SPUI
en hooDüP
'r
predikbeurten
E-l
L UIT HET WOORD J
O
O)
71
0011
In en
Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld
JEUGDLEVEN
t succes
ie condi-
rip van 6
rijzen van
handelaar
n, schrijf
s en onze
oekt U of
op, waar
offers wèl
latse.
ONDER REDACTIE VAN
768
OP ZONDAG 12 JULI 1931
•LHUIS
475
iTERDflffl.
r VOOR DEN ZONDAG
it
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst em 's av. 6.30
uur de heer Baart van Melissant.
Middelharnis, v.m. 10 uur Ds. van Ameide van
Ouddorp en 's av. 6.30 uur de heer Vetter
van Langstraat.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur
Ds. Vlasblom van Oude Tonge (Doop).
Langstraat, v.m. en n.m. de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees-
di'enst.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 (H. A.) en 's av. 6 u.
(Nabetr.) Ds. Dekker.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, n.m. 2 uur Ds. Dekker van Nieuwe
Tonge.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van
Ameide (Doop en Voorber. H, A.)
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6.30 uur Ds.
Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Melissant, v.m. en 's av. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. Ds. Schuurman,
em.-pred. te Den Haag.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
CHR. GEREF. KERK.
Sommelsdijk, n.m. 2 'en' 's aiv. 6.30 uur Prof, Ds.
de Bruin van Apeldoorn.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, vun. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
Woensdagavond 6.30 uur Ds. Barth van Borsele.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema,
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING
TOT GOD GEKOMEN.
■Gij zijt gekomen tot God, den
Rechter van allen.
Hebr. 12 23c.
Tot God gekomen Hier wordt wel
het allerhoogste genoemd, waartoe diep
gezonken zondaren opklimmen kunnen,
of liever omhoog getild kunnen worden.
-Dat was de hooge bestemming van den
mensch, die van God uitgegaan was,
dat hij tot God zou wederkeeren en met
aanwending van al zijn gaven en krach
ten, die God als een schat in hem ver
borg, tot Gods gemeenschap zou in
gaan.
Dat is de aanleg, de drang, de onrust,
de honger van 's menschen ziel: tot
God komen. En het is door de zonde
het onmogelijke geworden, menschelijk
gesproken; een oproerling, een beleedi-
ger, een ontaarde, een bezoedelde, tot
God komenMaar het is ook de blijde
kreet van den verlosten zondaar, de
juichkreet, brekende uit de ziel, die uit
Jtiaar zonde- en doodslaat wordt levend
gemaakt, de geboortekreet van Gods
kind: tot God gekomen „Tot God ge
komen de jubel straks, als hij ingaat
in de hemelsche heerlijkheid.
Maar hoe een juichkreet? Hier staat
toch: tot God, den rechter van allen 1
Dat moet toch de vreugde temperen en
een siddering van vrees door de leden
doen varen. Die groote en verschrik
kelijke God is het, waarmee wij te doen
krijgen, die een Rechter is van de gan-
sche aarde, die toornt over alle onge
rechtigheid, die te rein is van oogen,
dan dat Hij het kwade zou zien.
„God is een Rechter, die ten allen
dage toornt. Wie zal klimmen op Zijn
heiligen berg Wie zal wonen in zijn
tent Wie zal bij een verterend vuur
wonen Is dat niet om te schrikken,
om bezorgd en bevreesd te worden en
bevende zich te versteken, dan om te
juichen, als gezegd wordt: „Gij zijt ge
komen tot God, den Rechter van al
len Want zoo Gij in het gericht komt,
o Heere, wie zal voor U bestaan
Maar hierdoor komt nu nog te meer
in t oog springen, de uitnemendheid
van de Nieuw-Testamentische bedee
ling, welker uitnemendheid heel de
Hebreeënbrief wil aantoonen. Tot God,
den Rechter, te mogen komen, dat be-
teekent, dat er verzoening is met dien
God: dat er volkomen genoeg gedaan
is aan Zijn gerechtigheid voor al onze
zonden. Het wil zeggen, dat wij voor
Hem nu niet meer verschijnen moeten
als een misdadiger, wiens wanbedrijf
onderzocht en geoordeeld en gestraft
moet worden. Mlaar dat wij tot God
naderen als de Rechter, die ons vol
komen vrijspreekt van al onze overtre
dingen, omdat ze weggenomen zijn door
het zoenoffer van den Heere Christus.
Dit woord roept ons toe: Gij zijt door
de genade van Christus vrijgesproken
van al uw schuld, volkomen gerecht
vaardigd, zoodat gij voor den rechter
stoel Gods vrij uitgaat, en zonder vree-
ze voor God kunt verschijnen, schoon
gij nog steeds een zondaar zijt, en U
zelf van veel overgebleven zonden en
zwakheden hebt aan te klagen.
En nu is dit al reeds zulk een zegen,
dat het ons nu niet meer hinderen hoeft,
dat God, de Rechter van allen is, nu wij
verzoening hebben door Jezus' bloed.
Niet hinderen neen, integendeel het
is een groote bemoediging, den Chris
ten toe te roepen: gij zijt gekomen tot
God, den Rechter van allen. Nu mag,
die met God verzoend is, door Jezus
Christus een beroep doen op God, den
Rechter van allen, als hem onrecht
wordt aangedaan en zeggen: „Doe mij
recht, Heere, twist Gij mijn twistzaak.
Bevrijd mij van het ongoedertieren volk,
van den man des bedrogs en des ge-
welds."
Dit heeft in menige eeuw, menig ge-
loovige in grooten nood, in tijden van
vervolging en verdrukking, staande ge
houden. Dit bewaarde ons voor ver
twijfeling, als het scheen, dat het on
recht duurzaam zou zegevieren. Als het
er uitzag alsof Gods volk vertrapt zou
worden en uitgeroeid en de belijders
van 's Heeren naam geen leven meer
hadden, en gebrandschat en gepijnigd,
onteerd en onterfd, verminkt en gedood
werden, in zulke dagen vooral, is het
zoo rijke vertroosting geweest: „gij zijt
gekomen tot God, den Rechter van
allen." En dat maakt, dat zij aanhielden
in het gebed: „Doe mij recht tegen mijn
wederpartij."
Zoo mogen natuurlijk alleen maar
spreken, die eerst verzoening voor hun
eigen zonden hebben gevonden. God,
de Rechter van allen, kan slechts de
toevlucht zijn van degenen, die eerst
zelf met Hem te doen gekregen hebben,
als hun Bestraffer. Die voor Zijn rech
terstoel eerst kwamen, in erkenning van
hun doodschuldigheid op het aange
zicht zijn neergevallen en in verslagen
heid des harten hebben geroepen
„Treed niet in het gericht met mij. O
God, wees mij zondaar genadig
Want zulken gaan gerechtvaardigd
heen, hebben kwijtschelding van hun
zonden, om Christus' wil. Uw voor
naamste zorg zij, dat gij hoort onder
degenen, die hun Rechter om genade
leerden bidden. Dan kunt gij zonder
vreeze tot God, uw Rechter, komen.
Een voorrecht wordt het dan, dat gij
komen kunt tot God, den Rechter van
allen. Gij weet dan, dat Hij ook uw
zaak zal uitrichten. Er is veel in Uw
leven, dat niet recht komt. Er is veel
onrecht op aarde, dat niet gewroken
wordt. Er zijn er velen, die tegen Gods
kinderen misdoen en op aarde hun von
nis niet krijgen. Gods volk komt niet
tot zijn recht hier beneden. Elk van
Gods verkoornen bereikt hier zijn be
stemming niet. Er is aldoor verongelij
king en miskenning. De wereld gunt en
geeft de kerk haar plaats niet.
Maar eenmaal komt de eindafreke
ning. Als God het groote gericht houdt.
Dan zal Hij het recht van zijn volk uit
voeren en zijn uitverkoornen tot hun
zalige bestemming brengen. Daarvan
verzekert de Heere ons door Zijn
woord: „Gij zijt gekomen tot God, den
Rechter van allen,"
ouders mede aanwezig; dat vertegenwoordigt al
een faeele schare.
En dan, hoevelen zijn er op ons eiland niet,
die de belangen van ons jeugdwerk van harte
zijn toegedaan. Zij zouden toch komen, al waren
er geen sprekers, alleen maar om de Flakkeesche
jonge Calvinisten bij elkaar te zi:en', wat op
zichzelf al de moeite waard is. Maar nu er
benevens dat nog sprekers zijn, die ons aller
belangstelling hébben en dan de onderwerpen,
die zij gekozen hebben Zijne Exc. oud-Minister
De Vries: „De kracht van onze Geref. be
ginselen"; Ds, Veldkamp: „Om de Vrouw", en
Ds. Zeilstra: „Liefde en Lof".
Wij zouden zeggen: dat moet de belangstel
ling van ons geheele eiland itrekken, of, wij
herbalen het, dan hapert er iets.
Wij kunnen ons indenken, dat er menschen
zijn, die wat critisch tegenover dezen landdag
staan, maar dit ds dan door onkunde. Wij zou
den ze den raad willen geven: wacht nog wat
met uw oordeel tot na 29 Juli.
Wij kunnen ook best gelooven, dat er zijn,
die Ouddorp's duinen niet geschikt achten voor
een landdag van J.V. en M.V. op Gieref.
grondslag, maar alweer: wacht tot 29 Juli.
Het zou ons al zeer tegenvallen, als na 29 Juli
het algemeen oordeel niet is: „Geen geschikter
plaats dan Ouddorp's duinen
Daarom: kom en zie I
O.
KI. P.
DE LANDDAG.
Zal hij slagen Die vraag wordt in de jeugd-
kringén telkens weer gehoord. Maar is er wel
reden tot die vraag, hebben wij niet zooveel
medewerking van Calvinistisch Flakkee, dat wij
kunnen zeggen: „hij zal slagen"?
Als wij dat vertrouwen niet hebben, dan
hapert er iets, want het is toch vanzelfsprekend,
als de jeugd iets gaat ondernemen, dat de ou
deren zeggen: daar moet ik bij zijn, dat is niet
meer dan hun plicht, Wat daar in Ouddorp's
duinen staat te gebeuren, is een stuk opvoeding,
en nu zou het toch al te dwaas zijn, als de
ouderen gingen zeggen: dat gaat ons niets aan
wat of die jeugd doet; want die opvoeding in
het jeugdleven is dezelfde opvoeding, die zij
voor hun rekening genomen hebben bij den doop
van hun kind.
Er bestaat alzoo dus geen reden, waarom de
landdag niet zal slagen.
Van iedere jeugdvriend en vriendin zijn de
RUST EEN WEINIG.
II.
EEN BEZOEK AAN WALCHEREN
EN VEERE.
Bij velen onzer is het een manie om de va-
cantiedagen in het buitenland te passeeren. Men
vindt het voornaam om heel ver buiten onze
grenzen te dwalen in het ruime wereldrond. Men
bezoekt bij voorkeur Zwitserland en Italië en
bewondert Lugano en Milano, en veracht leite-
lijk datgene in eigen land wat een vreemdeling
boeit en in verukking brengt.
in mijn vacantiedagen heb ik een bezoek ge
bracht aan Alphen a. d. Rijn, 's-Gravenhage,
beiden, Amsterdam, Utrecht en het schoone
eiland Walcheren.
liet vreemdelingenverkeer op het eiland Wal
cheren is van groote betéekenis. Dit eiland
wordt druk bezocht door Engelschen, die vooral
des Donderdags op de markt te Middelburg vrij
sterk vertegenwoordigd zijn.
De dag van mijn bezoek aan Walcheren is
warm en drukkend. De hemel giet stroomen
licht uit; men voelt er pijn van aan de oogen.
De zee, de dorpen, ver .verwijderde boomgroe
pen, alles ligt in een wazig, dommelig blauw,
riet vee staat droomerig in het hooge. gras en
slaat zich met den staart de vliegen van het
lijt, evenals ik worstel tegen de kleine vliegjes,
die onophoudelijk op mijn gezicht en handen
rondkruipen met taaie volharding en sarrende
vroolijkheid.
Het is doodstil. De halmen schuren zacht
ruischend tegen elkaar. In het donker, hoog
geboomte achter mij kirt een duif zijn zwaar
moedig roekoe. De avondzon kijkt nog juist
even over den zeedijk en verlicht de toppen der
kastanjes, beuken, platanen, linden en nog meer
boomen, die het prachtige eiland sieren. De
rose gloed der dalende Julizon valt in lange,
schuine strepen over het glanzend gras en op
ons. Dan klimt de rose gloed tegen de gevels,
daken en blinkende windvanen, en blijlt dan
nog langen tijd dralen op de gekuifde wolken,
ginds drijvend in het luchtruim. Alles ademt
vrede en lieflijkheid en zomerweelde.
Nu zwijgen we 'beiden, geheel onder den in
druk van de plechtige stilte, die heerscht onder
het hooggeboomte, terwijl nu en dan het snuiven
van een koe of de schreeuw van een nacht
vogel de stilte verbreekt. Geheimzinnige gelui
den komen uit de struiken en bloemen tot ons,
van al de onzichtbare wezens, die in de scha
duwen van den nacht hun kort leven genieten.
Den volgenden dag heb ik de historische stad
Veere, een der oudste steden van Zeeland, be
zocht. Veere is een merkwaardige plaats, die
de attractie geniet van duizenden vreemdelingen,
vooral Engelschen, die bij een bezoek aan Wal
cheren nimmer zullen nalaten deze historische
plaats te bezoeken. En dat, niett genstaande
ook en vooral op deze stad de elegie, de klaag
zang van den Vlaamschen dichter Karei Lede-
ganck, die van 18051847 leefde, van toe
passing: „Wie ooit e'en doode maget zag." Een
klacht, die van zoo menige, eenmaal zoo bloeien
de handelsplaats aan ot bij de Noordzee, van
Brielle tot Calais gelegen, geldt.
Daar is, om alleen; maar bij de provincie
Zeeland te blijven, daar is het eens zoo wel
varende Brouwershaven, ondanks haar eenige
haven en reede tot een onbeduidend vlek ge
reduceerd; daar is Zierikzee, dat eenmaal de
grootste koopvaardijvloot van Zeeland uitzond
naar Oost en West, en ze rijk beladen terug
ontving; daar is Vlissingen met zijn uitnemende
havens 'en dokken, steeds in gevaar van verval;
daar is Sluis, Brugge's voor- en havenstad,
eens door haar levendig scheepvaartverkeer door
het thans geheel verzande Zwin beroemd; daar
is Arnemuiden, welker eens zoo vermaarde ha
ven, tengevolge van het verzanden harer reede,
te loor ging; daar is VeereVan vroegere
welvaart en een machtig verleden getuigen de
stille straten en de eerwaardige, monumentale
gebouwen dezer oude stad. Het stadhuis is een
sierlijk Gotisch gebouw, in d'eri stijl van het
Middelburgsche stadhuis. Aan den voorgevel
prijken in denzelfden trant als aan het stadhuis
van Middelburg, zeven beelden der voormalige
heeren en vrouwen van Veere.
Het stadhuis is gebouwd in de zeventiger
jaren der vijftiende eeuw; deze is voorzien van
een klokkenspel en uurwerk. Op de spits prijkt
een verguld schip, herinnerend aan den tijd toén,
volgens Reigersberg, „daar kwamen uit het
Oosten zooveel schepen in de haven van Ter
Veer, dat het een wonder was. Het gebeurde
dikwijls, dat er 's ochtends geen schip in de
haven lag, en dat er 's avonds, als het uit den
Oosten waaide, vijftig of zestig, zoo Oostersche
als Overstichtsche schepen geteld werden."
Dat was in het jaar 1510, toen De la Rue
de Veersche Stedenmaagd liet zingenMijn
reede is veilig in het 'bulderendste weer.
Maar toen was het Veersche Gat nog niet
verzand. Thans evenwel is de reede, dank zij
de verzanding van het Veersche Gat, gansch
onbruikbaar geworden en heeft alle handels
verkeer in „Ter Veer" opgehouden.
Welk een verschil met de vijftiende eeuw,
toen Veere de „Schotsche stapel", dat wil zeg
gen het privilege van den uitsluitenden woi-
handel op Schotland, aan Brugge, wist te ont
futselen. Toen haar groote mededingsters Ant
werpen, Rotterdam Middelburg, tevergeefs meer
malen beproefden dezén .stapel" aan zich te
trekken. Toen Brugge er in slagen mocht weer
de stapelplaats van den wolhandel te worden,
doch slechts voor enkele jaren (15721578),
omdat de Schotsche kooplieden weer naar
Veere terug wilden, als zijnde de meest gunstig
gelegen havenplaats. Toen herhaaldelijk de over
eenkomsten tusschen de Royal Boroughs (ko
ninklijke. steden) van Schotland en de stedelijke
regeering van Veere met goedkeuring van dén
Markies (Prins Willem I en zijn nazaten) wer
den vernieuwd.
In dit verband noem ik onder Veere's merk
waardige oude gebouwen met hun bezienswaar
dige gevels het Schotsche huis, staande op de
Zuidzijde der haven.
Dit huis herinnert aan de evengenoemde
Schotsche kooplieden, die te Veere vele voor
rechten genoten. Zij kozen namelijk onder an
deren een „conservator" om hun rechten te
handhaven en voorkomende geschillen te be
slechten. Deze man was tevens voorzitter eener
rechtbank, waarin alle civiele en crimineele
zaken werden behandeld, wijl de Schotten daar
naar hun eigen landswetten werden geregeerd.
De stadsregeering schonk dezen heeren dit
fraaie heerenhuis, in hetwelk de „Court"
wij zouden zeggen het Gerechtshof zitting
kon houden en de kooplieden konden samen
komen, terwijl een gedeelte der kerk voor de
godsdienstoefeningen der Schotten werd afge
staan.
Zie daar den oorsprong van het Schotsche
Huis, oftewel „Het Lammetje" en het huis
„De Struijs". Beide gebouwen doen dienst als
museum van schilderijen en een maritiem
museum.
Voorts 'bezocht ik de Groote Kerk met toren,
welker stichting dagteekent van 1348. Zij is
in 1686 afgebrand, doch herbouwd, schoon niet
in den vorigen toestand.
Wat dén toren aangaat, deze is wel in zijn
ouden staat gebleven. Dat die niet voltooid zou
zijn, omdat de stad ér financieel niet toe bij
machte was, of omdat er zooveel scheepjes met
steen en materialen vergaan zijn, moet als le
gende beschouwd worden'.
,,'Op de schilderij van Hendrik Vroom, vóór
1630, van Veere, kan men zien, dat op de
hoeken van dien toren kleintjes stonden, en
in| het midden er een hooge toren bovenuit
stak .zoodat voor mij", aldus de heer Neuge-
bauer te Veere, die mij dit op verzoek mee
deelde, „vast staat, dat de toren geheel afge
werkt is geweest. Bovendien leest men dikwijls
van uitgaven, gedaan wegens werkzaamheden
aan den toren van de Groote Kerk in de kerke-
rekeningen in de 16e eeuw. En ook, waar zou
den de klokken (bellen) gehangen hébben anders
dan in den toren."
Het koor der kerk dient sedert 1821 tot kerk
gebouw voor de Ned. Herv. gemeente.
Aan de andere zijde der kerk bevond zich de
Schotsche Kerk, over welke ik zooeven sprak.
Deze is later, in 1834, afgebroken.
In 1812 werd de kerk onder Napoleons heer
schappij tot kazerne en militair hospitaal voor
800 zieken, en tevens tot paardenstal ingericht.
Alle kenteekenen van kerk verdwenen; zolderin
gen werden aangebracht, de boogvensters dicht
gemetseld, en door gewone raampjes vervangen.
Nadien heeft het gebouw nog vele jaren als
kazerne dienst gedaan, tot 1866.
Aan het eind van de Kade verheft zich een
zware steenklomp, de Campveersche
Toren, een oude muurtor'en in den Vesting
wal, ongeveer zes eeuwen oud. Het gebouw
werd later tot stadsherberg ingericht. Thans is
het een logement of koffiehuis. Het gebouw heeft
een plat dak, vanwaar men een mooi uitzicht
heeft op Noord-Beveland.
Niet minder bezienswaardig is de stads-
fontein, de vergaarbak van het regenwater
der voormalige groote kerk, het eenige monu
ment van dezen aard in Nederland. Deze bak
kan tweeduizend H.L. water bevatten, hetwelk
in den bak wordt gefiltreerd.
In de Oudheidskamer op het Stadhuis,
de voormalige Vierschaar, heeft men o.m. his
torische zeldzaamheden de fraaie, verguld zil
veren, met kunstig drijfwerk voorziene „beker
van Maximiliaan" aan Veere in 1551 geschon
ken door Maximiliaan van Bourgondië, stad
houder van Holland, Zeeland, Westfriesland en
het Sticht, 'en ambachtsheere van Veere. Een
beker, die op kunstgebied een Europeesche ver
maardheid heeft; met het deksel is hij ruim 56
c.M. hoog.
Een 'besluit van den gemeenteraad om dezen
beker te verkoopen, werd indertijd door de
Kroon vernietigd.
Voor 1280 was de naam dezer plaats ,,'t
Dorpken van Veere". Daarna „Campveere".
Aan den overkant, op Noord-Beveland, lag des
tijds het dorp Campen, en 'bestond er op Wal
cheren, waar nu Veere is, een overzetveer op
dit Campen.
Graaf Floris V vertoefde gaarne in deze
stad, die reeds in zijn tijd (1290) met muren
en wallen omringd was. Een werk, ondernomen
door Wolfaert van Borsseie (gehuwd met Ma
ria Stuart, dochter van Jacobus I, koning van
Schotland), die de heerlijkheid „van der Veere'
van graaf Floris gèkocht, tegelijk den naam
„Van Borsseie van der Veere" aangenomen, en
op 't oude gehucht Zandijk, nabij de stad, kort
na het indijken dezer ambachtsheerlijkheid de
sterke burcht Zandenburg gesticht had.
De vroegste vermelding van Zandijk vindt
men in een Charter van het jaar 1153, waarbij
de tienden van Sandijk vermeld worden als
geheel toebehoorende aan Sint Pieter te Utrecht,
doch na de stichting van de kerk te Zandijk
voor een derde aan den nieuwbenoemden pries
ter aldaar kwamen en <voor twee derden aan
Sint Pieter.
Wij zouden nog gaarne meer bijzonderheden
uit Veere's historie vermelden. Wij moeten ech
ter in de komende wek'en uw 'belangstelling vra
gen voor meer urgente onderwerpen, die voor
het thans levend geslacht van grootere betee-
kenis zijn. Wij moeten aldoor wijzen op de ver
dorven staatkundige en maatschappelijke toe
standen en wat onze roeping is daartegen een
voortdurenden strijd te strijden. Wij zuilen als
het moet de dingen derb zeggen. Voor niemand
deinzen we terug. Als het terwille van ons be
ginsel en in 't waarachtig belang der gemeente
noodig is, zullen we zonder aanzien des persoons
de zaken1 op een objectieve wijze, doch in het
licht van het antirev. beginsel bespreken.
EEN DENKER ONDER DE TORADJA'S.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons;
Hoe spreken de Christen geworden heidenen
over hun vroeger geestelijk bezit, over hun
heidendom Noemen zij dat ook met dien
naam Er is geen algemeen antwoord op deze
vraag te geven. Er is verschil. Maar een merk
waardig antwoord gaf niet lang geleden in een
spontane toespraak een oude Toradja, die bleek
over deze dingen te hebben nagedacht. Zijn
rede was lang, hij stond uitvoerig stil bij de
veelheid in de natuur, bij boomen en planten,
hij had als heiden gepeinsd, hoe die er konden
zijn, daar toch geen mensch ze voortbracht. En
in de verhalen was alles verschillend en vaag.
Maar door het Evangelie had hij het antwoord
gekregen en hij zei ongeveer het volgende
„Vrienden, heiden en christenen, Gij allen kent
mij. Ik was bedreven in alle handelingen van
het heidendom. Noem daarin maar één ding,
waarvan ik niet weet. Gij kunt het niet. in
alles was ik bekwaam, ik was éen echte heiden.
En toch had ik geen vrede. Nu, als christen,
terugziende begrijp ik ook waarom niet. 't Kon
niet. O die verwarrende veelheid in het hei
dendom, al die geesten en goden verbijsteren
je. In ',t heidendom welt alles niet op uit één
bron, zooals in 't christendom God achter alles
staat. Niet zoodra hoorde ik het Evangelie 't
eerst door Papa i Dorontji (Dr. Kruyt), of er
ging iets open in mij. Die prediking van den
éénen God, uit Wien alles komt, gaf zoo n
rust. Alles uit eene groote oorzaak. Niet dat ik
mij dadelijk gewonnen gaf, o neen, mijn hart
bleef eerst vierkant, d.i. niet rond, niet oprecht,
maar ik hoorde meer en begreep, dat die éene
oorzaak tevens Vader is. Ik ben een oud man
en de dag van mijn dood is niet verre meer,
maar ik ben gerust. Mijn Vader weet het, Hij
kent Zijn tijd. Vrienden uit de 'heidenen, Gij
kent mij allen, gij kent mijn heiden-zijn, over
denkt nu ook mijn christen-zijn, waarom dk dezen
weg gegaan ben en nog verder afloopen zal.
Want ik heb het woord des Levens als echt
erkend.'^
Het is een merkwaardig getuigenis. Hij is
steeds een denker geweest, deze man. Maar hij
had geen antwoord. Dat bracht hem het Evan
gelie. Hij begrijpt nu Alles is uit Eén, en die
Eén is tevens Vader.
Men kan een dergelijke diepte van leven en
denken niet bij allen verwachten, ginds even
min als hier. Maar waar juist overal het ant
woord van de 't diepst levenden en denkenden
de meeste heteekenis heeft, is ook dit antwoord
op de aan het begin gestelde vragen van meer
dan gewone waarde.
DE EERSTE „VOLLE" MAAND.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest schrijft
ons
Juni is de eerste maand in dit jaar, waarin
volledig is ingekomen het bedrag, dat volgens
de ramingen in één maand noodig is. Ruim
85.000.is er ingekomen. En al blijft dat
nog beneden het bedrag van de overeenkomstige
maand in het vorige jaar, wij zijn toch zeer
dankbaar dat de achterstand der ontvangsten
bij het volgens de raming noodige deze maand
althans niet is vergroot. De opbrengst van de
Pinkstercollecte heeft aan dit resultaat natuur
lijk goed meegeholpen.
En nu zijn wij de tweede helft van het jaar
begonnen, de helft waarin de vacanties vallen,
en die daardoor steeds een1 paar moeilijke
maanden heeft. Verleden jaar heeft Juli alle
verwachtingen overtroffen, alle records gesla
gen, door meer dan honderdduizend gulden op
te brengen. Zal het dit jaar weer zoo zijn
Het kan zeer zeker. Wanneer de duizenden
die het kleine boekje „Weet U hebben
ontvangen het aandachtig lezen en op de ge
stelde vragen een duidelijk antwoord geven,
dan behoeft er niet de minste vrees gekoesterd
te worden. Als de velen, die met vacantie gaan
vooraf zorgen, dat zij het Zendingswerk, dat
steeds voortgaat, naar vermogen hebben ge
steund, dan zullen wij aan het einde van deze
Julimaand van nog grootere resultaten kunnen
getuigen, dan op dit oogenblik.
CHR. NATIONAAL ZENDINGSFEEST.
Met groote dankbaarheid ziet het Bestuur
van bet Chr. Nationaal Zendingsfeest terug
op het Zendingsfeest, dat Woensdag 1 Juli
op Middachten gehouden werd. Het weer was
zoo prachtig als men maar wenschen kon. Er
heerschte onder de duizenden feestgangers (men
schat hun getal op ongeveer 6 duizend) een
opgewekte stemming, die door geen enkelen
wanklank verstoord werd. Er was groote be
langstelling voor alle spreekbeurten vooral op
spreekplaats 1 was er bij openings- en slotrede
een groote menigte.
Voor de Zending had het feest behalve de
opwekking en verlevendiging der belangstelling
dit goede, dat er een bedrag van 4000.werd
bijeengebracht, dat naar verhouding over de
deelnemende ztendingscorporaities zall wórden
verdeeld. 'Dit is het hoogste bedrag, dat op
een zendingsfeest gecollecteerd werdin de
collecte werdén gevonden o.a. 1 bankbiljet
van 1000.^, 2 van 200.3 van 100.
Het Bestuur betuigt aan allen, die op eeniger-
lei wijze hébben meegewerkt tot het welslagen
van dit feest, zijn hartelijken dank.
Ieder mensch drukt op zichzelv'en den
stempel zijner waarde en wij zijn groot of klein,
zooals we dat zelf willen.
-- Waar woorden schaars zijn, hebben ze
beteekends.
Steek uw ongeduld in de schede, giet koud
water op uw toorn.
Arbeiden in het zweet des aanschijns is
geen vloek, maar een' zegen.
Door wraak komt nooit de 'haat aan een
eind.