mm
\GER
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
mlaforeo
NER
BOER
IN HOC SIGNO VINCES
OP EEN DRIESPRONG.
ROTTEHDMn
FEUILLETON
No. 3765
WOENSDAG 22 JULI 1931
46ste JAARGANG
Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN
Drie crises. In de Stapelprodncten. De Suiker.
De Oliezaden. De Vezelstoffen. Het gebroken
Kompas. De invloeden der Oorlogstoestanden
op de werkloosheid.
laenhouwerl)
ARLEM
|'s.
ia»
HET ZOUTENDE ZOUT
6 -
ifl MEC-
L. BOER
srdaai -mm
Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG,
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f l.~ b$j vooruitbetaling,
B HTENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
WZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die s| bestaan,
Adverteutlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
*elef. No. 11005 en 11946
(Sbt).
Drie crises.
Een critische beschoiwing van wat men de
landbouwcrisis noemt, voert tot de conclusie,
dat men feitelijk te maken heeft met drie crises,
die weinig of niets met elkander uit te staan
hebben en die toevalligirwijze op hetzelfde oo-
genblik zijn uitgebroken
De eerste heeft te doen met de groote stapel-
cproducten van de wereldmarkt: granen, vezel-
^j^fcoffen, plantaardige vetten, suiker, zetmeel en
S^Kele koloniale producten; de tweede met de
productie die van de veeteelt komen, de zuivel
producten, en de derde met de producten, die
in verschen toestand genuttigd worden: visch,
vleesch, eieren, groenten, fruit enz.
Deze drieëerlei soorten van crises hebben elk
een afzonderlijke oorzaak, oorzaken, die niet
rechtstreeks verband houden met den wereld
oorlog. Ook al was er geen wereldoorlog ge
weest, dan zou de crisis toch gekomen zijn in
de stapelproducten onder no. één genoemd, een
crisis, die in wezen overeen zou zijn gekomen
met de crisis van 18801900. Evenwel was die
minder zwaar geweest dan thans, daar 'hoogst
waarschijnlijk geen inflatieperiode zou zijn voor
gekomen. Het kompas zou niet stuk geslagen
zijn en zou dus geen periode van schijnwelvaart,
waarop thans nog de grondprijzen en de loonen
zijn gebaseerd, gekomen zijn. Men zou naar
het oude middel gegrepen hebben van verdere
intensiveering, van uitbreiding van den tuin
bouw en van zuivelbereiding en veeteelt enz.
De crisis in de stapelproducten.
De lage prijzen der stapelproducten, met na-
e de granen en daaronder vooral weer de tar-
e, zijn voornamelijk te wijten aan de steeds
toegenomen productie. Vooral voor de granen
is die toegenomen productie te zoeken' in het
buitenland, in de eerste plaats in de buiten-
Europeesche landen, in Canada en de Vereenig-
de Staten van Amerika, waar 'honderduizend'en
hectaren aan den akkerbouw zijn toegevoegd,
die door het droge klimaat daarvoor vroeger niet
geschikt waren, maar die door de ontwikkeling
der landbouwmachines, thans blijvend aan dit
areaal zijn toegevoegd. Men heeft daar ingezien,
dat b.v. tarwe geen wisselbouw behoeft, maar
dat voldoende opbrengst gewaarborgd is ook
bij heel weinig regenval, wanneer men het land
om het jaar braak laat liggen. Dan conserveert
zich in den bodem weer voldoende regenwater
voor het volgende tarwejaar.
De Tarwe,
Dientengevolge is de tarweproductie geweldig
toegenomen, waarvan de volgende cijfers het
bewijs leveren
Oppervlakte (tarwe) in 1000 H.A.
1909—1913 1925
Canada 4.025 8.413
Ver. Staten 19.060 21.147
Australië 3.077 4.128
1929
10.220
24.743
5.703
Over de -geheele wereld ds de toename der
tarweproductie in de volgende cijfers geïllu
streerd
In millioen H.A.
1909—1913 1925 jl929
79 89 95
In millioen tons
1909—1913 1925 1929
82 90.5 91.8
En de uitvoer van tarwe bedroeg de volgen
de cijfers (in 1000 tons)
1909—1913 1925—1928
Canada 2447 8631
Ver. Staten 2681 4345
Argentinië 2586 3843
Australië 1345 2631
Door de machinale trekkracht is deze gewel
dige toename van productie mogelijk geworden.
Dit verschijnsel is dus te 'beschouwen als van
langen duur. Voor zoover men van' blijvend
spreken kan, is de huidige toestand op de
graanmarkt, n.l. die van lage prijzen, als zoo
danig te 'beschouwen.
De oostelijke staten van Amerika waar men
niet over die groote gebieden beschikt en waar
de machine, die maait en opbindt en dorscht en
alles tegelijk verricht, niet te gebruiken is, on
dervindt men denzelfden druk op de graanmarkt.
Merkwaardig is hierbij dat de tarwe-con-
sumpt-ie over de geheele wereld is gedaald.
Daarvan geven de volgende cijfers een beeld
Consumptie per inwoner.
1909-1914 1925—1930
Europa
Canada
Ver. Staten
Argentinië
Australië
129.4 K.G.
314 K.G.
147 K.Q.
170 K.G.
160 K.G.
128.7 K.G.
213 K.G.
124 K.G.
149 K.G.
146 K.G.
Men ziet dus dat buiten Europa de tarwe-
consumptie belangrijk minder wordt. Dit is ge
volg van de opvoedingswijziging in andere we-
relddeelen. Meer gebruik van aardappelen,
groenten en vruchten. Er is dientengevolge van
al deze factoren een geweldige voorraad van
tarwe en dat drukt de wereldmarkt.
Voorts liggen er nog uitgestrekte gebieden te
wachten op cul-tiveering en tarweproductie.
Uit dit alles is af te leiden dat de crisis lan
gen tijd zal duren. Hetzelfde heeft men in de
tachtiger en negentiger jaren gehad. Maar met
dit verschil dat men toen lage productiekosten1
had en de producten nog kon opvoeren. Dat is
in Holland thans niet meer mogelijk.
De suiker.
Met de suiker is het dezelfde geschiedenis.
Ook deze crisis heeft niets te -maken met den
wereldveiling. De hoofdoorzaak is wel de aan-
planting van suikerriet in de tropen. De tro
penlanden hebben èn hun aanplant uitgebreid,
èn nieuwe, veel meer suiker leverende rietsoor
ten -voortgebracht.
In de jaren 1909—1913 werd aan rietsuiker
gewonnen' 9.581 (duizend) ton. In 1930 18050
(duizend) ton. De bietensuiker daarentegen steeg
slechts van 7.940 (duizend) ton in 1909—19.13
tot 9.371 (duizend) ton in 1930. En '!t -grootste
deel der tropenlanden is nog lang niet toe aan
de grens van zijn productie-mogelijkheid. Groote
oppervlakten grond liggen nog op het riet te
wachten -en in de meeste landen is -de vermeer
dering van productie per H.A. nog in groote
mate mogelijk.
Op Java is men evenals op Hawaï, het verst
en als mén dan weet, dat per oogst van een
H.A. aanplant niet minder dan 13000 a 15000
K.-G. suiker wordt gewonnen, dan begrijpt men
welke beteekenis dit heeft. En ook hier is terug
tred uitgesloten. Lage suikerprijzen zullen voor
langen tijd de markt beheerschen. En nu moge
men door onderlinge afspraken nog eenige ver
beteringen bereiken, ze zullen nooit in staat
zijn de prijzen belangrijk op te voeren en tegen
de rietsuiker te concurreer'en.
Het zetmeel.
Ook het aardappelmeel is een factor van
groot belang, wel niet voor deze streek, maar
dan toch voor Nederland in zijn geheel. De
productie van dit artikel is sterk gestegen in
het buitenland, hetgeen uit de volgende cijfers
blijkt
Aardappelen -in 1.000.000 tons
De uitvoer van Ja-va steeg in 15 jaar van
50.000 ton tot 500.000 ton en Je uitbreidings
mogelijkheden zijn zeer gro ,t. Ook hier is de
-toestand dus blijvend. De celraurprijzen en
grondprijzen zijn er laag en daar kan Europa
niet tegen op.
De oliezaden.
Hetzelfde treft men aan met de oliezaden. Het
zijn eveneens -de tropenlanden geweest, die den
prijs der vetten hebben omlaag gebracht. Het
aantal vetleveren-de planten en hun productie
vermogen per H.A. is enorm. Het is nog maar
sedert korten tijd, dat men bezig is door toepas
sing der wetenschap de productie per H.A. te
verhoogen.
Totnogtoe is de geheele productie afkomstig
geweest van aanplantingen der inlanders, die
zeer weinig zorg er aan besteden.
1903—1913
1930
Duitschland
37.9
40
Polen
24.8
31.8
Tsjecho-Slov.
5
10.6
Lithauen
0,8
1,8
Leth-land
0.6
1
Maar wat een -grootere factor is, het aard
appelmeel is te vervangen -door ander zetmeel,
b.v. van mais en rijst. Deze zetmeelproductie
der tropen hangt als een zwaard van Damocles
boven 't hoofd van -deze industrie. De Tapioca-
plant groeit in alle tropenlanden, doch wordt
tot nogtoe vrijwel alleen op Java en in Brazilië
geteeld als zet-meelproducent voor de wereld
markt.
Haar cultuur is eenvoudig, haar eischen zijn
niet hoog, de mogelijk'heiden tot verbetering
zoowel van cultuur als plant zijn zeer groot.
Eén oogst kan 12.000 K.G. zetmeel per HA.
leveren.
De toename der Tapiocaprodnrtie p Java
blijkt uit de volgende cijfers
1914—1916 57000 ton.
1928 498.000 ton.
Het openleggen van Afrika, uitbreiding van
den aanplant in Azië, deze twee alleen reeds
hebben een geweldige vermeerdering veroor
zaakt. Thans bemoeit ook de plantage-cultuur
er zich mede op groote schaal. En als men dan
weet, dat men te doen heeft met boomcultures
met hooge producties (de oliepalm en de co-
cospalm levert per jaar per H.A. 2000 K.G.
olie en de cocospalm onder moderne omstandig
heden weinig minder) -dan begrijpt men ,dat ook
hier van een 'blijvenden toestand kan worden
gesproken. Deze toestand is een geweldige slag
voor de olijvencultuur in Zuid-Europa, maar
daar een zeer groote 'hoeveelheid -der tropische
vetten ook in de rest van Europa als marga
rine gebruikt wordt, doen de tropenvetten ook
de natuurboter, dus de melk een hevige con
currentie aan.
De vezelstoffen.
Voor -de vezelstoffen is geen andere toekomst
te verwachten. Immers, om minder afhankelijk
te worden van de Amerikaansche katoenprodu
centen, die een-i-ge jaren geleden getracht 'heb
ben de markt -te monopoliseeren en door aan-
plantrestric-tie -den prijs te verhoogen de eerste
pogingen daartoe dateeren reeds van 1919),
heeft men zoowel -in de Engelsche als Fransche
koloniale gebieden met alle macht er naar ge
streefd -de katoencultuur in'gang te doen vinden.
Hierdoor is de wereldproductie aanmerkelijk
vergroot en dat juist door zulke landen, welke
door den lagen levensstandaard der producenten
■zéér goedkoop produceeren kunnen. Die cultuur
verdwijnt daar niet meer, integendeel ,daar ze in
vele koloniale -gebieden de eenige is, die geld
onder de bevolking brengt, bestaat alle -kans op
verdere uifbreddin-g. En 't is de katoen, die de
markt helpt bepalen- voor de fijnere vezelsoorten,
die weefsels leveren voor kleeding. Hierbij komt
de druk, die uitgeoefend wordt door de kunst
zijde en hoewel die zeker de katoen en het lin
nen niet verdringen zal van de markt, ze ver
vangt toch een belangrijke hoeveelheid ervan.
Ook 'hier kan men daarom van een blijvenden
toestand spreken.
De veeteeltproducten,
De crisis in de veeteeltproducten is gedeel
telijk een gevolg van de crisis in de stapelpro
ducten, gedeeltelijk van die in de -industrie. Door
de eerste factor is men zich in landen- waar vroe
ger de graanbouw hoofdzaak was meer op de
zuivelindustrie gaan toeleggen, waardoor de
productie is toegenomen door de tweede is de
consumptie van zuivel verminderd.
De crisis in onze Nederlandsche producten,
zooals -groenten, fruit, versch vleesch en eieren
staat in nauw verband met de crisis in de in
dustrie. En deze vindt -zijn oorzaak in verschil
lende factoren n.l. in de verbeterde fabrieks-
imethoden, de zware lasten der industrielanden
die aan den oorlog hebben deelgenomen en in
■de waardevermindering van het zilver, waar
door de koopkracht van -Britsch-Indië en China
-geweldig -is gedaald. Door dit laatste is b.v. de
uitvoer van Engeland van geweven stoffen met
90 gedaald. De industrielanden, Duitschland,
Engeland en Amerika zijn altijd elkanders beste
klanten geweest» maar thans is die handel tot
bijna tjiets gereduceerd. Een groote werkloos
heid heerscht er. Dit is de groote oorzaak van
de crisis in onze Nederlandsche producten.
Men zou echter verkeerd doen al de econo
mische wanorde van het oogenblik op rekening
van den oorlog en zijn gevolgen te stellen.
Ik sprak in 't -begin van een gbroken compas
de betrekkelijke waarde van goud en zilver als
waardemeters.
Het gebroken compas.
Het zal wel duidelijk zijn, dat goud en zilver
met uitzondering van de kleine hoeveelheden, die
in de industrie en de versieringsnijverheid ge
bruikt worden, op zich zelf geen waarde hebben.
Ze dien-en alleen om de waarde van andere za
ken in uit te drukken.
Dit maakt, dat bij een overvloed van goud,
men daarvan meer noodig heeft om te ruilen
voor iets anders dan wanneer er goudschaarschte
is. M.a.w. goudschaarschte veroorzaakt lage
prijzen en goudovervloed veroorzaakt hooge
prijzen. En datzelfde geldt eveneens voor zilver,
wanneer tusschen goud en zilver een vaste waar
deverhouding bestaat.
Ik wil 't nu niet hebben over de zeer onge
lijke -goudiverd-eeling over de wereld. Alleen er
op wijzen, -dat in landen met weinig goud, de
rentevoet zeer hoog is, wat natuurlijk ook weer
invloed 'heeft op 't heele economische leven.
Nu is de goudproductie in de laatste 15 jaar
sterk verminderd, m.a.w. goud is schaarscher ge
worden en dit heeft ook meegeholpen de prijzen
der grondstoffen te -verlagen.
Daarbij komt dat de zilverproductie is toe
genomen en de vaste waardeverhouding van
goud en zilver dus verbroken is ten nadeele van
't zilver of m.a.w., 't zilver is zeer sterk in prijs
gedaald.
Er zijn enkele landen met enorme 'bevolkingen,
waar het muntstelsel berust op zilverbasis, 't Be
langrijkste daarvan is China met 400.000.000
inwoners, 't Gevolg is voor China 't zelfde als
indertijd voor Duitschland en België tijdens de
papierinflatie. Voor den -Chinees is alles uit
't bulitenland ontzaggelijk duur geworden en alles
wat China voortbrengt is voor 't buitenland
goedkoop.
Nu was China de voornaamste kooper van
arne No. 59
sfoon 15681
DEN BERG
DOOR
H. KINGMANS.
't Lijkt hier wel een formeele ruzie", klonk
opeens een stem in de deur.
Mijnheer Kleefstra zei het op schersenden
toon, daar -hij wel wist, dat het „gekibbel" van
broer en zuster niets beteekende.
„Vader, nu moet u toch eens hooren Arie
g koopt een paar films voor mij en ik krijg ze
niet, of ik moet met één gulden veertig in de
hand vóór hem staan".
„Hij zal wel zijn goede reden hebben, om dien
tisch te stellen-lachte de heet Kleefstra.
Ziezoo, meisje, daar kun je het mede doen",
vond Arie. „Vader begrijpt er alles van".
„Heb ik je oodt wat te kort -gedaan Voor de
tweede maal vraag ik het. Geef daar nu eens
een duidelijk -en afdoend antwoord op".
„Mijn lieve kind, als ik opschreef 'k weet
<2e niet eens meer de 'bedragen, die ik nog
van je te goed heb, je deedt de eerste veertien
nachten geen oog dicht", lachte Arie, zijn moe-
er een knipoogje gevend,
lt'-'-j at is meer <f'an ongehoord. Je zegt
a ójdhoud het maar Nu, dan hen ik je niets
«eer schuldig".
Ja, zoo'n rakkert ben je wel- Je wacht net
'lang, tot ik je de schuld kwijt scheld".
t" 'e wel", triomfeerde Annie, "je moet
geven, dat ik je niets schuldig 'ben".
T1?! het niet, Arie", lachte mijnheer Kleef-
lorJ 2 aan tafel zettend. En dan: „Komt,
Wen, het is méér dan tijd".
Aorat alles van die films, vader. Daardoor
'ben- ik ook zoo laat. Enfin, '-k zal mijn voor
waarden wat verzachten. Je kunt ze dn -ontvangst
nemen, mits ik uiterlijk Zaterdag het bedrag
ontvangt".
,,-Dat is tenminste redelijk, al is de termijn
wat kort", zed Annie. „Overigens zul je versteld
staan van je zusje. Want je -zult rustig kunnen
slapen. Vóór -uwe Hoogheid zich ter ruste be
geeft, heb lik mijn schuld vereffend. Wat zeg
je me daar nu van
„Niets. Alleen, dat i-k voor het vervolg weer
zoo optreed. Want die toezegging is zuiver en
alleen een gevolg van mijn optreden".
„Even wachten, of -de toezegging gestand ge
daan wordt, Arie", waarschuwde mijnheer
Kleefstra, quasi-ernstig.
„Dat is ook zoo. We kennen Annie langer
dan vandaag".
t Is meer dan treurig", moest Annie be
kennen op een stechtoffertoon. „Ik zal maar
koffie schenken".
„Hier zijn de films", zei Arie. „Je krijgt ze
met vijftig procent korting".
„Je bent een brave, hoor. Voorloopig moet
je maar niet met een meisje komen, want dat
werd -beslist nadeelig voor mij".
„Dat is een lekker kop koffie", -meende mijn
heer Kleefstra met een effen gezicht. Hij had
nog geen kopje vóór zich,
,,'t Is alles de schuld van Arie, vader" ver
dedigde Anniie zich, terwijl zij naar het 'buffet
liep en voor de koffie zorgde. „Eerst laat hij
ons, zoo onbeleefd mogelijk, een uur wachten
en dan gaat hij nog een uur geheel onbillijk
kibbelen. Dat u er geen stokje voor steekt, moe
der".
„De kinderen groeien mij 'boven het hoofd",
klaagde mevrouw Kleefstra, blijk gevend te
kunnen meedoen in het onschuldig spel, dat de
onderlinge goede verhoudingen typeerde.
„U doelt met die woorden- toch zeker alleen
op Annie, hé, moeder plaagde Arie.
„Welja, op zoonlief is niets aan te merken",
dus An-nie weer.
„Komt, jongens, 't heb vanavond nog heel
wat te doen", spoorde mijnheer Kleefstra aan,
zoodat het viertal onmiddellijk daarop den
avondmaaltijd nuttigde.
„O, Arie, dat is waar ook, Veldman is van
middag geweest. De bestuursvergadering kan
vanavond niet -doorgaan", ,zei A-nnie.
„'Dat spijt mij. Toch morgenavond niet
„-Neen, Donderdag. Voor morgenavond een
afspraakje informeerde zij, 'terwijl mevrouw
Kleefstra -het hoofd schudde.
„Inderdaad. Ma-ar voor van-avond niet".
„Met andere woorden je gaat met mij op
stap, als vader en moeder het goed vinden
„Een zeer voorbarig conclusie, zusje. Ik heb
geen enkele aanleiding er toe gegeven",
„Doen we het, Arde Mag het, moeder
'k Wilde een paar mooie -kiekjes nemen. En jij
hebt -bepaald smaak, Arie".
,,'k Heb nog nooit zoo'n geboren -vleister ont
moet", lachte mijn-heer Kleefstra. „Zou Catrien
niet met je gaan, Annie
„Ja, ja, vader. Maar 't 'is nóg beter, als Arie
er bij lis. Vindt u -het goed
„Mij 'best. Maar de persoon in kwestie -moet
beslissen".
„Arie doet het wel, vader. Anders morgen
avond. Doch dat schijnt niet te kunnen".
,,'k Heb Leermans overgehaald, om morgen
avond met mij op sta-p te gaan", verklaarde Arie.
„Leermans, Leermans, o, die nieuwe op je
kantoor. Zoo, werd hij spraakzamer -infor
meerde mijnheer Kleefstra.
„Hij lijkt mij een- aardig jongmensch. Ik dacht
'k moet hem eens polsen".
„Werd hij spoedig -bereid'
,,'k Geloof, dat hij even aarzelde. Maar zeker
weten, doe ik het toch niet".
„Dus je weet niets meer van hem
„Hij is verbazend teruggetrokken, vader,
'k Heb zoo iemand nog niet ontmoet. Maar be
schaafd is hij ontegenzeggelijk".
Arie -had reeds enkele malen over den nieuwen
employé in de Vennootschap gesproken en ook
mijnheer Wehrmeyer -had terloops iets gezegd.
Veel was het n-iet. Hij kon alleen meedeelen,
dat hij den jongeling niet kende, maar dat hij
aanbevolen was door iemand, dien hij zeer goed
vertrouwde.
„Het vak niet mede, alleen in zoo'n groote
stad", meende mevrouw Kleefstra.
„Neen, '-t is niet alles. En ging hij nu naar
een jongelingsvereeniging, dan had hij althans
een vriendenkring en werden er allicht deuren
voor hem ontsloten. Maar je hebt niet den in
druk, dat hij in godsdienstigen zin opgevoed is,
wel, Arie
„Neen, dat geloof ik niet. Het -beste zal zijn,
dat ik hem morgenavond van huis haal en weer
thu-is breng."
„Pardon, jongen, je komt om een uur of tien
hier thee met hem drinken, wanneer hij althans
de invitatie aanvaardt. Er is niets tegen, hoor."
Arie had dat antwoord half en half verwacht.
Gastvrijheid was één der deugden van mijnbeer
en mevrouw Kleefstra. Het gebeurde wel eens
een enkele maal meer, dat er een gast was, die
in levensbeschouwing met bet gezin verschilde,
er wel eens lijnrecht tegenover stond.
„Natuurlijk ds die jongeman welkom, wanneer
hij zich behoorlijk gedaagt", meende ook me
vrouw Kleefstra. „Als het 'hem hier niet bevalt
'blijft hij vanzelf weg."
„Was het je bedoeling, vriendschap te sluiten,
Arie, nu je zonder bepaalden vriend zit vroeg
Ann-ie.
„Neen, neen, die idee is geen oogenbl&k in mij
opgekomen. Hij zal dat ook niet willen, 'k Heb
het 'Hem spontaan gevraagd, omdat ik het zoo
zielig vindt, dat hij, zooals gisteravond, alleen
door de stad dwaalt. Mogelijk houdt hij zich nu
minder afzijdig en komt hij met and-eren dn aan
raking. In levensbeschouwing staat hij, dunkt
mij althans, veel te ver van ons af, dat uit deze
spontane verhouding vriendschap zou kunnen
voortvloeien. Soms -denk ik zelfs wel eens; -heb ik
er goed aan gedaan, hem te inviteeren-
„Welja. Waarom niet 'Help jij dat jong
mensch maar even op dreef, als je meent, dat
het op deze wijze mogelijk is. Misschien is hij
wat bleu", zeide mijnheer Kleefstra.
„Dien indruk heb ik ook niet. 'k Weet waar
lijk niet, wat ik van hem zeggen -moet. Vast staat
wel, dat hij met tegenzin -zijn werk doet. Dat heb
ik wel gemerkt."
„Wat komt hij dan op -het kantoor doen
vroeg A-nnie.
„Ja zusje, dat is voor mij een vraag en voor
hem een weet. Enfin, da-t lost zich vanzelf wel
op. Hij heeft beloofd morgenavond met mij op
stap te zullen gaan."
„En vanavond gaan wij," besloot Annie.
„Het is mij niet bekend, -dat ik mijn hooge
goedkeuring aan dat plan gehecht heb," zei Arie.
„Gekheid, 'k Had het voor morgenavond wil
len vragen. Maar dat kan nu niet."
„Je redt er je ook altijd- uit," meende Arie.
„Dus dan gaan we.
,,'k Wist het wel. Je weigert je zusje niets.
Zouden alle 'broers zoo zijn
„Misschien wel. Misschien niet. Wie zal het
zeggen Maar i-k geef toe, dat ik eigen-lijk veel
te goed voor je ben", meende Arie vroolijk.
„Och, lieve menschen. 'k Wou, dat ik maar
niets gezegd had, want nu gaat hij zichzelf prij
zen en in de hoogte steken."
„Dat moet ik wel. Een ander doet het niet."
„En ik heb het zoo juist gedaan", zei Annie.
„Je moet zelden iemand in zijn gezicht prijzen,
Annie," lachte mijnheer Kleefstra, die vermaak
had in het „gekibbel." „Daar komt nooit iets
goeds van."
„Steek die in je zak, amice", dus Annie tot
haar -broer. -En dan„Enfin, alles vergeven en
vergeten. Wij gaan straks op stap. ,Het is schit
terend weer. En wij moeten toch probeeren, een
paar mooie kiekjes voor Gretha te maken. Die
stelt ze v-ast op prijs, daar in het verre Leiden."
„Eerst- eens z-ien, wat er van terecht komt",
meende Arie. ,,'k Heb er bitter weinig verwach
ting van."
(Wordt vervolgd).