De scholen zijn weer begonnen, E3BW EEOEKTE VOOS 0"ü""W E3ïT Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. En de Geest en de Bruid zeggenKom. n. Gods stem in de natuur. tasch en boeken zijn in orde. Maar hebt gij voor FUROL gezorgd? PUROL verzacht en geneest alle wondjes, die Uw kinderen in, van en naar school opdoen. regelen. Om 12 uur 's middags vond een con ferentie plaats met H. M. de Koningin en den tijdelijken Voorzitter van den Ministerraad. Laatstgenoemde zette, op verzoek van H. M. eerst den politieken toestand en de beteekenis van het ontvangen' telegram uiteen en betoogde dat, ofschoon tot voorzorg het schorsen der verloven noodig was, er nog geen aanleiding bestond over te gaan tot een zoo diep in grijpenden maatregel als een tweede mobilisatie. Daarna zette Generaal Snijders de militaire zijde der zaak uiteen. Hij wees op de onmogelijk heid eener verdediging tot het uiterste van Zeeuwsch-Vlaanderen en gaf een overzicht van de genomen maatregelen tot verdediging van de kust, de afsluiting van den Scheldemond en de verdediging tegen een aanval op Zeeland door de Duitscher, daarbij op de noodzakelijkheid wijzend voor beide partijen, wanneer zij ons gebied in Zeeuwsch-Vlaanderen wilden betreden en behouden, ook Vlissingen te bezetten. Hij toonde verder aan, dat het schorsen der ver loven de presente sterkte met 10 a 20 ver hoogde en dus onze gereedheid in hooge mate bevorderde, maar dat hij op dat oogenblik een volledige mobilisatie evenmin noodzakelijk als gewettigd zou achten. UITKIJK. In onze inleiding hebben we 't stramien ge toond, waarop we borduren willen: de Geest en de Bruid, staande achter de poort des ein digen Tijds; en intredend in den eeuwigen taber nakel, bieden den Zoon aan de vrucht hunner worsteling in de duizenden jaren, dat ze hun actie voeren hier beneden in 't leven der Schepping. En in die worsteling tegen de door de Zonde aangetaste Schepping, wil de Gereformeerde, de Calvinist, den Geest, als werk der dankbaarheid, en geenszins uit loon voor werken; ook geenszins in eigengerechtigheid, den Geest in dat ingaan tegen de Natuur, helpen. Wil de Calvinist, blind in de toekomst, doch ziende op 't gebod, onder leiding van dien Geest, de excursie, den aanloop, den uitloop, het onderzoek, de controle, de formuleering, de correctie van dat door den Duivel met kwaad bezaaide levensterrein, beginnen. Het terrein der Schepping is groot. De zonde is ingedrongen in de Wetenschap pen: waar is de Wijsbegeerte smetteloos rein waar is de Theologie zonder vlek of rimpel En of ge nu wilt praten over de Psychologie, d.i. de leer Uwer ziel en zielsvermogens, dan wel over de Geneeskunde, de Letteren, de Sociologie of Maatschappijleer Of ge de Aarde bestudeert, of de sterren met wolken en lucht, dan wel de Staten en de Staathuishoudkunde en de Politiek Of ge de Wiskunde of de Rechtswetenschap pen; Volkenkunde of den' enkelen Anthropos, d.i. den Mensch Of ge de Oudheden nagaat dan wel U ver diept in de Scheikunde en Natuurkennis Alles ligt onder den vloek der zonde, en op 't terrein aller Wetenschappen geldt ook 't pijnlijke woord: Wie zal een reine geven uit een onreine; want de Zonde i s een ontzettende macht en de wil des duivels heftig om zich ook van alle Wetenschap meester te maken ten bate van zijn koninkrijk, „Tegen God" is zijn leus. Zwaar, zeer zwaar is die strijd, alléén door Goddelijke macht te voleinden, en door Zijn geloovigen mee te strijden met een immer vol hardende energie, met vurigheid van geest, hart, verstand en krachten en met de onophoudelijke bede: Gord ons aan door 't Geloof met Uw kracht; en die Uwe kracht worde vol bracht in onze zwakheid. En ware de Zonde nu nog slechts ingedrongen in de Wetenschappen, maar ook in de Kunst. Waar is de dichter; waar de schilder; waar de beeldhouwer; waar de componist, die zeggen kunnen: Mijn werken en ik zijn rein, alles wat ik wrocht was ter eere en verheerlijking van mijn Schepper. In Hem alleen zag ik 't ideaal der Schoonheid en in mijn zang en muziek, in mijn lied en decoratie, in mijn beeldhouwwerk en sculptuur zag ik Hem als mijn Formeerder. En even droef staat 't op 't terrein van den Arbeid; van 't Fabriekswezen; van 't Kapitaal. Er is niets meer in de Schepping of de doo- delijke hand des demons heeft 't aangeraakt. De Wereld ligt verdoemelijk voor God Maar nu gaan de wegen uiteen bij de aan schouwing dier ellende! De wegen van Calvinist en Dooper- s c h e n scheiden zich. Hier, bij de aanschouwing des afvals en der afbraak, zegt de Calvinist: Ik g a in in die zondige atmosfeer en red wat te redden is in de kracht des Hee- r e n He eren! Maar de Doopersche weigert. Hij beweert, zóó genoeg te hebben aan zijn eigen Ellende, Verlossing en Dankbaarheid, dat hij zich verder met niets kan bemoeien. Hij sluit zich op en sluit zich af. Zoo worden Calvinisten en Dooperschen tegenvoeters en tegenstanders. Aanpakken of stilzitten 1 dat is de antithese. Uitgana of afsluiten 1 In de wereld zien of zichzelf zien En waar zit nu d e wortel van dit ver schil Niet hierin, dat de Calvinist zoon vluggerd en hardlooper is; zoo'n strijder met blakenden ijver; en de Doopersche liever „vadsig" met het boekske in 't hoekske zit; want zoo'n onder zoek van 't boeksken is géén lui- en vadsig heid; is óók actie; wordt óók gedragen door bezieling Doch hierin zit de wortel, dat de visie op de beteekenis van t Christen dom zoo verschillend is. In de waardeering van t Christen dom: daarin èn daarin alléén schuilt de al eeuwen oude strijd over „Natuur en Genade". In onze volgende artikelen hopen we dat Doopersche geestesleven, zooals 't vóór en na de Kerkhervorming in allerlei gestalten optrad, èn nu nog optreedt, nader te bezien; maar nu slechts wijzen we op de bron der eeuwen- verdurende tweespalt tusschen een Calvinist en Doopersche. Later willen we in een afzonderlijk artikel gaarne zeggen, wat we precies onder een Calvinist verstaan; en wat we precies onder een Doopersche verstaan. Zij 't in dit artikel voldoende om Calvinisten en Dooperschen voor- loopig als twee afzonderlijke groepen te teekenen, absoluut van elkaar gescheiden door den tweeërlei kijk op 't Christendom. Voor den Calvinist is 't door Jezus in de wereld gebrachte Christendom niets minder, maar ook niets meer dan Een Terugkeer tot de Schepping van voor 6000 jaar. Een Herstelling. Voor den Doopersche is 't Christendom Zaligheidsleer, Heilsleer, Soteriologie met al de goede en slechte konsekwenties, die daar uit volgen. Voor den Calvinist geldt: Hoe komt God tot Zijn eer in Kerk en Staat; op alle terrein des levens. Maar voor den Doopersche is de eenige vraag: Hoe worden we zalig, en welke is de roeping van den gezaligde tegenover de Wereld, die 't Booze ligt. Maar ieder voelt, dat er nu veel andere vragen moeten beantwoord worden. Want 't Christendom heeft zich vanaf 't Kruis in de wereld trachten te vestigen; en is die wereld ingegaan met een geschreven Woord. Vrage dus: Hoe ziet een Calvinist dat Woord; en wat is die Heilige Schriftuur voor een Doo persche Is dat Woord alleen Zaligheid s- lectuur? Als twee menschen, die denzelfden God die nen, eenzelfden brief ontvangen, lezen ze dien nog niet eender. Wa t leest ge, en hoe, en waartoe, en waarom, en wat is 't resultaat der lectuur; wat ademt ge in als dat Godswoord voor u ligt Is 't uisluitend Liefdelectuur? Doch er is een vraag. 't Christendom heeft zich in een Zicht bare 'Kerk naar de Heidenwereld gekeerd. Vrage dus: Wat is de „Kerk" der Calvinisten en wat ,die" der Dooperschen Maar ook: wat doet de Calvinistische Kerk tegenover die overgeschoten „heidenen". En wat doet de Calvinistische Kerk als er dwalingen intreden Is de Kerk een lustoord, uitspanningsoord der ziel Doch er is nog een vraag. 't Christendom stichtte een Christelijke Maat schappij. Vrage nu: Wat specifieks had deze Chr. Maatschappij En hoe staat de Doopersche in die Maatschappij met haar deugden en tekort komingen Is er een Sociale kwestie of niet Weer een vraag 't Christendom verzette zich in zijn aanvang tegen de Kunst, omdat deze zich in de Grieksch- Romeinsche wereld wel wat al te zinnelijk had aangesteld. Men behoeft de illustratiën maar na te zien dan ligt de waarheid dier zinnelijkheid bloot. Doch dat verzet duurde niet lang, en kón ook niet lang duren, omdat 't door God in geschapen kunstinstinct en de aesthetica of 't gevoel voor 't Schoone zich nooit inhouden kan. 't Christendom is dus toch met de Kunst begonnen: dichtkunst, schilderkunst, beelden, prachtkathedralen en met allerlei Eeredienst- altaren enz. enz. Vrage nu: heeft 't Christendom dus een fout begaan om in die Kunst in te gaan Al werd op 't Heidensche een Christelijk stem pel gezet: was daarom toch niet de Kunst in en buiten de Kerk te veroordeelen 't Rook toch naar de Natuur, de Wereld Het aantal vragen, dat te stellen is, is legio. En ze komen, ontspruiten alle, uit deze ééne: Waarvoor is Christus op Aarde gekomen Wat is 't wezen des Christendoms J. v. d. W. Middelharnis, 6 September 1931. (Wordt vervolgd). In den vroegen morgen maakte ik een wan deling over den nabijgelegen zeedijk. Telkens wisselt het Haringvliet van beeld en toch blijft de stroom dezelfde. Nu eens straalt de zon er over met haar blijde schittering, dan ligt hij eindeloos ver uitgestrekt als een grauw golven- veld, waarin ae loodkleurige lucht zoo somber weerspiegelt. Maar altijd is hij schoon, en voor het oog van een Hollander, kind der zee als hij is, is hij dat dubbel. Wie onzer raakt wel ooit uitgekeken aan de schoonheid der zee, als hij uren lang luistert aan den voet van het duin naar haar monotone zan gen De zee heeft haar eb en vloed, haar vaste tijden. Nu eens stuwt zij hare wateren voort tegen de eenzame stranden en hooge rotsen der kust, om eenige uren later weer weg te zakken in zwal pend schuim, slechts achterlatend, wat zij aan prooi meevoerde. Wanneer gij op den hoek van den Bommel- schen zeedijk staat, zoudt ge denken dat e'en onrustige geest der zee woont in de diepte van het Haringvliet en de wateren beroertde stroom toch verandert onophoudelijk van voor komen. Niet vele uren aaneen blijft de opper vlakte onveranderd. Gelijk een beweeglijk ge laat, waarover de weerschijn van de gedachten der ziel heenglijdt in afwisseling van glimlach en ernst, zoo lachen en toornen Haringvliets' golven tuschen de met riet begroeide oevers. Het eene oogenblik ligt daar de oppervlakte rustig en glanzend, een geweldige spiegel voor de wolken van het hemelruim, voor torens en hooge boomen dan komt er plotseling be weging in de diepte, er schijnt een huivering door de wateren te gaande heldere spiegel breekt en donkere wolken gaan er over. In de verte klinkt een steeds sterker geruischde wind ontwaakt en vereenigt zich met de zuch tende golfslag tegen den oever. Al hooger 'en hooger gaan de golven, de 'kammen rijzen op, wit van schuim, de geest der zee schijnt te ra zen en te tieren in de dieptehet water wordt zwart en de golven jagen voort, hoog op tegen de kleiachtige dijken. Wee hem, die in goed vertrouwen zijn vaartuig heeft overgegeven aan den grilligen stroom, die straks nog zoo mooi lachte. Doch na 'enkele uren leggen zich de schui mende golven de stem van den wind op het water verstomt, en als de avond komt weer spiegelt het Haringvliet weer witte zomerwol ken in zijn diep blauw vlak. Wonderbare heerlijke zonsondergang volgt op de heftige stormbuien. Terwijl een deel van het dorp gehuld is in een dichten, donkerblau- wen wolkensluier, die de lijnen scherp doet af steken tegen den lichten avondhemel, glijdt over een ander gedeelte een schaduwspel van afwis selende kleurenviolet, blauwgrijs, goudglan zend, soms overgaand in blinkend wit, zoodat tal van daken als met sneeuw bedekt schijnen. Doch de kleuren veranderen de blauwe sluier wordt lichter van kleur en smelt met den hemel samen tot een gelijkmatig agaatgrijs. De gloed van den zonsondergang in het Westen ver bleekt, en op hetzelfde oogenblik eindigt het schouwspel over de dakennog op het laatste oogenblik, als het in tuin en boomgaard donker wordt, glijden bleekroode stralen over Haring vliets' watervlak, doch ook die verdwijn'en, en over de geheele landstreek breidt zich de lichte, eenkleurige schemering uit van een Flakkee- schen zomeravond. Het is in een morgen van begin Augustus dezes jaars. In het Oosten even boven de kimme ontwaart men donkerblauwe tinten, de eerste boden van den komenden dageraad. Steeds ster ker wordende lichtglansen verdrijven dén nevel, die zich overal heeft gelegerd, en straks ver schijnt de dagvorstin, in heerlijken glans, alles overstroomend met licht, alles ten leven wek kend. Het is den geheelen dag drukkend warm in de natuur. Als ik mij om vijf uur van het kan toor per fiets huiswaarts begeef is het doodstil. Over den nieuw geasphalteerden provincialen weg keert een maaier van den arbeid terug, en zingt op den weemoedigen toon, bij de armen zoo geliefd. Ik zie zijn zeis in de avondzon flik keren. Uit den toren der katholieke kerk te Acht huizen klinkt het zachte kleppen van den vesper met lieflijke, heilige treurigheid. En dat alles is muziek, die de wonderzoete aandoeningen in mijn hart begeleidt. Of neen, mijn geluk maakt dat alles tot muziek, denk ik, want ik heb wel eens gehoord dat de lieflijke vrede van een zomeravond aan ongelukkigen een wreede spoternij schijnt. Om negen uur 's avonds komen uit het Oos ten van over het Haringvlietd reigende wolken. Juist ben ik onderweg. Boven mij trekken de wolken zich steeds meer samen. De donder koppen in de lucht klimmen loodrecht omhoog in 't rose onweerschijnsel en 't azuur van den zomer wordt overdonkerd door violette wolk gordijnen met 'n zwavelgelen gloor er achter. De bui begint driftig te vuren en galmt telkens met dreunend gegrom haar spijt uit. Groene vlammen schichtigen overal om mij heen. Ik kan de plaats mijner bestemming niet meer be reiken en vlucht bij iemand binnen. Nauwelijks ben ik onder dak of de regen valt bij stroomen neer. Onheilspellend rolt de donder, angstwek kend schieten de bliksemschichten. In grillige, veelvertakte lijnen springen onder dreigend ge kraak en gerommel de enorme electrische vonken van de zwaarst geladen wolken over op de andere. Hun baan bereikt en lengte van 12 K.M. en hun intensiteit bedraagt 16 duizend amperes. De doodsche stilte in de natuur is vervangen door een onbestemd rumoer van vallende re gendroppels, loopende dakgoten 'en suizende windvlagen. Een heftige windvlaag jaagt drei gend over het dorp en slingert de wolkenmassa's dooreen. Hooge boomen wuiven hun takken tot diep aan den grond. Ze schudden en kraken en buigen voor den storm. Het schijnt alsof de naturkracht'en' ontketend zijn. De stem des Heeren klinkt over de wateren. De stem des Heeren is krachtig. De stem des Heeren zendt gespleten vuur vlammen uit. De atmospherische electriciteit is zoo een van de verschrikkelijkste natuurkrachten. Als een drift van onweerswolken langs den somberen hemel vliegt, het onweer losbarst, en welk een onweer - aan alle zijden de hemel in gloed schijnt te staan, het onweer boven het huis dreunt en dondert 'en de muren trillen, sluipt de man, bij wien ik invluchtte, zachtkens weg en daalt af naarden kelder. Het on weer heeft hem onder de knie en gaat voort z'n rollende gigantenlach te bulderen om de schuw-verdoken nietigheid van den man in zijn zomercostuum van Meddens. En doodsbleek steekt hij, als het stiller wordt rond het huis, zijn hoofd buiten de kelderdeur om te infor- meeren, of hetal over is. De natuurlijke mensch is wel zeer wijs, hij weet heel wat van leven en natuur, zóóveel dat hij, als die natuur zich niet in zijn verschrik king doet gelden, er een groot woord over durft voeren. Maar als die natuur losbreekt met haar verschrikkingen, als die natuur, die eerst lieflijk lacht, met ons, menschen spot, schaterend spot, ons behandelend als nietige stofjes, ons werk wegvagend, alsof het niets meer was dan een vlokje pluis, waar een kindermond mee speelt, dan wordt die natuurlijke mensch wel anders en bedenkt, dat er ook nog zoo iets is als het ge bed. Dat dan even uitgezonden wordt, maar dat, zoodra het natuurgeweld voorbij is, ook weer wordt vergeten. Met eerbied gesproken denkt mén God te gebruiken als Eerste Hulp bij ongelukken. Zoo is de natuurlijke mensch. Waanwijs in zichzelven, alles nacijferend of het ook uitkomt, en lachend om het element van het geloof in de natuurbeschouwing. Is het ook eigenlijk niet al te dwaas, die natuur, die volgens vaste wet ten haar taak verricht, onder den greep van een bovennatuurlijke macht te willen stellen Maar als dan de stormwind komt, en huizen tegen dén grond smijt, wordt de „wijze" mensch toch stil. Omdat het geweten binnen in hem begint te spreken. Een bewijs, dat er een sprake uitgaat van stormen en onweders. Wat nu in den laatsten tijd zoo opvalt is, dat die stemmen Gods in de natuur zoo talrijk zijn. Allerwege vinden ze plaats, ook in ons eigen land. En waar men hier te lande in vroe ger tijd nimmer hoorde van tornado's, zijn er in de laatste jaren verschillende deelen van ons land door getroffen. En van deze rampen kan men zeggen, dat ze komen „als een dief in den nacht". Soms op tijden dat men ze allerminst verwachten zou. En dan met zulk een geweld, dat de mensch er stil van wordt. Want achter dit elementair geweld voelt de mensch, óók de natuurlijke mensch, de majesteit van een kracht, die bo- venmenschelijk is. Van dit alles gaat een sprake uit. Wat kan de trotsche, huidige mensch al niet 1 Wat is er, waarvoor hij nog bevreesd zou zijn Alleen den dood kan hij niet ketenen. En wat er ay ter dien dood ligt weet 'hij niet. En nu, in die orkanen, aardbevingen en alle andere natuurrampen spreekt Gods stem tot hem spreekt van sterven te midden van den arbeid des levens. „Des Heeren weg is in wervelwind en on- weder!"zoo staat er geschreven. Maar er staat ook „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden". En dit is ons ten troost. Want wij weten nu, dat na vuur en stormwind de zachte stilte gaat ruisch'en, waarin de Geest tot de harten spreekt. En zoo durven wij dan ook bidden, dat na de werking van de geweldige natuurkrachten Gods liefdestem spreken zal van eeuwig heil. In „Onze Kinderen" vond ik een mooi stukje. „Onbekend leed" is het getiteld, 't Gaat over doove kinderen. 'k Dacht: 'k zal het in ons hoekje overnemen, want het lijkt mij goed als de aandacht er eens op gevestigd wordt, want wie denkt er in het gewone leven nu aan, dat mogelijk de kinderen, die op school wat achterblijven, doof zijn. 'k Heb wel bij lange na niet zooveel jaren in de klas gestaan als de schrijver van het ar tikeltje „Onbekend leed", toch zijn er wel jaren genoeg om ook op dit gebied van ervaring te kunnen spreken Evenmin als hem is het ook mij overkomen, dat men even mij er op wees, dat het kleine meiske of ventje doof of iets hardhoorend was. Toch heb ik ze in mijn klas gehad. Ontdekte ze in den regel al spoedig, misschien gewaarschuwd door een geval, dat ik vroeger eens van nabij heb meegemaakt. Maar lees verder zelf wat J. H. uit zijn veeljarige ervaring vertelt en hoe hij waar schuwt. Kinderen op de bewaarschool loopen al met een bril op. Er zijn dus al heel jonge kinderen, die niet te best zien. En hoe staat het met het gehoor 't Is u heelemaal niet kwalijk te nemen, als ge tegen die vraag een beetje gek aankijkt. En toch, niet waar waarom zouden er niet minstens evenveel kinderen zijn, die slecht hoo- ren, als die slecht zien Dat is nog al eenvoudig. Nooit aan gedacht Best mogelijk. Er zijn menschen, van wie men zeer stellig mocht ver wachten, dat ze er wel aan hadden gedacht, en 't is toch niet zoo geweest. Misschien is daar wel een oorzaak voor. Het slecht, of moeilijk hooren is lastiger te constateeren. Een kind, dat slecht ziet, zegt dat zelf het weet dat. Een kind dat slecht hoort, weet het vaak niet. Ja, 't bemerkt, dat er iets is anders dan bij anderen, maar wat het is Een opzettelijk onderzoek heeft uitgewezen, dat zulks inderdaad het geval is. En als ze het ontdekken, en als de huisge- nooten en de onderwijzers het ontdekken is het vaak te laat. Ik bedoel niet: te laat voor ge nezing, want er is voor doofheid in de jeugd vaak al even weinig te doen als voor gezichts zwakte; maar een bril vindt men tegenwoordig vrij gewoon, een kind met een horentjeelke lezer(es) vuile zelf maar in. Wel is het te laat, omdat de gevolgen op het zieleleven reeds zeer ernstig zijn. Wat zit Piet weer te suffen Heb je me nu weer niet verstaan je moet voortaan beter luisteren. Maar, kind, dat heb ik niet ge zegd! Je hebt het heelemaal verkeerd gedaan. Wat een domoor ben je toch (Ja, een dom oor, maar juist dat wordt niet begrepen). Een vroolijk tooneeltje, want Vader vertelt iets heel grappigs. „Piet lacht weer niet mee, wat ben je toch eenIk vul weer niet in, want de woorden, die broertjes en zusjes in dergelijke gevallen gebruiken, zijn vaak niet ge schikt voor publicatie. En Piet voelt zich verongelijkt, en kan zich niet weren, en als hij mee wil doen, zegt hij iets geks, en men lacht smakelijk, hij weet niet waarom, alleen is 't hem zeer duidelijk, dat het over hem gaat. Hij zal maar nog meer zijn mond houden en zijn eigen weggetje gaan. Welk een groot kinderleed hier wordt ge leden, is niet te zeggen. En welke valsche plooien er, bijna onuitwischbaar, in het kinder lijk gemoed worden gelegd, dat blijkt, als men ouderen, die 't hebben doorgemaakt, eens laat vertellen. Er is een onderzoek naar ingesteld, en van de resultaten schrikt men. Ronduit wordt gezegd, dat ook in de huiselijke omgeving het gebrek niet werd bemerkt: 't was luihied, slaperigheid, onverschilligheid, gebrek aan meeleven met broers en zusters .achterlijk heid, verlegenheid, niet slechthoorend, want dat wist men niet. Als het kind op school komt, wordt het natuurlijk niet beter. Meer dan veertig jaar ben ik onderwijzer ge weest. Wanneer de kinderen op school kwamen, werden van alerlei bijzonderheden mij meege deeld. Deze zag niet zoo best, die moest wat meer da nanderen naar de W.C., een derde hadden we vooral niet hard aan te pakken, want daar kon ze niet tegen, 't Is me zelfs voorgekomen, dat ouders mij wezen op verkeer de neigingen bij hun kind, en verzochten ern stige medewerking om die te bestrijden; maar ik kan mij niet herinneren, dat mij ooit iets is meegedeeld, dat een kind minder goed hooren ko nen daarom vooraan geplaatst moest worden. Dat heeft in elk geval tot de zeer groote uit zonderingen behoord. Een meisje vertelt op later leven haar erva ringen. Zij was licht doof. De gevolgen worden voor onoplettendheid aangezien: men noemt haar O. I. doof. Zij moet echter steeds meer vooraan zitten in de klasse en zit daar ten slotte schrij lings in de eerste bank met het beste oor naar de., onderwijzer gekeerd. Als ook dat niet helpt, raakt zij achter en moet bijlessen hebben. De kinderen plagen haar en houden haar voor den gek. „Doove kwartel 1" hoort ze hen nog roe pen. Zij wordt stil en teruggetrokken, voelt zich eenzaam onder haar kameraadjes; als deze ge zellig gearmd op de speelplaats loopen, is zij meest alleen, enz. Een ander deelt het volgende mee: „Men heeft in mijn jeugd nimmer moeite gedaan mij uit de sfeer van mijn doofheid te doen geraken, hoewel ik een verstandige moeder heb gehad. Mij hebben ze altijd voor een' suffen jongen aangezien, daar mijn doofheid toen zeer erg was; niet erger dan thans, maar minder aangepast, minder getraind, minder onbewust doorvoeld 1" Wannere er zangles in de klas was, hoor de ik wel de melodie, doch niet de woorden, dus zong ik de wijs met brabbeltaal. Men liet mij toen alleen zingen, en zelfs van de klasse naast de onze ging de deur open 1 Nog heden ben ik verontwaardigd over deze handelwijze 1" Er zijn gelukkig, ook betere ervaringen, 't Begrijpend bemoedigen, 't verleenen van een beetje extra hulp, ze worden met soms roerende dankbaarheid verteld. Deze bijzonderheden kwamen onder onze aan dacht door het lezen van een pas verschenen boekje: „Ervaringen van slechthoorende kinde ren op de gewone scholen". En wij meenden goed te doen, met ook in onze gezinnen hierop eens bijzonder de aandacht te vestigen. Vooral ook daar wij, zooals wij reeds even opmerkten, den indruk hebben, dat we in deze zaak wel eens te kort schieten, om dat onze aandacht er nooit op is gevallen en ook niet door anderen er op gevestigd is. De geheele toekomst hangt er soms van af, en slecht hooren gaat volstrekt niet altijd samen met minderen aanleg, maar het kan wel oorzaak word envan een geheel achter raken, zonder dat dat het gevolg is van gebrek aan verstan delijke vermogens. Wij vestigen er ten slotte nog de aandacht op, dat er in ons land drie scholen zijn, geheel ingesteld op hardhoorigheid der leerlingen: op de Haagsche school (Nieuwe Schoolstraat 22b) worden ook hoorstomme kinderen opgenomen en wordt ook M.U.L.O. verstrekt; op de Amster- damsche school (Plantage Parklaan 18) wordt voor aansluiting bij het Middelbaar onderwijs voor elk geval afzonderlijk een regeling ge troffen; op de Rotterdamsche school (Vasteland 21) worden' voortgezet handwerkonderwijs, be ginselen van costuumnaaien en maatknippen ge geven, en 'krijgen de grootere meisjes aan de Rotterdamsche Huishoudschool onderricht in de waschbehandeling, strijken en koken. Vervolgklassen en ambachtsscholen kunnen door slechthoorende kinderen, die deze scholen hebben afgeloopen, met vrucht worden gevolgd. M'n beste nichtjes en neefjes 1 'k Vrees wel, dat deze week er heel wat uit onze raadselfamilie leelijk gekeken hebben naar een neefje van wien ik vorige week het eerste raadsel had opgenomen, en natuurlijk ook een beetje leelijk gekeken naar mij, omdat ik het in ons hoekje had gezet. Nu hoor, we beloven allebei beterschap. We zullen het niet weer zoo moeilijk maken. Maar dat neefje had mij al eens vroeger datzelfde raadsel ingestuurd, maar toen dacht ik: het is wat moeilijk en ik plaatste het niet. Onlangs stuurde hij het weer in, toen dacht ik: het is wel een beetje moeilijk, maar nu ja, het is pas vacantie geweest, dan kunnen ze er wel een beetje tegen, maar het schijnt toch te moeilijk geweest zijn, want 'k heb maar van één een goede oplossing gehad van dat raadsel. De andere waren makkelijker. Zoo hoor, nu moet ik nog vertellen, dat JO BOM te OOLTGENSPLAAT den prijs heeft gewonnen. Nu, allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. Jo B, te Doltgensplaat, Wat heb jij me goed bedacht, met twee brieven, 'k Zal de laatste maar beantwoorden. Leuk, dat broertje al zoo flink wordt. Jammer, hé, dat die aardige Juf frouw weg is. 'k Hoop, dat je met de nieuwe weer even goede maatjes wordt. Wat handwerk jij veel. Jij hebt een fijne vacantie gehad. Zoon dagje aan 't strand aan Hoek van Holland is zoo heerlijk. In de Bijenkorf in Roterdam is ook heel wat te zien. Ik denk, dat je wel een heelen dag bij al dat mooie speelgoed wilde blijven kijken. Daar is heel wat, hé En dan zulke mooie poppen. Nu is de pret weer voorbij. Neel'tje N. te Zuidland. Wat heerlijk zeg, zoo'n reisje naar Oosterwijk. De reis er heen is ook al de moeite waard. Die groote spoorbrug bij Moerdijk vind ik ook altijd weer mooi om te zien. 'k Heb hem nu in mijn vacantie ook weer gezien, 'hoor. Die wandeling in het bosch vond je zeker wel heerlijk. Ik bea erg verlan gend om je rapportcijfers te weten, Sibilia N. te Zuidland. Dat is wel prettig als jullie ook wat helpen konden in de vacantie. Leuk,datje toch nog uit logeeren bent geweest, 'k Ben blij, dat je den prijs zoo mooi vindt. Hen W. te Ooltgensplaat. Wat ben jij uit geweest. Hoe is het in Haamstede? Daar moet je me maar eens wat van vertellen, want daar ben ik nog nooit geweest. Hoe lang ben je daar geweest Die reisjes met Vader mee naar Rot terdam in de vacantie zijn ook wel leuk. Hoe lang vaar je er dan over. Gelukkig, dat Gerrit wer beter was, nu konden jullie samen nog een paar prettige dagen hebben. De prijs ont vangen Arte W. van der V. te Melissant. Ook al uit geweest. In de Rotterdamsche Diergaarde vind ik het ook mooi. 'k Ga er graag telkens nog eens heen. Heb je ook die kassen met mooie bloemen en planten gezien Of heb je al je tijd met het kijken naar de apen verbruikt Als ik er ben probeer ik altijd net op voedertijd bij de zeeleeuwen te zijn. Dat is toch zoon aardig gezicht. Heb jij dat ook gezien Doe Pa en Moe de groeten terug. Cornelia A. R. te Nieuwe Tonge. Wel je, elk krijgt op zijn beurt een prijs, hoor. t Had nou wel leuk geweest als 't net eens op je verjaardag was geweest. Intusschen, ik feliciteer je nog hartelijk met je verjaardag, t Is wel wat laat, maar dat kan niet anders. Dc oplossingen zijns I. Boerenkool, Koen, Roobel. II. Gouden regen. III. Maas, Rijn, IJsel. Nieuwe raadsels, I. Verborgen plaatsnamen; De remmen van je fiets deugen' niet. Waarom wees Piet naar mij Jan zag den balk, maar Piet niet, zoodat hij er over struikelde. Ik zag die dame hier gisteren ook al langs gaan. II. Een werktuig om mee te visschen en één letter vormen samen den naam van een stad in» Overijsel. Welke? III. Loop je door me heen, dan wordt je nat, Keert ge me om, dan ben ik zwart. De oplossingen kunnen, met vermelding van naam, voornaam, leeftijd en adres, tot Vrijdag 11 September worden gezonden aan TANTE TRUUS, Bureau „Maas- 'en Scheldebode", SOMMELSDIJK,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 2