UIT HET WOORD
FEl
Dr. J. SEVERNN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld
PREDIKBEURTEN
JEUGDLEVEN
ISSSS ALLERLEI SSSSS
No. c
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 5 JULI 1931
"1
Alle
HET
r VOOR DEN ZONDAG
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst en 's av. 6.30
uur Ds. van Asch.
Middelharnis, v.ui. 10 en 's av. 6.30 uur Dr.
J. Severijn van Dordrecht.
Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. van Eist van
IJzendoorn (collecte)
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 uur Ds. van Asch van
Sommelsdijk en 's av. 6 uur leesdienst.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees
dienst.
Nieuwe Tonge v.im. (Voorb. H. A.) en 's av.
(Doop) Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. v. d. Wal.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, 's av. Ds. Vlasblom van Oude Tonge.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. de heer Bou
man van Stellendam.
QEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds.
Zeilstra.
Den Bommel, v.m. 9.30 en 's av. 5.30 uur Ds,
Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en n.m. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
CHR. GEREF. KERK.
Sommelsijk, n.m. 2 uur en 's av. Ds. de Bruin
van Baarn.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 10, n.m. 2.30 (Doop) en
's av. 6.30 uur Ds. Heijkoop van Utrecht.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Bkris.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en nun. leesdi'enst
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING
HET GEZELSCHAP DER
ENGELEN*
„Maar gij zijt gekomen tot de vele
duizenden der engelen."
Hebr. 12 22.
Hoe heerlijk wordt de kerk, als wij
haar omringd zien van de vele duizen
den der engelen. Het is niet te zeggen,
zoo veilig als de gemeente zich daar
mee kan rekenen. Met de verzekering,
dat het Nieuwe Verbond ook een bond
met de engelen beteekent wil God ons
bemoedigen. En ons geloofskracht
schenken, om den goeden strijd tegen
de wereld en den duivel en de zonden,
met goeden moed te strijden.
Ook in de bedeeling van het Oude
Testament werden de kinderen Gods
door de engelen, door het zien alleen
maar van de engelen, gesterkt.
Werden niet aan Jacob, als hij in
zorg was over Ezau's vijandschap, de
oogen geopend, om engelen te zien, een
heele schare, zoodat hij er door ge
sterkt werd en den naam dier plaats
noemt: Mahanaïm: heerscharen Gods
Werden niet aan den jongen van
Eliza de oogen geopend, om den berg,
waarop zij omsingeld waren van vij
anden, rondom vol vurige wagenen en
paarden te zien, hemelsche legerscha
ren
Had niet Isrel de wet ontvangen
door de bestelling der engelen op Sinaï
en zong het niet geestdriftig van Gods
wagenen boven het luchtig zwerk, tien
en tienmaalduizend sterk
Maar nog veel meer nü, in de be
deeling van het Nieuwe Testament,
mag de gemeente van Christus en elk
geloovige op het gezelschap en den
sterken bijstand der engelen rekenen,
nu de Heere Christus zijn verzoenings
werk heeft volbracht en wederom bij
éénvergaderd heeft, alles wat in den
hemel en op de aarde is, vrede maken
de. Ook al zien wij geen engelen, wij
weten toch, dat ze ons omringen en be
veiligen. En wat zal ons dan eenig
schepsel, eenig geweld der wereld
doen
Als Jezus alleen staat in Gethsémané,
zegt Hij, dat Hij den Vader bidden zal
en Hij zal Hem meer dan twaalf le
gioenen engelen bijzetten. Dat is in
aantal reeds meer dan de geheele Ro-
meinsche legermacht. En dan te den
ken, dat één van zulke engelen reeds
in staat is, een heel leger te verstrooien
als in Sanherib's dagen
Welk een onuitsprekelijk gevoel van
veiligheid moet dit de verlosten van
Christus wel geven. Daarom, als er 1
BB
benauwdheid is en degenen, die des
Heeren zijn, zich zeer zwak weten, en
de bestrijding van binnen en van buiten
groot is, en als uw ziel bezwijken zou
en gij niet meer volhouden zoudt, en
zwichten voor de overmacht van de
genen, die tegen u zijn (immers zoo
staat er bijna altijd de kerk voor met
elk van haar leden, want de wereld
tegenover haar is altijd veel sterker, en
komt met overmacht tegen de gemeen
te) Maar als Gods volk zou gaan roe
pen: „ik kan niet meer volhouden, ik
ga bezwijken, ik ben gekomen aan het
eind van mijn kracht, ik ben gekomen
in het onderste van den kuil, ik ben
gekomen aan den rand van den af
grond, ik zal omkomen." Dan, neen, zoo
staat het nooit met die van Christus
Izijn. Gij zijt niet gekomen tot hulpeloos
heid en reddeloosheid. Gij zijt gekomen
tot de vele duizenden der engelen Het
oog des geloofs moet open zijn, om de
legerscharen Gods te zien, in wier ge-
zeischap de door Christus gekochten
verkeeren. Opdat gij in de kracht des
geloofs leert zeggen„Die vóór ons
zijn, zijn meer dan die tegen ons zijn."
De engelen zijn nu vóór ons. Een
groote ommekeer heeft er plaats ge
grepen, door het machtig verlossings
werk van Christus. Van den toorn
Gods zijn wij daardoor bevrijd en dat
brengt een niet meer vijandig, maar
vriendschappelijke verstandhouding
ook met de engelen mee. Zoo moet
ook verstaan het: gij zijt gekomen tot
de vele duizenden der engelen.
Als Christus geen verzoening had
teweeg gebracht, dan zou nog steeds
de engelenschaar een verschrikking
voor ons zijn.
Tengevolge van onze zondeval, heeft
een engel met een vlammig lemmer zich
geposteerd aan den ingang van het pa
radijs, om te weren den gevallen
mensch, dat hij van den boom des le
vens niet zou eten.
Maar hoe is nu het gedrag der en
gelen veranderd, nu Christus verzoe
ning voor onze zonden teweeg bracht
Hoe zoeken zij nu het gezelschap der
vromen Hoe brengen zij, die eerst ver
joegen den gevallen mensch uit het
paradijs, hoe brengen zij nu zelf dege
nen, die door Christus verzoend zijn
met God, tot de zaligheid, tot het he
melsche paradijs.
Want Lazarus werd van de engelen
gedragen in den schoot van Abraham.
Engelen zijn zoo vreeselijk, voor die
onder den toorn Gods liggen, omdat
hun zonden niet verzoend zijn, want zij
zijn zoo heilig en volvoeren onverbid
delijk Gods gericht.
Maar daarom te meer is het gezel
schap der engelen, waarin de gemeente
zich verheugt, een duidelijk blijk van
de volkomen verzoening met God en
de volmaakte stilling van Zijn toorn.
De vrede met God, de verzoening door
Jezus' bloed, wordt in zijn heilrijke ge
volgen geïllustreerd met deze verzeke
ring: „gij zijt gekomen tot de vele dui
zenden der engelen." Het engelenge
zelschap is verzekering van Gods ge
nade.
Hoe kan de ziele, die vrede vond met
God door het kruis van Christus, daarin
zich nu reeds verblijden, dat zij wan
delingen mag hebben onder de engelen,
die voor Gods troon staan.
Maar vooral als de doodsnood komt,
en de stervensure aanbreekt, want die
in den Heere sterven, worden van de
engelen gedragen in het hemelsche pa
radijs.
van den heer Hogeweg hun medewerking ver-
leerien. Wij hopen op deze plaats nog wel eens
nadere mededeeldngen te doen. Als ieder, die
dit leest, au maar aanteekent en onderstreept:
29 Juli a,s. naar Ouddorp. Vooral de 9 gelieve
men duidelijk te schrijven. En dan ieder op
wekken om mede te gaan.
N„-g op een zaak wilde ik even wijzen. Er
zullen een groot aantal programma's worden
gedrukt. Prachtige gelegenheid dus om daarin
een advertentie te plaatsen. De kosten zijn zeer
billijk. Ge kunt ze bij de plaatselijke vereen.
opgeVen voor 9 Juli, of anders opzenden aan
den secretaris van het Landdagcomité, den heer
C. de Bakker, De Ruiterstraat, Middelharnis.
O.
J. W. K.
GEHOORZAMEN.
LANDDAG TE OUDDORP.
Vele menschen zijn gewoon om in den zomer
er eens uit te trekken". Op ons eiland zijn
er niet weinigen, die in de warme Juli-dagen
eens een dagje uitgaan naar Ouddorp aan zee.
Ook dit jaar zal dit wel weer zoo zijn. Toch
zijn vel'en niet geheel voldaan, wanneer het
uitstapje voorbij is. Immers de geheele dag -is
niet noodig om van de strand-geneugten te ge
nieten. Er zou nog wel iets bij kunnen. Welnu,
dit jaar komt er een schitterende aanvulling.
Er zal n.l. op 29 Juli a.s. D.V. een landdag
worden gehouden in Ouddorp's duinen, uit
gaande van den Kring van Meisjesvereen. op
G. G. en van den Ring „Flakkee" van Jonge-
lingsvereen op G. G. En nu noodigen wij, om
het kort te zeggen, alle inwoners van Flakkee
uit, en natuurlijk ook belangstellenden buiten
ons eiland, om deze samenkomst bij te wonen.
De sprekers behoeven we niet aan te bevelen,
wij noemen hen slechts. Het zijn: Ds. H. Veld
kamp, Geref. predikant te Sneek, die als onder
werp koos: „Óm een vrouw". Vervolgens oud-
Minister Mr. S. de Vries Cz„ terwijl Ds. P. A.
Zeilstra, Geref. predikant te Middelharnis, een
slotwoord hoopt te spreken. De Chr. Zang-
vereen. van Den Bommel en Stad aan 't Haring
vliet meen ik, zullen onder de bekwame leiding
't Is al heel lang geleden.
„Meester", zei een juffrouw, die in de wan
deling Madam D. genoemd werd, „meester,
ik kom u mijn twee kinderen brengen".
Ik keek die eens aaneen jongetje van on
geveer 6 jaar lieve, blauwe oogen, e'en vrien
delijken blik, vrijer dan men gewoonlijk van
zulke knaapjes opvangt en erg kreupel. Zijn
zusje een paar jaartjes ouder, met aardige krul
len, om een prettig, vroolijk gelaat.
Ze trokken me dadelijk aan en ik ant
woordde „Heel graag, madam."
Maar zoo kwam ik er niet af.
„U moet weten," zoo viel ze in, dat ik mijn
kinderen nooit iets gebied. Als ik iets van hen
hebben wil, ze b.v. een boodschap wil laten
doen, dan vraag ik dat, zooals ik zulks aan
een ander zou vragen. En dat moet voor hen
voldo'ende zijn. Ze moeten het willen doen
wat ik hun vraag willen uit liefde voor mij
En ik ben dan voor hen een kameraadje."
Ik kreeg 't wat benauwd en brak den woor
denstroom af, met de opmerking, dat ze toch
zeker de moeder van deze kinderen was,
en dat was meer, vee] meer dan een kame
raadje.
Mis had ik het. Geen moeder, die dwingen
en bevelen kan die aan een kind oplegt, wat
bet doen zalneen een kameraad, voor wie
ze uit liefde alles overhebben.
't Zou e'en' twistgesprek geworden zijnj en
daar had ik lust noch tijd voor. De regels, die
op de school golden, werden kort duidelijk ge
maakt, met de toevoeging, dat ze voor alle leer
lingen volkomen gelijk waren. Hier zou dus de
schoolopvoeding ingaan tegen1 die van 't gezin.
Madam scheen er vrede mee tenemen p ze
liet de kinderen bij mij achter.
Nog dikwijls is dit gesprek in denzelfden
toonaard voortgezetmaar we kwamen niet
nader bij elkaar.
Er verliepen eenige jaren. De kinderen wer
den grooter en slechts heel zelden versche'en
Madam aan de school.
Tot opeens ze me te spreken vroeg.
En daar kwam het. Haar stelsel had schip
breuk geleden. De kinderen deden niet, wat
ze vroegdwingen en bevelen mocht ze niet,
volgens haar inzicht. Wat nu te doen
Nq mocht ik getuigen, dat wij niets geen
last op school hadden met haar kinderen. In
tegendeel, ze hadden, o zoo gemakkelijk, ge
leerd te gehoorzam'en. Dat deden ze van na
ture, als ze maar wisten, dat het moest. In
elke klas hadden ze een heel prettigen indruk
gemaakt. En ik gaf den raad, om zachtjes aan
gehoorzaamheid te vragen, te eischen, in de
overtuiging, dat zij haar kinderen dan niet ver
der van zich zou vervreemden, maar dat deze
zich aan haar zouden gaan hechten.
Ze heeft het beproefd. Ach, de lieve jongen,
die zwak was van lichaam, leefde niet lang
meer. Viredig ontsliep hij, geloovende, dat hij
naar den Heere Jezus ging. En zijn moeder
hield een heerlijke herinnering aan hem en be
waarde die in haar hart. Ook moeder en doch
ter leerden elkaar waardeeren 'en liefhebben.
Vooral in onzen tijd schijnt het voor vele
ouders te moeilijk of onnoodig om gehoorzaam
heid van de -kinerén te eischen.
Ze paaien hen liever met allerlei beloften,
in plaats van zich te doen gehoorzamen.
Toch eischt God van den mensch gehoor
zaamheid aan Zijn wet en aan allen, die boven
hem gesteld zijn.
En de apostel Petrus zegt in zijn zendbrief
tot de geloovigen„Als gehoorzame kinderen
wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden,
die te voren in uw onwetendheid waren.
,Als gehoorzame kinderenOnthoudt dit
wel. Een eerenaam.
Ook voor uw kinderen
„Onze Kinderen")
A. O.
MONOKINDERITIS.
(Zeer vrij naar „Onlychilditis" uit
„Sunday at Home".)
Met angst in de oogen kijkt moeder naar den
grijzen geneesheer, den bekenden1 kinderspecia
list, dien zij, ten -einde raad, in overleg met
haar huisarts, heeft geraadpleegd.
Hij heeft haar jongen met de meeste zorg
onderzocht en elke beweging ds door de lief
hebbende oogen gevolgd elke tik met het per
cussiehamertje is als een zware mokerslag op
haar neergekomen met ingehouden adem heeft
ze als meegeluisterd, toen rug én borst werden
gecontroleerd.
En nu is het onderzoek ten einde.
De enkele oogenblikken, dat de man van
rijpe ervaring zwijgend nadenkt, eer hij zijn
vonnis velt, zijn wel uiterst pijnlijk.
Eindelijk had het maar één minuut ge
duurd klinkt het„Zooals ik reeds dacht,
mevrouw, 't is enkel monokinderitis."
„Maar onze huisarts heeft daar nooit over
gesproken; wat is dat? is genezing mogelijk?"
„Stellig, mevrouw, maar het zal niet gaan
zonder groote opofferingen uwerzijds."
En nu volgt de zoo eenvoudige en daarom
zoo onverwachte verklaring
„Uw kind is eenigst kindhet verkommert,
omdat het 't medeleven met andere kinderen
niet kent. U begrijpt dat misschien wel uit uw
eigen jeugd
„Ook ik was alleen, dokter, 'en mijn man
eveneens
„Arme bedelaars", is de niet bepaald stree-
lende opmerking„levenslang smachtend naar
een teugje echt samenlevenMevrouw, laat
uw kind omgaan met kinderen van zijn eigen
leeftijd en zonder dat u telkens uw hand als
beschermend, maar inderdaad beschadigend,
uitsteekt. Uw kind zal gezond worden."
Vóór haar man van zijn kantoor thuis komt,
heeft de moeder tijd genoeg gehad, om den
gegeven raad te overwegen én' haar besluit
staat vast.
Enkele dagen later heeft Harry als huisge-
nooten een zoontje en een dochter van een
collega, die zijn vrouw heeft verloren, en, voor
't oogenblik zonder vrouwelijke hulp, het aan
bod, om zijn kleinen tijdelijk te huisvesten, met
dankbaarheid heeft aangenomen
Grootvader en grootmoeder zijn op bezoek.
Ze hebben 't eigenlijk wel wat heel kras ge
vonden, dat schoonzoon hun dochter ineens
zluilke zware huiselijke zorgen oplegt. Maar
hun verwondering stijgt, als ze bemerken, dat
het met volkomen instemming van hun dier
bare Gerda is geschied.
Nu zijn ze eens komen kijken, hoe het gaat.
Het moet wel verkeerd loopen dat kan niet
anders.
Daar heb je 't al. De. drie kinderen spelen
in een hoek van de kamer en krijgen opeens
de hevigste ruzie, 't Ging om een blokje uit
de blokkendoosdat moest onderaan liggen
en Harry wilde 't bovenaanen de kleine Tine
griste 't weg, en Harry wilde haar e'en mep
geven, en haar broertje Kobus tikte hem op
z'n vingers'n complete ruzie
„Jaag die vreemde kinderen toch weg, Ger
da Zie. eens, hoe ze dien schat van 'n Harry
behandelen Hoe kan je 't dulden en Groot
vader wil opstaan om zelf maar executie te
houden.
De moeder maakt een zwaren strijd door,
maarzegeviert.
Zij laat de baasjes stil hun gang gaan en
wil niet, dat haar vader tusschenbeiden komt.
Vijf minuten later is de twist gestild en Ko
bus en Harry staan door 't raam naar een
auto te kijken, die voorbij rijdt, de armen om
elkanders hals.
Slechts weinige dagen verloopen, als moeder
bemerkt, hoe goed zich 't drietal naar elkander
schikt, al blijven de gewone kinderkibbelarijen
natuurlijk niet uit. En dan moet zij telkens
weer een overwinning op zich zelf behalen
want, natuurlijk, Harry is toch eigenlijk altijd
in z'n recht.
Maar een oorzaak van verbazing en ver
heugenis is, dat het zoo lustelooze, slappe
ventje blijkbaar een bron van activiteit, van
belangstelling, van echte levendigheid, straks
ook van kracht blijkt te bezitten. Dat de boter
hammen er zoo lekker ingaan, en zonder suiker,
en zonder uitzicht op allerlei belooning eiken
dag wederom merk'en vader en moeder het met
dankbare verwondering op.
Natuurlijk is moeders taak zwaarder gewor
den -in, laten we zeggen materieel opzicht.
Maar ze constateert geleidelijk genezing van
-de kwaal, die het leven van haar kind en van
zijn ouders benauwde, en daarom is 't haar
zelfs geen opoffering, zooals de oude genees
heer toch had verondersteld.
Voor een zeer moeilijke vraag worden
Harry's ouders gesteld, als de vader van Ko
bus en Tine onverwacht komt te overlijden.
Wat moet er met de beide weesjes gebeuren
Zeer ernstig wordt er overlegd, met de familie
geraadpleegd. En de slotsom is, dat ze broertje
en zusje blijven van het kind, dat anders weer
zou gaan lijden aan de geduchte kwaal, die
voorl-oopig zoo heerlijk is bestreden.
Een viertal jaren later. Vader komt thuis
en wordt met blijde opgewektheid begroet, 't
Is e'en gebabbel en getjetter van je welste. En
het tweejarige zusje van -Harry doet niet wei
nig mee.
Ja, Harry heeft een zusje gekregen, maar
weet het verschil niet tusschen 't „echte" en
't vreemde. Dat weten sommige groote men
schen zoo precies. Harry's vader en moeder
brengen, dankbaar voor zooveel ongedachten
zegen, dagelijks het offer, dat geen offer meer
is. Ook zij kennen en maken geen onderscheid.
En als 't eens heel erg woelig is, dan stop
pen ze de ooren even toe en lachen, en vader
zegt„Ze lijden ten minste niet aan mono
kinderitis." (NE. mono één).
(„Onze Kinderen") J. H.
RUST EEN WEINIG.
De verkiezingen van de Provinciale Staten en
gemeenteraden behooren tot het verleden. Alle
politieke partijen en volksgroepen hebben een
strijd om de macht gevoerd. Die strijd om de
macht is inhaerent aa nhe-t politieke leven, is
daarmede onvoorwaardelijk verbonden in deze
aardsche saa-mleving. Hij vindt zijn oorzaak in
die van den staat der zonde. Immers in het
volksleven werken de krachten der ontbinding,
welke het doodsoordeel over het leven bracht.
De zelfzucht der m'enschen doet alom een be
langenstrijd ontstaan, schept velerlei mistoe
standen en onverdraagzaamheid en verdeelt het
menschdom. In de gisting van het levensproces
paart zich het -geniaal gezag aan het egoïsme
en tracht zich heerschappij te verwerven over
hen, die door hun belangen en wenschen op
elkander zijn aangewezen of weet geestdrift te
wekken voor een ideaal, dat in zijn verwezen
lijking een betere toekomst beloven zou.
Wij hop'eri later telkens bij vernieuwing te
wijzen op de groote beteekenis van het antirev.
beginsel in de gemeente-politiek. Wij wenschen
thans een korten tijd te genieten van de prach
tige zomernatuur. Na die rustige kalmte kunnen
we in spannende dagen vaak verlangen; ook
omdat wij weten, dat er na de zomerrust weer
een periode van actie en propaganda volgt,
waarin we -op verwerven en winnen bedacht
behooren te zijn of ook op versteviging en
consolidatie van wat verworden werd.
Wij willen een weinig rusten van onzen ver-
kiezingsarbeid. Wij hebben weken lang de
wacht gehouden rondom de stembus met het
wachtwoord van Groen: Tegen de Revolutie
het Evangelie. Thans is de strijd gestreden en
als wij de balans maken, komen we tot de slot
som: rechts wint op 't platteland en links in
de steden.
Den Haag is dn 1931 voor de Anti-Revolu
tionaire Partij zeer goed geweest. Bij de Staten
verkiezing een prachtig stemcijfer en bij de
geme'enteraadsverkiezing één zetel -gewonnen.
Een spreekwoord zegt; hoe dichter bij den
Paus des te slechter christenen. Hier geldt juist
het omgekeerde: hoe korter -bij den Partijleider
des te beter anti-r-ev.
De uitslag over 't geheele land geeft reden
tot dank en in Den Haag is de uitslag althans
voor de Anti-rev. boven verwachting.
Rust een weinig!
Daartoe biedt vooral de zomer in elk opzicht
de gelegenheid.
In den winter als de dagen kort zijn en de
nachten lang, wanneer een grauwe laag-han-
gende lucht zich over onze hoofden welft, de
wolken zijn als zakken, die nu én dan hun
inhoud op de aarde uitstorten dn den vorm van
regen en natte sneeuw en dan de wegen, voor
namelijk -de polderwegen, naar onze dorpen tot
gele, papperige moddermassa's maakt, verlang
ik geen enkel oogenblik in de vrije natuur rond
te dwalen
Maar in den zomer brengt de natuur u dag
en nacht in verrukking.
Waarheen in 't rond onze oogen weidén,
maakt God zijn wondere goedheid groot. Al
wat in de natuur leeft, verheft als om strijd
een loflied ter eere Gods. De weiden en akkers,
het groeiende ooft en het rijpend graan, bergen
en dalen, de zee en het woud, verkondigen u
Gods grootheid en majesteit.
O, kom en zie hoe blauw de hemel is, en
hoe glanzend alles onder het licht der zonne.
De zon in volle pracht verlicht het krie-
welend tooneel van 's menschen bedrijvigheid,
en streelt met haar kleurige stralen het rimpe
lig vlak van den breeden vloed.
In den tijd, dat ik deze bijdrage schrijf, heeft
de zon bijna het eind harer baan bereikt, en
doet zij nog de weerhaan boven onzen dorps-
toren als een gulden star glinsteren, hare schui
ne stralen bereiken echter den grond des tuins
niet meer. Onder het geboomte verspreidt zich
allengs het grijze schemerlicht, dat het komende
avondduister voorafgaat.
Na eenige minuten is de dagvorstin onder
gegaan.
Terwijl ik in den voornacht door het raam
van mijn studeervertrek, dat uitzicht op het
Haringvliet geeft, mijn oog laat dwalen over
den uitgestrekten stroom, doemt zich voor mijn
oog op de glazig-glanzige schijf, die de duister
nis van de aarde wegvaagt, de wateren met een
vriendelijken zilverglans overgiet en in volle
pracht de voorbijgaande schepen verlicht en
met haar aangenaam licht liet rimpelig vlak van
den breeden vloed streelt.
Aan de overzijde van den stroom donkeren
groote boomen de -lucht in en silhoutteeren er
magisch tegen 't heldere maanlicht. Duizenden
starren flonkeren door het grondelooze zwerk.
Bewonderend de pracht, welke God de Heere
boven aan firmament ten toon spreidt, is het
of mijn geest een bad neemt, zich reinigend van
de bedorven atmosfeer der politieke wereld en
mijn geest met nieuwe kracht wordt toegerust.
Den volgenden avond hebben wij de water
sport beoefend. Op den hoek van een zeedijk
ligt een flinke boot met vier man aan de riemen
gereed om ons klein gezelschap over te roeien
naar den Beijerlandschen kant. Daar het reeds
laat is en de aanlegplaats aan den overkant
enkele kilometers ver ligt, stappen we zonder
verwijl in, en glijden, schier eer we er op ver
dacht zijn met rythmischen riemslag over het
zacht deinende Haringvliet. Een klein uur lang
stuwen we zoo tegen de donker getinte wateren
op en doorsnijden de wateren, alles stil om ons
he'en en stil in onze boot.
Ik geef mij, door niets gestoord, aan den
indruk over, dien het watertafereel op mij maakt.
Het Haringvliet op zichzelf boeit noch door
vorm noch door tint. Zelfs het vriendelijke van
een zacht opglooienden oever mist ge hier en
geen blijvend plantsoen, dat u tegen komt geu
ren. Er vaart -niets op het water, en 't -is al
veel zoo nu en dan een motorboot en visschers-
schuit een haven uit- of inschiet. Het geheel
maakt op mij den 'indruk van e'en afgestorven
waterhoek.
Schoon alleen is de hemel, die hoog over
het Haringvliet gewelfd ligt; links de roode
vuurbol, die daalt en rechts de glazig glanzende
lichtschijf, die eerst op het land schijnt te rusten,
en toen zich naar boven verhief. De vogel, die
de lucht doorzweeft, verheugt zich in zijn leven.
Het is zoo, het Haringvliet is een eenzame
en stille stroon. Hier geen honderden schepen
van allerlei vorm en grootte, die zijn breeden
vloed overdekken als een woud van masten,
welks veelkleurige vlaggengewemel de tegen
woordigheid van alle handeldrijvende volken der
aarde verkondigen. Geen vlaggen en wimpels
van allerlei Meur en vorm wemelen in de lucht.
Geen zwerm van gondels en sloepen doorkrui
sen het water. En toch kunt ge op een een
zamen vloed door e'en eenvoudige watersport
met kracth versterkt worden.
Vanuit het Haringvliet gaan we de wereld
in en dan aanschouwt uw oog de schoonste
watereffecten, de prachtige zoomen onzer groote
rivieren dan de golving van het vaste land op
leven in bezielde kronkelingen, en de azuren
lichtglans, die het alles bedruipt en overstraalt,
werkt betoöverend op het voor schoonheid ont
vankelijk gemoed. Het is een weelde van verre
-en nabij, die ge indrinkt met volle teugen. Het
is een harmonie, die u zelf harmonisch stemt.
Niemand betwist langer, dat de dampkring,
waarin we ademen en leven, van ongemeenen
invloed is op ons gestel. Frissche lucht kweekt
op en sterkt. Men ziet het den bergbewoners
aan, hoe de zuivere berglucht staal in hun
bloed perst, en even beslist ziet ge het aan
bewoners van moerasbodem, hoe de met moeras
gif bezwangerde lucht hen ten onder houdt en
doet kwijnen.
En hoe kan dat ook anders Of is niet ons
ademen een rusteloos en aldoor met volle teugen
in ons opnemen wat in lucht en1 dampkring ons
omvloeit. Ja, moet niet erkend, dat niet alleen
ons ademhalen, maar, zij het in mindere mate,
toch ook het zuigen van de duizend en tien
duizend openingen in onze huid, een drinken is
van wat haar toevloeit, en alzoo invloeden door
laat, die werken op geheel ons gestel.
Daarom zoeken wij in onze vacantie de fris
sche lucht en gaan wij ademen in gezonder
atmosfeer. En als we dan in zoele, zwoele
zomerdagen hijgen om den avond te halen, is
het zoo heerlijk om aan de kust, bij het suizen
v„n den avondwind, de koele, prikkelende
strandlucht in te snuiven,
«e:
e
h
1
Deze Coura
ABOMNEM
BllITENLA
AFZONDEI
PROF.
TACIT
'Maandag
een Calvinist
oud.
Wie aan
van PrinsterE
Fabius Groe:
en be-ginseler
Groen en
elkander.
Schrijver i
door Fabius
deeren en
In veel
Anti-Rev. I
geest, hij is
het beginsel,
is ook gehee
méér dan ie:
en hoog]
Tje Unive
de roeping
in het critisc
wetenschap.
Woord als
achtte hij 2
lauwe zuch
meelokken
levenssfeer
geprezen w<
soren dn
klimmen" o.
Indien va
hij ten voll
woordde, d;
Speuren,
Wie kem
weet dat.
Fabius'
zal het wor
l^En begrij-
fw da n k
Wij wete
die de werk
Dat moe
beuren.
Want
komt, komt
heeft den
len, waarop
te pakken.
En die
geestelijk ei,
inderdaad a
Op den
trouwen wa
over wel e
3)
Maar oc|
hij maar op
van rekenin
procuratieh<j
werkte, 't
vreemde hil
dat jcmgmer
Het ,,vre(
die voor hi
dat hem b
want hij vel
daarna wee
Dan staal
Leeuw enhu
den schrijv
was nu ei
ook duizenj
Leermans.
't Was
kunnen vol|
gerlijken
ingeschreve
als belastii
Meyenbeek
tuurlijk. Z
op zijn v.ej
maar een
Hij kon tej
deren op
houden. D(
gezien. Ni
schoolkame