DERDE BLAD FEUILLETON Zaterdag 27 Juni 1931. No. 3758 TIM HOC-SIGNO VJtfSES Gemeenteraad. Herinneringen aan de stich ting en de geschiedenis van den Flakkeeschen Boerenbond. HET ZOUTENDE ZOUT Vergadering van den Raad der gemeente GOEDEREEDE op Donderdag 23 Juni, des nam, om half acht uur. De Voorzitter, burgemeester Charbon, opent de vergadering en laat de notulen lezen, welke onveranderd worden vastgesteld. De kas van den gemeenteontvanger is op 5 Juni nagezien en in orde bevonden. In kas was 1128.71. Ingekomen is het jaarverslag der commissie tot wering van schoolverzuim, waaruit blijkt, dat er 1 buitengewone en 7 gewone vergaderingen gehouden zijn. In de buitengewone vergadering van 18 Januari werd het jaarverslag vastge steld en de voorzitter en secretaris herbenoemd. Het resultaat van de onderzoeking naar school verzuim was bevredigend. Slechts één geval moest als ongeoorloofd schoolverzuim aan den Inspecteur gemeld worden. Bij onderzoek bleek, dat hier de echtgenoote van het gezinshoofd aan sprakelijk gesteld moest worden. Van onver schilligheid was overigens geen sprake bij de verzuimen. Voorts wordt gemeld, dat als voorzitter is benoemd de heer T. Lodder Cz. en tot secre taris der commissie de heer T. v. d. Wende. Ged. Staten berichten hun goedkeuring op de verordening der heffing van opcenten op de vermogensbelasting. Idem op de begrooting der gemeente 1931. Idem op de gemeenterekening 1929. Voorts hechten Ged. Staten hun goedkeuring aan de ontbinding van het wegschap Ouddorp Sommelsdijk van 1852, waarin ook deze ge- me'ente deel had. Van de bewoners van het Havenhoofd was een adres ingekomen, waarin gevraagd wordt op 'het Havenhoofd bij verkiezingen een stem bureau in te richten, daar velen nu gedurende een langen tijd uit hun huis en werk moeten en vele visschers zelfs niet in de gelegenheid zijn om te gaan stemm'en. De VOORZITTER stelt namens B. en W. voor dit adres maar voor kennisgeving aan te nemen, daar de verkiezingen pas achter den rug zijn. Aldus wordt met algemeene stemmen be sloten. Dan is er een adres ingekomen van D. P. Kurvink, smid en bankwerker te Ouddorp, die concessie vraagt tot het aanleggen van een ra diocentrale te Goedereede, evenals hij te Oud dorp gedaan heeft. De VOORZITTER deelt mede, dat reeds een vergunning was gegeven aan Renaud, maar deze heeft er nooit gebruik van gemaakt, omdat bij berekening gebleken was, dat er geen winst in zat voor Goedereede. Spr. gelooft, dat het met Kurvink ook zoo zal gaan. Én bovendien, wan neer er wel winst in steekt, is het beter, dat iemand uit de eigen gemeente de concessie krijgt. Met algemeene stemmen wordt besloten af wijzend te beschikken. De gemeenteraad van Arnemuiden vraagt ad- haesiebetuiging aan zijn adres aan de Regeering om vrijstelling van het geven van onderwijs in de lichamelijke en orde oefeningen. Met algemeene stemmen wordt besloten ad- haesie te betuigen. De bijzondere school vraagt en krijgt voor schot ingevolge art. 101 der L. O. wet. Het bestuur van de E.M.G.O. bericht, dat de afgevaardigde dezer gemeente in het afge- loopen jaar 5 vergaderingen heeft bijgewoond en verzoekt het presentiegeld van dezen afge vaardigde vast te stellen. De VOORZITTER stelt voor 5 per ver gadering te geven. In 't begin is er wat druk vergaderd, maar als alles loopt, zullen het wel niet meer dan 2 vergaderingen per jaar zijn, zoodat het voor de gemeente geen kosten mee brengt. Met algemeene stemmen wordt conform be sloten. De heer P. Troost, onderwijzer aan de open bare school alhier, vraagt tegen 31 Juli a.s. ontslag wegens benoeming in qelijke betrekkinq te Middelharnis. Dat wordt hem met algemeene stemmen op eervolle wijze gegeven. Dan deelt de VOORZITTER mede, dat er een nieuwe regeling der jaarwedden van Bur gemeester, secretaris en gemeenteontvanger door Ged. Staten wordt voorgesteld. Maar aangezien deze wijziging op deze gemeente niet van toe passing is, wordt zij voor kennisgeving aan genomen. Besloten wordt een perceeltje grond, waar de gemeente haar vuilnis deponeert, wederom en nu voor 15 jaar te verhuren aan Grootenboer voor denzelfden prijs, min. 10. De VOORZITTER zegt, dat het voor de gemeente voordeeliger uitkomt zoo. De heer C. LODDER gelooft ook niet, dat iemand anders het zou willen hebben. De Bank van Ned. Gemeenten vraagt deze gemeente e'en aandeel van, 1000 te willen nemen, daar, wanner de gemeenten geen aan- deelen nem'en, de afdeelingen geldleeningen zal moeten worden stopgezet. In 1930 is voor 33 millioen aan leeningen geplaatst. Er is een aandeelenkapitaal van 10 millioen en volgens de statuten mag er niet meer dan viermaal het aandeel'enkapitaal uitgeleend worden, zoodat de Bank straks vastloopt als het aandeelenkapitaal niet wordt uitgebreid. De heer TROOST is er voor een aandeel te nemen, want het is een soliede Bank voor de gemeente. De VOORZITTER meent ook, dat het ver standig is een aandeel te nemen. Tegen ieder aandeel, dat geplaatst wordt, neemt het Rijk er twee. De Bank is zeer solide en anders kan het soms moeilijk zijn voor de gemeente om aan geld te komen. In de mobilisatiejaren kon Goedereede b.v. bij Gemeentecrediet ge'en geld krijgen en Stellendam wel, omdat Goedereede geen aandeel en Stellendam er wel een had. Met algemeene stemmen wordt besloten een aandeel te nemen. De muziekvereeniging „Apollo" vraagt weder financieelen steun en krijgt op voorstel van B. en W. wederom 50. De Bouwvereeniging zendt haar jaarverslag over 1930. Hieruit blijkt, dat tot 1929 telken jare verlies was geleden, maar dat in 1930 voor het eerst het verlies kon worden weggewerkt en zelfs iets kon worden overgehouden. De toe stand van de woningen is goed. In één woning is een electrische lichtinstallatie aangebracht. De huurder betaalt hiervoor 10 cent per week. De samenstelling van het bestuur onderging geen wijziging. Hierop werd de rekening door de heeren A. Lokker en L. Heerschap nagezien, waarop zij met algemeene stemmen werd goedgekeurd. Ontvangen is de begrooting van het electri- citeitsbedrijf der E.M.G.O. over het jaar 1 Mei 1931 tot 1 Mei 1932. Wanneer deze door de gemeente is goedgekeurd, wordt zij naar Ged. Staten van Zuid-Holland ter goedkeuring op gezonden. De VOORZITTER deelt mede, dat deze be grooting goed in elkaar zit. Het blijft natuurlijk een raming. De leeningen, welke de gemeenten zouden sluiten voor het bedrijf, zijn niet door gegaan, daar Ged. Staten gemeend hebben, dat het beter is, dat de E.M.G.O. zelf die leeningen sluit. Nu behoeven de gemeenten ook de rente niet te betalen. Spr. stelt voor deze begrooting goed te keuren. Weth. BREEN vraagt of de eindcijfers niet meegedeeld kunnen worden. De VOORZITTER: U hebt de begrooting toch al onder de oogen gehad Weth. BREEN: Het is niet voor mij, maar voor den Raad. Hierop deelt de VOORZITTER de volgende eindcijfers mede Afd. 1. Baten. Opbrengst uit stroomlevering licht en kracht 78992.straat-, haven- en kustverlichting: a. stroomlevering 6283.b. rente en af schrijving, e. onderhoud, d. verdere kosten 14183.—, samen 20466.meter- en kabel- huur 14500.huur installatiën en diverse baten 242. Afd. 2. Lasten. Stroominkoop 29341.94; kabelhuur 7300. jaarwedden én arbeidsloon 13600.—; onder houd 6000.algemeene onkosten 7000. rente kapi'taaldienst 34625) 31812.50; waardevermindering 12055) 12825.—. Verzameling. Afd. 1 Totaal der baten 114200.114200.—); totaal der lasten 107879.44 109921.94); saldo 6320.56 4278.06). Uitkeering aan de gemeenten volgens art. 31 der statuten 4J^ van 20.000.900. 900.blijft ter beschikking van de algem. vergadering 5420.3378.06). De bruto winst bedraagt na betaling van der ente dus 19145.56 16333.06). De begrooting wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Het bestuur van den polder „Rooklaasplaat" zendt den Raad wederom e'en brief over het on derhoud van den weg naar het Havenhoofd. Het bestuur wijst er op, dat door den polder over de jaren '22-"27 431.38 per jaar aan onder houd heeft moeten uitgeven. Over de jaren '28- '30 was dit zelfs 517.54 per jaar. Niettegen staande de materialenprijzen dalende zijn, klimt het bedrag, dat noodig is voor het onderhoud. Het bestuur vertrouwt, dat na deze nadere toe lichting het gemeentebestuur anders over deze kwestie zal gaan denken dan voorheen 'en vraagt alsnog een subsidie van 100 per jaar. De VOORZITTER deelt mede, dat over deze aangelegenheid een conferentie heeft plaats ge had met Ged. Staten, waarbij ook het Polder bestuur tegenwoordig was. Ook Ged. Staten waren van oordeel, dat het billijk is, dat de ge meente een subsidie geeft, daar zij ook de pro fijten van den weg heeft. Uit dit toelichtend schrijven zijn B. 'en W. wijzer geworden dan zij voorheen waren. De eerste indruk, die het dagelijksch bestuur had was anders. Het blijkt nu, dat de uitgaven ge stegen zijn tengevolge van het toenemend ver keer tusschen de gemeente en het Havenhoofd en ook B. en W. achten het billijk, dat de ge meente bijdraagt in de kosten'. Weth. BREEN zegt, dat het polderbestuur liegt in het toelichtend schrijven als het wijst op de aanspraken, die het op weg kan maken. Vroeger mochten ze er alleen langs jagen, meer niet. Het is een afgesloten weg geweest. De VOORZITTER wil die krasse termen liever niet overnemen. Spr, gelooft niet, dat in een officieel stuk gelogen wordt. Het zal wel zoo wezen als het daarin gezegd wordt. Dat punt is ook niet het belangrijkste. Hoofdzaak is, dat veel gebruik van den weg wordt gemaakt naar het Havenhoofd. De toelichting van het polderbestuur werpt een nieuw licht op de zaak. Weth. LODDER wijst er op, dat de weg vroeger langs den buitendijk liep. De weg naar den Galgen weg was onbruikbaar. In 1909 is die weg verhard en zoo is er toén verbinding ge zocht met den Galgenweg. Maar tot spijt van het polderbestuur heeft de gemeente nooit wil len bijdragen, ofschoon het telkens gevraagd is. 22 jaar lang heeft de gemeente voor niets van den verharden weg gebruik gemaakt. En als de polder nu een jaarlijksche subsidie van 100 vraagt, is dat eigenlijk niet meer dan de rente van het bedrag, dat die weg in die 22 jaar ge kost heeft. Gebeurt dat niet, dan is het bestuur gemachtigd door de ingelanden om den weg af te zetten. De heer LOKKER: Maar dan moet het be stuur eerst gemachtigd zijn om den weg te mogfen afzetten. De VOORZITTER: Dat zal eerst nog uit gemaakt moeten worden. Maar zoover behoeft het niet te komen. Een bedrag van 100 vindt spr. een billijke subsidie. De heer F. DEN EERZAMEN: Maar zijn we er dan van af met 100 De VOORZITTER: Voor dien weg wel. De heer DEN EERZAMEN: Ja juist, maar wie komt er dan De VOORZITTER: Als anderen ook recht meenen te hebben op een bijdrage van de ge meente, kan dat onderzocht worden. De ge meente bindt zich door dit bedrag niet voor andere wegen. De heer DEN EERZAMEN: Weth. Lodder sprak er van, dat die weg 22 jaar geleden ver hard is, maar spr. herinnert zich, dat 54 jaar geleden een schip met graan gelost 'en langs dien weg naar het dorp gebracht is. Spr. weet zeker, dat het langer dan 22 jaar geleden is, dat die weg verhard werd. Weth. LODDER: Dan is het nog erger als het nog langer geleden is. De heer DEN EERZAMEN: Maar die weg loopt toch over Goereeschen grond. Het ver keer is toch wederkeerig door de geheele we reld heen Weth. LODDER: Wanneer de gemeente niet bijdraagt, zal de polder den weg afzetten. De VOORZITTER: Het is de eenigste ver keersweg naar het Havenhoofd. Laat ons dien twistappel wegnemen. Weth. BREEN: Je bent er met 100 niet af. De heer TROOST is er ook scherp tegen om subsidie te geven. De heele zaak is prachtig in elkaar gezet, maar als je alles wist, zou het er wel anders uitzien. Weth. LODDER: Dan wordt de weg afgezet. De polder heeft geen zin om de kosten alleen te blijven dragen. Weth. BREEN: Maar waar wou je den weg dan afzetten. Weth. LODDER: Langs den laatsten dam aan de plaat. Weth. BREEN betoogt, dat dit onmogelijk is. De VOORZITTER: Het is maar een kleine polder. Laat ons toch over die zaak heen stappen en 100 geven. Weth. BREEN: Met 100 ben je er niet af. Straks komen ze op de vergadering der drie andere polders ook otn een bijdrage. De VOORZITTER: We zullen dan elk geval op zichzelf moeten beoordeelen. Wat is er tegen een lichaam te helpen als het noodig is. De provincie heeft de gemeente ook geholpen bij de wegen op Flakkee. Laat ons wederkeering dat poldertje nu helpen, Weth. LODDER: Het ■is ook op advies van Ged. Staten, dat B. en W. 100 voorstellen. De polder had eerst 130 gevraagd, maar Ged. Staten hebben gezegd: neem genoegen met 100. En als de gemeente dat niet toegeeft, zal er verder gezien worden. De VOORZITTER tegen den beer Breen: In de wethoudersvergadering was U er voor om subsidie te geven Weth. BREEN: Zeker en ik zal er ook voor stemmen, maar ik ben het er niet mee eens. Hierop wordt in stemming gebracht het voor stel om subsidie te geven. Tegen stemden de heeren P. Troost, L. Lokker, F. den Eerzamen en Heerschap. Het voorstel is dus verworpen. Het kohier der hondenbelasting wordt vastge steld. Er zijn 55 honden eerste klasse. Tot leden der commissie tot het nazien der geme'enterekening worden door den Voorzitter aangewezen de heeren Troost, den Eerzamen en Lokker. B. en W. krijgen machtiging tot het doen van enkele af- en overschrijvingen. In de rondvraag verzoekt de heer LOKKER een lantaarn aan het Havenhoofd er bij te plaatsen. Op de plaats waar spr. hem gesteld wil zien ,is het nu gevaarlijk voor de visschers. De heer TROOST ondersteunt het verzoek. Het is vooral noodzakelijk voor de vaartuigen. De VOORZITTER zegt, dat als de raads leden er geen bezwaar tegen hebben, daar een lantaarn geplaatst kan worden. Met algemeene stemmen wordt er toe be sloten. ■Dan bespreekt de heer Lokker het dichtgroeien van een watergang. De VOORZITTER zal deze zaak met den heer Hoogwater bespreken. Dan wil de heer TROOST de haven- en kaaigeldenverordening herzien. Er wordt te veel betaald. De VOORZITTERHet is op het oogenblik bij Ged. Staten. Weth. BREEN zegt, dat het niet waar is, dat er teveel betaald wordt. Er wordt niet meer betaald dan betaald moet worden, wanneer in de gemeente geladen wordt en in den polder wordt bijgeladen^ De VOORZITTER zegt toe deze zaak nader onder de oogen te zien, Danl wordt de vergadering gesloten. XLI. Op het gebied van den akkerbouw zal er wel geen streek in Zuid-Holland zijn, welke dit eiland evenaart, laat staan overtreft. In alle an dere, even goed gecultiveerde en vruchtbare streken dezer provincie is 't de zuivel- of de tuinbouw, of beide, welke een groote of vrij groote plaats innemen 'en dus als zuiver landbouwstreek niet in aanmerking kunnen ko men. 't Lag dus voor de hand, dat bij het nemen van maatregelen inzake de volksvoeding de Re geering onwillekeurig aandacht aan Flakkee schenken en daarmede rekening houden moest. Zou zij dus op dat gebied voorlichting ver langen, dan was het niet meer dan redelijk, dat zij rekening hield met dit eiland en dan kon zij dit niet anders noch beter doen, dan de vooraanstaanden in deze streek te raadplegen of te benoemen in de commissies, welke daar omtrent advies hadden uit te brengen 'en deed ze dit, dan alweer was 't goed ite verklaren, dat daarvoor in de eerste plaats in aanmerking kwamen de voormannen in het verenigings leven. ■Het lag dus voor de hand, dat bij tal van regeeringsbemoeiïngen de voorzitter dus niet persé Van der Koogh als voorzitter èn van den Flakkeeschen Bond èn van een afdeeling van de Holl. Maatij. van Landbouw èn van de Landbouw-Onderlinge niet geschikt kon wor den gepasseerdEn, gelukkig voor Flakkee 1 deed de Regeering dit dan ook niet. Reeds in het voorjaar van 1916 werd Van der Koogh benoemd tot voorzitter van de Groentencentrale, wat evenwel voor dit eiland niet van zoo groote beteekenis werd geacht, omdat hier geen groen ten geteeld worden (groenten dan in den zin, die een Flakkeeënaar er aan geeft). Men had zich nimmer rekenschap gegeven waar de grens van sommige akkerbouwgewassen begint of ein digt en toen later bleek, dat uien en paardepeen (wor'elen) gerekend werden tot de rubriek groenten, brak de oorlog eerst recht losJ Zooals reeds eerder vermeld, was er een „Distributiewet 1916". Art. 7 daarvan luidde: „Door onzen Minister van Landbouw, Nijver heid en Handel kan in 't algemeen of in be paalde gedeelten des lands het verbouwen van bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen gewassen worden verboden, beperkt of niet dan voorwaardelijk worden toegestaan, in dien naar zijn oordeel de verbouw van andere gewassen van meer belang voor de voeding van mensch en dier is". Naar aanleiding van dit artikel werd 19 De cember 1916 een commissie van advies benoemd. In die commissie werden benoemd Baron Collot d' Escury, voorzitter van de eerste Neder- landsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek te Sas van Gent, te Hontenisse, voorzitter; K. Breebaart te Winkels; Joortwijn Botjes te Oosterwold; Wiersma te Leeuwarden, en Jac. van der Koogh, voorzitter van den Flakkeeschen Boerenbond. Niet zoodra was 't bekend, dat de voorzitter in deze commissie een plaats was aangewezen, of de fiolen van achterdocht, van wangunst en jalouzie werden over dit besluit uitgegotenZeer waarschijnlijk zou, wanneer de Regeering Flakkee links had laten liggen en geen zijner vooraanstaande inwoners ge roepen had tot advies en voorlichting, dezelfde bron haar vuil hebben uitgespuwd over den Minister, die van 'dit, voor de volksvoeding belangrijke eiland, geen notitie nam Het zwaard der critiek was tweesnijdend. En wat nog het meest te betreuren was, dat men- schen, die beter weten konden en beter wisten, in dat koor medezongen. Voor wie zijn oogen den kost gaf en andere streken bereisde, was het opvallend, dat op Flakkee met zijn intensieve cultures, met buitengewoon veel handelsgewas sen en zaden, alles buitengewoon regelmatig ver liep, 't Was een eer voor de Flakkeesche boeren, dat één hunner, nog wel de man, die door alle organisaties op den voorzitterstoel was geplaatst, door de Regeering in deze kwaliteit als hun vertrouwensman werd erkend en bevestigd 1 Doch zoo was 't niet De terugslag daarvan werd door het geheele bondsbestuur gevoeld, hetwelk zich, beter we tend, onbevooroordeeld naast hun voorzitter plaatste en waar noodig of mogelijk, hem steunde. Niet in de eerste plaats uit hoog achting of vriendschap hoewel ook daarom maar meer nog met het oog op 't welbe grepen en waarachtig belang van Flakkee, het welk nu op 't Departement van Landbouw een vertrouwensman bezat, bekend met zijn be drijven, met het levensmillieu van zijn bevolking, met zijn gewoonten en zeden en die nimmer in gebreke blijven zou, om daarvoor te waken1 en met trouwe toewijding daarbij de wacht te betrekken. In verband met het vrij krasse telegram aan den Minister, waarin zonder omwegen en in goed Hollandsch werd bericht, dat van graan- levering op die voorwaarden niets komen zou, kreeg het bestuur een uitnoodiging om op het Departement bij Zijne Excellentie den Minister zijn grieven nader te willen komen toelichten, aan welke invitatie het bestuur gaarne gevolg gaf. Echter werden door den Minister zulke be langrijke vragen gesteld, dat het bestuur ver zocht die vragen schriftelijk te mogen beant woorden. Dit verzoek werd door den Minister toegestaan en reeds op 19 Augustus ging het antwoord naar Den Haag. In de eerste plaats werd er op gewezen, dat „Red Winter"-taiwe te New York geleverd 12.37 per 80 K.G. bedroeg, dus al meer dan 0.15 per K.G. Dan werd er aanmerking ge maakt op het feit, dat alle tarwe over één kam geschoren en geen rekening gehouden werd met Wilhelmina Ris, Roodkaf, Groningsche of Kleefsche en Ruwarige essex. 't Verschil in prijs bedroeg in 't voorjaar 1916 op de Rotterdamsche Graanbeurs tusschen Wilhelmina en Essex 1 a 2 per 100 K.G., Wilhelmina en Roodkaf 0.50 a 1, tusschen Winter en Chevalier- gerst 1.50 a 2. Dan was 't bewaren een niet minder groot hezwaar. Augustus en September kon de basisprijs worden gehouden, doch vóór October moest een verhooging plaats hebben van 0.25. November 'en December met 0.50, Januari en Februari 1, Maart en April 1.50 en Mei en Juni 2 per 100 K.G. Bovendien zou er dan meer animo zijn om minder handels gewassen en meer graan uit te zaaien. Voorts werd gevraagd om een consent-belasting op zaden, als mosterd-, blauwmaan- en koolzaad, en deze belasting op den tarweprijs te leggen, om daardoor het uitzaaien van broodkoren aan te moedigen. DOOR H. KINGMANS. 1) HOOFDSTUK I. Toen de klok op den schoorsteenmantel van zijn kamer acht uur geslagen had, stond Albert Leermans op. Hij pakte zijn boeken bij elkaar en legde ze op een stapeltje ter zijde van de tafel. Hij had zich ingebeeld, dat de Lichtweek, die de stad bij avond, naar het heette, in daglicht zetten zou, hem volkomen koud liet. Waarom zou hij er zicfndruk om maken De stad was hem vreemd. De menschen waren' hem vreemd. Er was niets, dat hem bond. Plichtmatig men las nu eenmaal de cou rant had hij de berichten gelezen, die weken en dagen tevoren waren gepubliceerd. O zeker, het zou wel aardig zijn en mooi en 't was best mogelijk, dat die zoogenaamde Lichtweek van beteekenis zou zijn, maar wat ging zij 'hem aan Maar toen de klok op den schoorstenmantel van zijn kamer acht uur geslagen had, stond hij op, ordende zijn boeken, liep de trap af en trok op den smallen corridor zijn demi aan, daar de avonden reeds koud werden. Over een half uur zou de Lichtweek officieel door den burgemeester der stad worden ge opend, hadden de bladen vermeld. De menschen want die zijn van alles op de hoogte hadden verteld, dat de burgemees ter op het bordes van het Stadhuis zou staan, een speech afsteken zou, welke door luidsprekers hoorbaar zou worden gemaakt voor de menigte, waarna door het omdraaien van een knop de geheele stad in eenen verlicht zou zijn. Het eerste zou kunnen gebeuren, al geloofde hij er niets van, maar ihet tweede was een on mogelijkheid, omdat elke straat en elk gebouw afzonderlijk contact had en er van een centraal punt ge'en sprake was. Hij liep door de straten der 'buitenwijk, anders heel stil en schier verlaten, maar nu vol men schen, die druk pratend, hem voorbijliepen. Zij hadden allen haast. Hij had geen haast. Waarom zou hij zich druk maken 't Was eigenlijk bespottelijk, dat hij zijn kamer verlaten had. Wat interesseerde het hem Intusschen liep hij verder naar de binnenstad, waar het lichtfestijn, want zóó werd het ge noemd, zich concentreeren zou. Na e'en' kwartier wandelen had hij de binnen stad bereikt, waar het voetje voor voetje gaan moest, daar een enorme menschenmenigte op de been was en de politie, die druk in de weer was, genoodzaakt was, ook voor voetgangers het eén-richting-verkeer toe te passen, wilde men onder den voet geloopen worden. Hij ergerde zich, dat hij niet kon doorloopen en genoodzaakt was, den stroom te volgen. En weer schold hij zich een ezel, dat hij zijn kamer verlaten had, om de verlichting te gaan zien. Voortgestuwd döor een compacte m'enschen- massa, die luid praatte hij kon de helft niet verstaan, want hij kende het dialect niet, dat er gesproken werd bereikte hij eindelijk het ruime Marktplein, waar althans eenige verade ming kwam. Onwillekeurig richtte hij, met de anderen, zijn schreden naar het plein voor het imposante Raadhuis, een gebouw uit de middeleeuwen, op getrokken in Gotischen stijl, het sieraad van de sterk groeiende stad. Wat hij verwacht had, geschiedde. De men schen, die alles wisten, wisten er ook nu niets van. Want op het bordes van het Stadhuis ver scheen niet de burgemeester om een speech te houden. De deuren bleven gesloten, al was het Raadhuis ook van binnen hel verlicht, alsof de Gemeenteraad vergaderde. 'Ook liepen er heeren heen en weer en reden er auto's vóór het gebouw. De klok van den grooten Servaastoren sloeg half negen, maar er was niets, dat wees op een officieele opening van de Lichtweek. Toch bleef hij, evenals de massa, wachten op de dingen, die konten zouden. Opeens, na een kwartier, ging een schallend gejuich uit de menigte op. Het bordes van het Stadhuis was plotseling verlicht. En toen 'be greep 'hij, dat de officieele opening in het ge bouw had plaats gevonden. Op hetzelfde moment was het Marktplein hel verlicht. Het imposante Stadhuis vertoonde een contourverlichting, die de strakke lijnen van het bouwwerk voordeelig deed uitkomen. Omwendend bespeurde 'hij, hoe een groot aan tal machtige schijnwerpers haar bundellicht wierpen op den kolos aan de andere zijde van de Markt, die in vollen trots oprees. Ook andere officieele gebouwen war'en ver licht door electrische lampen of door schijn werpers. In de stad was het opeens leven en beweging. Een file auto's, niet te tellen, passeerde in tra gen gang, volgend den weg, door de verkeers politie minitieus uitgestippeld, zoo nu en dan stoppend, wanneer een agent de 'hand ophief, teneinde een stroom voetgangers door te laten. Op de hoeken van drukke verkeerspunten zaten in stramme militaire houding marechaussees op hun paarden, als trokken zij zich van het heele gedoe niets aan. Al even stram en stokstijf ston den de paarden. Op een afstand keek Albert Leermans toe. Het interesseerde hem. En het vermaakte hem, als hij zag, hoe de militair schier onmerkbaar de sporen in de flanken van zijn ros drukte en zonder een woord te spreken langs het publiek reed, dat eerbiedig voor het stomme paard ter zijde week. Dan, alsof er niets was gebeurd, nam demarechaussee zijn oorspronkelijke plaats weer in, strak voor zich uitstarend, kalm wach tend tot hij weer had op te treden. Dan ging de eenzame weer verder. Hij volgde den stroom door de helverlichte winkelstraten, niet alleen fel verlicht door de talrijke etalages, maar ook door een verlichting, aangebracht bo ven de straat of langs de huizen. Zijns ondanks moest hij bewonderen het ver nuft der technici, die lange triplexplaten zóó belichten, alsof het glazen lichtzuilen waren. En als hij dan zoo'n lange, lange straat overzag, dan kwam er toch iets van trots, hoewel de 'heele Lichtweek hem, naar hij zich inbeeldde, koud liet. Hij kon dat gevoel van trots niet verklaren, want de stad interesseerde hem niet. Zij was niet de zijne. Hij was er gekomen, door den nood gedrongen. Hij voelde er zich verloren in de massa. Hij hunkerde, om heen te gaan. Maar hij wist, dat het niet kon. Een agént van politie, staande midden in de straat, die hij wilde oversteken, hief de hand op, er naderden eenige auto's, behoorend tot de file, die de voorgeschreven route volgde, een route, zóó opgemaakt, dat alle verlichte punten en gebouwen der stad in oogenschouw konden worden genomen. Een groote, grijze auto was nu in zijn onmid dellijke nabijheid. Hij greep naar zijn hoed, toen hij een heer zag zitten, die or> zijn groet joviaal de 'hand opstak. 'Op hetzelfde oogenblik, de auto gleed hem rakelings voorbij, zag hij in de oogtn van een jong meisje, dat hem zonder eenige bedoeling opnam, opmerkzaam als zij op hem was gemaakt doordat 'hij groette, hoewel zij hem niet kende. Hij kende haar ook niet, maar vermoedde, dat zij de dochter was van den heer, dien hij ge groet had, den directeur van de groote handels vennootschap, waarin de eenzame een functie vervulde, een klein rad was van de vele rade ren, die het geheel in beweging brachten en in stand hielden. De mooie auto was voorbij gegleden. Er volg den er nog een tien-, twintigtal, zoo nu en dan afgewisseld door e'en rijtuig, een melkwagen en andere voertuigen. Want al wat rijbaar was, was voor den dag gehaald. En de ondernemers sloegen uit de Lichtweek een slaatje door voor enkele kwartjes de liefhebbers de stad rond te rijden. Albert Leenmans, die nauwelijks twee weken in de stad woonde, wist op dat moment niet, waar hij was. Hij was zonder er erg in te hebben uit den stroom wandelaars geraakt en bevond zich in een stille straat, verlicht door het alledaagsche licht der straatlantaarns. 'De stilte deed hem weldadig aan. In hem kwam in eenen het verlangen op, naar zijn ka mer te gaan, 't Was nu mooi genoeg geweest. Hij had het gezien en voor het overige der week zou hij zich niet meer vertoonen. In ieder geval behoefde hij, wanneer op het kantoor over de verlichting werd gesprokén, niet met een mond vol tanden te zitten. Hij kon zeggen, het voor naamste gezien te hebben. Besluiteloos stond de eenzame wandelaar stil. Met geen mogelijkheid wist hij den weg te vin den. En er was niemand, wien hij vragen kon, daar er in de smalle straat geen sterveling te bekennen was. Hij behoefde er ook niet op te rekenen, dat er een agent van politie zou sur- veilleeren, want de politie had handèn vol werk, om het verkeer in de overdrukke binnenstad te regelen. Hij besloot, op goed geluk verder te loopen. Ten slotte zou 'hij toch wel terecht komen op een bekend punt, vanwaar hij naar zijn kamer in de buitenwijk zich begeven kon. Dus dwaalde hij van de eene stille straat in de andere, op zijn weg niemand ontmoetend, 't Was of alle bewoners der stad zich op en bij de verlichte plaatsen hadden opgehoopt. Tot zijn niet geringe verbazing bespeurde Albert Leermans na eenigen tijd, dat hij vrijwel in een cirkel had geloopen. Want hij belandde in e'en straat, aan het eind waarvan hij een ver licht punt aanschouwde, zoodat hij op den duur weer in het centrum terecht komen zou. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 9