SPUI en hooDüP 'r predikbeurten E-l L UIT HET WOORD J O O) 71 0011 In en Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld JEUGDLEVEN t succes ie condi- rip van 6 rijzen van handelaar n, schrijf s en onze oekt U of op, waar offers wèl latse. ONDER REDACTIE VAN 768 OP ZONDAG 12 JULI 1931 •LHUIS 475 iTERDflffl. r VOOR DEN ZONDAG it NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst em 's av. 6.30 uur de heer Baart van Melissant. Middelharnis, v.m. 10 uur Ds. van Ameide van Ouddorp en 's av. 6.30 uur de heer Vetter van Langstraat. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge (Doop). Langstraat, v.m. en n.m. de heer Vetter. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees- di'enst. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 (H. A.) en 's av. 6 u. (Nabetr.) Ds. Dekker. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, n.m. 2 uur Ds. Dekker van Nieuwe Tonge. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van Ameide (Doop en Voorber. H, A.) GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6.30 uur Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Melissant, v.m. en 's av. leesdienst. Stellendam, v.m. en 's av. Ds. Schuurman, em.-pred. te Den Haag. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. CHR. GEREF. KERK. Sommelsdijk, n.m. 2 'en' 's aiv. 6.30 uur Prof, Ds. de Bruin van Apeldoorn. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 u. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, vun. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. Woensdagavond 6.30 uur Ds. Barth van Borsele. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Foppema, Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING TOT GOD GEKOMEN. ■Gij zijt gekomen tot God, den Rechter van allen. Hebr. 12 23c. Tot God gekomen Hier wordt wel het allerhoogste genoemd, waartoe diep gezonken zondaren opklimmen kunnen, of liever omhoog getild kunnen worden. -Dat was de hooge bestemming van den mensch, die van God uitgegaan was, dat hij tot God zou wederkeeren en met aanwending van al zijn gaven en krach ten, die God als een schat in hem ver borg, tot Gods gemeenschap zou in gaan. Dat is de aanleg, de drang, de onrust, de honger van 's menschen ziel: tot God komen. En het is door de zonde het onmogelijke geworden, menschelijk gesproken; een oproerling, een beleedi- ger, een ontaarde, een bezoedelde, tot God komenMaar het is ook de blijde kreet van den verlosten zondaar, de juichkreet, brekende uit de ziel, die uit Jtiaar zonde- en doodslaat wordt levend gemaakt, de geboortekreet van Gods kind: tot God gekomen „Tot God ge komen de jubel straks, als hij ingaat in de hemelsche heerlijkheid. Maar hoe een juichkreet? Hier staat toch: tot God, den rechter van allen 1 Dat moet toch de vreugde temperen en een siddering van vrees door de leden doen varen. Die groote en verschrik kelijke God is het, waarmee wij te doen krijgen, die een Rechter is van de gan- sche aarde, die toornt over alle onge rechtigheid, die te rein is van oogen, dan dat Hij het kwade zou zien. „God is een Rechter, die ten allen dage toornt. Wie zal klimmen op Zijn heiligen berg Wie zal wonen in zijn tent Wie zal bij een verterend vuur wonen Is dat niet om te schrikken, om bezorgd en bevreesd te worden en bevende zich te versteken, dan om te juichen, als gezegd wordt: „Gij zijt ge komen tot God, den Rechter van al len Want zoo Gij in het gericht komt, o Heere, wie zal voor U bestaan Maar hierdoor komt nu nog te meer in t oog springen, de uitnemendheid van de Nieuw-Testamentische bedee ling, welker uitnemendheid heel de Hebreeënbrief wil aantoonen. Tot God, den Rechter, te mogen komen, dat be- teekent, dat er verzoening is met dien God: dat er volkomen genoeg gedaan is aan Zijn gerechtigheid voor al onze zonden. Het wil zeggen, dat wij voor Hem nu niet meer verschijnen moeten als een misdadiger, wiens wanbedrijf onderzocht en geoordeeld en gestraft moet worden. Mlaar dat wij tot God naderen als de Rechter, die ons vol komen vrijspreekt van al onze overtre dingen, omdat ze weggenomen zijn door het zoenoffer van den Heere Christus. Dit woord roept ons toe: Gij zijt door de genade van Christus vrijgesproken van al uw schuld, volkomen gerecht vaardigd, zoodat gij voor den rechter stoel Gods vrij uitgaat, en zonder vree- ze voor God kunt verschijnen, schoon gij nog steeds een zondaar zijt, en U zelf van veel overgebleven zonden en zwakheden hebt aan te klagen. En nu is dit al reeds zulk een zegen, dat het ons nu niet meer hinderen hoeft, dat God, de Rechter van allen is, nu wij verzoening hebben door Jezus' bloed. Niet hinderen neen, integendeel het is een groote bemoediging, den Chris ten toe te roepen: gij zijt gekomen tot God, den Rechter van allen. Nu mag, die met God verzoend is, door Jezus Christus een beroep doen op God, den Rechter van allen, als hem onrecht wordt aangedaan en zeggen: „Doe mij recht, Heere, twist Gij mijn twistzaak. Bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des ge- welds." Dit heeft in menige eeuw, menig ge- loovige in grooten nood, in tijden van vervolging en verdrukking, staande ge houden. Dit bewaarde ons voor ver twijfeling, als het scheen, dat het on recht duurzaam zou zegevieren. Als het er uitzag alsof Gods volk vertrapt zou worden en uitgeroeid en de belijders van 's Heeren naam geen leven meer hadden, en gebrandschat en gepijnigd, onteerd en onterfd, verminkt en gedood werden, in zulke dagen vooral, is het zoo rijke vertroosting geweest: „gij zijt gekomen tot God, den Rechter van allen." En dat maakt, dat zij aanhielden in het gebed: „Doe mij recht tegen mijn wederpartij." Zoo mogen natuurlijk alleen maar spreken, die eerst verzoening voor hun eigen zonden hebben gevonden. God, de Rechter van allen, kan slechts de toevlucht zijn van degenen, die eerst zelf met Hem te doen gekregen hebben, als hun Bestraffer. Die voor Zijn rech terstoel eerst kwamen, in erkenning van hun doodschuldigheid op het aange zicht zijn neergevallen en in verslagen heid des harten hebben geroepen „Treed niet in het gericht met mij. O God, wees mij zondaar genadig Want zulken gaan gerechtvaardigd heen, hebben kwijtschelding van hun zonden, om Christus' wil. Uw voor naamste zorg zij, dat gij hoort onder degenen, die hun Rechter om genade leerden bidden. Dan kunt gij zonder vreeze tot God, uw Rechter, komen. Een voorrecht wordt het dan, dat gij komen kunt tot God, den Rechter van allen. Gij weet dan, dat Hij ook uw zaak zal uitrichten. Er is veel in Uw leven, dat niet recht komt. Er is veel onrecht op aarde, dat niet gewroken wordt. Er zijn er velen, die tegen Gods kinderen misdoen en op aarde hun von nis niet krijgen. Gods volk komt niet tot zijn recht hier beneden. Elk van Gods verkoornen bereikt hier zijn be stemming niet. Er is aldoor verongelij king en miskenning. De wereld gunt en geeft de kerk haar plaats niet. Maar eenmaal komt de eindafreke ning. Als God het groote gericht houdt. Dan zal Hij het recht van zijn volk uit voeren en zijn uitverkoornen tot hun zalige bestemming brengen. Daarvan verzekert de Heere ons door Zijn woord: „Gij zijt gekomen tot God, den Rechter van allen," ouders mede aanwezig; dat vertegenwoordigt al een faeele schare. En dan, hoevelen zijn er op ons eiland niet, die de belangen van ons jeugdwerk van harte zijn toegedaan. Zij zouden toch komen, al waren er geen sprekers, alleen maar om de Flakkeesche jonge Calvinisten bij elkaar te zi:en', wat op zichzelf al de moeite waard is. Maar nu er benevens dat nog sprekers zijn, die ons aller belangstelling hébben en dan de onderwerpen, die zij gekozen hebben Zijne Exc. oud-Minister De Vries: „De kracht van onze Geref. be ginselen"; Ds, Veldkamp: „Om de Vrouw", en Ds. Zeilstra: „Liefde en Lof". Wij zouden zeggen: dat moet de belangstel ling van ons geheele eiland itrekken, of, wij herbalen het, dan hapert er iets. Wij kunnen ons indenken, dat er menschen zijn, die wat critisch tegenover dezen landdag staan, maar dit ds dan door onkunde. Wij zou den ze den raad willen geven: wacht nog wat met uw oordeel tot na 29 Juli. Wij kunnen ook best gelooven, dat er zijn, die Ouddorp's duinen niet geschikt achten voor een landdag van J.V. en M.V. op Gieref. grondslag, maar alweer: wacht tot 29 Juli. Het zou ons al zeer tegenvallen, als na 29 Juli het algemeen oordeel niet is: „Geen geschikter plaats dan Ouddorp's duinen Daarom: kom en zie I O. KI. P. DE LANDDAG. Zal hij slagen Die vraag wordt in de jeugd- kringén telkens weer gehoord. Maar is er wel reden tot die vraag, hebben wij niet zooveel medewerking van Calvinistisch Flakkee, dat wij kunnen zeggen: „hij zal slagen"? Als wij dat vertrouwen niet hebben, dan hapert er iets, want het is toch vanzelfsprekend, als de jeugd iets gaat ondernemen, dat de ou deren zeggen: daar moet ik bij zijn, dat is niet meer dan hun plicht, Wat daar in Ouddorp's duinen staat te gebeuren, is een stuk opvoeding, en nu zou het toch al te dwaas zijn, als de ouderen gingen zeggen: dat gaat ons niets aan wat of die jeugd doet; want die opvoeding in het jeugdleven is dezelfde opvoeding, die zij voor hun rekening genomen hebben bij den doop van hun kind. Er bestaat alzoo dus geen reden, waarom de landdag niet zal slagen. Van iedere jeugdvriend en vriendin zijn de RUST EEN WEINIG. II. EEN BEZOEK AAN WALCHEREN EN VEERE. Bij velen onzer is het een manie om de va- cantiedagen in het buitenland te passeeren. Men vindt het voornaam om heel ver buiten onze grenzen te dwalen in het ruime wereldrond. Men bezoekt bij voorkeur Zwitserland en Italië en bewondert Lugano en Milano, en veracht leite- lijk datgene in eigen land wat een vreemdeling boeit en in verukking brengt. in mijn vacantiedagen heb ik een bezoek ge bracht aan Alphen a. d. Rijn, 's-Gravenhage, beiden, Amsterdam, Utrecht en het schoone eiland Walcheren. liet vreemdelingenverkeer op het eiland Wal cheren is van groote betéekenis. Dit eiland wordt druk bezocht door Engelschen, die vooral des Donderdags op de markt te Middelburg vrij sterk vertegenwoordigd zijn. De dag van mijn bezoek aan Walcheren is warm en drukkend. De hemel giet stroomen licht uit; men voelt er pijn van aan de oogen. De zee, de dorpen, ver .verwijderde boomgroe pen, alles ligt in een wazig, dommelig blauw, riet vee staat droomerig in het hooge. gras en slaat zich met den staart de vliegen van het lijt, evenals ik worstel tegen de kleine vliegjes, die onophoudelijk op mijn gezicht en handen rondkruipen met taaie volharding en sarrende vroolijkheid. Het is doodstil. De halmen schuren zacht ruischend tegen elkaar. In het donker, hoog geboomte achter mij kirt een duif zijn zwaar moedig roekoe. De avondzon kijkt nog juist even over den zeedijk en verlicht de toppen der kastanjes, beuken, platanen, linden en nog meer boomen, die het prachtige eiland sieren. De rose gloed der dalende Julizon valt in lange, schuine strepen over het glanzend gras en op ons. Dan klimt de rose gloed tegen de gevels, daken en blinkende windvanen, en blijlt dan nog langen tijd dralen op de gekuifde wolken, ginds drijvend in het luchtruim. Alles ademt vrede en lieflijkheid en zomerweelde. Nu zwijgen we 'beiden, geheel onder den in druk van de plechtige stilte, die heerscht onder het hooggeboomte, terwijl nu en dan het snuiven van een koe of de schreeuw van een nacht vogel de stilte verbreekt. Geheimzinnige gelui den komen uit de struiken en bloemen tot ons, van al de onzichtbare wezens, die in de scha duwen van den nacht hun kort leven genieten. Den volgenden dag heb ik de historische stad Veere, een der oudste steden van Zeeland, be zocht. Veere is een merkwaardige plaats, die de attractie geniet van duizenden vreemdelingen, vooral Engelschen, die bij een bezoek aan Wal cheren nimmer zullen nalaten deze historische plaats te bezoeken. En dat, niett genstaande ook en vooral op deze stad de elegie, de klaag zang van den Vlaamschen dichter Karei Lede- ganck, die van 18051847 leefde, van toe passing: „Wie ooit e'en doode maget zag." Een klacht, die van zoo menige, eenmaal zoo bloeien de handelsplaats aan ot bij de Noordzee, van Brielle tot Calais gelegen, geldt. Daar is, om alleen; maar bij de provincie Zeeland te blijven, daar is het eens zoo wel varende Brouwershaven, ondanks haar eenige haven en reede tot een onbeduidend vlek ge reduceerd; daar is Zierikzee, dat eenmaal de grootste koopvaardijvloot van Zeeland uitzond naar Oost en West, en ze rijk beladen terug ontving; daar is Vlissingen met zijn uitnemende havens 'en dokken, steeds in gevaar van verval; daar is Sluis, Brugge's voor- en havenstad, eens door haar levendig scheepvaartverkeer door het thans geheel verzande Zwin beroemd; daar is Arnemuiden, welker eens zoo vermaarde ha ven, tengevolge van het verzanden harer reede, te loor ging; daar is VeereVan vroegere welvaart en een machtig verleden getuigen de stille straten en de eerwaardige, monumentale gebouwen dezer oude stad. Het stadhuis is een sierlijk Gotisch gebouw, in d'eri stijl van het Middelburgsche stadhuis. Aan den voorgevel prijken in denzelfden trant als aan het stadhuis van Middelburg, zeven beelden der voormalige heeren en vrouwen van Veere. Het stadhuis is gebouwd in de zeventiger jaren der vijftiende eeuw; deze is voorzien van een klokkenspel en uurwerk. Op de spits prijkt een verguld schip, herinnerend aan den tijd toén, volgens Reigersberg, „daar kwamen uit het Oosten zooveel schepen in de haven van Ter Veer, dat het een wonder was. Het gebeurde dikwijls, dat er 's ochtends geen schip in de haven lag, en dat er 's avonds, als het uit den Oosten waaide, vijftig of zestig, zoo Oostersche als Overstichtsche schepen geteld werden." Dat was in het jaar 1510, toen De la Rue de Veersche Stedenmaagd liet zingenMijn reede is veilig in het 'bulderendste weer. Maar toen was het Veersche Gat nog niet verzand. Thans evenwel is de reede, dank zij de verzanding van het Veersche Gat, gansch onbruikbaar geworden en heeft alle handels verkeer in „Ter Veer" opgehouden. Welk een verschil met de vijftiende eeuw, toen Veere de „Schotsche stapel", dat wil zeg gen het privilege van den uitsluitenden woi- handel op Schotland, aan Brugge, wist te ont futselen. Toen haar groote mededingsters Ant werpen, Rotterdam Middelburg, tevergeefs meer malen beproefden dezén .stapel" aan zich te trekken. Toen Brugge er in slagen mocht weer de stapelplaats van den wolhandel te worden, doch slechts voor enkele jaren (15721578), omdat de Schotsche kooplieden weer naar Veere terug wilden, als zijnde de meest gunstig gelegen havenplaats. Toen herhaaldelijk de over eenkomsten tusschen de Royal Boroughs (ko ninklijke. steden) van Schotland en de stedelijke regeering van Veere met goedkeuring van dén Markies (Prins Willem I en zijn nazaten) wer den vernieuwd. In dit verband noem ik onder Veere's merk waardige oude gebouwen met hun bezienswaar dige gevels het Schotsche huis, staande op de Zuidzijde der haven. Dit huis herinnert aan de evengenoemde Schotsche kooplieden, die te Veere vele voor rechten genoten. Zij kozen namelijk onder an deren een „conservator" om hun rechten te handhaven en voorkomende geschillen te be slechten. Deze man was tevens voorzitter eener rechtbank, waarin alle civiele en crimineele zaken werden behandeld, wijl de Schotten daar naar hun eigen landswetten werden geregeerd. De stadsregeering schonk dezen heeren dit fraaie heerenhuis, in hetwelk de „Court" wij zouden zeggen het Gerechtshof zitting kon houden en de kooplieden konden samen komen, terwijl een gedeelte der kerk voor de godsdienstoefeningen der Schotten werd afge staan. Zie daar den oorsprong van het Schotsche Huis, oftewel „Het Lammetje" en het huis „De Struijs". Beide gebouwen doen dienst als museum van schilderijen en een maritiem museum. Voorts 'bezocht ik de Groote Kerk met toren, welker stichting dagteekent van 1348. Zij is in 1686 afgebrand, doch herbouwd, schoon niet in den vorigen toestand. Wat dén toren aangaat, deze is wel in zijn ouden staat gebleven. Dat die niet voltooid zou zijn, omdat de stad ér financieel niet toe bij machte was, of omdat er zooveel scheepjes met steen en materialen vergaan zijn, moet als le gende beschouwd worden'. ,,'Op de schilderij van Hendrik Vroom, vóór 1630, van Veere, kan men zien, dat op de hoeken van dien toren kleintjes stonden, en in| het midden er een hooge toren bovenuit stak .zoodat voor mij", aldus de heer Neuge- bauer te Veere, die mij dit op verzoek mee deelde, „vast staat, dat de toren geheel afge werkt is geweest. Bovendien leest men dikwijls van uitgaven, gedaan wegens werkzaamheden aan den toren van de Groote Kerk in de kerke- rekeningen in de 16e eeuw. En ook, waar zou den de klokken (bellen) gehangen hébben anders dan in den toren." Het koor der kerk dient sedert 1821 tot kerk gebouw voor de Ned. Herv. gemeente. Aan de andere zijde der kerk bevond zich de Schotsche Kerk, over welke ik zooeven sprak. Deze is later, in 1834, afgebroken. In 1812 werd de kerk onder Napoleons heer schappij tot kazerne en militair hospitaal voor 800 zieken, en tevens tot paardenstal ingericht. Alle kenteekenen van kerk verdwenen; zolderin gen werden aangebracht, de boogvensters dicht gemetseld, en door gewone raampjes vervangen. Nadien heeft het gebouw nog vele jaren als kazerne dienst gedaan, tot 1866. Aan het eind van de Kade verheft zich een zware steenklomp, de Campveersche Toren, een oude muurtor'en in den Vesting wal, ongeveer zes eeuwen oud. Het gebouw werd later tot stadsherberg ingericht. Thans is het een logement of koffiehuis. Het gebouw heeft een plat dak, vanwaar men een mooi uitzicht heeft op Noord-Beveland. Niet minder bezienswaardig is de stads- fontein, de vergaarbak van het regenwater der voormalige groote kerk, het eenige monu ment van dezen aard in Nederland. Deze bak kan tweeduizend H.L. water bevatten, hetwelk in den bak wordt gefiltreerd. In de Oudheidskamer op het Stadhuis, de voormalige Vierschaar, heeft men o.m. his torische zeldzaamheden de fraaie, verguld zil veren, met kunstig drijfwerk voorziene „beker van Maximiliaan" aan Veere in 1551 geschon ken door Maximiliaan van Bourgondië, stad houder van Holland, Zeeland, Westfriesland en het Sticht, 'en ambachtsheere van Veere. Een beker, die op kunstgebied een Europeesche ver maardheid heeft; met het deksel is hij ruim 56 c.M. hoog. Een 'besluit van den gemeenteraad om dezen beker te verkoopen, werd indertijd door de Kroon vernietigd. Voor 1280 was de naam dezer plaats ,,'t Dorpken van Veere". Daarna „Campveere". Aan den overkant, op Noord-Beveland, lag des tijds het dorp Campen, en 'bestond er op Wal cheren, waar nu Veere is, een overzetveer op dit Campen. Graaf Floris V vertoefde gaarne in deze stad, die reeds in zijn tijd (1290) met muren en wallen omringd was. Een werk, ondernomen door Wolfaert van Borsseie (gehuwd met Ma ria Stuart, dochter van Jacobus I, koning van Schotland), die de heerlijkheid „van der Veere' van graaf Floris gèkocht, tegelijk den naam „Van Borsseie van der Veere" aangenomen, en op 't oude gehucht Zandijk, nabij de stad, kort na het indijken dezer ambachtsheerlijkheid de sterke burcht Zandenburg gesticht had. De vroegste vermelding van Zandijk vindt men in een Charter van het jaar 1153, waarbij de tienden van Sandijk vermeld worden als geheel toebehoorende aan Sint Pieter te Utrecht, doch na de stichting van de kerk te Zandijk voor een derde aan den nieuwbenoemden pries ter aldaar kwamen en <voor twee derden aan Sint Pieter. Wij zouden nog gaarne meer bijzonderheden uit Veere's historie vermelden. Wij moeten ech ter in de komende wek'en uw 'belangstelling vra gen voor meer urgente onderwerpen, die voor het thans levend geslacht van grootere betee- kenis zijn. Wij moeten aldoor wijzen op de ver dorven staatkundige en maatschappelijke toe standen en wat onze roeping is daartegen een voortdurenden strijd te strijden. Wij zuilen als het moet de dingen derb zeggen. Voor niemand deinzen we terug. Als het terwille van ons be ginsel en in 't waarachtig belang der gemeente noodig is, zullen we zonder aanzien des persoons de zaken1 op een objectieve wijze, doch in het licht van het antirev. beginsel bespreken. EEN DENKER ONDER DE TORADJA'S. Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons; Hoe spreken de Christen geworden heidenen over hun vroeger geestelijk bezit, over hun heidendom Noemen zij dat ook met dien naam Er is geen algemeen antwoord op deze vraag te geven. Er is verschil. Maar een merk waardig antwoord gaf niet lang geleden in een spontane toespraak een oude Toradja, die bleek over deze dingen te hebben nagedacht. Zijn rede was lang, hij stond uitvoerig stil bij de veelheid in de natuur, bij boomen en planten, hij had als heiden gepeinsd, hoe die er konden zijn, daar toch geen mensch ze voortbracht. En in de verhalen was alles verschillend en vaag. Maar door het Evangelie had hij het antwoord gekregen en hij zei ongeveer het volgende „Vrienden, heiden en christenen, Gij allen kent mij. Ik was bedreven in alle handelingen van het heidendom. Noem daarin maar één ding, waarvan ik niet weet. Gij kunt het niet. in alles was ik bekwaam, ik was éen echte heiden. En toch had ik geen vrede. Nu, als christen, terugziende begrijp ik ook waarom niet. 't Kon niet. O die verwarrende veelheid in het hei dendom, al die geesten en goden verbijsteren je. In ',t heidendom welt alles niet op uit één bron, zooals in 't christendom God achter alles staat. Niet zoodra hoorde ik het Evangelie 't eerst door Papa i Dorontji (Dr. Kruyt), of er ging iets open in mij. Die prediking van den éénen God, uit Wien alles komt, gaf zoo n rust. Alles uit eene groote oorzaak. Niet dat ik mij dadelijk gewonnen gaf, o neen, mijn hart bleef eerst vierkant, d.i. niet rond, niet oprecht, maar ik hoorde meer en begreep, dat die éene oorzaak tevens Vader is. Ik ben een oud man en de dag van mijn dood is niet verre meer, maar ik ben gerust. Mijn Vader weet het, Hij kent Zijn tijd. Vrienden uit de 'heidenen, Gij kent mij allen, gij kent mijn heiden-zijn, over denkt nu ook mijn christen-zijn, waarom dk dezen weg gegaan ben en nog verder afloopen zal. Want ik heb het woord des Levens als echt erkend.'^ Het is een merkwaardig getuigenis. Hij is steeds een denker geweest, deze man. Maar hij had geen antwoord. Dat bracht hem het Evan gelie. Hij begrijpt nu Alles is uit Eén, en die Eén is tevens Vader. Men kan een dergelijke diepte van leven en denken niet bij allen verwachten, ginds even min als hier. Maar waar juist overal het ant woord van de 't diepst levenden en denkenden de meeste heteekenis heeft, is ook dit antwoord op de aan het begin gestelde vragen van meer dan gewone waarde. DE EERSTE „VOLLE" MAAND. Het Zendingsbureau te Oegstgeest schrijft ons Juni is de eerste maand in dit jaar, waarin volledig is ingekomen het bedrag, dat volgens de ramingen in één maand noodig is. Ruim 85.000.is er ingekomen. En al blijft dat nog beneden het bedrag van de overeenkomstige maand in het vorige jaar, wij zijn toch zeer dankbaar dat de achterstand der ontvangsten bij het volgens de raming noodige deze maand althans niet is vergroot. De opbrengst van de Pinkstercollecte heeft aan dit resultaat natuur lijk goed meegeholpen. En nu zijn wij de tweede helft van het jaar begonnen, de helft waarin de vacanties vallen, en die daardoor steeds een1 paar moeilijke maanden heeft. Verleden jaar heeft Juli alle verwachtingen overtroffen, alle records gesla gen, door meer dan honderdduizend gulden op te brengen. Zal het dit jaar weer zoo zijn Het kan zeer zeker. Wanneer de duizenden die het kleine boekje „Weet U hebben ontvangen het aandachtig lezen en op de ge stelde vragen een duidelijk antwoord geven, dan behoeft er niet de minste vrees gekoesterd te worden. Als de velen, die met vacantie gaan vooraf zorgen, dat zij het Zendingswerk, dat steeds voortgaat, naar vermogen hebben ge steund, dan zullen wij aan het einde van deze Julimaand van nog grootere resultaten kunnen getuigen, dan op dit oogenblik. CHR. NATIONAAL ZENDINGSFEEST. Met groote dankbaarheid ziet het Bestuur van bet Chr. Nationaal Zendingsfeest terug op het Zendingsfeest, dat Woensdag 1 Juli op Middachten gehouden werd. Het weer was zoo prachtig als men maar wenschen kon. Er heerschte onder de duizenden feestgangers (men schat hun getal op ongeveer 6 duizend) een opgewekte stemming, die door geen enkelen wanklank verstoord werd. Er was groote be langstelling voor alle spreekbeurten vooral op spreekplaats 1 was er bij openings- en slotrede een groote menigte. Voor de Zending had het feest behalve de opwekking en verlevendiging der belangstelling dit goede, dat er een bedrag van 4000.werd bijeengebracht, dat naar verhouding over de deelnemende ztendingscorporaities zall wórden verdeeld. 'Dit is het hoogste bedrag, dat op een zendingsfeest gecollecteerd werdin de collecte werdén gevonden o.a. 1 bankbiljet van 1000.^, 2 van 200.3 van 100. Het Bestuur betuigt aan allen, die op eeniger- lei wijze hébben meegewerkt tot het welslagen van dit feest, zijn hartelijken dank. Ieder mensch drukt op zichzelv'en den stempel zijner waarde en wij zijn groot of klein, zooals we dat zelf willen. -- Waar woorden schaars zijn, hebben ze beteekends. Steek uw ongeduld in de schede, giet koud water op uw toorn. Arbeiden in het zweet des aanschijns is geen vloek, maar een' zegen. Door wraak komt nooit de 'haat aan een eind.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 7