden gerechtvaardigd; of 't is bedrog
geweest en dan is die Zending een onding en
geld- en tijdvermorsing; dan is óók 't bloed, dat
door de Joden in den loop der eeuwen vergoten
is, als ze vervolgd werden door Christelijke
koningen, een eeuwige schande; dan is er ge
marteld en verbannen en gehaat tegen mede-
menschen wier levensbeschouwing absoluut juist
was. Dan is er een valsche, pseudo Christus
geweest.
Jodendom en Christendom; zet die twee woor
den maar naast elkaaren ge staat voor den
grootsten leugen of de grootste waarheid.
Christendom en Heidendomzet ze naast
elkaar; en ge staat óf voor onzin van 't Nieuwe
Testament óf voor een nieuwe werkelijkheid,
die waarschuwde tegen valsche Christussen.
Christendom
En hoe treffend, wat de Japansche professor
Anesaki eens zei; „Wij Boedhisten zijn bereid
't Christendom aan te nemen, neen, laat on.
liever zeggen: ons geloof in Boedda is geloof
in Christus; wij zien Christus, dew ij 1
wij Boeddha zien."
ChristendomIs Boeddha onze Christus
„Allah is groot en Mohamed is zijn
profee t", zoo was de wapenkreet, waarmee
de Saracenen Arabië uittrokken, Rijken stichtten
en tot de bekende Kruistochten noopten; en die
nog de Nederlandsche Regeering tot uitkijken
aanmaant in onze Koloniën. De Islam. De
Koran. Is Mohammed meer dan Christus?
Christendom
En men praat van een antiek en modern
Christendom, zooals men praat over antieke
kunst en moderne; over antieke of klassieke
leterkunde en moderne; zooals men spreekt over
't oude en moderne Jodendom; 't oude en mo
derne Heidendom.
En zooals de antieke poëzie geboren is, al
thans op Nederlandschen bodem, toen de Re
formatie haar vleugelen uitsloeg in 1600, en
daarmee dichterlijke talenten gelegenheid bood
om op de basis der oude religie het klavier der
consciëntie te tokkelen, zoo is helaas, de mo
derne poëzie de vertolkster geweset van een
modern Christendom.
Wie 't woord Christendom tegenwoordig uit
spreekt, weet niet meer wat hij zegt.
Er is een „oud" Christendom 1 een rationa
listisch Christendom met zijn God-, Deugd- en
Onsterfelijkheid; een humanistisch of hoog ver
licht Christendom èn er is ook een empirisch
Christendom of een ervaringschristendom, dat
wel in zak en asch mag gaan zitten en 't boete
kleed aandoen, omdat 't zoo vér van 't Chris
tendom der geloofswerkelijkheid en der geloofs
werkzaamheid afstaat.
Het moderne Christendom kan uitgescha
keld worden, als over 't wezen des Christen-
doms moet gesproken; want zoo waar en zoo
juist als de tegenstelling van oud, n
modern, is in de Kunst en de Litteratuur,
zoo onmogelijk is 't om oud en modern
te gebruiken bij de bepaling van 't Christendom.
't Is zooals Da Costa zong in zijn „Vijf en
twintig Jaren, een lied in 1840"
Een andre geest stuwt thans de stoute
raderen voort
't Is geen doorvorschen meer, maar richten
van 't Woord
Des Heeren God gedaagd ter vierschaar
van de Rede.
Zijn Waarheid, veil gesteld voor ingebeelden
vrede.
Of wijsheid uit 't stof.
't Is Heldendeugd en kracht
Gepredikt aan de ziel, die naar vergeving
smacht
't Is uit 't Christendom den Christus weggenomen.
Als de dichter Jacques Perk zingt
Schoonheid, o Gij, Wier naam geheiligd zij!
Uw wil geschiede; kome Uw heerschappij
Naast U aanbidde de aard geen andren god
Als de dichter Kloos zingt
Ik ben e'en' god in 't diepst van mijn
gedachten,
Als Helene Swartb dicht over haar zie]
O ZIEL 1
Een dwarrelend blad van den levensboom,
Een droppel verloren in den levensstroom,
Een zingende vonk van een1 zilvren ster,
Een trillende vlinder, een roze-aroom,
Een klank in 't zwellende stormorkest,
Een koreltje duinzand van zeeën-zoom,
Een schaduw van 't wolkje dat vlot door 't
blauw,
Een sneeuwvlok bij dooiweer, een hemeldroom
In 't bange gevang van mijn lijdend lijf,
0 ziel 1 en zoo trotsch tocheen
gods-atoom.
Als
Neen, dan grijpen we naar 't antieke Chris
tendom, dan grijpen we naar onze Geref. be
lijdenis met zijn onpeilbaar: „Die geleden heeft
onder Pontius Pilatus", en beluisteren ds. Revius
1586-1658:
't En zijn de Joden, niet, Heer Jezu, die u cruysten
Noch die verradelijck u togen voor 't gericht,
Noch die versmadelijck u spogen in 't gezicht,
Noch die u knevelden en stieten u vol puysten,
't En zijn de crychslui niet die met haer
felle vuysten
Den rietstok hebben of den hamer opgelicht,
Of 't vervloekte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en
twyschten
Ik ben 't, o Heer ik ben 't, die u dit
heb gedaen
Ik ben den swaren boom, die u had overlaen,
1 k b e n de taaye streng, daarmee ghij waert
gebonden,
De nagel en de speer, de geesel, die u sloech,
De bioetbedropen croon, die uwen schedel
droech,
Want dit is al geschied, eilaas! om mijne
sonden
Ik ben, zegt Kloos, en hij is pantheïst.
Ik ben, zegt Revius, en hij is antiek.
Het moderne Christendom schakelen we dus
uit, als we over het wezen van 't Christen
dom gaan schrijven; 't Christendom kan
geen tegenstelling aanvaarden van antiek en
modern, omdat in 't Christendom heerscht de
incarnatie-idee, de vleeschwording van
't Absolute, het Eeuwige, het Volmaakte. En
deze drie begrippen, omvattend tijden en eeu
wigheid, kunnen door „antiek" of „modern"
nooit in tweeën gedeeld worden: 't Absolute is
antiek èn modern; en al is de Vleeschwording
zelf aan de categoriën van tijd en ruimte ge
bonden geweest, want tijdens Augustus is ze
te Bethlehem geconstateerd door herders van
Efratha: toch is de Hemelvaart weer een
verschijning, die van 't Absolute en 't Eeuwige
en 't Volmaakte het machtigst en meest treffend
bewijs levert.
Moderne wereldbeschouwing, moderne We
tenschap, kunnen gelooven, dat ze 't
Christendom tot basis hebben; onzes inziens
doet elke moderne theologie, elke moderne we
tenschap, elk modern Gods- en Christusbegrip
afbreuk aan 't Christendom, omdat de religieuse
drijfkracht van hun leven, omdat de norm van
hun ethische gemoedsbeweging, omdat het prin-
cip van hun praktisch werken niet rust op een
Christus der Schriften, maar op een
historischeni Israëliet, die als elk genie, eens
in de zooveel eeuwen aan den geestelijken
horizon opkomt en verdwijnt.
't Modern Christendom beweert 't Christen
dom hoogelijk te roemen; beweert daarin; dat
is, in haar centraal punt, Jezus, type en ideaal
te vinden van den mensch en vóór den mensch,
die naar wezenlijke vroomheid streeft, en dufi
naar zijn moderne opvatting, naar de hoogste
goederen streeft, welke den mensch zijn weg
gelegd.
En volkomen zijn we 't met 't moderne Chris
tendom eens, dat, al kwam er in de toekomst
een nog hooger en reiner type tot openbaring
dan Jezus was, Hij, de historische Jezus, heden
nog altijd volkomen bi; machte is om het
religieuse streven1 der Menschheid te bezielen
en te beheerschen.
Maar hier komen we tegen op, dat de moderne
Jezus der Schriften géén verpersoonlijking der
heiligste vroomheid is; en dat de mo
derne Christus des geloofs niet gehangen heeft
aan een kruis der verzoening, maar een beeld
is, gevormd uit wat de overlevering aan gods
dienstige ideeën van een paar Apostelen ont
leende.
Zóó wordt 't Christendom: moderne theolo
gische „wetenschap", die naar een Christus en
Christendom zoekt, maar Hem niet vindt, omdat
de eerste voorwaarde van alle Wetenschap, het
primordiale, het principieele ontbreekt, n.l. dat
de Christus i s, was en zijn zal.
Zoo wordt 't Christendom: een rationalistisch
onderzoek naar waarschijnlijk historisch on
zuivere bronnen, waarin echter een zeker Cen
traal punt, dat God heet, niet valt te ont
kennen.
En daarom verloopt ze ook in humaniteits-
mystiek van 't Algoede en 't Alliefde; en de
kern: Gods Recht en Zijn genade is overboord
geworpen.
't Christendom is géén wetenschap, géén
humaniteit, geen vroomheid.
J. v. d. W.
Middelharnis, 12 September 1931.
(Wordt vervolgd).
Bij Brand* en Snijwonden, Pijnlijke Kloven,
Ruwe handen en Schrale huid.
Het offer der liefde
wint het.
Wie met een ideaal door het leven gaat
moet door goed en kwaad gerucht henen en
vindt tegenspoed op zijn weg.
In tijden van teleurstelling en tegenspoed ont
valt ons zoo dikwijls een droevig woord. Het
leed werpt zich meer dan eens in volle kracht
op onsdikwijls slaken wij de verzuchting
„waarom dit alles en was het wel goed van
mij dat ik zoo handelde Wij, menschen, wroe
ten toch altoos in de wonden, die ons worden
geslagen. Het „waarom" is dan als bestorven
op onze lippen. Slechts de zekerheid op Gods
weg te zijn en alleen het vaste vertrouwen dat
er niets geschiedt buiten het raadsplan Gods
kan ons de ruste geven der stille overgave.
Laten wij toch niet meenen, dat wij onzen
levensweg kunnen maken, dat wij bepalen kun
nen in wier liefde wij mogen deelen, waar wij
moeten leven en arbeiden en waar het ons goed
zal gaan, want wij vergissen ons. Meenen wij
een nieuwen weg in het leven te moeten op
gaan en natuurlijk dat kan voorkomen
dan moeten wij dien nieuwen weg niet gaan
om te ontkomen aan moeilijkheden, die er in
de oude omgeving dreigen, maar omdat wij we
ten, dat de arbeid in den nieuwen kring ons
door God op de handen is gelegd.
Niet vluchten voor wat dreigt, niet door te
leurstellingen u van het leven berooven, maar
alleen gehoorzaamheid aan Gods stem geeft ons
recht om te gaan waarheen onze schreden zich
tot nu toe nooit richtten.
Zoek niet naar uw plaats, uw plaats zoekt
naar u, dit woord is voor den mensch, die met
God leeft, eenvoudige waarheid. En zijn we
ergens met God, dan ontvangen wij van Hem
ook kracht tot arbeiden, tot lijden en verblij
den dan worden wij, ondanks alle tegenheên
niet verdrietig, maar overwinnnen wij in de
kracht van Hem, die ons er riep. God vergist
zich nooit, ook niet in de plaats en de familie
betrekking, waar Hij ons stelt
Als gij daar een bruidspaar ziet om voor 't
echtaltaar te treden, vraagt ge onwillekeurig
hoe zijn zij tot deze keuze gekomen
Volkomen ontsluieren wij nooit de geheimen
van iemands innerlijk levenhet eenige, wat
wij kunnen zien, zijn de openbaringen er van,
die ons vertolken wat er in het verborgene is
omgegaan.
Het is het mysterie der reine liefde, dat zich
hier uitliefde van den bruidegom tot de bruid,
en omgekeerd.
Want liefde is tweezijdig. Liefde toch
waar en hoe zij zich ook doe gelden liefde
is offer, en offer is eigen ik op zijde schuiven,
door eigen ik een streep halen, achteruit tre
den. En niets is moeilijker dan op tijd terug te
treden. Zoo gaarne houden wij onszelf vast.
De plaats, die wij eenmaal rechtens hebben in
genomen, verlaten wij liever niet.
In tijden van voorspoed, als het geld er in
vloeit, wanneer alles wat men onderneemt wel
gelukt, en de zon des voorspoed ons van alle
kanten toelacht, is het zoo gemakkelijk te zeg
gen ,wij hebben lief".
Op het winnen van geld bedacht te zijn is
noodzakelijk. Het is volkomen begrijpelijk en
allerminst af te keuren, dat men er steeds op
uit is zijn geldelijke middelen te vermeerderen.
Men mag niet uit het oog verliezen, dat ons
leven zelf voor een niet gering deel door het
geld beheerscht wordt. Stel alle weelde ter zijde,
min eenvoud, maar ook dan toch is uw leven
zoo heel anders, en komt tot zoo geheel andere
ontwikkeling, zoo ge u eenigszins geldelijk ruim
bewegen kunt, dan dat ge van 's morgens vroeg
tot 's avonds laat ruwen stoffelijken arbeid hebt
te verrichten, om u en de uwen den mond open
te houden.
Het geld is zulk een ontzaglijke machten
het gemis ervan maakt, in ernstige levensoogen-
bükken, soms zoo pijnlijk machteloos.
Het geld is een macht in uw hand, doch de
jaren van voorspoed, ook op landbouwgebied,
leeren ons, dat het geld even spoedig een macht
over u wordt, een macht die u beheerscht, en
die u, gewild of ongewild, almeer van het hooge
en edele aftrekt en u aan de macht van Mam
mon onderwerpt.
Hoeveel boeren zijn niet de dupe geworden
van de enorme winsten, die zij in den oorlog
en jaren daarna van de landbouwproducten
maakten.
Zij dachten tegen den fatalen invloed van
het geld en zijn verleidend vermogen zichzelven
te verdedigen.
Wie dit waagt is weg, eer hij het weet, en
heeft wanende zijn eigen meester te zijn, zijn
meester in de geldmacht gevonden.
De buitengewone winsten, welke jaren ach
tereen in den landbouw werden gemaakt, be-
schou wik voor ons eiland als een pest, waar
door duizenden jonge menschen worden verwoest
voor tijd en eeuwigheid. Het is een pest voor
het lichaam en een pest voor den geest, een
ontzettend gevaar voor de moraliteit der be
volking. Men bant alle ernst, kleedt zich keu
rig, speelt, rijdt en rost. Men verteert op cre-
dietmen is altijd vroolijk, veel overspannen
en niet zelden boven zijn theewater. Men spot
met al wat heilig is, voor waarheid heeft men
geen zin en liegt met het brutaalste oog. Men
schreeuwt om vermeende rechtenmen eischt
vermindering van lasten, men klaagt over rede
lijke landpachten, doch men begrijpt en verstaat
zijn plichten niet. Begrip van anderer eigendom
gaat te loor. Alleen het mondaine leven is de
eenige bron van levensvreugd.
Allerwege hoort men klaagtonen en het
woord malaise" is een modewoord geworden.
Een modewoord, omdat de boeren thans elk
jaar duizenden toegeven, derhalve geen inkom
stenbelasting betalen, op grond daarvan Vrij
stelling van schoolgeld eischen, maar toch voort
gaan den levensstaat op hoogen toon te voe
ren, met het rijden en rossen in fijne auto's en
op prachtige motorfietsen en wat dies meer zij.
Tenslotte zal men toch het hoofd moeten
bukken. Wie halsstarrig verzet blijft plegen te
gen den economischen gang van zaken wordt
gelijk het koren op het veld weggevaagd uit
zijn maatschappelijken stand.
Als men eigenlijk voelt dat het noodzakelijk
is van 's morgens vroeg tot 's avonds laat flink
aan te pakken, zuinig te leven en bij de zaken
te zijn, dan is het heel wat moeilijker te zeg
gen wij hebben lief.
Zoolang de verloren zoon rijk was naar de
wereld, had hij veel vrienden om zijn geld en
goed te verbrassen, maar toen hij zijn rijkdom
ver van zijns vaders huis in alle vroolijkheid
verteerd had, was er niemand meer, die hem
kende.
Laten wij ons allen inscherpen de waarheid
van de spreuk „Vrienden in den nood, duizend
in een lood".
En aan die vuurproef komt de liefde als
men met groote moeite in het onderhoud van
zich en de zijnen kan zorgen. Dan komt de
echtheid der liefde eerst aan 't licht. Velen
kunnen dien vuurproef niet doorstaan. Daar
door is heel wat spanning in de wereld ge
komen en meer dan een leven is geknakt.
Voor het sluiten van een levensband, die
de stormen en den strijd des levens kan trot-
seeren, die in dagen van blijdschap en van
rouw krachtig blijft, die een zegen is voor ons
zelf en voor anderen is het bovenal noodig,
dat wij te zamen in alles en voor alles den
Heere danken. Dan zullen wij niet klagen over
de malaise, dan laten wij in minder goede jaren
het hoofd niet zinken, maar dan steunen wij
op Gods genade, dan weten wij slechts rent
meester te zijn van alles wat God ons heeft
geschonken. Dan kunnen wij het Job nazeggen
„De Heere heeft gegeven, de Heere heeft ge
nomen, de naam des Heeren zij gelóófd."
NIEUWE TELEFOONAANSLUITINGEN.
MIDDELHARNIS.
No. 174. D. Blokland, Techn, Bureau.
No. 175. A. Vroegindeweij Pz., Stationsweg,
Dirksland.
No. 176, Jac. van der Wende, Oliën, Vetten
en Teerproducten, Sommelsdijk.
No. 177. P, J. van den Doel, Tuinstraat,
Dirksland.
No. 178. A, Boogerman, Ijzer- en Houthandel,
I
i)
oberlahnstein
HEERLIJK EH 6EZ0H9 Mr flATUURLUK BfMTER
Het geregelde gebruik van VICTORIA»WATER heeft een zeer gunstigen invloed
op de gezondheid. Voor huishoudelijk gebruik zijn de heele schroefflesschen,
welke een liter Inhoud hebben, zeer voordeelig en gemakkelijk.
ACHTHUIZEN.
No. 5. J. Campfens, Aannemer.
NIEUWE TONGE.
No, 37, D. van Es Nz.
OOLTGENSPLAAT.
No. 59. C. Oseweijer, Slager.
No. 60. W. J, Buth, Vleeschhouwer.
Zaterdag 12 September des avonds 6 uur,
(zomertijd) te Ouddorp, in het Logement
Akershoek, verhuring bij inschrijving voor
het seizoen 1932, met beding van vrije cul»
tuur, voor den heer Joost van Waarde te
Goedereede, van 1.42.70 H A. (2 G. 33 R.
V. M.), bouwland te Ouddorp op Preekhil,
in 2 perceelen, en 0.78.06 H.A. (1 G. 210
R. V. M.) bouwland te Ouddorp, op den
Springertpolder.
Notaris VAN DEN BERG.
ROTTERDAM, 8 Sept. 1931.
Op de heden in ons Veilingslokaal, War»
saoezierstraat 37—39, gehouden Veiling, w
den de volgende prjjzen besteed
Kipeieren. 3,— tot 6,60
Eendeieren 3.50 tot 4 90
Ganseieren tot -
Aanvoer 135.000 stuks.
DE ROTTERDAMSCHE VEILING
In onze kringen wordt wel eens gedacht, dat
de vrouw in het wereldgebeuren een zeer onder
geschikte plaats inneemt. Velen onzer vrouwen
denken nog vaak, dat de man de wereldgeschie
denis maakt en de vrouw slechts invloed heeft
op het leven naar den binnenkant van het huis
gezin.
Al was dit waar, dan nóg zou de vrouw als
moeder groote invloed, zij het een indirecte,
hebben op het publieke leven, want zij hebben
grootendeels de opvoeding in handen van het
kind, dat straks man wordt.
Maar daarnaast heeft de vrouw steeds veel
rechtstreekschen invloed op het publieke leven
gehad. En dan helaas meestal ten kwade. Ik
denk hier aan de vrouwen van de Russische en
Fransche hoven, die de regeeringspersonen om
hun „albasten vinger" wonden, zooals het vaak
dichterlijk gezegd is.
Maar die invloed is in onze dagen zeer toe
genomen.
En in de revolutionaire woelingen nemen ze
een groote plaats in.
Men heeft wel eens gezegd, dat het vrouwelijk
gemoed zich verzet tegen den oorlog en de
revolutie. De geschiedenis, vooral die van onzen
tijd, leert dat het tegendeel waar is.
Men heeft het zelfs wel voorgesteld, dat de
vrouw zóó vredelievend en zachtmoedig is, dat
het zelfs gewenscht zou zijn haar groote macht
te geven op het publieke terrein, omdat dan het
gevaar van oorlog zou verminderen
Voor deze bewering is echter geen enkelen
deugdelijken grond aan te voeren.
De beroemde dichter Goethe zegt in zijn lied
„van de Klok"; „in tijden van revolutie worden
vrouwen tot hyena's.
De vrouw is meestal wat haar karakter be
treft eer geneigd tot uitersten. Iemand heeft
dan ook eens niet onaardig gezegd: als de
vrouw rechter werd, zou zij slechts laten hangen
of vrijspreken, een tusschenweg kent ze niet.
Dat is misschien wel wat overdreven, maar
er zit toch een kiem van waarheid in. N.l. deze
groote waarheid, dat een vrouw zich voorname
lijk laat leiden door haar gemoed en' dat gemoed
is vatbaar zoowel voor het edele en liefelijke
als voor het allervreeselijkste. Vandaar, dat een
vrouw beter in het goede, maar ook slechter
in het kwade kan zijn, dan de man.
Maar in geen geval is het waar, dat de vrouw
vredelievender is dan de man. En het is be
droevend, dat het gezegd moet worden, maar
bet is een feit, dat in onze dagen een groot
aantal vrouwen met groote geestdrift deelneemt
aan de revolutie van het bolsjewisme en com
munisme.
Zij vreezen den bloedstroom niet.
In Amerika is de communistische actie krach
tig gesteund door voorname en rijke dames, die
dat als een soort „tijdverdrijf" beschouwen. Zij
vinden het interessant om gevreesde communis
ten in haar salons te ontvangen en aan haar
gasten te toonen. En zij hebben groote sommen
over voor de revolutionaire propaganda.
En de communistische actie in Europa wordt
door vele vrouwen met hart en ziel gediend.
Ik noem slechts de namen van vrouwen als
Klara Zetkin en Sylvia Pankhurst.
Bij revolutie zijn de vrouwelijke leidster ge
vaarlijker en bloeddorstiger dan de mannen. Zij
laten zich geheel door hun gevoel beheerschen
en kennen geen matiging en zelfbeperking.
Voor eenigen tijd las ik een boek, „de Dic
tatuur van het Proletariaat in Hongarije", waar
in de ontzettende tijd beschreven wordt toen
Bela Kun in Boedapest de Revolutie bracht.
Het is opmerkelijk, dat óók toen de revolutio
naire vrouwen een vreeselijke rol gespeeld heb
ben en de mannen op gruwelijke wijze hebben
gemarteld en vermoord.
Wij als Christen-vrouwen hebben daar iets
uit te leeren.
In de eerste plaats dit; dat als ons hart niet
wedergeboren is en beheerscht wordt door de
genade van Christus, ook de vrouw in handen
van den geest uit den afgrond gebonden ligt.
Ook de vrouw moet zich laten leiden en binden
door het Woord van God, opdat de Geest der
genade haar beziele.
Maar dan ook: de Christen-vrouw heeft in
onze bange dagen een taak. In de eerste plaats
in haar huisgezin bij de opvoeding harer kin
deren. En dan ook heeft zij te zorgen in staat
te zijn die kinderen geestelijk op te voeden en
bij het rijper worden dier kinderen hun ver
trouwen te behouden en met hen de moeilijke
vraagstukken van het leven te behandelen.
Dat is een zware taak, alleen in Gods kracht
met rijke vrucht te vervullen. Maar dan moeten
onze vrouwen ook alle middelen aanwenden om
de bekwaamheid te verkrijgen tot haar roeping.
Heerlijk Is het als zij haar jonge meisjesjaren
wel besteed heeft. Maar ook later kan zij door
de Christelijke lectuur, die voor onze vrouwen
in groote mate verkrijgbaar is, ik denk slechts
aan het orgaan van den Ned. Chr. Vrouwen
bond, op de hoogte gebracht worden met de
groote vraagstukken, die zij in haar leven ont
moet.
Geve God ons de kracht en de wijsheid om
in deze zware tijden ons werk te doen op de
plaats waar God ons stelt, opdat wij ook naar
de mate onzer gaven en krachten mogen mede
helpen een dam te vormen tegen de wassende
stroomen van Ongeloof en Revolutie.
M'n beste nichtjes en neefjes
Zoo langzamerhand krijg ik de raadselfamilie
weer thuis in ons hoekje. Het uitgaan is af-
geloopen en het wordt 's avonds weer vroeger
donker, het buiten spelen moet vanzelf dan ook
watb ekort worden en dan krijg ik natuurlijk
weer langer brieven.
Zijn jullie weer flink aan 't werk op school
In vacantietijd denk je niet zoo om rapporten,
maar o wee, dat wordt nu ook weer ernst, hé
Allemaal heel veel groeten hoor.
Jullie TANTE TRUUS.
TINEKE.
XVII.
Met Pa en Moe saampjes was het een fijne
wandeling van het dorp naar huis.
En 's avonds zei Pa; ik heb vanavond nu
eens vacantie genomen, hoor, ik doe niets meer.
„Dat is fijn", juichte Tini. „Pa vertelt U dan
eens een vreeselijk lang verhaal. Toe Pa, doet
U het?"
„O zoo, is dat vacantie voor me Jij gunt
je arme vader ook geen rust, hoor,"
Tini zag al aan Pa's gezicht, dat ze 't al
gewonnen had.
Dat werd weer eens een echte avond.
Tini voelde de eenzaamheid nu niet zoo erg
en morgenavond mocht ze weer naar Truus en
zusje. Wat zou ze dan weer echt spelen. Tini
voelde zich dolblij. Wat was het tegenwoordig
echt prettig. Eerst was 't hier naar geweest.
Toen was er niemand om mee te spelen. En de
meisjes van school, uit het dorp, mochten altijd
niet naar hier komen, 't was zoo ver.
Maar nu had ze een vriendinnetje dicht bij.
Pa vertelde een lang verhaal. Echt fijn. En
toen Tini naar bed ging, gaf ze Pa een extra
stevige nachtzoen voor zijn mooi verhaal.
Toen Tini naar bed ging zei Moe tegen Pa:
„Ik geloof, dat onze Tini nu gaat strijden tegen
haar booze buien en ze kan nu ook makkelijker
wat overgeven aan de andere kinderen. Zouden
we nu haar mooie pop van haar verjaardag
terug geven Ze is nu toch weer vaker alleen,
nu onze logeetjes weg zijn."
„Nee", zei Vader, „laten we er nog wat mee
wachten. Het moet voor onze Tineke niet al
te gemakkelijk blijven gaan. Ons meiske heeft
het zoo gemakkelijk, ze heeft altijd alles alleen,
wat ze graag wil heeft ze bijna altijd gekregen,
laten we haar op die pop nog laten wachten,
misschien krijgen we er wel een goede gelegen
heid voor, dat we haar die geven kunnen."
Die gelegenheid zou gauw genoeg komen.
Een paar weken daarna werd Mina, het
meisje, ziek. Dat was druk voor Moe, want
Mina's zuster kon maar een paar dagen per
week komen helpen.
Maar Tini had al zoo dikwijls gezien hoe
Truus eiken -dag wat meehielp thuis. En toen
dacht Tini: nu ga ik Moes helpen, anders wordt
Moe weer ziek net als vroeger in de stad.
Maar wat trof het nu slecht. Ze wilde Moe
helpen en Woensdagmiddag mocht ze met Truus
samen bij Miep in het dorp blijven om te
spelen, daar was het altijd zoo leuk.
Als ze eensmaar nee, dat hoefde toch
niet. Ja, maar, die arme Moe had het druk.
Mina lag boven ziek. Haar zuster kon 's Woens
dags nooit komen. Dan zat Moe zoo lang alleen,
als ze eens
Als ze eens direct uit school naa rhuis ging.
Dan zou ze tegen Moe zeggen: daar ben ik,
dan lekker saampjes met Moes boterham eten
en Moes helpen met afwasschen en dan saampjes
met Moe alles klaar maken voor t eten
's avonds. Maar bij Miep was het altijd zoo
leuk. Dan moest Truus alleen naar huis. Anders
was Moe alleen. Dat was toch erger. Als ze
eens
Zoo vocht die kleine Tim maar in zichzelf.
En het was heerlijk, dat Tini zoo vocht in zich
zelf. Heerlijk? Ja, want vroeger vocht Tini
nooit, dan deed ze alleen maar wat prettig
voor haar eigen was.
Tini was er stil van onderweg. Truus be
greep er niet veel van.
Onder schooltijd moest Tini er toch telkens
nog aan denken. In eens dacht ze: ik blijf bij
Miep. Moe vond het toch goed. Bij Miep was
het immers altijd zoo leuk. En toch was Tini
niet blij, dat ze er heen zou gaan.
Toen de school uit was stapte ze opeens ste
vig naar Miep toe.
„Zeg Miep, ik ga niet' met je mee, hoor.
'k Ga naar huis. Mina is ziek, en Moes heeft
het druk en nou is Het zoo naar en zoo stil
voor Moe."
„Wat eng is dat nou", viel Miep uit. „Je
mag toch van je Moe."
Hulpeloos keek Tini even rond. Zou ze dan
toch maar blijven Maar de bij de hande Miep
had al weer spijt van haar uitval.
„Nou, Tien, als 't voor je Moe is, dat is
eigenlijk wel waar ook."
„Truus keek eerst ook even verbaasd. Ze
hield echter ook veel van Mevrouw van der
Hoog, die zoo lief voor haar geweest was toen
zusje roodvonk had.
„Wil ik dan met je meegaan, Tini, dan hel
pen we samen je Moe, dan komen we volgende
week bij Miep."
Toen trok Miep toch even een raar gezicht.
Als nu allebei haar vriendinnetjes niet kwamen,
dan kwam er van haar speelmiddag niet veel
terecht.
Tini zei daarom wel gauw: „Nee, hoor Truus,
ik hol hard alleen weg. Dag hoor." En weg
draafde ze.
Truus en Miep stapten gearmd weg 'en Tini
draafde maar door.
„Wel kindje, wat scheelt er aan, dat je naar
huis komt Ben je niet goed Je ziet er zoo
verhit uit. Of mocht het niet bij Miep
Moe keek heel bezorgd. Zou Tini nu alweer
gekibbeld hebben. Moes vroeg dat echter niet.
„Nee, Moe, heelemaal niet, heelemaal niet.
Ik kom u helpen heel den middag, u was zoo
akelig alleen. Truus wou ook al mee komen"
helpen, maar dan kon Miep niet spelen, 'k Heb
hard geloopen, Moe."
Wat keken Moeders oogen nou blij, zóó blij.
En Tini keek even beschaamd voor zich.
Hoe had ze eerst toch nog bij Miep willen
blijven. Als Moe dat toch eens wist, zou ze
niet zoo blij kijken.
Moe gaf haar een zoen en zei: „Je bent mijn
lieve groote meid, hoor."
(Wordt vervolgd).
Corres
zenden
De sj
Dit pro
twee crl
halfpin.
1. .1
2. Pe5)|
1.
2. Df4:j
Probit
Het paa:
en ontpi
Men
toetrede!
zet telt
oplossin!
(minimu
delijksch
punten
Heeft
ingezoncj
mee te
voor de|
Ter
termijn
oplosser|
tezamen
Wit: i
Zwart:
pi. c5, d
Wit g>
Oplossi
L. Weedl
W- C. Laf
!üdi"
D. Kareld
B. Duver|
C. Hoflar
P. Klein
G. van G|
A. Verbr
J. P. Cop;
20)
„Ja. M;
stens vol
moeilijk",
„Inderd
niet, als j<
gadeslaat,
En boven
men, dan
radelooshe
nog verdJ
Gretha i
toen Mari|
zaal, om
te verrich
O, 't w;
te spreke
inderdaad
bewaarhei
ongeveer
1 beek Leeu
haar vade
en Arie
gestort
De verq
haar ant.
geweest
neigd, Gc
niet in he
genade ni,
Neen, 2
blijven hal
eens bewa