De scholen zijn weer begonnen,
E3BW EEOEKTE VOOS 0"ü""W E3ïT
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
En de Geest en de Bruid
zeggenKom.
n.
Gods stem in de natuur.
tasch en boeken zijn in orde. Maar hebt gij voor FUROL gezorgd? PUROL
verzacht en geneest alle wondjes, die Uw kinderen in, van en naar school opdoen.
regelen. Om 12 uur 's middags vond een con
ferentie plaats met H. M. de Koningin en den
tijdelijken Voorzitter van den Ministerraad.
Laatstgenoemde zette, op verzoek van H. M.
eerst den politieken toestand en de beteekenis
van het ontvangen' telegram uiteen en betoogde
dat, ofschoon tot voorzorg het schorsen der
verloven noodig was, er nog geen aanleiding
bestond over te gaan tot een zoo diep in
grijpenden maatregel als een tweede mobilisatie.
Daarna zette Generaal Snijders de militaire
zijde der zaak uiteen. Hij wees op de onmogelijk
heid eener verdediging tot het uiterste van
Zeeuwsch-Vlaanderen en gaf een overzicht van
de genomen maatregelen tot verdediging van de
kust, de afsluiting van den Scheldemond en de
verdediging tegen een aanval op Zeeland door
de Duitscher, daarbij op de noodzakelijkheid
wijzend voor beide partijen, wanneer zij ons
gebied in Zeeuwsch-Vlaanderen wilden betreden
en behouden, ook Vlissingen te bezetten. Hij
toonde verder aan, dat het schorsen der ver
loven de presente sterkte met 10 a 20 ver
hoogde en dus onze gereedheid in hooge mate
bevorderde, maar dat hij op dat oogenblik een
volledige mobilisatie evenmin noodzakelijk als
gewettigd zou achten.
UITKIJK.
In onze inleiding hebben we 't stramien ge
toond, waarop we borduren willen: de Geest
en de Bruid, staande achter de poort des ein
digen Tijds; en intredend in den eeuwigen taber
nakel, bieden den Zoon aan de vrucht hunner
worsteling in de duizenden jaren, dat ze hun
actie voeren hier beneden in 't leven der
Schepping.
En in die worsteling tegen de door de Zonde
aangetaste Schepping, wil de Gereformeerde,
de Calvinist, den Geest, als werk der
dankbaarheid, en geenszins uit loon voor
werken; ook geenszins in eigengerechtigheid,
den Geest in dat ingaan tegen de Natuur,
helpen.
Wil de Calvinist, blind in de toekomst, doch
ziende op 't gebod, onder leiding van dien
Geest, de excursie, den aanloop, den uitloop, het
onderzoek, de controle, de formuleering, de
correctie van dat door den Duivel met kwaad
bezaaide levensterrein, beginnen.
Het terrein der Schepping is groot.
De zonde is ingedrongen in de Wetenschap
pen: waar is de Wijsbegeerte smetteloos rein
waar is de Theologie zonder vlek of rimpel
En of ge nu wilt praten over de Psychologie,
d.i. de leer Uwer ziel en zielsvermogens, dan
wel over de Geneeskunde, de Letteren, de
Sociologie of Maatschappijleer
Of ge de Aarde bestudeert, of de sterren met
wolken en lucht, dan wel de Staten en de
Staathuishoudkunde en de Politiek
Of ge de Wiskunde of de Rechtswetenschap
pen; Volkenkunde of den' enkelen Anthropos,
d.i. den Mensch
Of ge de Oudheden nagaat dan wel U ver
diept in de Scheikunde en Natuurkennis
Alles ligt onder den vloek der zonde, en op
't terrein aller Wetenschappen geldt ook 't
pijnlijke woord: Wie zal een reine geven uit
een onreine; want de Zonde i s een ontzettende
macht en de wil des duivels heftig om zich
ook van alle Wetenschap meester te maken ten
bate van zijn koninkrijk, „Tegen God" is
zijn leus.
Zwaar, zeer zwaar is die strijd, alléén door
Goddelijke macht te voleinden, en door Zijn
geloovigen mee te strijden met een immer vol
hardende energie, met vurigheid van geest, hart,
verstand en krachten en met de onophoudelijke
bede: Gord ons aan door 't Geloof met Uw
kracht; en die Uwe kracht worde vol
bracht in onze zwakheid.
En ware de Zonde nu nog slechts ingedrongen
in de Wetenschappen, maar ook in de Kunst.
Waar is de dichter; waar de schilder; waar
de beeldhouwer; waar de componist, die zeggen
kunnen: Mijn werken en ik zijn rein, alles wat
ik wrocht was ter eere en verheerlijking van
mijn Schepper. In Hem alleen zag ik 't ideaal
der Schoonheid en in mijn zang en muziek, in
mijn lied en decoratie, in mijn beeldhouwwerk
en sculptuur zag ik Hem als mijn Formeerder.
En even droef staat 't op 't terrein van den
Arbeid; van 't Fabriekswezen; van 't Kapitaal.
Er is niets meer in de Schepping of de doo-
delijke hand des demons heeft 't aangeraakt.
De Wereld ligt verdoemelijk voor God
Maar nu gaan de wegen uiteen bij de aan
schouwing dier ellende!
De wegen van Calvinist en Dooper-
s c h e n scheiden zich.
Hier, bij de aanschouwing des afvals en
der afbraak, zegt de Calvinist: Ik g a in in
die zondige atmosfeer en red wat
te redden is in de kracht des Hee-
r e n He eren!
Maar de Doopersche weigert. Hij beweert,
zóó genoeg te hebben aan zijn eigen Ellende,
Verlossing en Dankbaarheid, dat hij zich verder
met niets kan bemoeien. Hij sluit zich op en
sluit zich af.
Zoo worden Calvinisten en Dooperschen
tegenvoeters en tegenstanders.
Aanpakken of stilzitten 1 dat is de antithese.
Uitgana of afsluiten 1 In de wereld zien of
zichzelf zien
En waar zit nu d e wortel van dit ver
schil
Niet hierin, dat de Calvinist zoon vluggerd
en hardlooper is; zoo'n strijder met blakenden
ijver; en de Doopersche liever „vadsig" met
het boekske in 't hoekske zit; want zoo'n onder
zoek van 't boeksken is géén lui- en vadsig
heid; is óók actie; wordt óók gedragen door
bezieling
Doch hierin zit de wortel, dat de visie
op de beteekenis van t Christen
dom zoo verschillend is.
In de waardeering van t Christen
dom: daarin èn daarin alléén schuilt de
al eeuwen oude strijd over „Natuur en Genade".
In onze volgende artikelen hopen we dat
Doopersche geestesleven, zooals 't vóór en na
de Kerkhervorming in allerlei gestalten optrad,
èn nu nog optreedt, nader te bezien; maar nu
slechts wijzen we op de bron der eeuwen-
verdurende tweespalt tusschen een Calvinist en
Doopersche.
Later willen we in een afzonderlijk artikel
gaarne zeggen, wat we precies onder een
Calvinist verstaan; en wat we precies onder
een Doopersche verstaan. Zij 't in dit artikel
voldoende om Calvinisten en Dooperschen voor-
loopig als twee afzonderlijke groepen te
teekenen, absoluut van elkaar gescheiden
door den tweeërlei kijk op 't Christendom.
Voor den Calvinist is 't door Jezus in de
wereld gebrachte Christendom niets minder,
maar ook niets meer dan Een Terugkeer
tot de Schepping van voor 6000
jaar. Een Herstelling.
Voor den Doopersche is 't Christendom
Zaligheidsleer, Heilsleer, Soteriologie met
al de goede en slechte konsekwenties, die daar
uit volgen.
Voor den Calvinist geldt: Hoe komt God
tot Zijn eer in Kerk en Staat; op alle terrein
des levens. Maar voor den Doopersche is de
eenige vraag: Hoe worden we zalig, en welke
is de roeping van den gezaligde tegenover de
Wereld, die 't Booze ligt.
Maar ieder voelt, dat er nu veel andere
vragen moeten beantwoord worden.
Want 't Christendom heeft zich vanaf 't Kruis
in de wereld trachten te vestigen; en is die
wereld ingegaan met een geschreven
Woord.
Vrage dus: Hoe ziet een Calvinist dat Woord;
en wat is die Heilige Schriftuur voor een Doo
persche Is dat Woord alleen Zaligheid s-
lectuur?
Als twee menschen, die denzelfden God die
nen, eenzelfden brief ontvangen, lezen ze dien
nog niet eender. Wa t leest ge, en hoe, en
waartoe, en waarom, en wat is 't
resultaat der lectuur; wat ademt ge in als
dat Godswoord voor u ligt Is 't uisluitend
Liefdelectuur?
Doch er is een vraag.
't Christendom heeft zich in een Zicht
bare 'Kerk naar de Heidenwereld gekeerd.
Vrage dus: Wat is de „Kerk" der Calvinisten
en wat ,die" der Dooperschen Maar ook:
wat doet de Calvinistische Kerk tegenover die
overgeschoten „heidenen". En wat doet de
Calvinistische Kerk als er dwalingen intreden
Is de Kerk een lustoord, uitspanningsoord
der ziel
Doch er is nog een vraag.
't Christendom stichtte een Christelijke Maat
schappij.
Vrage nu: Wat specifieks had deze Chr.
Maatschappij En hoe staat de Doopersche in
die Maatschappij met haar deugden en tekort
komingen Is er een Sociale kwestie of niet
Weer een vraag
't Christendom verzette zich in zijn aanvang
tegen de Kunst, omdat deze zich in de Grieksch-
Romeinsche wereld wel wat al te zinnelijk had
aangesteld. Men behoeft de illustratiën maar na
te zien dan ligt de waarheid dier zinnelijkheid
bloot.
Doch dat verzet duurde niet lang, en kón
ook niet lang duren, omdat 't door God in
geschapen kunstinstinct en de aesthetica of 't
gevoel voor 't Schoone zich nooit inhouden kan.
't Christendom is dus toch met de Kunst
begonnen: dichtkunst, schilderkunst, beelden,
prachtkathedralen en met allerlei Eeredienst-
altaren enz. enz.
Vrage nu: heeft 't Christendom dus een fout
begaan om in die Kunst in te gaan
Al werd op 't Heidensche een Christelijk stem
pel gezet: was daarom toch niet de Kunst in
en buiten de Kerk te veroordeelen 't Rook
toch naar de Natuur, de Wereld
Het aantal vragen, dat te stellen is, is legio.
En ze komen, ontspruiten alle, uit deze ééne:
Waarvoor is Christus op Aarde gekomen
Wat is 't wezen des Christendoms
J. v. d. W.
Middelharnis, 6 September 1931.
(Wordt vervolgd).
In den vroegen morgen maakte ik een wan
deling over den nabijgelegen zeedijk. Telkens
wisselt het Haringvliet van beeld en toch blijft
de stroom dezelfde. Nu eens straalt de zon er
over met haar blijde schittering, dan ligt hij
eindeloos ver uitgestrekt als een grauw golven-
veld, waarin ae loodkleurige lucht zoo somber
weerspiegelt. Maar altijd is hij schoon, en voor
het oog van een Hollander, kind der zee als hij
is, is hij dat dubbel.
Wie onzer raakt wel ooit uitgekeken aan de
schoonheid der zee, als hij uren lang luistert aan
den voet van het duin naar haar monotone zan
gen
De zee heeft haar eb en vloed, haar vaste tijden.
Nu eens stuwt zij hare wateren voort tegen de
eenzame stranden en hooge rotsen der kust, om
eenige uren later weer weg te zakken in zwal
pend schuim, slechts achterlatend, wat zij aan
prooi meevoerde.
Wanneer gij op den hoek van den Bommel-
schen zeedijk staat, zoudt ge denken dat e'en
onrustige geest der zee woont in de diepte van
het Haringvliet en de wateren beroertde
stroom toch verandert onophoudelijk van voor
komen. Niet vele uren aaneen blijft de opper
vlakte onveranderd. Gelijk een beweeglijk ge
laat, waarover de weerschijn van de gedachten
der ziel heenglijdt in afwisseling van glimlach
en ernst, zoo lachen en toornen Haringvliets'
golven tuschen de met riet begroeide oevers.
Het eene oogenblik ligt daar de oppervlakte
rustig en glanzend, een geweldige spiegel voor
de wolken van het hemelruim, voor torens en
hooge boomen dan komt er plotseling be
weging in de diepte, er schijnt een huivering
door de wateren te gaande heldere spiegel
breekt en donkere wolken gaan er over. In de
verte klinkt een steeds sterker geruischde
wind ontwaakt en vereenigt zich met de zuch
tende golfslag tegen den oever. Al hooger 'en
hooger gaan de golven, de 'kammen rijzen op,
wit van schuim, de geest der zee schijnt te ra
zen en te tieren in de dieptehet water wordt
zwart en de golven jagen voort, hoog op tegen
de kleiachtige dijken. Wee hem, die in goed
vertrouwen zijn vaartuig heeft overgegeven aan
den grilligen stroom, die straks nog zoo mooi
lachte.
Doch na 'enkele uren leggen zich de schui
mende golven de stem van den wind op het
water verstomt, en als de avond komt weer
spiegelt het Haringvliet weer witte zomerwol
ken in zijn diep blauw vlak.
Wonderbare heerlijke zonsondergang volgt
op de heftige stormbuien. Terwijl een deel van
het dorp gehuld is in een dichten, donkerblau-
wen wolkensluier, die de lijnen scherp doet af
steken tegen den lichten avondhemel, glijdt over
een ander gedeelte een schaduwspel van afwis
selende kleurenviolet, blauwgrijs, goudglan
zend, soms overgaand in blinkend wit, zoodat
tal van daken als met sneeuw bedekt schijnen.
Doch de kleuren veranderen de blauwe sluier
wordt lichter van kleur en smelt met den hemel
samen tot een gelijkmatig agaatgrijs. De gloed
van den zonsondergang in het Westen ver
bleekt, en op hetzelfde oogenblik eindigt het
schouwspel over de dakennog op het laatste
oogenblik, als het in tuin en boomgaard donker
wordt, glijden bleekroode stralen over Haring
vliets' watervlak, doch ook die verdwijn'en, en
over de geheele landstreek breidt zich de lichte,
eenkleurige schemering uit van een Flakkee-
schen zomeravond.
Het is in een morgen van begin Augustus
dezes jaars. In het Oosten even boven de kimme
ontwaart men donkerblauwe tinten, de eerste
boden van den komenden dageraad. Steeds ster
ker wordende lichtglansen verdrijven dén nevel,
die zich overal heeft gelegerd, en straks ver
schijnt de dagvorstin, in heerlijken glans, alles
overstroomend met licht, alles ten leven wek
kend.
Het is den geheelen dag drukkend warm in
de natuur. Als ik mij om vijf uur van het kan
toor per fiets huiswaarts begeef is het doodstil.
Over den nieuw geasphalteerden provincialen
weg keert een maaier van den arbeid terug,
en zingt op den weemoedigen toon, bij de armen
zoo geliefd. Ik zie zijn zeis in de avondzon flik
keren. Uit den toren der katholieke kerk te Acht
huizen klinkt het zachte kleppen van den vesper
met lieflijke, heilige treurigheid. En dat alles
is muziek, die de wonderzoete aandoeningen
in mijn hart begeleidt. Of neen, mijn geluk
maakt dat alles tot muziek, denk ik, want ik
heb wel eens gehoord dat de lieflijke vrede van
een zomeravond aan ongelukkigen een wreede
spoternij schijnt.
Om negen uur 's avonds komen uit het Oos
ten van over het Haringvlietd reigende wolken.
Juist ben ik onderweg. Boven mij trekken de
wolken zich steeds meer samen. De donder
koppen in de lucht klimmen loodrecht omhoog
in 't rose onweerschijnsel en 't azuur van den
zomer wordt overdonkerd door violette wolk
gordijnen met 'n zwavelgelen gloor er achter.
De bui begint driftig te vuren en galmt telkens
met dreunend gegrom haar spijt uit. Groene
vlammen schichtigen overal om mij heen. Ik
kan de plaats mijner bestemming niet meer be
reiken en vlucht bij iemand binnen. Nauwelijks
ben ik onder dak of de regen valt bij stroomen
neer. Onheilspellend rolt de donder, angstwek
kend schieten de bliksemschichten. In grillige,
veelvertakte lijnen springen onder dreigend ge
kraak en gerommel de enorme electrische vonken
van de zwaarst geladen wolken over op de
andere. Hun baan bereikt en lengte van 12
K.M. en hun intensiteit bedraagt 16 duizend
amperes.
De doodsche stilte in de natuur is vervangen
door een onbestemd rumoer van vallende re
gendroppels, loopende dakgoten 'en suizende
windvlagen. Een heftige windvlaag jaagt drei
gend over het dorp en slingert de wolkenmassa's
dooreen. Hooge boomen wuiven hun takken tot
diep aan den grond. Ze schudden en kraken en
buigen voor den storm. Het schijnt alsof de
naturkracht'en' ontketend zijn.
De stem des Heeren klinkt over de wateren.
De stem des Heeren is krachtig.
De stem des Heeren zendt gespleten vuur
vlammen uit.
De atmospherische electriciteit is zoo een
van de verschrikkelijkste natuurkrachten.
Als een drift van onweerswolken langs den
somberen hemel vliegt, het onweer losbarst,
en welk een onweer - aan alle zijden de hemel
in gloed schijnt te staan, het onweer boven het
huis dreunt en dondert 'en de muren trillen,
sluipt de man, bij wien ik invluchtte, zachtkens
weg en daalt af naarden kelder. Het on
weer heeft hem onder de knie en gaat voort
z'n rollende gigantenlach te bulderen om de
schuw-verdoken nietigheid van den man in zijn
zomercostuum van Meddens. En doodsbleek
steekt hij, als het stiller wordt rond het huis,
zijn hoofd buiten de kelderdeur om te infor-
meeren, of hetal over is.
De natuurlijke mensch is wel zeer wijs, hij
weet heel wat van leven en natuur, zóóveel
dat hij, als die natuur zich niet in zijn verschrik
king doet gelden, er een groot woord over durft
voeren. Maar als die natuur losbreekt met haar
verschrikkingen, als die natuur, die eerst lieflijk
lacht, met ons, menschen spot, schaterend spot,
ons behandelend als nietige stofjes, ons werk
wegvagend, alsof het niets meer was dan een
vlokje pluis, waar een kindermond mee speelt,
dan wordt die natuurlijke mensch wel anders en
bedenkt, dat er ook nog zoo iets is als het ge
bed. Dat dan even uitgezonden wordt, maar
dat, zoodra het natuurgeweld voorbij is, ook
weer wordt vergeten. Met eerbied gesproken
denkt mén God te gebruiken als Eerste Hulp
bij ongelukken.
Zoo is de natuurlijke mensch. Waanwijs in
zichzelven, alles nacijferend of het ook uitkomt,
en lachend om het element van het geloof in
de natuurbeschouwing. Is het ook eigenlijk niet
al te dwaas, die natuur, die volgens vaste wet
ten haar taak verricht, onder den greep van
een bovennatuurlijke macht te willen stellen
Maar als dan de stormwind komt, en huizen
tegen dén grond smijt, wordt de „wijze" mensch
toch stil. Omdat het geweten binnen in hem
begint te spreken. Een bewijs, dat er een sprake
uitgaat van stormen en onweders.
Wat nu in den laatsten tijd zoo opvalt is,
dat die stemmen Gods in de natuur zoo talrijk
zijn. Allerwege vinden ze plaats, ook in ons
eigen land. En waar men hier te lande in vroe
ger tijd nimmer hoorde van tornado's, zijn er
in de laatste jaren verschillende deelen van ons
land door getroffen.
En van deze rampen kan men zeggen, dat
ze komen „als een dief in den nacht". Soms
op tijden dat men ze allerminst verwachten zou.
En dan met zulk een geweld, dat de mensch
er stil van wordt. Want achter dit elementair
geweld voelt de mensch, óók de natuurlijke
mensch, de majesteit van een kracht, die bo-
venmenschelijk is.
Van dit alles gaat een sprake uit. Wat kan
de trotsche, huidige mensch al niet 1 Wat is
er, waarvoor hij nog bevreesd zou zijn Alleen
den dood kan hij niet ketenen. En wat er ay
ter dien dood ligt weet 'hij niet.
En nu, in die orkanen, aardbevingen en alle
andere natuurrampen spreekt Gods stem tot
hem spreekt van sterven te midden van den
arbeid des levens.
„Des Heeren weg is in wervelwind en on-
weder!"zoo staat er geschreven. Maar er
staat ook „Niet door kracht, noch door geweld,
maar door Mijnen Geest zal het geschieden".
En dit is ons ten troost. Want wij weten nu,
dat na vuur en stormwind de zachte stilte gaat
ruisch'en, waarin de Geest tot de harten spreekt.
En zoo durven wij dan ook bidden, dat na de
werking van de geweldige natuurkrachten Gods
liefdestem spreken zal van eeuwig heil.
In „Onze Kinderen" vond ik een mooi stukje.
„Onbekend leed" is het getiteld, 't Gaat over
doove kinderen.
'k Dacht: 'k zal het in ons hoekje overnemen,
want het lijkt mij goed als de aandacht er eens
op gevestigd wordt, want wie denkt er in het
gewone leven nu aan, dat mogelijk de kinderen,
die op school wat achterblijven, doof zijn.
'k Heb wel bij lange na niet zooveel jaren in
de klas gestaan als de schrijver van het ar
tikeltje „Onbekend leed", toch zijn er wel
jaren genoeg om ook op dit gebied van ervaring
te kunnen spreken Evenmin als hem is het
ook mij overkomen, dat men even mij er op
wees, dat het kleine meiske of ventje doof of
iets hardhoorend was. Toch heb ik ze in mijn
klas gehad. Ontdekte ze in den regel al spoedig,
misschien gewaarschuwd door een geval, dat
ik vroeger eens van nabij heb meegemaakt.
Maar lees verder zelf wat J. H. uit zijn
veeljarige ervaring vertelt en hoe hij waar
schuwt.
Kinderen op de bewaarschool loopen al met
een bril op.
Er zijn dus al heel jonge kinderen, die niet
te best zien.
En hoe staat het met het gehoor
't Is u heelemaal niet kwalijk te nemen, als
ge tegen die vraag een beetje gek aankijkt.
En toch, niet waar waarom zouden er niet
minstens evenveel kinderen zijn, die slecht hoo-
ren, als die slecht zien Dat is nog al eenvoudig.
Nooit aan gedacht Best mogelijk. Er zijn
menschen, van wie men zeer stellig mocht ver
wachten, dat ze er wel aan hadden gedacht, en
't is toch niet zoo geweest.
Misschien is daar wel een oorzaak voor.
Het slecht, of moeilijk hooren is lastiger te
constateeren.
Een kind, dat slecht ziet, zegt dat zelf het
weet dat.
Een kind dat slecht hoort, weet het vaak niet.
Ja, 't bemerkt, dat er iets is anders dan bij
anderen, maar wat het is
Een opzettelijk onderzoek heeft uitgewezen,
dat zulks inderdaad het geval is.
En als ze het ontdekken, en als de huisge-
nooten en de onderwijzers het ontdekken is het
vaak te laat. Ik bedoel niet: te laat voor ge
nezing, want er is voor doofheid in de jeugd
vaak al even weinig te doen als voor gezichts
zwakte; maar een bril vindt men tegenwoordig
vrij gewoon, een kind met een horentjeelke
lezer(es) vuile zelf maar in.
Wel is het te laat, omdat de gevolgen op
het zieleleven reeds zeer ernstig zijn.
Wat zit Piet weer te suffen Heb je me
nu weer niet verstaan je moet voortaan beter
luisteren. Maar, kind, dat heb ik niet ge
zegd! Je hebt het heelemaal verkeerd gedaan.
Wat een domoor ben je toch (Ja, een dom
oor, maar juist dat wordt niet begrepen).
Een vroolijk tooneeltje, want Vader vertelt
iets heel grappigs. „Piet lacht weer niet mee,
wat ben je toch eenIk vul weer niet in,
want de woorden, die broertjes en zusjes in
dergelijke gevallen gebruiken, zijn vaak niet ge
schikt voor publicatie.
En Piet voelt zich verongelijkt, en kan zich
niet weren, en als hij mee wil doen, zegt hij iets
geks, en men lacht smakelijk, hij weet niet
waarom, alleen is 't hem zeer duidelijk, dat het
over hem gaat. Hij zal maar nog meer zijn
mond houden en zijn eigen weggetje gaan.
Welk een groot kinderleed hier wordt ge
leden, is niet te zeggen. En welke valsche
plooien er, bijna onuitwischbaar, in het kinder
lijk gemoed worden gelegd, dat blijkt, als
men ouderen, die 't hebben doorgemaakt, eens
laat vertellen.
Er is een onderzoek naar ingesteld, en van
de resultaten schrikt men.
Ronduit wordt gezegd, dat ook in de huiselijke
omgeving het gebrek niet werd bemerkt: 't was
luihied, slaperigheid, onverschilligheid, gebrek
aan meeleven met broers en zusters .achterlijk
heid, verlegenheid, niet slechthoorend, want
dat wist men niet.
Als het kind op school komt, wordt het
natuurlijk niet beter.
Meer dan veertig jaar ben ik onderwijzer ge
weest. Wanneer de kinderen op school kwamen,
werden van alerlei bijzonderheden mij meege
deeld. Deze zag niet zoo best, die moest wat
meer da nanderen naar de W.C., een derde
hadden we vooral niet hard aan te pakken,
want daar kon ze niet tegen, 't Is me zelfs
voorgekomen, dat ouders mij wezen op verkeer
de neigingen bij hun kind, en verzochten ern
stige medewerking om die te bestrijden; maar
ik kan mij niet herinneren, dat mij ooit iets is
meegedeeld, dat een kind minder goed hooren
ko nen daarom vooraan geplaatst moest worden.
Dat heeft in elk geval tot de zeer groote uit
zonderingen behoord.
Een meisje vertelt op later leven haar erva
ringen. Zij was licht doof. De gevolgen worden
voor onoplettendheid aangezien: men noemt haar
O. I. doof. Zij moet echter steeds meer vooraan
zitten in de klasse en zit daar ten slotte schrij
lings in de eerste bank met het beste oor naar
de., onderwijzer gekeerd. Als ook dat niet helpt,
raakt zij achter en moet bijlessen hebben. De
kinderen plagen haar en houden haar voor den
gek. „Doove kwartel 1" hoort ze hen nog roe
pen. Zij wordt stil en teruggetrokken, voelt zich
eenzaam onder haar kameraadjes; als deze ge
zellig gearmd op de speelplaats loopen, is zij
meest alleen, enz.
Een ander deelt het volgende mee: „Men heeft
in mijn jeugd nimmer moeite gedaan mij uit de
sfeer van mijn doofheid te doen geraken, hoewel
ik een verstandige moeder heb gehad.
Mij hebben ze altijd voor een' suffen jongen
aangezien, daar mijn doofheid toen zeer erg was;
niet erger dan thans, maar minder aangepast,
minder getraind, minder onbewust doorvoeld 1"
Wannere er zangles in de klas was, hoor
de ik wel de melodie, doch niet de woorden,
dus zong ik de wijs met brabbeltaal. Men liet
mij toen alleen zingen, en zelfs van de klasse
naast de onze ging de deur open 1 Nog heden
ben ik verontwaardigd over deze handelwijze 1"
Er zijn gelukkig, ook betere ervaringen, 't
Begrijpend bemoedigen, 't verleenen van een
beetje extra hulp, ze worden met soms roerende
dankbaarheid verteld.
Deze bijzonderheden kwamen onder onze aan
dacht door het lezen van een pas verschenen
boekje: „Ervaringen van slechthoorende kinde
ren op de gewone scholen".
En wij meenden goed te doen, met ook in
onze gezinnen hierop eens bijzonder de aandacht
te vestigen. Vooral ook daar wij, zooals wij
reeds even opmerkten, den indruk hebben, dat
we in deze zaak wel eens te kort schieten, om
dat onze aandacht er nooit op is gevallen en
ook niet door anderen er op gevestigd is.
De geheele toekomst hangt er soms van af,
en slecht hooren gaat volstrekt niet altijd samen
met minderen aanleg, maar het kan wel oorzaak
word envan een geheel achter raken, zonder
dat dat het gevolg is van gebrek aan verstan
delijke vermogens.
Wij vestigen er ten slotte nog de aandacht op,
dat er in ons land drie scholen zijn, geheel
ingesteld op hardhoorigheid der leerlingen: op
de Haagsche school (Nieuwe Schoolstraat 22b)
worden ook hoorstomme kinderen opgenomen en
wordt ook M.U.L.O. verstrekt; op de Amster-
damsche school (Plantage Parklaan 18) wordt
voor aansluiting bij het Middelbaar onderwijs
voor elk geval afzonderlijk een regeling ge
troffen; op de Rotterdamsche school (Vasteland
21) worden' voortgezet handwerkonderwijs, be
ginselen van costuumnaaien en maatknippen ge
geven, en 'krijgen de grootere meisjes aan de
Rotterdamsche Huishoudschool onderricht in de
waschbehandeling, strijken en koken.
Vervolgklassen en ambachtsscholen kunnen
door slechthoorende kinderen, die deze scholen
hebben afgeloopen, met vrucht worden gevolgd.
M'n beste nichtjes en neefjes 1
'k Vrees wel, dat deze week er heel wat uit
onze raadselfamilie leelijk gekeken hebben naar
een neefje van wien ik vorige week het eerste
raadsel had opgenomen, en natuurlijk ook een
beetje leelijk gekeken naar mij, omdat ik het
in ons hoekje had gezet. Nu hoor, we beloven
allebei beterschap. We zullen het niet weer zoo
moeilijk maken. Maar dat neefje had mij al
eens vroeger datzelfde raadsel ingestuurd, maar
toen dacht ik: het is wat moeilijk en ik plaatste
het niet. Onlangs stuurde hij het weer in, toen
dacht ik: het is wel een beetje moeilijk, maar
nu ja, het is pas vacantie geweest, dan kunnen
ze er wel een beetje tegen, maar het schijnt toch
te moeilijk geweest zijn, want 'k heb maar van
één een goede oplossing gehad van dat raadsel.
De andere waren makkelijker.
Zoo hoor, nu moet ik nog vertellen, dat
JO BOM te OOLTGENSPLAAT
den prijs heeft gewonnen.
Nu, allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
Jo B, te Doltgensplaat, Wat heb jij me goed
bedacht, met twee brieven, 'k Zal de laatste
maar beantwoorden. Leuk, dat broertje al zoo
flink wordt. Jammer, hé, dat die aardige Juf
frouw weg is. 'k Hoop, dat je met de nieuwe
weer even goede maatjes wordt. Wat handwerk
jij veel. Jij hebt een fijne vacantie gehad. Zoon
dagje aan 't strand aan Hoek van Holland is
zoo heerlijk. In de Bijenkorf in Roterdam is ook
heel wat te zien. Ik denk, dat je wel een heelen
dag bij al dat mooie speelgoed wilde blijven
kijken. Daar is heel wat, hé En dan zulke
mooie poppen. Nu is de pret weer voorbij.
Neel'tje N. te Zuidland. Wat heerlijk zeg,
zoo'n reisje naar Oosterwijk. De reis er heen
is ook al de moeite waard. Die groote spoorbrug
bij Moerdijk vind ik ook altijd weer mooi om
te zien. 'k Heb hem nu in mijn vacantie ook
weer gezien, 'hoor. Die wandeling in het bosch
vond je zeker wel heerlijk. Ik bea erg verlan
gend om je rapportcijfers te weten,
Sibilia N. te Zuidland. Dat is wel prettig
als jullie ook wat helpen konden in de vacantie.
Leuk,datje toch nog uit logeeren bent geweest,
'k Ben blij, dat je den prijs zoo mooi vindt.
Hen W. te Ooltgensplaat. Wat ben jij uit
geweest. Hoe is het in Haamstede? Daar moet
je me maar eens wat van vertellen, want daar
ben ik nog nooit geweest. Hoe lang ben je daar
geweest Die reisjes met Vader mee naar Rot
terdam in de vacantie zijn ook wel leuk. Hoe
lang vaar je er dan over. Gelukkig, dat Gerrit
wer beter was, nu konden jullie samen nog een
paar prettige dagen hebben. De prijs ont
vangen
Arte W. van der V. te Melissant. Ook al
uit geweest. In de Rotterdamsche Diergaarde
vind ik het ook mooi. 'k Ga er graag telkens
nog eens heen. Heb je ook die kassen met
mooie bloemen en planten gezien Of heb je
al je tijd met het kijken naar de apen verbruikt
Als ik er ben probeer ik altijd net op voedertijd
bij de zeeleeuwen te zijn. Dat is toch zoon
aardig gezicht. Heb jij dat ook gezien Doe
Pa en Moe de groeten terug.
Cornelia A. R. te Nieuwe Tonge. Wel je,
elk krijgt op zijn beurt een prijs, hoor. t Had
nou wel leuk geweest als 't net eens op je
verjaardag was geweest. Intusschen, ik feliciteer
je nog hartelijk met je verjaardag, t Is wel wat
laat, maar dat kan niet anders.
Dc oplossingen zijns
I. Boerenkool, Koen, Roobel.
II. Gouden regen.
III. Maas, Rijn, IJsel.
Nieuwe raadsels,
I. Verborgen plaatsnamen;
De remmen van je fiets deugen' niet.
Waarom wees Piet naar mij
Jan zag den balk, maar Piet niet, zoodat hij
er over struikelde.
Ik zag die dame hier gisteren ook al langs
gaan.
II. Een werktuig om mee te visschen en één
letter vormen samen den naam van een stad in»
Overijsel. Welke?
III.
Loop je door me heen, dan wordt je nat,
Keert ge me om, dan ben ik zwart.
De oplossingen kunnen, met vermelding van
naam, voornaam, leeftijd en adres, tot Vrijdag
11 September worden gezonden aan
TANTE TRUUS,
Bureau „Maas- 'en Scheldebode",
SOMMELSDIJK,