Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOG SIGNO VINCES
No. 3770
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1931
46STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
De Wethouders.
HEVEA EEEffl®
Op den Uitkijk.
Gemeenteraad.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad ver t e tt tlësa en verdere Administratie franco toe te asenden aan de Uitgevers
licht loopend
BEZOEK VAN HET NEDERLANDSCHE OORLOGSSCHIP
„JACOB VAN HEEMSKERK" TE KOPENHAGEN.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ j
v.h. W. BOEKHOVEN ZONEN 1
SOMMELSD ;JK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
De Gemeentewet zegt: „De Wethou
ders worden door den Raad uit zijn
midden benoemd...... Zij worden geko
zen voor vier jaar. Zij treden tegelijk
af met den eersten Dinsdag der maand
September. De aftredenden zijn dadelijk
weder verkiesbaar."
Binnen enkele weken zal de verkie
zing van de wethouders in alle gemeen
ten van ons land dus weer plaats heb
ben. Tegelijk met het optreden van de
gemeenteraden in hun nieuwe samen
stelling.
Voordat Thorbecke zijn beroemde
«meèntewet van 1851 maakte (op
ondslag van de nieuwe Grondwet
van 1848) zag het er in ons land met
onze wethouders wel een beetje anders
uit.
Er was toen van „democratie" nog
geen sprake.
Toen werden de wethouders in de
steden door de Kroon, en op het platte
land door den gouverneur uit de raads
leden benoemd. Hun naam was toen
niet: wethouder, maar: „assessoren",
een woord dat we het beste kunnen ver
talen door „bijzitter", iemand die bij
stand verleent in een college of recht
bank.
De organieke wet van 1851 bracht de
benoeming over in handen van den ge
meenteraad, die in zijn keus tot zijn
eigen leden beperkt is.
Er is over die laatste bepaling veel
jijd gevoerd.
Inderdaad heeft het zijn bezwaren,
dat de Raad in zijn keus beperkt is en
het dus niet altijd gelukken zal iemand
voor dit ambt te vinden, die volkomen
geschikt is en er tijd toe heeft.
Er staat echter tegenover, dat het
weer volkomen in strijd met het demo
cratisch element onzer gemeentewet zou
zijn, wanneer wethouders ook buiten
den Raad benoemd konden worden.
Want zij zouden dan buiten den recht-
streekschen invloed der kiezers komen
te staan, een bezwaar, dat aan kracht
wint, als men bedenkt, dat nog steeds
de voorzitter van het College van Bur
gemeester en Wethouders door de
Kroon benoemd wordt.
Wie belang stelt in de wettelijke be
palingen, omtrent de wethouders ge
steld, kan deze vinden in den vierden
titel der gemeentewet, terwijl voorts het
derde hoofdstuk dier wet in zijn eerste
paragraaf handelt over de bevoegd
heden van het dagelijksch bestuur.
Die zijn niet zoo weinig.
De gemeentewet legt in hand4n van
het dagelijksch bestuur een groot/e taak.
Intusschen moet niet uit het ocig wor
den verloren, dat de gemeentenfiad aan
het „hoofd" der gemeente sta/at, vol
gens de wet, zoodat het college van
B. en W .in den ruimsten zinverant
woordelijk blijft voor alles wjat zij als
zoodanig verricht.
Het is te begrijpen, dat, waJkr de wet
houders zulk een belangrijke! plaats in
nemen in het gemeentebestuur, de ver
kiezing van deze functionarilssen in het
centrum der algemeene belangstelling
staat.
Vooral in plattelandsgemeenten,
Waar het persoonlijk elerlaent meestal
st«rk op den voorgrond J treedt, is er
*aak over de verkiezing
ders heel wat te doen.
Het spreekt vanzelf,
2aak als antirevolutionair
den principieelen kant en/ dus van breed
standpunt bezien kunner
Direct dringt zich da n de vraag op,
°f wij als antirevolutie nairen kunnen
Medewerken aan de 1 verkiezing van
Wethouders, die liberaal ojf socialist zijn.
der wethou-
Jdat we deze
ten alleen van
Voornamelijk van de zijde der Staatk.
Geref. wordt ons verweten, dat we bij
bevestigende beantwoording van deze
vraag, ons aan beginselverloochening
schuldig maken.
Gelukkig mogen we echter lang
zamerhand in de S. G. P. óók in dit
opzicht een kentering bespeuren.
Wie nauwkeurig de ontwikkeling
van deze partij volgt, ziet dat zij langs
trappen van geleidelijkheid zich' meer
en meer bij de praktijk van hef politieke
leven gaat aanpassen.
Eerst ging deze partij zóó ver, dat
men uit principieel oogpunt niet anders
dan op eigen candidaten meende te
mogen stemmen. Immers stonden de
overige rechtsche partijen, volgens het
inzicht van deze partij eveneens op re
volutionairen grondslag, en mocht men
dus deze partijen niet steunen.
In menigen gemeenteraad weken de
St. Geref. raadsleden echter reeds van
dit eigenaardige standpunt af; de na
tuur was blijkbaar sterker dan de leer,
en nu vonden we reeds in een week
blaadje, dat deze partij er op nahoudt,
een artikeltje over de wethoudersver
kiezing, waarin openlijk met dit isole-
ments-standpunt, dat de S. G. P. in
nam, werd gebroken en waarin met
ronde woorden de stelling wordt ver
kondigd
Allereerst moet rekening gehouden worden
met de positie van den burgemeester. Zijn
stem kan immers den doorslag geven in het
college. Een partij, die ook den burgemeester
onder hare aanhangers telt, heeft daardoor
reeds een vertegenwoordiger in het Dag. Be
stuur, waarmee bij de verdeeling der Wet
houderszetels terdege moet worden gerekend.
Wanneer dus een Burgemeester tot
de Staatk. Geref. Partij behoort, moet
daarmede rekening worden gehouden
bij de verdeeling der wethouderszetels.
Dat wil dus zeggen, dat in zoodanig
geval óók candidaten van Anti-Rev.,
Christ. Hist, of Roomsch-Kath. al
naar gelang de Raad is samengesteld
tot wethouder moeten worden gekozen.
Wij zijn blij dit te mogen vernemen,
en deze stelling te hooren verkondigen
door een blad, dat zegt te staan op
grondslag van handhaving van art. 36
naar Staatk. Geref. opvatting.
Dat zijn dingen om te onthouden
Maar er is meer.
Het blaadje geeft nog meer wenken
aan zijn Staatk. Geref. lezers en zegt
Indien de meerderheid van den Raad
rechtsch is, zouden wij er veel voor gevoelen
twee rechtsche wethouders te benoemen. Daar
bij moet dan uiteraard de grootste fractie het
eerst aan de beurt komen.
Dus ook hier volstrekte verlooche
ning van het isolements-standpunt.
Wanneer een Raad slechts één of
twee Staatk. Geref. afgevaardigden telt
en de Anti-Rev. of Christ. Hist, of
Roomsch-Kath. fractie beschikt over
drie of vier raadsleden, dan moeten
eerst die groote fracties aan de beurt
komen.
Hier wordt dus openlijk in een
Staatk. Geref. orgaan het advies ge
geven aan de partijgenooten, die het
voorrecht hebben raadslid te zijn, om
op de groote rechtsche partijen te stem
men.
Hoe dit alles te rijmen is met de in
terpretatie, welke Ds. Kersten aan art.
36 der Geloofsbelijdenis geeft, wordt
ons in dit krantenartikel niet verklaard.
Dat moeten de lezers blijkbaar maar
voor zichzelf oplossen
Intusschen verblijdt het ons, dat we
van Staatk. Geref. zijde zulke klanken
mogen beluisteren.
Want het wijst er op, dat men al
aardig het A.-R. standpunt gaat bena
deren. En wie zou zich hierover niet
verheugen
We hopen op voortgang in deze rich
ting
We zijn het echter weer niet eens
met den schrijver van dit artikel, als hij
verder gaat en zegt, dat hij er de voor
keur aan geeft, dat bij een rechtsche
raadsmeerderheid geen wethouders-
zetel aan linksche partijen wordt ge
geven.
Hij verwijst hier naar de samenstel
ling der Ministeries, waarin homogeni
teit heerscht en hem dunkt, dat men in
de lagere bestuurscolleges ook deze op
vatting moest huldigen.
De fout in deze redeneering is, dat
Er valt over deze zaak nog meer te
zeggen, maar daarover in een volgend
artikel.
Over de zitplaatsen in onze kerken is al heel
wat gezegd :en geschreven, en zooals het met
vele dingen gaat, er zullen nog wel heel wat
woorden over afgedaan worden eer het overal
is zooals het behoort te zijn.
We hebben veelal met ingeroeste gewoonten
te doen, die niet gemakkelijk zijn te veranderen.
Over het algemeen mag wel worden gezegd,
dat het systeem van openbare verhuring (vaak
met opbod) onder de Gereformeerde belijders
geen instemming vindt, evenmin als het verschil
in prijs van de zitplaatsen. De mooiste plaatsen
vlak bij den preekstoel duurder dan die meer
achteraan. Een verfoeilijk stelsel in Gods bede
huis.
hier ongelijksoortige grootheden met el
kander vergeleken worden.
Hier toont de schrijver gebrek aan
kennis aangaande onze staatsinstellin
gen. Immers een beetje studie van onze
staatsinrichting zou al aan het licht
brengen, dat men een Ministerie niet
kan vergelijken met de Ged. Staten
eener provincie of met het college van
Burgem. en Weth. in een gemeente.
Wij hebben hier met geheel ongelijk
soortige lichamen te doen.
Ged. Staten en Burgem. en Weth.
zijn dagelijksche besturen uit regee-
ringscolleges, terwijl een Ministerie het
regeeringscollege zelf vormt.
De Grondwet zegt nadrukkelijk, dat
aan het hoofd der gemeente de gemeen
teraad staat, niet B. en W. B. en W.
zijn niet anders dan het dagelijksch be
stuur en als men het zoo ziet, dan ligt
het toch voor de hand, dat dit dage
lijksch bestuur het beeld van den ge
meenteraad vertoont en aldus voldoet
aan den wensch der kiezers, die het
regeeringscollege den gemeenteraad
gekozen hebben.
Wij moeten de Overheid accepteeren
zooals deze door middel der kiezers op
treedt.
Feitelijk is het met een Ministerie niet
anders.
Wanneer de verkiezingen voor de
Tweede Kamer zoo uitvallen, dat links
de meerderheid krijgt, maakt niemand
onze Koningin er een grief van, dat Zij
voor de samenstelling van Haar Mini
sterie de portefeuille aanbiedt aan per
sonen behoorende tot de linkerzijde.
In beginsel staat het met de verkie
zing van Ged. Staten en Burgem. en
Wethouders precies zoo, als men deze
dingen maar in hun juiste verhoudingen
wil zien en bij gebrek aan staatsrech
telijk inzicht de zaak niet gaat ver
warren.
Het mooiste stelsel acht ik wel het stelsel der
vrije zitplaatsen, dat steeds meer ingang vindt.
Ik acht die ook het meest overeenkomstig den
eisch en het karakter, dat aan een kerk gesteld
moet worden.
De Kerk is geen instelling van publieke ver
makelijkheid, welke tot doel heeft zooveel moge
lijk geld van de zitplaatsen te maken. Arm is
de gemeente, die op geen andere manier aan
haar inkomsten weet te komen. Er hapert daar
iets aan het geestelijke leven. De reformatorische
idee heeft daar nog niet voldoende vasten voet
gevonden.
Het mooiste systeem is het systeem van de
„familiebanken". Ouders en kinderen bij elkan
der. Daarin wordt de gezinseenheid geïllustreerd.
Ik las daarover voor eenige weken' een mooie
beschouwing van den heer Meima, in een van
onze kerkelijke bladen en ik meen goed te doen
dat dezen keer onder de oogen van mijn lezers
te moeten brengen.
Misschien kunnen zij er hun winst mee doen
De heer Meima schrijft
Wij zijn het er vrijwel over eens, dat onze
kinderen' mee naar de kerk moeten, mee naar
de gewone diensten. In onze kringen zijn ge
lukkig niet veel voorstanders van kinderkerken
en jeugddiensten. Het blijkt trouwens meermalen,
dat de kinderen van het gesprokene meer mee
nemen dan wij wel eens vermoeden, vooral van
sommige predikanten, die gewoonlijk niet tot de
minst populaire behooren. Een eenvoudige, aan
schouwelijke prediking trekt het volk en pakt
het kind.
Dezen keer wou ik het e'en's hebben over de
plaats, die wij onze kinderen in de kerk aan
wijzen. Daar is nog al een beetje variatie in.
In sommige kerken zie je een koppel kinderen
rondom den preekstoel zitten, die daar door den
voorlezer, met meer of minder succes, in be
dwang worden gehouden. Niet zelden geeft de
bewegelijkheid bij den preekstoel heel wat stoor
nis en ergernis aan wie aandachtig wil luisteren.
Op andere plaatsen vindt men een deel van
het jonge publiek op de galerij, die in het Noor
den' van ons land nog wel eens typisch „klun-
derzolder" wordt genoemd. Ze zoeken dan bij
voorkeur de hoekjes op en maken het niet
zelden zoo, dat wie gesticht wil worden, niet al
te dicht in de buurt moet wezen, 't Gebeurt,
dat men er iemand voor aanstelt om op de
galerij een beetje toezicht te houden en het
behoeft ons niet te verwonderen, dat zoo iemand
vaak heel weinig aan zijn kerkgang heeft.
Nog een derde manier is, dat de ouders en
de kinderen niet bij elkaar zitten, omdat de
plaatsen in de kerk een verschillenden huurprijs
döeri. De mooie plaatsen zijn dan duur, daar
zitten de ouders; voor de kinderen worden dan
goedkooper plaatsen gehuurd en een ander mag
den last hebben van het draaien van de kinde
ren, vader en moeder hebben het rustig. De er
gernis tintelt je tot in de toppen van je vingers,
wanneer zulke toestanden moeten worden ge
constateerd en die dan nog wel door den ker-
keraad worden bevorderd of geduld.
Waarom toch niet overal de regel gehand
haafd, dat men' in de kerk gezinsgewijs zit
Ouders, groote kinderen, kleine kinderen, ze
hooren allemaal bij elkaar te zitten. Men wint
er toch geen ruimte mee, dat de kinderen in
een anderen hoek een plaats vinden En welk
een voordeelen zijn er niet te noemen voor de
regeling gezin bij gezin.
Daar hebt ge allereerst al dat heerlijk ge
voel van saamhoorigheid. Samen trekt men op,
om in het huis des gebeds voor Gods aange
zicht te verschijnen in gebed en dankzegging,
met lofpsalm en liefdegave. Dan zie ik graag
de gezinnen eensgezind optrekken. Ook bij de
deur van de kerk moeten ze niet uiteengaan,
't Is zoo noodig, dat vader en moeder toezicht
houden op de kleintjes, maar niet minder noodig
is het, wanneer ze wat grooter worden, zoo in
de lummeljaren. Dan zijn ze het lastigst in de
kerk en als ze daar eerst hebben leeren spelen
en spotten, dan is er niet zelden aan hun gees
telijke vorming een onberekenbare schade be
rokkend. Laten de ouders toch zien, of ze den
psalm mee opzoeken en meezingen, of ze ook
volgen, wat uit den Bijbel wordt voorgelezen,
of ze bij Doop en Avondmaal de heerlijke for
mulieren mee nalezen.
Er komen voor de kinderen wel eens ver
velende momenten in de kerk, maar die worden
niet zelden in aantal vermeerderd, doordat ze
niet van jongsaf geleerd hebben, mee te doen.
Ze willen graag actief deelnemen. Dat merkt
men wel aan de kleintjes, wanneer de collecte-
zak rondgaat. Dat is een' gewichtig oogenblik,
omdat ze ook tot een daad worden geroepen en
lang tevoren zien ze al uit, of het toch haast
hun beurt wordt. Dat is een aanwijzing om onze
kinderen in alles mee te laten doen, ze in den
arbeid mede te betrekken en geloof maar niet,
dat daar veel van terecht komt, wanneer ze in
een hoek bij elkaar zitten. Ja, misschien doen
ze goed mee bij het zingen, al te goed, zoo, dat
het nu juist niet bevorderlijk is aan de wel
luidendheid.
Hoe noodig is het ook, dat de ouders toezien
op de houding in het gebed. Heele rijen jongens
kan men zien liggen met het hoofd voorover
op de bank, zoodra het gebed, „het lange ge
bed", begint. En 't gebeurt, dat ze ook dan
nog niet kunnen nalaten, door rumoer ergernis
te geven. Zulks kan toch niet voorkomen,
wanneer ieder zijn gasten bij zich houdt.
Eindelijk dunkt me, dat we ook moeten zoeken
te voorkomen, dat onze half opgeschoten jon
gens worden gesterkt in de gedachte, dat ze
langzamerhand te groot worden, om nog bij
vader en moeder te zitten. Daar hebben' ze gauw
last van, vooral, als een ander ze daarmee eens
plaagt. In dat opzicht moet in verschillende
gezinnen één lijn worden getrokken, dan maken
de jongens elkaar het leven in dezen ook niet
lastig.
We zien het, heel wat factoren moeten hier
samenwerken: de kerkeraad in zijn regeling van
de zitplaatsen, de predikant, die ook een woord
heeft voor het jonge volk 'en' de ouders, die
de eenheid van hun gezin handhaven. Waar
ingewortelde verkeerde toestanden zijn, moet
met tact op verbetering worden aangestuurd,
in den regel niet door afkondiging van den
preekstoel, maar door rustige bewerking bij het
huisbezoek.
Elke rustdag, elke opgang naar het huis des
gebeds kan ons dan worden beeld van de
heerlijke toekomst, waarin we ons voor Gods
heilig aangezicht stellen, met de nederige be
tuiging van den beweldadigde: „Zie Heere, ons
en de kinderen, die Gij ons gegeven hebt
UITKIJK.
Vergadering van den Gemeenteraad van
DIRKSLAND op Woensdag 5 Augus
tus, des voorm. half elf.
Na opening had plaats het onderzoek naar
de geloofsbrieven van den heer W. Hagens, die
in de plaats van den heer Geluk kwam. Deze
worden in orde bevonden, waarna de heer Ha
gens de vereischte verklaring en belofte (in
plaats van den eed) aflegt.
De VOORZITTER feliciteert hem met zijn
benoeming en hoopt, dat hij in goede harmonie
met de andere raadsleden de belangen der ge
meente zal helpen bevorderen.
De heer HAGENS dankt den Voorzitter en
hoopt in eensgezindheid met de andere raads
leden zijn plicht te doen.
De notulen der vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen stukken.
Proces-verbaal der gemeentekas. In kas is
4273.03.
Evenzoo van de kas van het Burgerlijk Arm
bestuur: 414.49.
Finantieel verslag van het vleeschkeuringsbe-
drijf. Het saldo is 273.39.