predikbeurten L UIT HET WOORD J allerlei Dr. i. SEVERIJN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld JEUGDLEVEN OP ZONDAG 30 AUG. 1931 geref. kerk. chr. "geref. kerk. geref. gemeente. UITBREIDINGSDRANG. Wanneer het Koninkrijk der hemelen vergeleken wordt bij een mosterdzaad, f -het kleinste der zaden, maar als het -'gewassen is, het grootste der moes kruiden, opgroeiend tot een boom dan wordt ons daarmee te kennen ge geven, dat er innerlijk, in dat Koninkrijk een geweldige ontwikkelingsdrang, een verbazingwekkend uitbreidingsvermo gen zit. Dat de mosterdplant zoo sterk uitgroeit, dat is niet door bijkomende uiterlijke omstandigheden, neen, die uitbreidingsdrang zit in het zaad reeds. Het -heelt de bestemming van Gods wege, en daarom ook de voorwaarden in zich, om tot zulk een buitengewone ontwikkeling te komen. Heel de plant is er, van de wortels tot de stam, van de stam tot de takken, tot de uiterste twijgen toe op aangelegd, om zoo hoog en wijd en breed zich te ontplooien Er schuit een innerlijke drang in die plant, welke niet bevredigd is, voor en aleer de volle ontwikkeling bereikt is Zoo is het ook met het Koninkrijk der hemelen: het bevat in zich die ontwikkelingsdrang, die zucht naar uit breiding, dat expansie vermogen: die samengeperste, naar uitgroeien dringen de kracht, die tot een ontplooiing en uitbreiding voert, waarover een ieder verbaasd staat. Nu grijpt deze uitbreiding, deze groei en ontwikkeling plaats in den weg des Verbonds, in de voortzetting van Gods genade-werk in de geslachten der ge- loovigenen ook door uitbreiding naar buiten, in het winnen van degenen, die buiten staan, van de niet gekerstende volken voor het Koninkrijk van Jezus Christus, door den arbeid der zending. In deze twee wegen breidt zich Gods Koninkrijk uit en het is een verbazing wekkende groei, dien de eeuwen te aanschouwen geven. ei J? a'le oorden der wereld strekt het Christendom zijn vertakkin gen al niet reeds uit 1 Uit alle geslach ten en talen en naties worden er door ae Evangelie-prediking steeds meer getrokken uit de duisternis, en over gebracht in het Koninkrijk des lichts PnH ultbreidinS van het Koninkrijks j, m.?et ons een oorzaak van blijd schap zijn en hoe zou dat niet? Hebben wi] onzen Koning niet lief En kan het onverschillig laten, dat zijn heerschappij zich uitbreidt over de wereld allerwege, en Zijn Koninkrijk zich uitstrekt langs de verste stranden Maar hier ligt nu voor ieder Christen een taak. Dit is een werk van allen, hoofd voor hoofd. Zit in het Koninkrijk der hemelen, naar luid van onze ge- gelijkenis die ontwikkelingsdrang, die uitbreidingsstuwkracht, dan moet deze in ieder onzer, zoo wij kinderen des Koninkrijks zijn, terug gevonden wor den en zijn werking doen. In het werk van de uitbreiding van Gods Koninkrijk hebben wij allen ons aandeel. Het is maar niet het werk van enkelen, maar van allen. In dit opzicht is de gelijkenis van het mosterzaad leerzaam. Voor zulke ontwikkeling in het natuurlijke, als het mosterzaad te zien geeft, is noodzake lijk, dat de heele plant, de heele boom meewerkt. Dat is niet maar het werk van de takken, die aan verschillende kanten nieuwe twijgen uitdrijven. Neen, daar aan werken alle takken mee, en ook de stam, en ook de wortels. Zulk een enorme ontwikkeling in de boomkroon is een onmogelijkheid, als ook de stam niet stevig wordt, om zulk een boom kroon te kunnen dragen, en als de wortels niet diep genoeg zich ingraven in den bodem. Alles moet mee werken: en die uitbreidingsdrang zit evengoed in de vezels van den stam, als in de uitbottende takken. Zoo is het Koninkrijk der hemelen: de uitbreiding er van is niet het werk van enkelen daaraan werken allen mee. Ieder op zijn wijze en in zijn plaats, maar heilige en grootsche roeping is het van alle geloovigen om voor hun deel mede te arbeiden, opdat het Koninkrijk Gods uitgebreid worde. En zoo wij dan door Gods bestel behooren tot den stam van den boom van hel Koninkrijk der hemelen, zoo zullen wij toezien, dat wij toenemen in levens kracht door den Heiligen Geest, en in vastheid en hechtheid, om de takken te kunnen dragen en voeden met de levenssappen, die door ons heengingen. Daarom moesten wij ons de vraag stellen werkte nu die uitbreidingsdrang ook in ons hart en in ons leven Is merkbaar die expansie-zucht van Gods Koninkrijk, in ons. Stellen wij ons zelf, onze gave, onze kracht, onzen ijver, ons gebed, ons goed door innerlijke drang en aandrift gaarne beschikbaar voor de komst van het Koninkrijk? In den weg des Verbonds Opdat van geslacht tot geslacht God gediend worde En uw kinderen ook weer kinderen des Koninkrijks mogen zijn En gaat U ter harte ook de uitbreiding van het Christendom door het werk der Zending Leeft gij in dat werk mee Draagt gij, als de stam, de takken, en voert gij ze nieuwe kracht toe, door Uw geloof en Uw gebed en Uw offer Daarin zal moeten openbaar worden, dat gij van dat Koninkrijk Zijt, dat gij zelf er toebehoort, dat die ontwikke lingsdrang ook werkt in Uw hart en in Uw leven, die in heel dat Koninkrijk zit. De stuwkracht, de overvloedige levensvolheid de uitzettingsbehoeften van het mosterdzaad. n VOOR DEN ZONDAG ONDER REDACTIE VAN ■■■Biii'iiin I NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst en 's av. 6.30 uur Ds. van Asch (Nabetr.) Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. de Looze van Waddinxveen (collecte). Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur de heer Vetter van Langstraat. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en nm. lees dienst. Nieuwe Tonge, v. m, en 'n.m. leesdienst. Dirksland, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. van der Wal. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de neer Overweel. Melissant, v.m. Ds. van Asch van Sommelsdijk en 's av. de heer Baart. Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees dienst. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de heer Tiemens, hulppred. te Nijmegen. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en s av. 6 uur Ds. de Graaff. Den Bommel ,v.m .en n.m. Ds. Schaaisma Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. Sommelsdijk, v.m. en 's av. leesdienst. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 u. leesdienst Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m .9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst) Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 'en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. *t)uddorp, ,v.m. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. 1EHB STICHTELIJKE OVERDENKING Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een mosterdzaad het» welk wel het minste is onder de zaden, maar wanneer het opgewas' sen is, dan is het 't meeste onder de moeskruiden en het wordt een boom. Matth. 13: 31, 32. TEVREDENHEID. Er is zeker wel veel van het hooge goed, dat we tevredenheid noemen, te zeggen. De, valsche tevredenheid een ingenomen zijn met zichzelven moge ze ver van ons geweerd zijn Maar de ware tevredenheid 'het zich kun nen schikken in de verschillende omstandigheden des levens ze is een goed van onschatbare waardij. Onze tijd staat in het teeken der ontevre denheid. ,was ^et nu maar een ontevredenheid met ZlM 6n ^et Was een 9oe'^ teeken. Maar men is ontevreden over alles en nog wat, maar de heilige ontevredenheid over ons- zelven, wordt onder ons maar weinig gevonden. We zijn ontevreden over onze naasten, over onze ouders, over ons beroep 'en in den diepsten grond eigenlijk ontevreden over God, Dit raoge °P het eerst wat vreemd klinken, in werkelijkheid is het toch niet anders. God plaatste ons in ons 'beroep, deed ons geboren worden in het huis waarin we leven kortom, Hij regelde voor ons vele dingen, waarbij wij bij uitstek lijdelijk waren. En toch wat is de ontevredenheid onder de menschen1 niet ontzettend groot 1 Noem b.v. het socialisme, waar is het anders uit geboren als uit ontevredenheid over men schen en toestanden. Maar we behoeven eigen lijk niet eens ver te gaan om de ontevredenheid op te sporen. Valt ze niet om ons heen, ja kunnen we niet in ons eigen hart bemerken, als het niet gaat zooals we gaarne zagen, dat het ging Is er geen ontevredenheid in ons vereenigings- leven Zijn we steeds tevreden met de plaats die God ons aanwijst en overtuigd dat dit ook de goede plaats ds De ware tevredenheid spruit voort uit het veréenigd zijn met Gods Wil. Zijn we dat in werkelijkheid, zoo zullen we in voorspoed dankbaar en in tegenspoed gedul dig zijn en in alles een goed toeverzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader, Die ons dit alles toeschikt. Nu wil echter het tevreden zijn allerminst zeggen dat we dan niet mogen streven- naar ver betering van positie. Wanneer we door eerlijke middelen kunnen vooruitkomen in het leven, zoo mogen we het niet nalaten. Het Apostolische woord heeft ook nu nog volle kracht„Zijt ge als een dienstknecht ge roepen, laat u dat niet bekommeren, maar kunt ge v r ij worden, gebruik dat lieve r." We vergeten toch zoo dikwijls, dat de maat schappij een groot organisme is. De Apostel Paulus heeft ten opzichte van de Kerk eens het mooie beeld gebruikt van het menschelijk lichaam. Zooals het oor niet kan zonder het oog, en de voet niet zonder de hand, zoo kan de eene geloovige niet buiten de andere. Nu geldt ditzelfde voor het maatschappelijk leven in al zijn variaties. Wanneer we qnze jeugdvereenigingen als voorbeeld nemen, dan bemerken we dat het beeld, 't welk de Apostel gebruikt, ook hier ten volle tot openbaring komt. Een voorzitter b.v. kan zich al aardig gaan „voelenmaar wat baat hem zijn voorzitter schap zoo hij geen leden heeft. Zijn niet de leden even onmisbaar voor het vereenigingsleven als hijzelf En waar een voorzitter het hoofd van een vereeniging soms genoemd wordt, daar mogen- we den secretaris zeker wel het hart noemen En nu zou ik wel eens willen vragen welke van deze beide lichaamsdeelen de belangrijkste functie verricht. Er is waarschijnlijk niemand die het kan, om dat ze beiden onmisbaar zijn. Laten we daarom tevreden zijn met de gaven ons door God ge schonken en ze ten beste van onze medeleden aanwenden. We konden hier maar iets aanstippen van het vele, dat over de tevredenheid zou te schrij ven zijn. Toch dacht het ons goed hier een paar zinnen over neer te pennen. We willlen toch in de toekomst nuttige leden zijn van Kerk, Staat en Maatschappij. Dat we dan trachten mogen de klip der ontevredenheid te vermijden. Het zal ongetwijfeld strijd kosten om ondanks miskenning en verachting nochtans werkzame leden te blijven van Kerk, Staat en Maatschap pij, om geen- ontevredenheid te laten postvatten héél diep in ons hart. Laten we daarom toezien en waken 1 Anderen zien we zoo dikwijls vallen over dit struikelblok. Daarom ook reeds èn in ons vereenigings leven èn in de toekomst ons aan dezen gespie geld. Want wie zich aan een ander spiegelt, doet dit zacht. M. J. v. D. KERKELIJKE TOESTANDEN TE NUMANSDORP. Geen recht voor het Herv, (Geref.) volk. Een eigenaardige uitspraak. Men schrijft ons van Geref. Ned. Herv. zijde uit Numansdorp De kerkelijke kwestie te Numansdorp is al oud. Wel niet zoo oud als de wereld, zooals het diaconiehuis, waar Keesje uit Hildebrands „Camera Obscura" vertoefde, maar toch reeds meer dan tien jaar verscheurt de kerkelijke kwestie de gemeente. Men kent wellicht de si tuatie. Er bestaat te Numansdorp een Herv. Evange lisatie op Geref. Grondslag, van welke Evan gelisatie de heer A. Heemskerk voorganger is. De kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente, in zonderheid diens Voorzitter, Ds. J. A. ten Bok- kel Huinink, staat zeer vijandig tegenover de Evangelisatie. De oorzaak hiervan ligt in den diepsten grond in het richtingsverschil. Te betreuren is, dat in dezen strijd de Heilige Doop als machtsmiddel wordt gebruikt of liever misbruikt. Men eischt van de doopouders, dat ze een kerkelijk leven leiden, wat naar de in terpretatie des Kerkeraads wil zegg'en, dat ze de samenkomsten op den Zondag in de Herv. Kerk trouw bijwonen. Deze eisch, die vastligt in een bepaling, reeds in 1908 door den 'kerke raad gemaakt, wordt nu niet bepaald steeds ge handhaafd. Die bepaling wordt niet gehand haafd tegenover menschen, die totaal onverschil lig zijn en nergens onder de prediking des Woords opgaan. Je kimt het in je leven zoo bont niet maken, of je kind wordt gedoopt. Maar, o, wee, als je behoort tot de Evangeli satie Dan wordt op eens die 'bepaling gehand haafd En zoo treitert men de menschen, die de Geref. beginselen zijn toegedaan Dan zijn er zeker wel een heeleboel kinderen in Numansdorp ongedoopt vraagt ge. Momen teel weer een 40-tal. Toen Ds. van der Graaff (thans te Ede) nog te Ridderkerk stond, doopte die de Numansdorpsche kinderen. Die had den moed om voor het geplaagde volk in de bres te springenhij hielp. En in Middelharnis weet men nog wel, hoe daar, reeds menig jaar gele den, ook een heele groep kinderen uit Numans dorp door Ds. Dekking gedoopt werd. Natuurlijk hebben de menschen der Evange lisatie getracht, recht te verkrijgen. Ds. Van Grieken heeft reeds in de eerste jaren van den strijd geadviseerd, de doopkwestie aanhangig te maken bij de hoogere besturen. Men heeft dat toen niet althans niet ten einde toe, gedaan, maar is halverwege blijven steken. Trouwens, als Ds. Van Grieken ge meend heeft, dat de 'hoogere 'besturen aan de Geref. groep te Numansdorp recht zouden doen, dan heett hij zich vergist. V oor de Cerei. i s er geen recht in de Ned. Herv. iverkZ,.e ii>34, zie i886, denk aan den Raad van oeneer en net proces-Uuddorp, zie de toestanden te Numans dorp, waar de Gereiormeerden zeits de regle menten aan hun zijde heböen en nog geen recht kunnen verkrijgen. Men heett het geprobeerd. In het najaar van 1930 richtte zich een doopvader te Numans dorp tot de Alg. Syn. Commissie der Ned. Herv. Kerk met de vraag om voorlichting in zake den Heiligen Doop, waarbij tevens de Alg. Syn. Commissie op de hoogte werd ge bracht van de doopspractijk te Numansdorp. De Alg. Syn. Comm. heett toen uitgemaakt, dat kinderen van Herv. Ouders behoorden ge doopt te worden. Het Classicaal -bestuur van Dordrecht kreeg zelfs opdracht er voor te zor gen, dat in één der gemeenten van zijn ressort de H. Doop aan de kinderen van Herv. ouders niet werd onthouden. Het scheen wel, dat het begon te dagen 1 Een achttal doopouders ver voegde zich bij den kerkeraad, teneinde den Doop voor hun kinderen te vragen. Dat was op 3 December 1930. En evenwel, nochtans en desalniettemin werden ze niet toegelaten. Ze hebben zich daarop gewend tot het Class. Be stuur van Dordrecht, waarvan Ds. Ten Bokkel Huinink scriba is. De afloop laat zich be vroeden 1 De kerkeraad werd in 't gelijk ge steld De ouders brachten daarop hun kwestie voor 't Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Hol land. Een adres van adhaesie, door plm. 250 personen, bijna allen gehuwde mannen en vrou wen, geteekend, werd er aan toegevoegd. Het mocht niet baten. De ouders kregen nul op 't request. Ze kregen den raad, om maar trouw bij Ds. Ten Bokkel Huinink ter kerk te gaan 1 Zegt het „orthodoxe" kerkbestuur van Zuid- Holland dat ook, als het een moderne gemeente met een modern predikant, als Rijswijk b.v., betreft Want dat is de consequentie 11 Ten slotte zijn de verongelijkte ouders naar de Synode gegaan 'in goed vertrouwen op de rechtvaardigheid hunner zaak, meenende, dat het hoogste bestuurslichaam hun recht zou doen. 't Heeft niet zoo mogen zijn. Woensdag 5 Aug. j.l. stelde de Synode den Kerkeraad in 't gelijk. 't Is wel een fraaie beslissing Een beslissing, die o.a. in strijd is met vroegere uitspraken der Synode En wat er van te denken, als de Alg. Syn. Comm. uitmaakt, dat kinderen van Her vormde ouders behooren gedoopt te worden, terwijl de Synode, die kort daarop saamkomt, beslist, dat men die kinderen niet behoeft te doopen We begrijpen' er, eerlijk gezegd, geen jota van. Van eenheid in de rechtspraak ge sproken Of zou het feit, dat ouderling Sneep van Numansdorp lid is van Provinciaal Kerk bestuur en Synode, zijn invloed hebben laten gelden Houden groote heeren elkaar niet gaarne de handen boven 't hoofd? Hoe het zij, de kerkelijke kwestie te Numans dorp blijft voortbestaan. Het onrecht blijft be stendigd. Doch de Geref. groep verlieze den moed niet. Zij blijve houw en- trouw aan het beginsel. Onze vaderen trokken op, kracht puttend en levend uit het„Dieu et mon droit, God en mijn recht". Zoo zij het ook te Numansdorp. TEEKENEN VAN VERVAL. Een waarschuwend woord, In het Hervormd Weekblad „De Gerefor meerde Kerk" troffen wij in de Vragenbus het volgende aan De heer X. te O. deelt ons een en ander mede uit den toestand zijner gemeente, voorheen en thans, en eindigt dan met eenige vragen, aldus „En nu verder de afval in onze Vaderlandsche Kerk, die mij zoo bedroeft, ook in mijn eigen geme'ente. Daaromtrent wou ik u maar vragen ls het op zijn plaats, dat een Kerkeraad gaat stemmen over het Heilig Avondmaal, of men het maar niet liever voortaan slechts tweemaal in plaats van 4 maal zal houden, en dan bij stem ming blijkt, dat besloten is het dan maar twee maal te houden. Is een ouderling op zijn plaats, als hij zegt niets voor het Heilig Avondmaal te gevoelen, en is het niet in strijd met den cate chismus Zondag 25 Is het op zijn plaats, als de Predikant, van af den Predikstoel, bekend maakt, dat de bijbel eigenlijk maar éénmaal wijst op het Heilig Avondmaal, en dat dus, wanneer het t w e emaal in het jaar wordt gehouden, zulks al een be voorrechting isde bijbel geeft alleen den goe den Vrijdag aan. Is het op zijn plaats, dat een gemeente het Heilig Avondmaal opzettelijk besluit te houden 2 of 3 weken vóór de bevestiging van de nieuwe lidmaten, en dat zoodoende nieuwe lidmaten buitengesloten worden van het sacrament, dat toch van Jezus zelf is ingesteldis 't geoor loofd de nieuwe lidmaten op dergelijke wijze het Heilig Avondmaal te onthouden Ja, maar zegt men dan ter verontschuldiging, over een half jaar kunnen ze het dan toch houden, als ze willen. Als 'het tenminste in dien tijd niet maar éénmaal per jaar wordt gehouden. Ik hoop niet, dat ik te veel van u verg, en gij mij uw ant woord niet onthoudt. Mocht het zijn tot waar schuwing in uw antwoord voor het verval in onze Nederlandsch Hervormde Kerk." Ds. C. A. Lingbeek schrijft in zijn antwoord op deze vraag o.m. „De haren rezen ons te berge bij het lezen van bovenstaande vragen. Dat vele zgn. ultra-ge- meenten diep gezonken zijn, wisten wij, maar dat ze zóó diep zijn vervallen- wisten wij niet. Men heeft veel gesproken over het Modernisme, „het zielverwoestend Modernisme", zooals de term luidt, en wij erkennen gaarne, dat het Mo dernisme veel kwaad heeft gedaan en, daar het de menschen, grootendeels, niet modern maakte, maar ze in onwetendheid liet en voor kerk en godsdienst onverschillig maakte, veel goeds heeft verhinderd. Maar wat ons in het bovenstaande uit zoo genaamd streng-rechtzinnige gemeenten wordt bericht, achten wij veel erger, zelfs dan het Modernisme. Systematisch wordt daar een quqasie-recht- zinnige leer, die in werkelijkheid een- warwin kel van waarheid en leugen is, gebruikt om de mensch'eri van het eenvoudig geloof in Jezus Christus of te brengen, af te verhinderen, dat ze er toe komen, en om ze te leeren de zalig heid in zichzelf te zoeken. Een waar werk des duivels onder Gerefor meerde vlag 1 Is het niet om te schreien over zulk een verval God geve genadig aan de menschen, die be hooren tot zulk een gemeente, o o g e n om de dingen in hun ware gedaante te zieng e- trouwheid om zich door al dat geroep van gewaande rechtzinnigheid niet van het eenvoudig geloof in Jezus Christus te laten' afbrengen (van dat geloof n.l. dat gewerkt wordt door de prediking van het Evangelie en versterkt wordt door diezelfde prediking en het gebruik der H. Sacramenten) en verder moed, om tegen den stroom van dwaiing en afval te durven gaan in staan, en om ook in den naam des Heeren- er tegen te getuigen en niet te verzwij gen, dat het een werk des duivels is." ZUIVER BELIJDEN. Een proefste'en voor de zuiverheid uwer be lijdenis is dit, of God de glorie wordt toege bracht. De belijdenis is zuiver, wanneer in alles uit komt: God zij altoos op 't hoogst geprezen, Lof zij Gods goedertierenheid. In een zuivere belijdenis wordt in niets tekort gedaan aan de souvereine, alleswerkende, alles- vermogende, onwederstandelijke genade Gods. Maar God, die rijk is in barmhartigheid, door Zijn groote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de mis daden, heeft ons levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden). (Efeze 2 vs. 4 en 5). Onzuiver wordt de belijdenis, wanneer iets goeds toegekend wordt aan den mensch. Wan neer men het voorstelt, alsof de mensch uit zichzelf in staat is aan te nemen de tot hem komende prediking van de genade Gods in Christus. Dan wordt de zuivere toon van de eere Gods vervalscht. Onzuiver wordt de belijdenis, wanneer men aan het „dood door de misdaden en zonden" niet volle recht laat wedervaren. Onzuiver wanneer men het mitsdien voorstelt alsof de mensch zijn hart openstelt voor de genade. Laat ons toezien, dat de zuiverheid der be lijdenis onder ons onverkort gehandhaafd blijve. Er wordt ook in onze kringen eog al veel gelezen „Het Zoeklicht", of kennis genomen van de werken van tor. Johan de Heer. Nu zij vooropgesteld, dat in het werken van Joh. de Heer veel te prijzen is. Zijn liefde tot Christus, zijn overvloedig zijn in het werk des Heeren kan ons beschamen en ten voorbeeld zijn. Echter in zijn leervoorstelling sluipt iets in, dat aan de zuivere Godverheerlijk'ende belijdenis tekort doet. Is las onlangs zijn werkje: „Hoe kom ik tot 'bekeering Een werkje, dat veel goeds bevat. Maar toch 11 Het is merkwaardig, dat in die kringen altijd gezwegen wordt van het verbond Gods. De Schrift is er vol van. Hoe kan dan van een zóó Schriftuurlijke waarheid als het verbond in een werkje: „Hoe kom ik tot bekeering" gezwegen worden Genegeerd worden de waar heid, dat de eischen van geloof en bekeering tot ons komen op den grondslag van -het ver bond. Wanneer dit gebeurt ligt het gevaar voor de hand het geloof voor te stellen als een werk van den mensch. J. de Heer doet dan ook moeite aan te toonen, dat uit Ef. 2 8 niet af te leiden is, dat het geloof is Gods gave. Hij beroept zich daartoe op Prof. van Nes, Tekst en Uitleg (niet op Prof. Greijdanus, wiens standpunt ten opzichte van het gezag der Heilige Schrift onverdacht is, maar die hij in dit opzicht heelemaal niet ge bruiken kanj. Mij trof bijzonder een zin als deze „Is het niet heerlijk, dat juist in het begin van het Evangelie staat: Bekeert u en gelooft het Evangelie en zoovelen Hem aangenomen heb ben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, n.l. die in Zijn naam gelooven. Er gaat niets aan vooraf, deze boodschap geldt vromen en goddeloozen, ouden en jongen. De Schrift maakt geen lange inleidingen, zij valt om zoo te zeggen met de deur in het huis en zegt ons het allereerste wat plaats hebben moet in de wedergeboorte, de Scheppingsdaad Gods, die onmiddellijk plaats vindt, ja reeds wachtende is aan de poort van ons hart naar het oogenblik, dat w ij ons hart er vooropen zullen stelle n." Ik onderstreep enkele dingen. In één zin wordt gesproken van „goddeloozen" en die toch voor die wedergeboorte het hart kunnen openstellen Zijn wij er dan toch de eersten Gaat er toch iets aan de levendmaking van den dooden zondaar vooraf Men leze daartegenover Hoofdstuk III en IV van de kostelijke -Dordtsche leerregels, art. 11: „Voorts wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert en de ware bekeering in hen werkt, zoo is het, dat Hij niet alleen het Evangelie haar uiterlijk doet prediken en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste deelen des menschen met de krachtige werking deszelfden wederbarenden Geestes; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt, dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil, die wederspanning was, ge hoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzoo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen." Dat belijden is zuiver en daarom is het God- verheerlijkend. God is de Eerste en de Laatste, een God van volkomen zaligheid. Dat is de belijdenis, die wij gelooven met het hart en belijden met den mond: Onverdiende zaligheên Heb ik van mijn God genoten, 'k Roem in vrije gunst alleen. (Shied, Kerkblad). v, d. M. t

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 7