UIT HET WOORD FEl Dr. J. SEVERNN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld PREDIKBEURTEN JEUGDLEVEN ISSSS ALLERLEI SSSSS No. c ONDER REDACTIE VAN OP ZONDAG 5 JULI 1931 "1 Alle HET r VOOR DEN ZONDAG NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst en 's av. 6.30 uur Ds. van Asch. Middelharnis, v.ui. 10 en 's av. 6.30 uur Dr. J. Severijn van Dordrecht. Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. van Eist van IJzendoorn (collecte) Ooltgensplaat, v.m. 9.30 uur Ds. van Asch van Sommelsdijk en 's av. 6 uur leesdienst. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees dienst. Nieuwe Tonge v.im. (Voorb. H. A.) en 's av. (Doop) Ds. Dekker. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. v. d. Wal. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, 's av. Ds. Vlasblom van Oude Tonge. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. de heer Bou man van Stellendam. QEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. Zeilstra. Den Bommel, v.m. 9.30 en 's av. 5.30 uur Ds, Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. en n.m. leesdienst. Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. CHR. GEREF. KERK. Sommelsijk, n.m. 2 uur en 's av. Ds. de Bruin van Baarn. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 10, n.m. 2.30 (Doop) en 's av. 6.30 uur Ds. Heijkoop van Utrecht. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Bkris. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en nun. leesdi'enst OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING HET GEZELSCHAP DER ENGELEN* „Maar gij zijt gekomen tot de vele duizenden der engelen." Hebr. 12 22. Hoe heerlijk wordt de kerk, als wij haar omringd zien van de vele duizen den der engelen. Het is niet te zeggen, zoo veilig als de gemeente zich daar mee kan rekenen. Met de verzekering, dat het Nieuwe Verbond ook een bond met de engelen beteekent wil God ons bemoedigen. En ons geloofskracht schenken, om den goeden strijd tegen de wereld en den duivel en de zonden, met goeden moed te strijden. Ook in de bedeeling van het Oude Testament werden de kinderen Gods door de engelen, door het zien alleen maar van de engelen, gesterkt. Werden niet aan Jacob, als hij in zorg was over Ezau's vijandschap, de oogen geopend, om engelen te zien, een heele schare, zoodat hij er door ge sterkt werd en den naam dier plaats noemt: Mahanaïm: heerscharen Gods Werden niet aan den jongen van Eliza de oogen geopend, om den berg, waarop zij omsingeld waren van vij anden, rondom vol vurige wagenen en paarden te zien, hemelsche legerscha ren Had niet Isrel de wet ontvangen door de bestelling der engelen op Sinaï en zong het niet geestdriftig van Gods wagenen boven het luchtig zwerk, tien en tienmaalduizend sterk Maar nog veel meer nü, in de be deeling van het Nieuwe Testament, mag de gemeente van Christus en elk geloovige op het gezelschap en den sterken bijstand der engelen rekenen, nu de Heere Christus zijn verzoenings werk heeft volbracht en wederom bij éénvergaderd heeft, alles wat in den hemel en op de aarde is, vrede maken de. Ook al zien wij geen engelen, wij weten toch, dat ze ons omringen en be veiligen. En wat zal ons dan eenig schepsel, eenig geweld der wereld doen Als Jezus alleen staat in Gethsémané, zegt Hij, dat Hij den Vader bidden zal en Hij zal Hem meer dan twaalf le gioenen engelen bijzetten. Dat is in aantal reeds meer dan de geheele Ro- meinsche legermacht. En dan te den ken, dat één van zulke engelen reeds in staat is, een heel leger te verstrooien als in Sanherib's dagen Welk een onuitsprekelijk gevoel van veiligheid moet dit de verlosten van Christus wel geven. Daarom, als er 1 BB benauwdheid is en degenen, die des Heeren zijn, zich zeer zwak weten, en de bestrijding van binnen en van buiten groot is, en als uw ziel bezwijken zou en gij niet meer volhouden zoudt, en zwichten voor de overmacht van de genen, die tegen u zijn (immers zoo staat er bijna altijd de kerk voor met elk van haar leden, want de wereld tegenover haar is altijd veel sterker, en komt met overmacht tegen de gemeen te) Maar als Gods volk zou gaan roe pen: „ik kan niet meer volhouden, ik ga bezwijken, ik ben gekomen aan het eind van mijn kracht, ik ben gekomen in het onderste van den kuil, ik ben gekomen aan den rand van den af grond, ik zal omkomen." Dan, neen, zoo staat het nooit met die van Christus Izijn. Gij zijt niet gekomen tot hulpeloos heid en reddeloosheid. Gij zijt gekomen tot de vele duizenden der engelen Het oog des geloofs moet open zijn, om de legerscharen Gods te zien, in wier ge- zeischap de door Christus gekochten verkeeren. Opdat gij in de kracht des geloofs leert zeggen„Die vóór ons zijn, zijn meer dan die tegen ons zijn." De engelen zijn nu vóór ons. Een groote ommekeer heeft er plaats ge grepen, door het machtig verlossings werk van Christus. Van den toorn Gods zijn wij daardoor bevrijd en dat brengt een niet meer vijandig, maar vriendschappelijke verstandhouding ook met de engelen mee. Zoo moet ook verstaan het: gij zijt gekomen tot de vele duizenden der engelen. Als Christus geen verzoening had teweeg gebracht, dan zou nog steeds de engelenschaar een verschrikking voor ons zijn. Tengevolge van onze zondeval, heeft een engel met een vlammig lemmer zich geposteerd aan den ingang van het pa radijs, om te weren den gevallen mensch, dat hij van den boom des le vens niet zou eten. Maar hoe is nu het gedrag der en gelen veranderd, nu Christus verzoe ning voor onze zonden teweeg bracht Hoe zoeken zij nu het gezelschap der vromen Hoe brengen zij, die eerst ver joegen den gevallen mensch uit het paradijs, hoe brengen zij nu zelf dege nen, die door Christus verzoend zijn met God, tot de zaligheid, tot het he melsche paradijs. Want Lazarus werd van de engelen gedragen in den schoot van Abraham. Engelen zijn zoo vreeselijk, voor die onder den toorn Gods liggen, omdat hun zonden niet verzoend zijn, want zij zijn zoo heilig en volvoeren onverbid delijk Gods gericht. Maar daarom te meer is het gezel schap der engelen, waarin de gemeente zich verheugt, een duidelijk blijk van de volkomen verzoening met God en de volmaakte stilling van Zijn toorn. De vrede met God, de verzoening door Jezus' bloed, wordt in zijn heilrijke ge volgen geïllustreerd met deze verzeke ring: „gij zijt gekomen tot de vele dui zenden der engelen." Het engelenge zelschap is verzekering van Gods ge nade. Hoe kan de ziele, die vrede vond met God door het kruis van Christus, daarin zich nu reeds verblijden, dat zij wan delingen mag hebben onder de engelen, die voor Gods troon staan. Maar vooral als de doodsnood komt, en de stervensure aanbreekt, want die in den Heere sterven, worden van de engelen gedragen in het hemelsche pa radijs. van den heer Hogeweg hun medewerking ver- leerien. Wij hopen op deze plaats nog wel eens nadere mededeeldngen te doen. Als ieder, die dit leest, au maar aanteekent en onderstreept: 29 Juli a,s. naar Ouddorp. Vooral de 9 gelieve men duidelijk te schrijven. En dan ieder op wekken om mede te gaan. N„-g op een zaak wilde ik even wijzen. Er zullen een groot aantal programma's worden gedrukt. Prachtige gelegenheid dus om daarin een advertentie te plaatsen. De kosten zijn zeer billijk. Ge kunt ze bij de plaatselijke vereen. opgeVen voor 9 Juli, of anders opzenden aan den secretaris van het Landdagcomité, den heer C. de Bakker, De Ruiterstraat, Middelharnis. O. J. W. K. GEHOORZAMEN. LANDDAG TE OUDDORP. Vele menschen zijn gewoon om in den zomer er eens uit te trekken". Op ons eiland zijn er niet weinigen, die in de warme Juli-dagen eens een dagje uitgaan naar Ouddorp aan zee. Ook dit jaar zal dit wel weer zoo zijn. Toch zijn vel'en niet geheel voldaan, wanneer het uitstapje voorbij is. Immers de geheele dag -is niet noodig om van de strand-geneugten te ge nieten. Er zou nog wel iets bij kunnen. Welnu, dit jaar komt er een schitterende aanvulling. Er zal n.l. op 29 Juli a.s. D.V. een landdag worden gehouden in Ouddorp's duinen, uit gaande van den Kring van Meisjesvereen. op G. G. en van den Ring „Flakkee" van Jonge- lingsvereen op G. G. En nu noodigen wij, om het kort te zeggen, alle inwoners van Flakkee uit, en natuurlijk ook belangstellenden buiten ons eiland, om deze samenkomst bij te wonen. De sprekers behoeven we niet aan te bevelen, wij noemen hen slechts. Het zijn: Ds. H. Veld kamp, Geref. predikant te Sneek, die als onder werp koos: „Óm een vrouw". Vervolgens oud- Minister Mr. S. de Vries Cz„ terwijl Ds. P. A. Zeilstra, Geref. predikant te Middelharnis, een slotwoord hoopt te spreken. De Chr. Zang- vereen. van Den Bommel en Stad aan 't Haring vliet meen ik, zullen onder de bekwame leiding 't Is al heel lang geleden. „Meester", zei een juffrouw, die in de wan deling Madam D. genoemd werd, „meester, ik kom u mijn twee kinderen brengen". Ik keek die eens aaneen jongetje van on geveer 6 jaar lieve, blauwe oogen, e'en vrien delijken blik, vrijer dan men gewoonlijk van zulke knaapjes opvangt en erg kreupel. Zijn zusje een paar jaartjes ouder, met aardige krul len, om een prettig, vroolijk gelaat. Ze trokken me dadelijk aan en ik ant woordde „Heel graag, madam." Maar zoo kwam ik er niet af. „U moet weten," zoo viel ze in, dat ik mijn kinderen nooit iets gebied. Als ik iets van hen hebben wil, ze b.v. een boodschap wil laten doen, dan vraag ik dat, zooals ik zulks aan een ander zou vragen. En dat moet voor hen voldo'ende zijn. Ze moeten het willen doen wat ik hun vraag willen uit liefde voor mij En ik ben dan voor hen een kameraadje." Ik kreeg 't wat benauwd en brak den woor denstroom af, met de opmerking, dat ze toch zeker de moeder van deze kinderen was, en dat was meer, vee] meer dan een kame raadje. Mis had ik het. Geen moeder, die dwingen en bevelen kan die aan een kind oplegt, wat bet doen zalneen een kameraad, voor wie ze uit liefde alles overhebben. 't Zou e'en' twistgesprek geworden zijnj en daar had ik lust noch tijd voor. De regels, die op de school golden, werden kort duidelijk ge maakt, met de toevoeging, dat ze voor alle leer lingen volkomen gelijk waren. Hier zou dus de schoolopvoeding ingaan tegen1 die van 't gezin. Madam scheen er vrede mee tenemen p ze liet de kinderen bij mij achter. Nog dikwijls is dit gesprek in denzelfden toonaard voortgezetmaar we kwamen niet nader bij elkaar. Er verliepen eenige jaren. De kinderen wer den grooter en slechts heel zelden versche'en Madam aan de school. Tot opeens ze me te spreken vroeg. En daar kwam het. Haar stelsel had schip breuk geleden. De kinderen deden niet, wat ze vroegdwingen en bevelen mocht ze niet, volgens haar inzicht. Wat nu te doen Nq mocht ik getuigen, dat wij niets geen last op school hadden met haar kinderen. In tegendeel, ze hadden, o zoo gemakkelijk, ge leerd te gehoorzam'en. Dat deden ze van na ture, als ze maar wisten, dat het moest. In elke klas hadden ze een heel prettigen indruk gemaakt. En ik gaf den raad, om zachtjes aan gehoorzaamheid te vragen, te eischen, in de overtuiging, dat zij haar kinderen dan niet ver der van zich zou vervreemden, maar dat deze zich aan haar zouden gaan hechten. Ze heeft het beproefd. Ach, de lieve jongen, die zwak was van lichaam, leefde niet lang meer. Viredig ontsliep hij, geloovende, dat hij naar den Heere Jezus ging. En zijn moeder hield een heerlijke herinnering aan hem en be waarde die in haar hart. Ook moeder en doch ter leerden elkaar waardeeren 'en liefhebben. Vooral in onzen tijd schijnt het voor vele ouders te moeilijk of onnoodig om gehoorzaam heid van de -kinerén te eischen. Ze paaien hen liever met allerlei beloften, in plaats van zich te doen gehoorzamen. Toch eischt God van den mensch gehoor zaamheid aan Zijn wet en aan allen, die boven hem gesteld zijn. En de apostel Petrus zegt in zijn zendbrief tot de geloovigen„Als gehoorzame kinderen wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren. ,Als gehoorzame kinderenOnthoudt dit wel. Een eerenaam. Ook voor uw kinderen „Onze Kinderen") A. O. MONOKINDERITIS. (Zeer vrij naar „Onlychilditis" uit „Sunday at Home".) Met angst in de oogen kijkt moeder naar den grijzen geneesheer, den bekenden1 kinderspecia list, dien zij, ten -einde raad, in overleg met haar huisarts, heeft geraadpleegd. Hij heeft haar jongen met de meeste zorg onderzocht en elke beweging ds door de lief hebbende oogen gevolgd elke tik met het per cussiehamertje is als een zware mokerslag op haar neergekomen met ingehouden adem heeft ze als meegeluisterd, toen rug én borst werden gecontroleerd. En nu is het onderzoek ten einde. De enkele oogenblikken, dat de man van rijpe ervaring zwijgend nadenkt, eer hij zijn vonnis velt, zijn wel uiterst pijnlijk. Eindelijk had het maar één minuut ge duurd klinkt het„Zooals ik reeds dacht, mevrouw, 't is enkel monokinderitis." „Maar onze huisarts heeft daar nooit over gesproken; wat is dat? is genezing mogelijk?" „Stellig, mevrouw, maar het zal niet gaan zonder groote opofferingen uwerzijds." En nu volgt de zoo eenvoudige en daarom zoo onverwachte verklaring „Uw kind is eenigst kindhet verkommert, omdat het 't medeleven met andere kinderen niet kent. U begrijpt dat misschien wel uit uw eigen jeugd „Ook ik was alleen, dokter, 'en mijn man eveneens „Arme bedelaars", is de niet bepaald stree- lende opmerking„levenslang smachtend naar een teugje echt samenlevenMevrouw, laat uw kind omgaan met kinderen van zijn eigen leeftijd en zonder dat u telkens uw hand als beschermend, maar inderdaad beschadigend, uitsteekt. Uw kind zal gezond worden." Vóór haar man van zijn kantoor thuis komt, heeft de moeder tijd genoeg gehad, om den gegeven raad te overwegen én' haar besluit staat vast. Enkele dagen later heeft Harry als huisge- nooten een zoontje en een dochter van een collega, die zijn vrouw heeft verloren, en, voor 't oogenblik zonder vrouwelijke hulp, het aan bod, om zijn kleinen tijdelijk te huisvesten, met dankbaarheid heeft aangenomen Grootvader en grootmoeder zijn op bezoek. Ze hebben 't eigenlijk wel wat heel kras ge vonden, dat schoonzoon hun dochter ineens zluilke zware huiselijke zorgen oplegt. Maar hun verwondering stijgt, als ze bemerken, dat het met volkomen instemming van hun dier bare Gerda is geschied. Nu zijn ze eens komen kijken, hoe het gaat. Het moet wel verkeerd loopen dat kan niet anders. Daar heb je 't al. De. drie kinderen spelen in een hoek van de kamer en krijgen opeens de hevigste ruzie, 't Ging om een blokje uit de blokkendoosdat moest onderaan liggen en Harry wilde 't bovenaanen de kleine Tine griste 't weg, en Harry wilde haar e'en mep geven, en haar broertje Kobus tikte hem op z'n vingers'n complete ruzie „Jaag die vreemde kinderen toch weg, Ger da Zie. eens, hoe ze dien schat van 'n Harry behandelen Hoe kan je 't dulden en Groot vader wil opstaan om zelf maar executie te houden. De moeder maakt een zwaren strijd door, maarzegeviert. Zij laat de baasjes stil hun gang gaan en wil niet, dat haar vader tusschenbeiden komt. Vijf minuten later is de twist gestild en Ko bus en Harry staan door 't raam naar een auto te kijken, die voorbij rijdt, de armen om elkanders hals. Slechts weinige dagen verloopen, als moeder bemerkt, hoe goed zich 't drietal naar elkander schikt, al blijven de gewone kinderkibbelarijen natuurlijk niet uit. En dan moet zij telkens weer een overwinning op zich zelf behalen want, natuurlijk, Harry is toch eigenlijk altijd in z'n recht. Maar een oorzaak van verbazing en ver heugenis is, dat het zoo lustelooze, slappe ventje blijkbaar een bron van activiteit, van belangstelling, van echte levendigheid, straks ook van kracht blijkt te bezitten. Dat de boter hammen er zoo lekker ingaan, en zonder suiker, en zonder uitzicht op allerlei belooning eiken dag wederom merk'en vader en moeder het met dankbare verwondering op. Natuurlijk is moeders taak zwaarder gewor den -in, laten we zeggen materieel opzicht. Maar ze constateert geleidelijk genezing van -de kwaal, die het leven van haar kind en van zijn ouders benauwde, en daarom is 't haar zelfs geen opoffering, zooals de oude genees heer toch had verondersteld. Voor een zeer moeilijke vraag worden Harry's ouders gesteld, als de vader van Ko bus en Tine onverwacht komt te overlijden. Wat moet er met de beide weesjes gebeuren Zeer ernstig wordt er overlegd, met de familie geraadpleegd. En de slotsom is, dat ze broertje en zusje blijven van het kind, dat anders weer zou gaan lijden aan de geduchte kwaal, die voorl-oopig zoo heerlijk is bestreden. Een viertal jaren later. Vader komt thuis en wordt met blijde opgewektheid begroet, 't Is e'en gebabbel en getjetter van je welste. En het tweejarige zusje van -Harry doet niet wei nig mee. Ja, Harry heeft een zusje gekregen, maar weet het verschil niet tusschen 't „echte" en 't vreemde. Dat weten sommige groote men schen zoo precies. Harry's vader en moeder brengen, dankbaar voor zooveel ongedachten zegen, dagelijks het offer, dat geen offer meer is. Ook zij kennen en maken geen onderscheid. En als 't eens heel erg woelig is, dan stop pen ze de ooren even toe en lachen, en vader zegt„Ze lijden ten minste niet aan mono kinderitis." (NE. mono één). („Onze Kinderen") J. H. RUST EEN WEINIG. De verkiezingen van de Provinciale Staten en gemeenteraden behooren tot het verleden. Alle politieke partijen en volksgroepen hebben een strijd om de macht gevoerd. Die strijd om de macht is inhaerent aa nhe-t politieke leven, is daarmede onvoorwaardelijk verbonden in deze aardsche saa-mleving. Hij vindt zijn oorzaak in die van den staat der zonde. Immers in het volksleven werken de krachten der ontbinding, welke het doodsoordeel over het leven bracht. De zelfzucht der m'enschen doet alom een be langenstrijd ontstaan, schept velerlei mistoe standen en onverdraagzaamheid en verdeelt het menschdom. In de gisting van het levensproces paart zich het -geniaal gezag aan het egoïsme en tracht zich heerschappij te verwerven over hen, die door hun belangen en wenschen op elkander zijn aangewezen of weet geestdrift te wekken voor een ideaal, dat in zijn verwezen lijking een betere toekomst beloven zou. Wij hop'eri later telkens bij vernieuwing te wijzen op de groote beteekenis van het antirev. beginsel in de gemeente-politiek. Wij wenschen thans een korten tijd te genieten van de prach tige zomernatuur. Na die rustige kalmte kunnen we in spannende dagen vaak verlangen; ook omdat wij weten, dat er na de zomerrust weer een periode van actie en propaganda volgt, waarin we -op verwerven en winnen bedacht behooren te zijn of ook op versteviging en consolidatie van wat verworden werd. Wij willen een weinig rusten van onzen ver- kiezingsarbeid. Wij hebben weken lang de wacht gehouden rondom de stembus met het wachtwoord van Groen: Tegen de Revolutie het Evangelie. Thans is de strijd gestreden en als wij de balans maken, komen we tot de slot som: rechts wint op 't platteland en links in de steden. Den Haag is dn 1931 voor de Anti-Revolu tionaire Partij zeer goed geweest. Bij de Staten verkiezing een prachtig stemcijfer en bij de geme'enteraadsverkiezing één zetel -gewonnen. Een spreekwoord zegt; hoe dichter bij den Paus des te slechter christenen. Hier geldt juist het omgekeerde: hoe korter -bij den Partijleider des te beter anti-r-ev. De uitslag over 't geheele land geeft reden tot dank en in Den Haag is de uitslag althans voor de Anti-rev. boven verwachting. Rust een weinig! Daartoe biedt vooral de zomer in elk opzicht de gelegenheid. In den winter als de dagen kort zijn en de nachten lang, wanneer een grauwe laag-han- gende lucht zich over onze hoofden welft, de wolken zijn als zakken, die nu én dan hun inhoud op de aarde uitstorten dn den vorm van regen en natte sneeuw en dan de wegen, voor namelijk -de polderwegen, naar onze dorpen tot gele, papperige moddermassa's maakt, verlang ik geen enkel oogenblik in de vrije natuur rond te dwalen Maar in den zomer brengt de natuur u dag en nacht in verrukking. Waarheen in 't rond onze oogen weidén, maakt God zijn wondere goedheid groot. Al wat in de natuur leeft, verheft als om strijd een loflied ter eere Gods. De weiden en akkers, het groeiende ooft en het rijpend graan, bergen en dalen, de zee en het woud, verkondigen u Gods grootheid en majesteit. O, kom en zie hoe blauw de hemel is, en hoe glanzend alles onder het licht der zonne. De zon in volle pracht verlicht het krie- welend tooneel van 's menschen bedrijvigheid, en streelt met haar kleurige stralen het rimpe lig vlak van den breeden vloed. In den tijd, dat ik deze bijdrage schrijf, heeft de zon bijna het eind harer baan bereikt, en doet zij nog de weerhaan boven onzen dorps- toren als een gulden star glinsteren, hare schui ne stralen bereiken echter den grond des tuins niet meer. Onder het geboomte verspreidt zich allengs het grijze schemerlicht, dat het komende avondduister voorafgaat. Na eenige minuten is de dagvorstin onder gegaan. Terwijl ik in den voornacht door het raam van mijn studeervertrek, dat uitzicht op het Haringvliet geeft, mijn oog laat dwalen over den uitgestrekten stroom, doemt zich voor mijn oog op de glazig-glanzige schijf, die de duister nis van de aarde wegvaagt, de wateren met een vriendelijken zilverglans overgiet en in volle pracht de voorbijgaande schepen verlicht en met haar aangenaam licht liet rimpelig vlak van den breeden vloed streelt. Aan de overzijde van den stroom donkeren groote boomen de -lucht in en silhoutteeren er magisch tegen 't heldere maanlicht. Duizenden starren flonkeren door het grondelooze zwerk. Bewonderend de pracht, welke God de Heere boven aan firmament ten toon spreidt, is het of mijn geest een bad neemt, zich reinigend van de bedorven atmosfeer der politieke wereld en mijn geest met nieuwe kracht wordt toegerust. Den volgenden avond hebben wij de water sport beoefend. Op den hoek van een zeedijk ligt een flinke boot met vier man aan de riemen gereed om ons klein gezelschap over te roeien naar den Beijerlandschen kant. Daar het reeds laat is en de aanlegplaats aan den overkant enkele kilometers ver ligt, stappen we zonder verwijl in, en glijden, schier eer we er op ver dacht zijn met rythmischen riemslag over het zacht deinende Haringvliet. Een klein uur lang stuwen we zoo tegen de donker getinte wateren op en doorsnijden de wateren, alles stil om ons he'en en stil in onze boot. Ik geef mij, door niets gestoord, aan den indruk over, dien het watertafereel op mij maakt. Het Haringvliet op zichzelf boeit noch door vorm noch door tint. Zelfs het vriendelijke van een zacht opglooienden oever mist ge hier en geen blijvend plantsoen, dat u tegen komt geu ren. Er vaart -niets op het water, en 't -is al veel zoo nu en dan een motorboot en visschers- schuit een haven uit- of inschiet. Het geheel maakt op mij den 'indruk van e'en afgestorven waterhoek. Schoon alleen is de hemel, die hoog over het Haringvliet gewelfd ligt; links de roode vuurbol, die daalt en rechts de glazig glanzende lichtschijf, die eerst op het land schijnt te rusten, en toen zich naar boven verhief. De vogel, die de lucht doorzweeft, verheugt zich in zijn leven. Het is zoo, het Haringvliet is een eenzame en stille stroon. Hier geen honderden schepen van allerlei vorm en grootte, die zijn breeden vloed overdekken als een woud van masten, welks veelkleurige vlaggengewemel de tegen woordigheid van alle handeldrijvende volken der aarde verkondigen. Geen vlaggen en wimpels van allerlei Meur en vorm wemelen in de lucht. Geen zwerm van gondels en sloepen doorkrui sen het water. En toch kunt ge op een een zamen vloed door e'en eenvoudige watersport met kracth versterkt worden. Vanuit het Haringvliet gaan we de wereld in en dan aanschouwt uw oog de schoonste watereffecten, de prachtige zoomen onzer groote rivieren dan de golving van het vaste land op leven in bezielde kronkelingen, en de azuren lichtglans, die het alles bedruipt en overstraalt, werkt betoöverend op het voor schoonheid ont vankelijk gemoed. Het is een weelde van verre -en nabij, die ge indrinkt met volle teugen. Het is een harmonie, die u zelf harmonisch stemt. Niemand betwist langer, dat de dampkring, waarin we ademen en leven, van ongemeenen invloed is op ons gestel. Frissche lucht kweekt op en sterkt. Men ziet het den bergbewoners aan, hoe de zuivere berglucht staal in hun bloed perst, en even beslist ziet ge het aan bewoners van moerasbodem, hoe de met moeras gif bezwangerde lucht hen ten onder houdt en doet kwijnen. En hoe kan dat ook anders Of is niet ons ademen een rusteloos en aldoor met volle teugen in ons opnemen wat in lucht en1 dampkring ons omvloeit. Ja, moet niet erkend, dat niet alleen ons ademhalen, maar, zij het in mindere mate, toch ook het zuigen van de duizend en tien duizend openingen in onze huid, een drinken is van wat haar toevloeit, en alzoo invloeden door laat, die werken op geheel ons gestel. Daarom zoeken wij in onze vacantie de fris sche lucht en gaan wij ademen in gezonder atmosfeer. En als we dan in zoele, zwoele zomerdagen hijgen om den avond te halen, is het zoo heerlijk om aan de kust, bij het suizen v„n den avondwind, de koele, prikkelende strandlucht in te snuiven, «e: e h 1 Deze Coura ABOMNEM BllITENLA AFZONDEI PROF. TACIT 'Maandag een Calvinist oud. Wie aan van PrinsterE Fabius Groe: en be-ginseler Groen en elkander. Schrijver i door Fabius deeren en In veel Anti-Rev. I geest, hij is het beginsel, is ook gehee méér dan ie: en hoog] Tje Unive de roeping in het critisc wetenschap. Woord als achtte hij 2 lauwe zuch meelokken levenssfeer geprezen w< soren dn klimmen" o. Indien va hij ten voll woordde, d; Speuren, Wie kem weet dat. Fabius' zal het wor l^En begrij- fw da n k Wij wete die de werk Dat moe beuren. Want komt, komt heeft den len, waarop te pakken. En die geestelijk ei, inderdaad a Op den trouwen wa over wel e 3) Maar oc| hij maar op van rekenin procuratieh<j werkte, 't vreemde hil dat jcmgmer Het ,,vre( die voor hi dat hem b want hij vel daarna wee Dan staal Leeuw enhu den schrijv was nu ei ook duizenj Leermans. 't Was kunnen vol| gerlijken ingeschreve als belastii Meyenbeek tuurlijk. Z op zijn v.ej maar een Hij kon tej deren op houden. D( gezien. Ni schoolkame

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 10