mm \GER Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. mlaforeo NER BOER IN HOC SIGNO VINCES OP EEN DRIESPRONG. ROTTEHDMn FEUILLETON No. 3765 WOENSDAG 22 JULI 1931 46ste JAARGANG Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN Drie crises. In de Stapelprodncten. De Suiker. De Oliezaden. De Vezelstoffen. Het gebroken Kompas. De invloeden der Oorlogstoestanden op de werkloosheid. laenhouwerl) ARLEM |'s. ia» HET ZOUTENDE ZOUT 6 - ifl MEC- L. BOER srdaai -mm Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG, ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f l.~ b$j vooruitbetaling, B HTENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. WZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing, Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die s| bestaan, Adverteutlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers *elef. No. 11005 en 11946 (Sbt). Drie crises. Een critische beschoiwing van wat men de landbouwcrisis noemt, voert tot de conclusie, dat men feitelijk te maken heeft met drie crises, die weinig of niets met elkander uit te staan hebben en die toevalligirwijze op hetzelfde oo- genblik zijn uitgebroken De eerste heeft te doen met de groote stapel- cproducten van de wereldmarkt: granen, vezel- ^j^fcoffen, plantaardige vetten, suiker, zetmeel en S^Kele koloniale producten; de tweede met de productie die van de veeteelt komen, de zuivel producten, en de derde met de producten, die in verschen toestand genuttigd worden: visch, vleesch, eieren, groenten, fruit enz. Deze drieëerlei soorten van crises hebben elk een afzonderlijke oorzaak, oorzaken, die niet rechtstreeks verband houden met den wereld oorlog. Ook al was er geen wereldoorlog ge weest, dan zou de crisis toch gekomen zijn in de stapelproducten onder no. één genoemd, een crisis, die in wezen overeen zou zijn gekomen met de crisis van 18801900. Evenwel was die minder zwaar geweest dan thans, daar 'hoogst waarschijnlijk geen inflatieperiode zou zijn voor gekomen. Het kompas zou niet stuk geslagen zijn en zou dus geen periode van schijnwelvaart, waarop thans nog de grondprijzen en de loonen zijn gebaseerd, gekomen zijn. Men zou naar het oude middel gegrepen hebben van verdere intensiveering, van uitbreiding van den tuin bouw en van zuivelbereiding en veeteelt enz. De crisis in de stapelproducten. De lage prijzen der stapelproducten, met na- e de granen en daaronder vooral weer de tar- e, zijn voornamelijk te wijten aan de steeds toegenomen productie. Vooral voor de granen is die toegenomen productie te zoeken' in het buitenland, in de eerste plaats in de buiten- Europeesche landen, in Canada en de Vereenig- de Staten van Amerika, waar 'honderduizend'en hectaren aan den akkerbouw zijn toegevoegd, die door het droge klimaat daarvoor vroeger niet geschikt waren, maar die door de ontwikkeling der landbouwmachines, thans blijvend aan dit areaal zijn toegevoegd. Men heeft daar ingezien, dat b.v. tarwe geen wisselbouw behoeft, maar dat voldoende opbrengst gewaarborgd is ook bij heel weinig regenval, wanneer men het land om het jaar braak laat liggen. Dan conserveert zich in den bodem weer voldoende regenwater voor het volgende tarwejaar. De Tarwe, Dientengevolge is de tarweproductie geweldig toegenomen, waarvan de volgende cijfers het bewijs leveren Oppervlakte (tarwe) in 1000 H.A. 1909—1913 1925 Canada 4.025 8.413 Ver. Staten 19.060 21.147 Australië 3.077 4.128 1929 10.220 24.743 5.703 Over de -geheele wereld ds de toename der tarweproductie in de volgende cijfers geïllu streerd In millioen H.A. 1909—1913 1925 jl929 79 89 95 In millioen tons 1909—1913 1925 1929 82 90.5 91.8 En de uitvoer van tarwe bedroeg de volgen de cijfers (in 1000 tons) 1909—1913 1925—1928 Canada 2447 8631 Ver. Staten 2681 4345 Argentinië 2586 3843 Australië 1345 2631 Door de machinale trekkracht is deze gewel dige toename van productie mogelijk geworden. Dit verschijnsel is dus te 'beschouwen als van langen duur. Voor zoover men van' blijvend spreken kan, is de huidige toestand op de graanmarkt, n.l. die van lage prijzen, als zoo danig te 'beschouwen. De oostelijke staten van Amerika waar men niet over die groote gebieden beschikt en waar de machine, die maait en opbindt en dorscht en alles tegelijk verricht, niet te gebruiken is, on dervindt men denzelfden druk op de graanmarkt. Merkwaardig is hierbij dat de tarwe-con- sumpt-ie over de geheele wereld is gedaald. Daarvan geven de volgende cijfers een beeld Consumptie per inwoner. 1909-1914 1925—1930 Europa Canada Ver. Staten Argentinië Australië 129.4 K.G. 314 K.G. 147 K.Q. 170 K.G. 160 K.G. 128.7 K.G. 213 K.G. 124 K.G. 149 K.G. 146 K.G. Men ziet dus dat buiten Europa de tarwe- consumptie belangrijk minder wordt. Dit is ge volg van de opvoedingswijziging in andere we- relddeelen. Meer gebruik van aardappelen, groenten en vruchten. Er is dientengevolge van al deze factoren een geweldige voorraad van tarwe en dat drukt de wereldmarkt. Voorts liggen er nog uitgestrekte gebieden te wachten op cul-tiveering en tarweproductie. Uit dit alles is af te leiden dat de crisis lan gen tijd zal duren. Hetzelfde heeft men in de tachtiger en negentiger jaren gehad. Maar met dit verschil dat men toen lage productiekosten1 had en de producten nog kon opvoeren. Dat is in Holland thans niet meer mogelijk. De suiker. Met de suiker is het dezelfde geschiedenis. Ook deze crisis heeft niets te -maken met den wereldveiling. De hoofdoorzaak is wel de aan- planting van suikerriet in de tropen. De tro penlanden hebben èn hun aanplant uitgebreid, èn nieuwe, veel meer suiker leverende rietsoor ten -voortgebracht. In de jaren 1909—1913 werd aan rietsuiker gewonnen' 9.581 (duizend) ton. In 1930 18050 (duizend) ton. De bietensuiker daarentegen steeg slechts van 7.940 (duizend) ton in 1909—19.13 tot 9.371 (duizend) ton in 1930. En '!t -grootste deel der tropenlanden is nog lang niet toe aan de grens van zijn productie-mogelijkheid. Groote oppervlakten grond liggen nog op het riet te wachten -en in de meeste landen is -de vermeer dering van productie per H.A. nog in groote mate mogelijk. Op Java is men evenals op Hawaï, het verst en als mén dan weet, dat per oogst van een H.A. aanplant niet minder dan 13000 a 15000 K.-G. suiker wordt gewonnen, dan begrijpt men welke beteekenis dit heeft. En ook hier is terug tred uitgesloten. Lage suikerprijzen zullen voor langen tijd de markt beheerschen. En nu moge men door onderlinge afspraken nog eenige ver beteringen bereiken, ze zullen nooit in staat zijn de prijzen belangrijk op te voeren en tegen de rietsuiker te concurreer'en. Het zetmeel. Ook het aardappelmeel is een factor van groot belang, wel niet voor deze streek, maar dan toch voor Nederland in zijn geheel. De productie van dit artikel is sterk gestegen in het buitenland, hetgeen uit de volgende cijfers blijkt Aardappelen -in 1.000.000 tons De uitvoer van Ja-va steeg in 15 jaar van 50.000 ton tot 500.000 ton en Je uitbreidings mogelijkheden zijn zeer gro ,t. Ook hier is de -toestand dus blijvend. De celraurprijzen en grondprijzen zijn er laag en daar kan Europa niet tegen op. De oliezaden. Hetzelfde treft men aan met de oliezaden. Het zijn eveneens -de tropenlanden geweest, die den prijs der vetten hebben omlaag gebracht. Het aantal vetleveren-de planten en hun productie vermogen per H.A. is enorm. Het is nog maar sedert korten tijd, dat men bezig is door toepas sing der wetenschap de productie per H.A. te verhoogen. Totnogtoe is de geheele productie afkomstig geweest van aanplantingen der inlanders, die zeer weinig zorg er aan besteden. 1903—1913 1930 Duitschland 37.9 40 Polen 24.8 31.8 Tsjecho-Slov. 5 10.6 Lithauen 0,8 1,8 Leth-land 0.6 1 Maar wat een -grootere factor is, het aard appelmeel is te vervangen -door ander zetmeel, b.v. van mais en rijst. Deze zetmeelproductie der tropen hangt als een zwaard van Damocles boven 't hoofd van -deze industrie. De Tapioca- plant groeit in alle tropenlanden, doch wordt tot nogtoe vrijwel alleen op Java en in Brazilië geteeld als zet-meelproducent voor de wereld markt. Haar cultuur is eenvoudig, haar eischen zijn niet hoog, de mogelijk'heiden tot verbetering zoowel van cultuur als plant zijn zeer groot. Eén oogst kan 12.000 K.G. zetmeel per HA. leveren. De toename der Tapiocaprodnrtie p Java blijkt uit de volgende cijfers 1914—1916 57000 ton. 1928 498.000 ton. Het openleggen van Afrika, uitbreiding van den aanplant in Azië, deze twee alleen reeds hebben een geweldige vermeerdering veroor zaakt. Thans bemoeit ook de plantage-cultuur er zich mede op groote schaal. En als men dan weet, dat men te doen heeft met boomcultures met hooge producties (de oliepalm en de co- cospalm levert per jaar per H.A. 2000 K.G. olie en de cocospalm onder moderne omstandig heden weinig minder) -dan begrijpt men ,dat ook hier van een 'blijvenden toestand kan worden gesproken. Deze toestand is een geweldige slag voor de olijvencultuur in Zuid-Europa, maar daar een zeer groote 'hoeveelheid -der tropische vetten ook in de rest van Europa als marga rine gebruikt wordt, doen de tropenvetten ook de natuurboter, dus de melk een hevige con currentie aan. De vezelstoffen. Voor -de vezelstoffen is geen andere toekomst te verwachten. Immers, om minder afhankelijk te worden van de Amerikaansche katoenprodu centen, die een-i-ge jaren geleden getracht 'heb ben de markt -te monopoliseeren en door aan- plantrestric-tie -den prijs te verhoogen de eerste pogingen daartoe dateeren reeds van 1919), heeft men zoowel -in de Engelsche als Fransche koloniale gebieden met alle macht er naar ge streefd -de katoencultuur in'gang te doen vinden. Hierdoor is de wereldproductie aanmerkelijk vergroot en dat juist door zulke landen, welke door den lagen levensstandaard der producenten ■zéér goedkoop produceeren kunnen. Die cultuur verdwijnt daar niet meer, integendeel ,daar ze in vele koloniale -gebieden de eenige is, die geld onder de bevolking brengt, bestaat alle -kans op verdere uifbreddin-g. En 't is de katoen, die de markt helpt bepalen- voor de fijnere vezelsoorten, die weefsels leveren voor kleeding. Hierbij komt de druk, die uitgeoefend wordt door de kunst zijde en hoewel die zeker de katoen en het lin nen niet verdringen zal van de markt, ze ver vangt toch een belangrijke hoeveelheid ervan. Ook 'hier kan men daarom van een blijvenden toestand spreken. De veeteeltproducten, De crisis in de veeteeltproducten is gedeel telijk een gevolg van de crisis in de stapelpro ducten, gedeeltelijk van die in de -industrie. Door de eerste factor is men zich in landen- waar vroe ger de graanbouw hoofdzaak was meer op de zuivelindustrie gaan toeleggen, waardoor de productie is toegenomen door de tweede is de consumptie van zuivel verminderd. De crisis in onze Nederlandsche producten, zooals -groenten, fruit, versch vleesch en eieren staat in nauw verband met de crisis in de in dustrie. En deze vindt -zijn oorzaak in verschil lende factoren n.l. in de verbeterde fabrieks- imethoden, de zware lasten der industrielanden die aan den oorlog hebben deelgenomen en in ■de waardevermindering van het zilver, waar door de koopkracht van -Britsch-Indië en China -geweldig -is gedaald. Door dit laatste is b.v. de uitvoer van Engeland van geweven stoffen met 90 gedaald. De industrielanden, Duitschland, Engeland en Amerika zijn altijd elkanders beste klanten geweest» maar thans is die handel tot bijna tjiets gereduceerd. Een groote werkloos heid heerscht er. Dit is de groote oorzaak van de crisis in onze Nederlandsche producten. Men zou echter verkeerd doen al de econo mische wanorde van het oogenblik op rekening van den oorlog en zijn gevolgen te stellen. Ik sprak in 't -begin van een gbroken compas de betrekkelijke waarde van goud en zilver als waardemeters. Het gebroken compas. Het zal wel duidelijk zijn, dat goud en zilver met uitzondering van de kleine hoeveelheden, die in de industrie en de versieringsnijverheid ge bruikt worden, op zich zelf geen waarde hebben. Ze dien-en alleen om de waarde van andere za ken in uit te drukken. Dit maakt, dat bij een overvloed van goud, men daarvan meer noodig heeft om te ruilen voor iets anders dan wanneer er goudschaarschte is. M.a.w. goudschaarschte veroorzaakt lage prijzen en goudovervloed veroorzaakt hooge prijzen. En datzelfde geldt eveneens voor zilver, wanneer tusschen goud en zilver een vaste waar deverhouding bestaat. Ik wil 't nu niet hebben over de zeer onge lijke -goudiverd-eeling over de wereld. Alleen er op wijzen, -dat in landen met weinig goud, de rentevoet zeer hoog is, wat natuurlijk ook weer invloed 'heeft op 't heele economische leven. Nu is de goudproductie in de laatste 15 jaar sterk verminderd, m.a.w. goud is schaarscher ge worden en dit heeft ook meegeholpen de prijzen der grondstoffen te -verlagen. Daarbij komt dat de zilverproductie is toe genomen en de vaste waardeverhouding van goud en zilver dus verbroken is ten nadeele van 't zilver of m.a.w., 't zilver is zeer sterk in prijs gedaald. Er zijn enkele landen met enorme 'bevolkingen, waar het muntstelsel berust op zilverbasis, 't Be langrijkste daarvan is China met 400.000.000 inwoners, 't Gevolg is voor China 't zelfde als indertijd voor Duitschland en België tijdens de papierinflatie. Voor den -Chinees is alles uit 't bulitenland ontzaggelijk duur geworden en alles wat China voortbrengt is voor 't buitenland goedkoop. Nu was China de voornaamste kooper van arne No. 59 sfoon 15681 DEN BERG DOOR H. KINGMANS. 't Lijkt hier wel een formeele ruzie", klonk opeens een stem in de deur. Mijnheer Kleefstra zei het op schersenden toon, daar -hij wel wist, dat het „gekibbel" van broer en zuster niets beteekende. „Vader, nu moet u toch eens hooren Arie g koopt een paar films voor mij en ik krijg ze niet, of ik moet met één gulden veertig in de hand vóór hem staan". „Hij zal wel zijn goede reden hebben, om dien tisch te stellen-lachte de heet Kleefstra. Ziezoo, meisje, daar kun je het mede doen", vond Arie. „Vader begrijpt er alles van". „Heb ik je oodt wat te kort -gedaan Voor de tweede maal vraag ik het. Geef daar nu eens een duidelijk -en afdoend antwoord op". „Mijn lieve kind, als ik opschreef 'k weet <2e niet eens meer de 'bedragen, die ik nog van je te goed heb, je deedt de eerste veertien nachten geen oog dicht", lachte Arie, zijn moe- er een knipoogje gevend, lt'-'-j at is meer <f'an ongehoord. Je zegt a ójdhoud het maar Nu, dan hen ik je niets «eer schuldig". Ja, zoo'n rakkert ben je wel- Je wacht net 'lang, tot ik je de schuld kwijt scheld". t" 'e wel", triomfeerde Annie, "je moet geven, dat ik je niets schuldig 'ben". T1?! het niet, Arie", lachte mijnheer Kleef- lorJ 2 aan tafel zettend. En dan: „Komt, Wen, het is méér dan tijd". Aorat alles van die films, vader. Daardoor 'ben- ik ook zoo laat. Enfin, '-k zal mijn voor waarden wat verzachten. Je kunt ze dn -ontvangst nemen, mits ik uiterlijk Zaterdag het bedrag ontvangt". ,,-Dat is tenminste redelijk, al is de termijn wat kort", zed Annie. „Overigens zul je versteld staan van je zusje. Want je -zult rustig kunnen slapen. Vóór -uwe Hoogheid zich ter ruste be geeft, heb lik mijn schuld vereffend. Wat zeg je me daar nu van „Niets. Alleen, dat i-k voor het vervolg weer zoo optreed. Want die toezegging is zuiver en alleen een gevolg van mijn optreden". „Even wachten, of -de toezegging gestand ge daan wordt, Arie", waarschuwde mijnheer Kleefstra, quasi-ernstig. „Dat is ook zoo. We kennen Annie langer dan vandaag". t Is meer dan treurig", moest Annie be kennen op een stechtoffertoon. „Ik zal maar koffie schenken". „Hier zijn de films", zei Arie. „Je krijgt ze met vijftig procent korting". „Je bent een brave, hoor. Voorloopig moet je maar niet met een meisje komen, want dat werd -beslist nadeelig voor mij". „Dat is een lekker kop koffie", -meende mijn heer Kleefstra met een effen gezicht. Hij had nog geen kopje vóór zich, ,,'t Is alles de schuld van Arie, vader" ver dedigde Anniie zich, terwijl zij naar het 'buffet liep en voor de koffie zorgde. „Eerst laat hij ons, zoo onbeleefd mogelijk, een uur wachten en dan gaat hij nog een uur geheel onbillijk kibbelen. Dat u er geen stokje voor steekt, moe der". „De kinderen groeien mij 'boven het hoofd", klaagde mevrouw Kleefstra, blijk gevend te kunnen meedoen in het onschuldig spel, dat de onderlinge goede verhoudingen typeerde. „U doelt met die woorden- toch zeker alleen op Annie, hé, moeder plaagde Arie. „Welja, op zoonlief is niets aan te merken", dus An-nie weer. „Komt, jongens, 't heb vanavond nog heel wat te doen", spoorde mijnheer Kleefstra aan, zoodat het viertal onmiddellijk daarop den avondmaaltijd nuttigde. „O, Arie, dat is waar ook, Veldman is van middag geweest. De bestuursvergadering kan vanavond niet -doorgaan", ,zei A-nnie. „'Dat spijt mij. Toch morgenavond niet „-Neen, Donderdag. Voor morgenavond een afspraakje informeerde zij, 'terwijl mevrouw Kleefstra -het hoofd schudde. „Inderdaad. Ma-ar voor van-avond niet". „Met andere woorden je gaat met mij op stap, als vader en moeder het goed vinden „Een zeer voorbarig conclusie, zusje. Ik heb geen enkele aanleiding er toe gegeven", „Doen we het, Arde Mag het, moeder 'k Wilde een paar mooie -kiekjes nemen. En jij hebt -bepaald smaak, Arie". ,,'k Heb nog nooit zoo'n geboren -vleister ont moet", lachte mijn-heer Kleefstra. „Zou Catrien niet met je gaan, Annie „Ja, ja, vader. Maar 't 'is nóg beter, als Arie er bij lis. Vindt u -het goed „Mij 'best. Maar de persoon in kwestie -moet beslissen". „Arie doet het wel, vader. Anders morgen avond. Doch dat schijnt niet te kunnen". ,,'k Heb Leermans overgehaald, om morgen avond met mij op sta-p te gaan", verklaarde Arie. „Leermans, Leermans, o, die nieuwe op je kantoor. Zoo, werd hij spraakzamer -infor meerde mijnheer Kleefstra. „Hij lijkt mij een- aardig jongmensch. Ik dacht 'k moet hem eens polsen". „Werd hij spoedig -bereid' ,,'k Geloof, dat hij even aarzelde. Maar zeker weten, doe ik het toch niet". „Dus je weet niets meer van hem „Hij is verbazend teruggetrokken, vader, 'k Heb zoo iemand nog niet ontmoet. Maar be schaafd is hij ontegenzeggelijk". Arie -had reeds enkele malen over den nieuwen employé in de Vennootschap gesproken en ook mijnheer Wehrmeyer -had terloops iets gezegd. Veel was het n-iet. Hij kon alleen meedeelen, dat hij den jongeling niet kende, maar dat hij aanbevolen was door iemand, dien hij zeer goed vertrouwde. „Het vak niet mede, alleen in zoo'n groote stad", meende mevrouw Kleefstra. „Neen, '-t is niet alles. En ging hij nu naar een jongelingsvereeniging, dan had hij althans een vriendenkring en werden er allicht deuren voor hem ontsloten. Maar je hebt niet den in druk, dat hij in godsdienstigen zin opgevoed is, wel, Arie „Neen, dat geloof ik niet. Het -beste zal zijn, dat ik hem morgenavond van huis haal en weer thu-is breng." „Pardon, jongen, je komt om een uur of tien hier thee met hem drinken, wanneer hij althans de invitatie aanvaardt. Er is niets tegen, hoor." Arie had dat antwoord half en half verwacht. Gastvrijheid was één der deugden van mijnbeer en mevrouw Kleefstra. Het gebeurde wel eens een enkele maal meer, dat er een gast was, die in levensbeschouwing met bet gezin verschilde, er wel eens lijnrecht tegenover stond. „Natuurlijk ds die jongeman welkom, wanneer hij zich behoorlijk gedaagt", meende ook me vrouw Kleefstra. „Als het 'hem hier niet bevalt 'blijft hij vanzelf weg." „Was het je bedoeling, vriendschap te sluiten, Arie, nu je zonder bepaalden vriend zit vroeg Ann-ie. „Neen, neen, die idee is geen oogenbl&k in mij opgekomen. Hij zal dat ook niet willen, 'k Heb het 'Hem spontaan gevraagd, omdat ik het zoo zielig vindt, dat hij, zooals gisteravond, alleen door de stad dwaalt. Mogelijk houdt hij zich nu minder afzijdig en komt hij met and-eren dn aan raking. In levensbeschouwing staat hij, dunkt mij althans, veel te ver van ons af, dat uit deze spontane verhouding vriendschap zou kunnen voortvloeien. Soms -denk ik zelfs wel eens; -heb ik er goed aan gedaan, hem te inviteeren- „Welja. Waarom niet 'Help jij dat jong mensch maar even op dreef, als je meent, dat het op deze wijze mogelijk is. Misschien is hij wat bleu", zeide mijnheer Kleefstra. „Dien indruk heb ik ook niet. 'k Weet waar lijk niet, wat ik van hem zeggen -moet. Vast staat wel, dat hij met tegenzin -zijn werk doet. Dat heb ik wel gemerkt." „Wat komt hij dan op -het kantoor doen vroeg A-nnie. „Ja zusje, dat is voor mij een vraag en voor hem een weet. Enfin, da-t lost zich vanzelf wel op. Hij heeft beloofd morgenavond met mij op stap te zullen gaan." „En vanavond gaan wij," besloot Annie. „Het is mij niet bekend, -dat ik mijn hooge goedkeuring aan dat plan gehecht heb," zei Arie. „Gekheid, 'k Had het voor morgenavond wil len vragen. Maar dat kan nu niet." „Je redt er je ook altijd- uit," meende Arie. „Dus dan gaan we. ,,'k Wist het wel. Je weigert je zusje niets. Zouden alle 'broers zoo zijn „Misschien wel. Misschien niet. Wie zal het zeggen Maar i-k geef toe, dat ik eigen-lijk veel te goed voor je ben", meende Arie vroolijk. „Och, lieve menschen. 'k Wou, dat ik maar niets gezegd had, want nu gaat hij zichzelf prij zen en in de hoogte steken." „Dat moet ik wel. Een ander doet het niet." „En ik heb het zoo juist gedaan", zei Annie. „Je moet zelden iemand in zijn gezicht prijzen, Annie," lachte mijnheer Kleefstra, die vermaak had in het „gekibbel." „Daar komt nooit iets goeds van." „Steek die in je zak, amice", dus Annie tot haar -broer. -En dan„Enfin, alles vergeven en vergeten. Wij gaan straks op stap. ,Het is schit terend weer. En wij moeten toch probeeren, een paar mooie kiekjes voor Gretha te maken. Die stelt ze v-ast op prijs, daar in het verre Leiden." „Eerst- eens z-ien, wat er van terecht komt", meende Arie. ,,'k Heb er bitter weinig verwach ting van." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1