- WATE R
Bij Hoofdpijn
en bij
EEN HOEKTE ■TrOOiSüTTVROV'W
Buitenland.
V er koopingen.
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Mljnhardt's Poeders.
En de Geest en de Bruid
zeggen: Kont.
EEN PROT. CHR. LANDDAG TE ALPHEN AAN DEN RIJN.
OPUIEKKEIID EN GEZOND^WBSb^hH^" NAIUURUJK BRONWATER
(Wordt vervolgd)"
blijven. Hij heeft weer een nieuiw Kabinet samen
gesteld, waarin ook liberalen dn conservatieven
zitting hebben. Uit de samengestelling van dit
Kabinet blijkt, dat de nieuwe regeering van plan
is groote bezuinigingen door te voeren.
Als MacDonald kiezen moet tusschen kiezers
gunst of nationale plicht, is de keus hem niet
zwaar
In een radiorede, die hij voor eenige dagen
hield, zei hij treffende woorden.
Doos 45 ct. Bij Uw Drogist.
Hij zei, dat hij was de stichter van een partij,
waar hij steeds toe had behoord, die hij als het
ware geleid had door haar kinderjaren heen en
die hij nog steeds liefhad. Hij heeft noch zijn
overtuiging noch zijn denkbeelden gewijzigd en
het bedroefde hem dan ook, thans zonder ge
loofsbrieven van de arbeiderspartij voor den dag
te moeten komen. Naar zijn meening hadden
deze hem, gezien den ernst van de omstandig
heden, ook nu niet mogen ontbreken. Niettemin
is hij niet zonder geloofsbrieven, daar hij be
schikt over de geloofsbrieven van den nationalen
plicht, zooals hij dien inziet en die hij volgt
zonder zich om de gevolgen te bekommeren1
Dat is manrientaal.
Volgens Reuter gelooft men algemeen in Len
den, dat MacDonald zich er rekenschap van
geeft, dat de vorming van dit nieuwe Kabinet
een einde maakt aan zijn politieke loopbaan,
maar dat hij het zijn plicht acht de plannen iot
herstel van de finantieele positie des lands ten
uitvoer te brengen en dat hij zich, zoodra de
crisis overwonnen is, uit de regeering en uit
de politiek zal terug trekken.
Wel een tragisch einde
En verdere berichten zeggen, dat ieder uur
de kloof tusschen hem en zijn oude politieke
vrienden, die de kiezersgunst prefereeren, groo-
ter wordt.
Nogmaals: wel een tragisch einde
MacDonald had beter verdiend.
Ik ben nieuwsgierig of „Het Volk" zijn stand
punt van „niet overijld oordeelen" zal hand
haven, of dat dit blad, als het straks ziet, dat
men MacDonald alleen laat staan, zich bij de
rest zal scharen en ook den man, die het een
maal vereerde als de profeet van het Engelsche
socialisme, den rug zal toekeeren.
Ach, als het bij de roode heeren gaat tusschen
plicht en kiezersgunst, dan weten wij wel waar
het op uitlooptDan worden de MacDonalds
schaars gevonden
UITKIJK.
i.
We schreden eenige gedachten neer in de
Julimaand over 't „Alzoo lief heeft God de
wereld gehad", en 't tweede artikel eindigden
we aldus
„En nu staan we tevens voor 't kardinale
punt onzer Geref. Belijdenis. Zeer zeker is de
Uitverkiezing het Cor ecclesiae, d. i. 't hart der
Kerk, maar er is nog een kardinaal punt in onze
Geref. Belijdenis, n.l.: Hoe is nu de verhouding
van Natuur en Genade Of wat moet Sion
op de wereld doen
En op 18 Juli eindigden we met
„Doorgeven Wat Dat Christus is 't Licht
der wereld. Dat 't Lam draagt de zonde der
wereld. Dat Israels verwerping is de aanneming
der wereld. Dat Israels val is de verzoening
der wereld. Dat God in Christus de wereld met
Zichzelf verzoende. In één woord: dat God zijn
Schepping behoudt en niet vernietigt, maar ze
alleen behouden kan en wil, door de wereld,
waarin Zijn beeld zichbaar is, in oorspronkelijke
kennis, gerechtigheid en heiligheid te binden1 aan
Sion, dat in en door Christus absoluut in staat
is om 't gewone, doodgewone leven van Schep
ping of Natuur weer te doen ontplooien 'en
bloesem en vrucht te doen dragen, totdat t
koninkrijk Gods in Bethlehem gesticht, naar de
eeuwige uitverkiezing van Sion, met dit Sions-
volk, met dit Sionsgeslacht, met deze. priester
lijke en koninklijke Sionieten, schitteren zal in
eeuwigen glans. Christus als wortel blijft. Sion
als rank blijft in den Wortel. De blaadjes gaan
ten verderf. Dus blijft „de wereld" in der
eeuwigheid."
Wat moet Sion op Aarde doen
En ons opschrift is een vingerwijzing voor
haar taak, omdat het heenwijst naar de vol
einding, die de spits der pyramide is, wier
grondvlak staat in 't Scheppingsleven.
Omdat, welke voleinding er ook in onze dag-,
week- en jaartaken in gewoon natuurlijken zin
moge zijn, de inhoud van het resultaat; de oogst,
die binnengebracht wordt; het gebouw, dat be
woonbaar isj verklaard, afhankelijk is van 't
gestelde doel, 't gestrooide zaad, 't gelegde
loven en de levenssmart van Saul te verzachten.
Omdat Hij indrong in 't Heidendom: daarom
kon Phidias zijn beelden houwen, die de trots
van Griekenland waren; en konden tempels ver
rijzen zelfs voor „den onbekenden God" in
Athene.
Hij was 't, die de hand bestuurde om bergen
te doorboren en natiën met natiën als tot één
levensgemeenschap te verbinden.
Wetenschap, Kracht, Industrie, Muziek en
Zang, Dichtkunst en Schilderkunst -in 't rijk
der werkelijkheid en der scheppende fantasie:
daar staat Zijn Goddelijke naam: Geest.
En daarom roept Hij om den Zoon
Want Hij is uitgegaan van den Zoon bij 't
krieken van 's werelds dageraad; en al Zijn
geestelijk materiaal heeft Hij ontvangen1 van den
Vader en den Zoonom daarmee 't eigen
dom des Heeren te bevruchten; om ondanks
de verwoestende macht der zonde, dat eigendom
te beveiligen tegen dien anderen geest, wiens
afbraakswellust en verwoestingsdrift in de hoog
ste hemelen bekend was.
En al Zijn hoogheilig begeeren was de vol-
En Hij was in de ark; en als de Duif weer
uitgegaan, heeft Hij 't heidendom zelfs in Zijn
ontferming opgenomen, maar concentreerde Zijn
Geesteskracht toch in Israël. Dit volk zonderde
Hij af, want uit dit volk zou Zijn Christus
komen, uit wien Hij als Geest gezonden was
als een baanbereider omde velden vlak te ma
ken, opdat de Koning der Eere, als mensch-
geworden Zoon, kon ingaan in den Nieuw-
Testamentischen tijd.
Maar toen was Zijn hoogtepunt van Godde
lijke energie bereikt, want Hij gaat wonen in
de Kerk en wat nooit gezien en nooit gehoord
was: Jood en Heiden, Hebreeër, Griek en Ro
mein wénden zich naar 't Kruis.
En Hij bewaarde de Kerk; ondersteunt ze;
handhaaft de eeuwige waarheden, en door dwa
lingen en reformatiën leidt Hij ze tot op 't
Heden.
Blijft Hij in de Kerk door prediking en sacra
ment.
En de Bruid, in Zijn Kracht, met Zijn liefde
en met alleg enadegaven strijdt den goeden strijd
des geloofs; gaat en staat in de wereld, om
De Ring Alphen aan den Rijn 'en Omstreken heeft het medewerking van de Prov. afd. van den Bond van Ned. Herv. Jongelingsvereen.
op Geref. grondslag op het terrein van de Martha-Stichting te Alphen aan den Rijn een Landdag georganiseerd. Door den aanhoudenden
regen kon de openluchtsamenkomst niet doorgaan en moest de kerk de talrijke deelnemers bergen. Hoe groot de belangstelling voor dezen
landdag was, blijkt wel duidelijk uit deze foto, welke een overzicht geeft van het geheel gevulde kerkgebouw. O.a. trad daar als spreker
op Prof. Dr. H. Visscher. De leiding berustte bij den Eerw. Heer A. J. Dekker.
de vrucht der worsteling den Bruide
gom in den schoot leggen.
Ze haasten zich echter niet: Hoe dichter 't
nader tot 't huis van den Vader, des te luider
klinkt het: Kommaar gok: Wie nog dorst
heeft, kome en neme de wateren des lev'ens
om niet
Wil de wereld niet meer luisteren, dan
komt Hij.
Dan zal 't Licht der lichten schijnen in 't
eeuwig Vaderland.
Dan zal een lichtwalm van rook en smook,
zwavel en vuur over 't tijdelijk Vaderland
heengaan
J. v. d. W.
Middelharnis, 29 Augustus 1931.
(Wordt vervolgd)
fundam'ent.
En Hij, die de fundamenten legde, is dezelfde
Bouwmeester, die ook 't trotsch gebouw voor
voltooid kan verklaren.
Deze Voleinding vindt haar architectuur in 't
fundament; al de rest is maar ornament of
versiering.
Maar juist omdat 't hier gaat om de fundatie,
om de eerste openbaring van 't Goddelijk raads
besluit, kan in de Voleinding geen andere bede
vernomen worden dan 't: En de Geest en de
Bruid zeggen: Kom
De Geest roept om de komst des Zoons
Geen wonder
In de Natuur heeft de Geest gewerkt van den
eersten Scheppingsmorgen af; en Zijn kracht en
macht is ingedrongen1 in Wetenschap 'en Kunst;
in individuen en gemeenschappen, welke levend
uit algemeene genade, de Schepping verrijkten
met de vruchten van hun brdllanten denkers
geest.
Hij is ingegaan in de wereld van klanken en
kleuren, en inspireerde zangers en dichters en
schilders, alle eeuwen door, om in hymn'en en
lofzangen1, in vloekpsalmen en treurliederen, in
proza en poëzie, met verf en penseel en palet,
de majesteit van 't Onbegrijpelijke èn ook van
de waardij van 't Zichtbare weer te geven.
Hij was aan geen tijd en ruimte gebonden;
deze categoriën zijn er in den hemel niet.
Daarom werd Juba! een organist; en kon
David zijn harp tokkelen om Israëls God te
keren der wereld, en de organische menschheid
van geslachten tot geslacht, aan te vuren om
de Wereld, na elke eeuw, schooner en vol
maakter aan haar opvolgster over te dragen.
Maar ook daaraan zijn perken gesteld
En zonder dat 't Goddelijk en Geestelijk ma
teriaal is verbruikt, maar om des Welbehagens
wil; om wille van 't afgewerkte Raadsbesluit:
daarom roept Hij tot den Zoon: Kom 1
Kom
Want er is heimwee in Mijn ziel, om U te
toonen de schatten der wijsheid onder den hemel
ten toon gespreid. En wie nog dorst naar Wijs
heid; en wie nog een teug van 't Levenswater
drinken wil: hij haaste zich dan, want de Tijd
is nabij, dat het materiaal naar een Nieuwen
bouw zal worden overgebracht.
En de Bruid roept met dien Geest ook tot
haar Bruidegom
Hoe kan 't anders
Als de Moeder roept, vraagt immers Haar
kind hetzelfde.
En is de Bruid, de Kerke Christi, niet haar
kind Is de Bruid geen generatie des Geestes
Is er dan geen onzichtbare en zichtbare Kerk
Hij was de Stichter.
Hij was in 't Paradijs, en in die Kerk van
ongekorven hout spitste Hij hun oor, om God
te beluisteren in 't geruisch van 't loover, en
Hem te aanbidden.
deze op te eischen voor den Eigenaar; om aan
te prijzen haar Heere door de werken harer
barmhartigheid, door de actie harer zending
in 't heidenland, door de actie voor een C h r.
levens- en wereldbeschouwing in
Staat en Maatschappij.
En Geest en Bruid roep'en nu beiden tot den
Eene, wiens gedachten ze vertolkten.
Niet roepen ze, omdat ze den strijd in en
tegen de wereld moede worden, maar omdat
Geest en Bruid het tweeërlei Vaderland kennen;
en ze beide weten, dat 't hier op Aarde maar
een doorgangshuis is. 't Is hier een worstelperk
tegen dien anderen geest uit den afgrond. En
worstelend hielden beiden 't hoofd boven de
kolken der schuiménde wereldzee.
Maar ze willen, en daarom roepen ze tegelijk,
Drie personen verdronken by reddlnge,
pogingen Tin een hond.
Drie personen, misschien echter vier, zijn
in de badplaats Torquay om het leven ge«
komen bij een poging om een hond te redden.
Er woedde een krachtige storm en de golven
sloegen af en toe over den kademuur van
den boulevard heen, Flotseling viel een hond
van de borstwering van den boulevard in
het water. Een 16 jarig meisje, vermoedelijk
de eigenares van den hond, trachtte het dier
te redden, doch een golf sleepte haar van den
kademuur in de diepte. Eenige badgasten, die
naar de hooge zee keken, zagen het ongeval
en begaven zich eveneens te water om het
meisje te redden. Ook zij verdwenen echter
in het schuim van de branding. Zes en twintig
personen reikten elkaar daarop de hand en
vormden een levende ketting waarmee men
het water afzocht, zonder er in te slagen een
der slachtoffers te vinden.
De Atlantfque.
De nieuwe Fransche oceaanstoomer Ailan»
tique zal in September van dit jaar zijn eerste
reis van Bordeaux naar Zuid'Amerika doen.
De Atlantique is een van de grootste passa<
giersschepen ter wereld; het schip heeft een
waterverplaatsing van 40,000 ton, een lengte
van 237 meter en een snelheid van 24 knoopen
in het uur. De inrichting beantwoordt aan
zeer moderne eischen, wat betreft hygiëne,
compost, enz. Er is bv. ook een winkelstraat
van 140 meter lengte en 5 meter breedte,
waarin vele groote Farijsche winkels filialen
zullen hebben.
Openbare vrijwillige verkooping op Donder
dag 27 Augustus 1931, des namiddags 3 uur
(oude tijd) in het Café Smits te Stad aan 't
Haringvliet, bij inzet, en op Donderdag 3 Seifr
tember 1931, des namiddags 3 uur (oude tij.Bj 1
in het Café Peekstok te Stad aan 't Haringvliet
bij afslag, van
a. Het huis met erf nabij Panhuis, Sectie C
no. 817, groot I are 70 centiaren
b. 3.30.00 Hectare (7 gem. 56 Voornsche
roeden) Bouwland in den Nieuwen Stadschen
Polder, gemeente Middelharnis, achter het huis
sub a„ in 2 perceelen en combinatie
c. 2.89.23 Hectare (6 gem. 89 Voornsche
roeden) Bouwland aan Vrouwtjes Weg, polder
Oude Stad," gemeente Stad aan 't Haringvliet,
in 2 perceelen.
Ten verzoeke van de Erven van Mej. J. Donk
te Middelharnis.
Notaris VAN BUUREN.
VICTORIA»WATER is eea heerlijke, verfrisschende en dorstlesschende drank,
i_ «i1 i i
die gelijktijdig een heilzamen invloed uitoefent op den bloedsomloop en de 'BP
afscheiding der vochten.
In „De Jonge Vrouw" las ik een artikel,
waarmee ik het niet eens was. O, men behoeft
dit niet dadelijk al te tragisch op te vatten.
Het raakt geen principieele kwestie. Het gaat
over woninginrichting. Nu, daarover mag men
van meening verschillen, nietwaar 't Spreek
woord zegt: over smaak valt niet te twisten,
't Gaat voornamelijk over de inrichting van de
huiskamer.
Nu, zooiets begint weer onze belangstelling
te krijgen. In den zomer, nu ja, dan is alles
zoo wat uit zijn voegen. De huishoudelijke ma
chine draait dan wel eens anders dan gewoon
lijk. Bij den een doordat m'en veel uitgaat, bij
den ander door veel logees of ook doordat de
kinderen met vacantie thuis zijn.
En och, als het dan maar een beetje weer is,
dan ontvlucht je de huiskamer en maakt buiten
een gezellig zitje klaar. Vooral in de dorpen
is dat wel mogelijk.
Nu, de vacantie en uitgaanstijd raakt over,
het gewone werk neemt ons overdag weer in
beslag en de avond vindt ons weer in de huis
kamer. De lamp gaat weer aan en we vinden
het weer gezellig in huis.
De huiskamer weer in volle eere dus. En
vanzelf interesseert een vrouw weer wat er over
de inrichting er van geschreven wordt.
Wat de schrijfster, V. Hartogh-Snoek, raadt
aan hen, die nog geheel beginnen moeten met
het inrichten1 van hun huisje, daarmee kan ik
me goed vereenigen. Ze raadt aan: koop uw
meubelen naar een huis. Tegenwoordig heeft men
in de nieuwgebouwde woningen veelal kleine
logeerkamers, zet daar geen groote, hooge meu
belstukken neer. De kamer zou daardoor nog
maar kleiner lijken.
Vele goede raad wordt aan de beginners nog
gegeven, alleen maar, als ze zegt, dat de linnen
kast gerust kan vervallen, kan ik het niet met
haar eens zijn. In een muurkast kan het linnen
goed zeer wel worden opgeborgen. Nu ja ,het
wordt gedaan, maar nee hoor, daar kan ik me
niet zoo best mee vereenigen. Een mooie linnen
kast, keurig afgewerkt, waarin onze stapels
linn'engoed zoo keurig uitkomen, daar kan ik
toch zoo goed geen afstand van doen. Al is
het dan ook honderdmaal modern.
Doch dat is slechts een ding, 't andere lijkt
me voor beginners heel verstandige raad.
Maar wat ze schrijft over bestaande ouder-
wetsch gemeubelde kamers, nee, daar kan ik het
faeelemaal niet mee eens zijn.
Ze schrijft n.l.
„Bij bestaande ouwerwetsch gemeubelde ka
mers, die men een verjongingskuur wil doen
ondergaan, moet men uit den aard der zaak
anders te werk gaan. Allereerst zal men daar
moeten opruimen. Er staan altijd in zulke ka
mers ongeloofelijk veel zaken, waar men buiten
kan. Het zal eventjes moeilijk zijn afstand te
doen van meubels en voorwerpen, waaraan m'en
door de gewoonte en het gebruik gehecht is,
maar de nieuwe tijd eischt dat offer. Men wint
er ruimte door, men wint licht en zon, men
wint tijd, door werkbesparing. En men blijft
jong in een jonge omgeving. Dus radicaal op
ruimen, liever gezegd weg doen wat overbodig
is .Na dit gedaan te hebben, bekijkt men de
overgebleven meubels eens. Bijna zeker is er
een buffet uit vroeger dagen met spiegel en
kastjes. iDt bovéngedeelte, dat gemakkelijk af
te schroeven' is, doet men weg en men houdt
dan een soort dressoir over, dat voldoende is
tot berging en gebruik. Hangt er een spiegel op
den schoorsteen, dan doet men ook die weg,
want in een woonkamer is een spiegel doelloos.
Men dient er een te hebben in den gang bij den
kapstok, boven de waschtafels en boven de
toilettafel, nergens anders. Een frisch behangsel
zal noodig geworden zijn, want waar de opstand
van 'het buffet geweest is en de muurversierin-
gen, waar wij afstand van gedaan hebben, hin-
gen, zou een donkerder plek ons steeds her- j
inneren aan den ouden tijd. En al die plekken
staanleelijk. Men laat de schoorste'en, waar de
spiegel hing, tegelijk mee behangen. Lange over
gordijnen korte men in tot vensterbankhoogte,
valletjes en draperienë doet men weg. Behalve
het behangen is het alles werk, dat men zelf
doen moet. Het merkwaardige namelijk van de
heele verjongingskuur is, dat het geen kwestie
van bijkoopen is, maar vanwegdoen."
Laat men daar nu niet uit concludeeren, dat
ik voor ouderswetsch ingerichte kamers ben en
zoo liefst maar propvol met alle mogelijke meu
bels, meubeltjes en snuisterijen. Integendeel, Als
ik nu pas beginnen moets om ons huis in te
richten, deed ik dat natuurlijk in de stijl van
dezen tijd, aangepast aan de bouw van 't huis.
En voor al die overladen kamers heb ik ook
geen sympathie, 'k vind het zelfs afschuwelijk,
als nergens je oog kan gaan zonder op een
vaasje, een beeldje of kleedje te stuiten en voor
al portretten niet te vergeten. Maar 'k vind, dat
zij, die jaren1 geleden hun woning met smaak
hebben ingericht, dat is nu vanzelf ouderwetsch,
daar behoeft het zelfs nog niet zoo heel oud
voor te wezen, daar nu heusch niets van be
hoeven te offeren aan den nieuwen tijd.
Zij, die jaren geleden hun kamer inrichten, zijn
kinderen van dien tijd geweest, en al groeien
ze met den tijd mee, in hun woningen zal toch
de sfeer van hun eigen tijd, zoo noemen ze den
tijd toen ze begonnen, wel beheerschend zijn.
'Hoe zullen die zich thans thuis voelen in een
hyper modern ingerichte kamer. Dat is hun
eigen sfeer niet.
De schrijfster zegt ook: „Het zal wel eventjes
moeilijk zijn, afstand te doen van meubels en
voorwerpen, waaraan men gehecht is."
Dat zal waar wezen.
Elk stuk heeft zijn eigen geschiedenis. En
eiken dag wordt de geschiedenis langer. De zor
gende huisvrouw weet immers het zwakke plekje
van elk stuk. Dat moet niet met dien kant zoo
naar 't licht geplaatst worden, dat kan beter zoo
gezet, want weet je nog, dat is toen gebeurd
en daardoorZoo valt er van elk stuk wat
te vertellen.
En nu voel ik er niets voor om dat allemaal
aan den nieuwen tijd ten offer te brengen.
In mijn eigfen' huis heeft het alles nog niet
den tijd gehad om zoo'n lange geschiedenis te
maken, maar als ik denk, dat in mijn ouderlijk
huis alles was gemoderniseerd, het offer aan den
nieuwen tijd gebracht dus, al was het dubbel
zoo mooi, het zou lijken of het thuis niet meer
was. Ik zou het verre van prettig vinden.
De schrijfster zegt in 't begin van haar ar
tikel, dat we zelf een sfeer moeten scheppen in
onze kamers.
Welnu, jonge menschen, die nu hun huis in
richten, zullen toch een gansch andere sfeer
scheppen, dan menschen begeeren van veertig
of vijftig jaar.
Alles kan smaakvol zijn, ook al is het niet
modem. Indi'en het met zorg wordt gekozen en
gerangschikt. Ook in ouderwetsch gemeubelde
kamers kan het zoo echt gezellig zijn.
M*n beste nichtjes en neefjes I
Toen ik vorigen keer voor ons hoekje ging
zitten schrijven, had ik het prettige werk een1
massa prijswinners te kunnen noemen voor
onzen wedstrijd. Dat doe ik altijd graag, 'k zou
het eigenlijk wel altijd willen doen, maar
wie leent me dan zijn portemonnaie
De prijswinnaars hebben zeker de prijzen wel
ontvangen, 'k Heb er ten minste al voor gezorgd.
Allemaal nu verder heel veel groeten van
jullie TANTE TRUUS.
Ingezonden door Lientje B. te Ouddorp
Harmsen had veel kinderen. Hij had weinig
of geen werk. Zoo raakte hij bij den bakker
en den kruidenier in de schuld.
Hij had geen brood om te eten. Geen geld
om te koopen.
De bakker en de kruidenier zeiden, dat, als
hij het over een week nog niet betaald had,
zij zijn huis zouden laten verkoopen.
Hij zei tot vrouw en kinderen: „Wij hebben
nog een rijken God, die kan ons helpen".
Toen1 knielden zij allen neer op de knieën, en
bad. Hij bad, of de Heere hem wilde helpen.
De laatste dag was aangebroken. De arme
man leunde op het onderdeurtje. Met behuilde
oogen keek hij naar boven. De Heere hielp
hem niet.
Opeens zag hij een klein vogeltje. Angstig
fladderde het been en weer. Opeens als een
pijl uit den 'boog vloog het over zijn hoofd heen
naar binnen. Het ging op den rand van den
spiegel zitten. Hij ving het in een kooitje.
Plotseling werd er op de deur gebonsd.
„Dat zullen ze zijn", dacht hij. Maar neen,
het was de huisknecht van mevrouw N. Hij
zei: „Harmsen, de buren zeggen, dat er bij U
een vogeltje is binnengevlogen",
„Jawel", zei hij, ,hier heb je het. Kom, ga
maar mee in huis".
„Nee, Harms'en', dat zal ik niet doen."
„Nou, goedenmiddag hoor en1 vriendelijk be
dankt voor het vogeltje. Daaag."
Daar vertrok hij.
Toen hij 't vogeltje thuis gebracht had, kwam
hij weer terug met een pakje onder den arm.
Daar hoorden ze weer gebons. „Nu zullen ze
het vast zijn", dacht hij. Maar neen, 'het was
de vriendelijke mijnheer zelf.
Hij kwam uit naam van mevrouw N. de man
vriendelijk bedanken. „En nu vraagt ze, of u
ook een kleinigheidje wilt hebben
Meteen legde hij een pakje op tafel. Haastig
maakt Harmsen het open.
En wat kwami er te voorschijn, dach je
Net genoeg geld om him schuld te betalen.
Eenige uren later verschenen de gerechts
dienaren om zijn huis te verkoopen.
„Hier heb je het geld", zeide de man. „Laat
mij nu met rust. De Heere heeft geholpen."
TINEKE.
XVI.
Eindelijk vond de dokter goed, dat ze thuis
kwamen.
„Nou hoor", zei Mevrouw van der Hoog,
„nou is 't tijd, dat de belhamels weer naar
huis mogen", maar meteen trok ze Truus eens
plagend aan haar lange vlechten. Truus lachte
maar eens, die wist wel, dat Mevrouw dat
belhamels niet zoo kwaad bedoelde.
Nog maar een nachtje slapen en als ze mor
genmiddag uit school kwamen, dan mochten ze
naar huis.
Wat waren ze Wij. Ze hadd'eb het o zoo
prettig gehad bij Mevrouw van der Hoog, maar
bij Pa en Moe, bij zusje, dat was toch thuis!
Bij Tini stond het huilen nader dan het
lachen. Het was zoo fijn geweest eiken dag
samen te spelen en met Truus 's middags altijd
een half uurtje saampjes Mina helpen. Anders
vond Tini 't nooit prettig als ze wat helpen
moest, maar met Truus samen was 't echt leuk.
Truus kon eerst alles veel beter, die was 't
gewend, maar nu was Tini al net zoo handig.
Moe zag het en ze probeerde Tini wat te
troosten.
„Ja, Tineke, wij schieten weer saampjes over.
Je mag me wel troosten, hoor. Maar we zullen
het rustig hebben als die rakkers weg zijn."
Tini lachte maar weer wat mee.
Doch d'en anderen dag viel het toch niet mee.
Ze hadden gewoon gedraafd naar huis toe.
Tini ging alleen het hekje van hun tuin binnen.
De anderen draafden door, nog even een luid-
ruchtigen groet en Tini was alleen binnen. En
dat nou net op Woensdagmiddag.
Moe verwelkomde haar meisje o zoo hartelijk.
„Luister eens, ik heb een plannetje, als we
saampjes thee gedronken hebben, wandelen we
knus naar 't dorp toe, gaan daar eens echt
wat boodschappen do'en, en we rusten1 wat bij
de Moeder van Miep uit, en dan halen we
Pa van de tram af. Hoe vind je dat?"
Hé, dat was fijn, met Moe samen boodschap
pen doen en naar Miep en Pa van de tram
■halen. Wat fijn
Moe vertelde, dat ze 's morgens bij Mevrouw
De Raedt geweest was en dat zusje weer zoo
heelemaal beter was.
„Morgen mag jij er gaan kijken, hoor Tini.
Vandaag nog maar niet. Truus en Fré en Hans
hebben hun zusje zoo lang niet 'bij zich gehad,
die willen nu engel maar met zusje spelen."
Tini begreep dat best, maar zij ging met Moe
wandelen', dat was toch ook echt.
Tini gaf Moe stevig een arm en daar stapten
ze heen. Wat feestelijk. In 't dorp schrok Tini
even, daar kwam net de dokter aan.
„O Moe, daar komt de dokter en U wandelt."
,,'t Geeft niks hoor. Ik mag best wandelen
tegenwoordig. Al kijkt die dokter nog zoo boos.
Maar hij zal niet boos kijken, hoor. Hij vindt'
het zelf goed. Echt hé Tineke 7"
Het werd zoo maar een heelen feestmiddag,
bij Miep was het leuk en Pa was zoo blij toen
hij ze saampjes zag wachten.
Moe zei tegen Pa: „We hadden het saampjes
zoo stil, nu onze logeetjes weg zijn, dat we er
maar op uit zijn gestapt".
Pa begreep er alles van, hij miste ook zljo
vroolijke gasten wel.