Bij Hoofdpijn t en bij Kiespijn HOESJE VOO VKOUvr eu HS:I3ÏTÜ Zomersproeten ver dwijnen in korten tijd geheel door Sprutol. Bij alle Drogisten. Binnenland. Verkoopingen. Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. De Gemeenteraadsverkie» zing te Ooltgensplaat. Speciaal zaak H. ADEMA, Binnenweg 32, Rotterdam MIJnhardt's Poeders. Land- en Tuinbouw. gesloten Waarom wordt Sion de verloste en niet de rest der Menschheid Heeft Sion dan een schreef voor bij den Rech ter Maakt de Rechter naar willekeur een separatie in Zijn overtreders en des doods schuldigen Is die separatie geen gruwelijk on recht voor de rest der Menschheid? Is die separatie niet hard en wreed en onmeedoogend Waarom ge'en algemeene verzoening, waar toch algemeene schuld was Waarom, als dat kruis nu den rechterlijken toorn wegneemtwaarom dat kruis niet voor ieder geplant en dan ieder gedwongen die verlossing te aanvaarden Hier zwijgen we. Hier „baart 't Besluit" en bij deze Goddelijke Voorzieningheid in 't se- pareeren, in 't toebrengen van Sion en 't ver werpen der rest, leggen we de hand op den mond. En gelooven, dat Hij alle dingén werkt naar den raad Zijns wil (Ef. 1 1). Die wil is 't, welke den mensch als mensoh, uit ge nade, nog laat bestaan op deze wereld: de algemeene genade. Die wil is 't, welke de onderscheiden wegen en leidingen aanlegt, waar op eii waardoor de geloovige Sioniet zijn levens pad met hoop tegen hoop bewandelt; de be moeienissen des Heeren in zegen en kastijding geop'enbaard, aanvaardt als de uiting van zijns Konings welbehagen en recht. Die wil is 't, welke den geliefden Zoon overgaf om smadelijk te hangen aan een kruis; Hem af te schaduwen in Israël; Hem reeds te beloven in Gen. 3 vs. 15; Hem tot mikpunt te maken van Satan, die zijn verzenen zou doorspijkeren; Hem te stellen tot dwaasheid aan den Griek en tot ergernis aan den Jood. Diewilis't, waarom Hij de harde harten van de uitverkorenen of der ten heil en zalig heid gesepareerden, vermurwt; ze samen brengt in één Organisatie, de onzichtbare Kerk, én in 't Instituut der ambtelijke bediening om hun welwezen te bevorderen. Die wil is 't, waarom Hij de rest verderft, en overgeeft om door den duivel georganiseerd te worden tot een wereldmacht; tot een buigen, bukken en toegeven aan de „overheden in de lucht". Die wil is 't w i 11 e n der Antithese tusschen Kerk en Wereld; tussch'en Sions Godgewijden top en de bultige bergen van BasanHier bij dezen W i 1 der absolute antithesehier leggen we de hand op den mondmet de vraag alleenWaar sta ik persoonlijk in deze antithese v. d. W. Middelharnis, 27 Juni 1931'. (Wordt vervolgd). NABETRACHTING. Woensdag 17 Juni, des avonds 7 uur, zijn alle stembureaux in het raadhuis. De tribune der raadszaal is geheel gevuld met belangstellend publiek. De nieuwsgierige massa achter de balie zegt niet veel. Ge'en straatrumoer klinkt storend tusschen dé cijfergesprekken aan de groene tafel: men wacht slechts op de cijfers, welke bekend gemaakt zullen worden. Kiezers en kiezeressen zijn ter stembus ge togen en hebben hun plicht gedaan. De leden der stembureaux hebben geturfd en geteld en brachten den uitslag op de staten, welke naar bet hoofdstembureau gegaan zijn ter verdere be werking 'en recapitulatie. Daar zitten de cijferaars en rekenmeesters nu en geven ieder candidaat zijn bescheiden deel, hem door de kiezers en kiezeressen gegund en verzekerd. Nog vóór half acht deelt de burgemeester het publiek mede het aantal stemmen op elke lijst en op de candidaten dier lijsten uitgebracht. De Antirevolutionaire lijst had op l5/n stem na drie keer de kiesdeeler bereikt. Het aantal zetels werd weer op 3 gebracht. De Antirevolutionaire partij klom van 295 stemmen in 1927 op 363 stemmen nu: of, in per centen van .65 op 27.17 Met groote toe wijding en bezieling heeft het antirevolutionaire kiezerscorps van Ooltgensplaat deelgenom'en aan den stembusstrijd. Hoe dichter de verkiezingsdag naderde, hoe meer het besef van eenheid toch weer allen lokte, die, bewust of minder bewust, leven uit de antirevolutionaire beginselen. Wij meenen zelfs, dat deze saamhoorigheid, het dicht op el kaar aandringen, om gezamenlijk te strijden, kon het zijn den vierden raadszetel te veroveren, ditmaal grooter was dan de laatste jaren. Al is er dan een scheur gekomen in de ge lederen der Christus-belijders in ons land, daar tegenover staat, dat steeds meerderen zich grim mig afkeeren van de afbraakpolitiek en him 'hart wijd openzetten voor wat in den grond der zaak één is en één moet zijn. Zoo trokken wij Woensdag 17 Juni op, in één gelid. Mannen en vrouwen, boeren en bur gers, ambtenaren en middenstanders, patroons en arbeiders. En tezamen bouwden wij aan een schoon mozaiek. Want nog is de Anti-Rev. partij de nationale partij, de volkspartij bij uitnemendheid. Den horoscoop trokken wij niet. Profeteeren was ons vak niet. Wij hebben gewerkt en ge beden. Wij hadden goeden moed. De kansen stonden niet slecht. Algemeen werd in onze kringen gevoeld, dat een eendrachtelijk strijden niet het minst voor de antirevolutionairen van groote beteekenis zou blijken. Immers in de politieke verhoudingen was al lengs groote wijziging gekomen. Door de splijt zwam onder de liberalen, maar ook door den gestadigen groei van de socialistische beweging, was de eens zoo machtige positie van het libe ralisme, ernstig, zoo niet onherstelbaar ver zwakt. Tegenover dat hopeloos verdeelde liberalisme trad de goed aaneengesloten antirevolutionaire partij met groeiende kracht en dus met groot gezag op. De antirevolutionairen te Ooltgensplaat be seffen thans, dat de groote kamp gaat om het behoud van de geestelijke en zedelijke grond- slagen van ons volksleven, j Meer en meer dringt het tot onze m'enschen I door, dat wij moeten ophouden mee te doen aan versnippering van kracht en als één man i ter stembus moeten gaan voor onze schoone i antirevolutionaire beginselen, j Wat den uitslag van de Gemeenteraadsver- kiezing betreft, hebben wij reden tot dankbaar- I heid, ook al kon de vierde zetel de antirev. i partij niet worden toegewezen. Het is jammer, doch ten slotte is stemmen- aanwas ons weer waard dan zetelwinst. Het voornaamste en allesbeheerschende is, dat het percentage versterkt werd. En daarop komt 'het aan. Eén zetel kan door de verkiezingstechniek verkregen worden. We zagen er ditmaal tref fende voorbeelden van. Indien op de lijst van den Vrijheidsbond 2 stemmen meer waren uit gebracht, had deze partij haar zetel behouden, terwijl de S. G. P. een zetel verloren had. Had de S. G. P. 4 stemmen minder gehad, dan zou de Anti-Rev. Partij den vierden zetel zijn toe gewezen Het percentage der kiezers, dat op een be paalde partij zijn stem uitbrengt, beslist. Het belangrijkste van deze verkiezing is ech ter de gebleken soliditeit der Anti-Rev. Partij. Vooral dn tijden van malaise en groote werk loosheid heeft de Anti-Rev. Partij het 't hardst te verantwoorden. Het doet weldadig aan, dat we den palmboom tegen de verdrukking in zien groeien. En zelfs bij geen verhoogd percentage onzerzijds hadden wij van bevrediging durven spreken. Want in de troebele wateren is druk gevischt. De heer L. A. Hobbel heeft zijn ver- kiezingsnet uitgeworpen in alle politieke wateren. Hij heeft het stemcijfer zijner lijst kunnen op voeren tot 198 door roofbouw te plegen in di verse partijen. Zelfs met de hulp van enkele roomsch-katholieke dissidenten en ontevreden vrijheidsbonders kon hij zijn stempercentage van 1927 niet handhaven. Percentsgewijze liep hij terug van 15.005 in 1927 op 14.88 in 1931. Wij gelooven vast, dat de heer Hobbel zijn hoogtepunt bereikt heeft. Hij is een meteoor steen, die even glimt, om voor goed in 't niet te verdwijnen. Niettemin heeft hij het op zijn geweten, dat de eenige officieele afgevaardigde van den Vrijheidsbond, den heer B. Noordijk, uit dén Raad verdwijnt. De Vrijheidsbond heeft te Ootgensplaat op gehouden te bestaan. De partijgenooten zelf heb ben hun prachtig liberaal bolwerk, waarop ze vroeger zoo trots waren, met eigen handen af gebroken. Bij de liberalen gaat het niet in de eerste plaats over de beginselen, maar over de per sonen. De candidaten moeten terugtreden en voor onzen blik rijzen zij op in al hun onvolmaakt heid als de dragers onzer beginselen. In antirev. kring zijn arbeiders, bakkers, boekdrukkers en zaadhandelaars één. De menschen steeds klei ner en het ideaal steeds grooter. En dat ideaal is: onderwerping van al wat leeft in staat en maatschappij aan God Almachtig. Bij de liberalen is het juist omgekeerd: de menschen groot en het ideaal klein. Dat ideaal is jacht om eer en positie op openbaar gebied met miskenning van de rechten van an deren. Als straks de heer B. Noordijk uit den Raad verdwijnt, eeren wij in hem een goed raadslid en wethouder, doch niet een man van het woord. Hij was niet iemand, die naar buiten uitblonk, maar toch was hij, en dit zullen de liberalen mij toegeven, een joviale man, beginselvast en toch soepel, zakelijk en toch meegaand, rond en rechtuit en toch ook taktisch, precies wat Ooltgensplaat noodig heeft. Hij was een hoogstaand man, die niet hield van ruggespraak met zijn kiezers. Daarom juist was een actie tegen hem op touw gezet. Doos 45 ct. Bij Uw Drogist. En zoo is de heer Noordijk als laatste ver tegenwoordiger van den Vrijheidsbond uit den Raad verdwenen. De Vrijheidsbond heeft zelf moord gepleegd. Dat is ten slotte het rampzalig einde ook van e'en politieke partij, welke leeft uit den geest der materie. Er is geen gedachte, dié ons beslister boven de macht van het stof en dus ook boven de verleiding der liberale politiek verheft dan de belijdenis: Tegen de Revolutie het Evangelie dat is vrijmaking van uw eigen staatkundig ideaal, van uw eigen politiek besef, van allen band, die U inwendig zou willen knellen tegen den aard van het anti-rev. beginsel in. Tegen de Revolutie het Evangelie, dat is de tenietdoening van allen dienst van het creatuur; dat is, om niet verder den rijkdom dezer alles beheerschende gedachte uit te spinnen, een ver heffen van uw antirevolutionaire belijdenis bo ven de zichtbare wereld en een opheffen van uw politieken geest in U tot die hooge sferen van de onzienlijke wereld, waar God zelf het ontoegankelijk licht bewoont. En dan komt dien tengevolge al het zienlijk, ook de man met den geldbuidel, in de tweede plaats, in afhankelijke betrekking. Dan is het verscheiden van een vooraanstaand notaris eenmaal de stuwkracht van het liberalisme in onze gemeente, niet de wegsterving van uw politiek bestaan. mm UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD. (Nadruk verboden). De Boomgaard, Men ziet buiten nogal eens de fout maken, dat men den moestuin veel te groot neemt. Het is altijd véél verstandiger, den moestuin niet grooter te nemen, dan voor eigen gebruik noodig is, en de rest van den grond met vruchtboomen te bezetten, want overschot van ooft kan men altijd veel gemakkelijker van de hand zetten, dan een overschot van versche groenten. Daze boomgaarden worden natuurlijk heel anders aangelegd, dan /wat men in de stadstuinen een boomgaard noemt. In stadstui nen heeft men meestal laagstammen, terwijl bui ten de hoog- en halfstam tot hun recht kunnen komen. In den stadstuin is het ooft meer een aardigheid, een liefhebberij, buiten staat het met de groenten als wintervoorraad op gelijke lijn. Nauwkeurige voorschriften, voor alle mogelijke gevallen passende, wat en hoe geplant moet worden, laten zich natuurlijk niet geven. Zeer veel hangt af van allerlei plaatselijke omstan digheden. De ligging van het stuk grond, de natuurlijke beschutting (b.v. door bosch enz.), de grondsoort, de nabijheid van e'en markt, de plaatselijke smaak enz-, dat alles moet bij den aanleg worden overwogen.Heeft men dat ge daan en komen dan nog fouten voor, dan kun nen die in den regel gemakkelijk verholpen wor den. Mén kan dus, wat helaas nog al eens voorkomt, niet te werk gaan naar een voor beeld, dat men op een andere plaats, maar dan ook meestal onder andere omstandigheden, ge- zién heeft. Ons land heeft door zijn vlakken vorm wel niet zooveel beschutte terreinen als andere lan den, die meer bergen, heuvels en bosschen heb ben, maar toch is de toestand van dien aard, dat de ooftteelt een winstgevende zaak kan zijn en bij goede behandeling bereiken de vruchten een' vrij hooge graad van volkomenheid. Van de grondsoorten is klei voor alle ooftsoorten de beste; dan volgen zand- en mergelhoudende klei, zandgrond met klei- 'en leembestanddeelen, en verweerde steenachtige grond. In deze grond mag echter nooit de kalk ontbreken. Ongeschikt voor ooftbouw is een bodem met zeer hoog staand grondwater, of met een ondergrond, die geen water doorlaateen al te droge grond zuivere zandgrondzware leemgrond en rots grond. Van rotsgrond hebben we in ons land weinig last. Meidoorn. De Meidoorn (Crataegus oxyacan- tha L.) wordt vaak gebezigd voor heggen om boomgaarden of tuinen. Aan te bevelen is het geenszins. Op Meidoorn toch leven dezelfde schadelijke insecten als op appels, peren enz. Planten bij hagen van Meidoorn, dan is het juist of we onze vijanden gelegenheid willen geven ons te overrompelen. Wij zouden haast willen adviseeren„Plant wat ge wilt, maar geen Meidoorn". Wilt ge een stevige afsluiting om tuin of boomgaard, en tevens nog wat daar van profiteeren, poot dan gele cornoelje (Cor- nus mas.), welker roode bessen een aangename vrucht zijn, en waarop ge weinig of geen vre- terij zult hebben. De wilde Kastanje. De naam „Wilde kas tanje" duidt reeds aan, dat deze vrucht voor den mensch weinig waarde heeft, doch daar staat tegenover, dat men ze ook „paardenkas- tanje" noemt. Daaruit zou men afleiden, dat ze tenminste voor ons vee nog dienstig kan zijn. Dit is ook eenigermate het geval. De kas tanjes bevatten een groote hoeveelheid zetmeel, doch behalve dit, ook zeer veel bittere extrac- tiestof, welke voor een gedeelte door koken verdwijnt. Daarna kan zij als voeder voor paar den, varkens en schapen dienst doen. De on aangename bijsmaak verdwijnt echter geheel na herhaalde uitwasschingen met aluinwater (ook sodawater). Voor „dampige" paarden schijnen ze zelfs heilzaam te werken, terwijl herten de afgevallen vruchten bij voorkeur opzoeken. Hard water. Hard water noemt men het wa ter, dat minerale bestanddeelen (kalk, aardzou- ten) bevat. Deze worden door het evenzeer in water aanwezige koolzuur in opgelosten toe stand gehouden. Bij 't verwarmen van het water ontwijkt het koolzuur, wat tengevolge heeft, dat de minerale bestanddeelen bezinken, als een laag de voedingsmiddelen omhullen, het toe- trden der warmte beletten, en daardoor het zacht of week worden bemoeilijken. Om hard water, waarin 'hulsvruchten enz. gekookt moe ten worden, te verbeteren, doet men op 2—3 Liter water een messpits duibbelkoolzuurnatron. Dit is goedkoop (bij den drogist te bekomen) en kan lang bewaard worden. Kainiet tegen Roobol, Dit schadelijke on kruid, dat op zeer verschillende plaatsén voor komt, draagt verschillende namenhermoes, kwadenaard, unjer, honnijt, akkerpaadenstaart, de Latijnsche naam is Epgisetum arvense. Het eten er van verwerkt o.a. diarrhee bij de koeien en vermindert de melkgift tot wel op de helft. Het vernietigen van het onkruid moet gericht zijn op het verdelgen van den wortelstok, die één, twee voeten en soms nog dieper in den grond zit. Eerst als we dien hebben beetgekre- gen en vernietigd, komt het hermoes niet weer. Waar echter slechts een stukje er van blijft zitten, ontwikkelt het onkruid zich opnieuw. Pot 90 ct., Tube 50 ct. Zeep 60 ct. Er Is evenwel een middel om dien taaien wor telstok dood te krijgen, of ten minste heel zwak te maken, maar spoedig gaat dat niet Dat mid del iskainiet. Men moet eenige jaren lang volhouden om in den herfst op met 'hermoes be zette weiden ongeveer 1000 K.G. kaniet per Hectare te strooien. Het kali van 't kainiet blijft dan in den' bovengrond en de chloorver bindingen daarvan zakken naar beneden tot, wat althans is te hopen, de zwarte dwarsge- legen wortelstokken, en schaden die. Iemand, dien we dit middel hadden aangeraden, schreef ons, dat hij door kainiet te strooien, reeds in 't volgende jaar veel minder hermoes had na de tweede aanwending nog minder; na de derde nog weer minder, zoodat het zoo goed als ver dwenen was. 't Spreekt vanzelf, dat bij deze aanwending de phop'horzuur- en stikstofbemes ting niet mag vergeten worden, want het in den bovengrond geblevene geeft aan het gewas alleen kali. Het zou, meenen we, ook van groot voordeel zijn, wanneer de reeds in Maart verschijnende vruchtstengels worden ge plukt en verbrand. Men zegt ook, dat hermoes niet bestand is tegen een bemesting met var- kensmest, wij hebben daaromtrent echter geen ervaring. Kalkmeel en slootaarde schaden aan hermoes niet. Met slootaarde zou men zelfs soms wel nieuw zaad over 't land kunnen bréngen. Korte wenken. De uitgebloeide seringen- bloemen moeten1 afgesneden worden. Het geeft een leelijken aanblik, als ze het heele jaar aan de struiken blijven zitten1 en doen zeer veel kwaad aan den bloei van 't volgende jaar. De kleine moeite van 't afsnijden der uitgebloeide bloemen wordt dus dubbel beloond. Het moet evenwel spoedig geschieden, opdat de nieuwe uitloopers krachtiger word'en. Parelhoen ders scharrelen (krabben) niet, ze kunnen dus ten allen tijde in den tuin naar ongedierte zoe ken, dat ze overigens in groote hoeveelheid ver delgen. Heidekruid (Erica) is een1 voor treffelijk konijnenvoeder. Het bekomt den dieren uitstekend en wordt gaarne genuttigd. B-r. TARWE-ORGANISATIE VOOR ZUID-HOLLAND. Eerste voorloopige lijst van erkende handelaars en tusschenpersonen. H. van Gent, Dén Bommel; M. Joppe Jzn., Sommelsdijk; Landbouwver. Landbouwbelang, Ooltgensplaat; J. B. van Schelven, Oude Tonge; H. Waling, Nieuwe Tonge; W. N. Riedë Gzn„ Rozenburg C 44; J. 6 C. v. Blink, Brielle; v. d. Ban 6 Bouman, Nieuwenhoorn; J. Kranen burg, Hekelingen, Mevr. Wed. Krouwel, 's-Gra- venzande; M. C. Trouw, Brielle; Gebrs. v. d. Knoop, Brielle, Bierkade; J. B. Bakker, Brielle; W. Troost Jacz., Zuid-Beijerland; P. Bouman Pzn., Numansdorp, Havenweg 741; Fop Smit Pzn„ Oud-Beijerland, Beneden Molendijk 35; A. H. v. d. Voort, Zuid-Beijerland A 141; H. J.Groeneweg, Oud-Beijerland; J. W. Achter berg, Goudswarad; W. Zintel, Hazerswoude; A. Verveen, Berkel en Rodenrijs; A. L. Ver hagen A.Lzn., Naaldwijk, Pr. Hendrikstr. 31; J. W. van Erk, Zevenhuizen, Dorpstraat 18; W. van Driel, Benthuizen; H. van Driel, Ze venhuizen; A. P. van Driel, Benthuizen; A. van Driel, Bleiswijk; J. Dorrepaal, Bleiswijk; J. M. Boon, Zegwaart D 24; H. Blonk, Zegwaart, Stationstraat 22b; A. Jonkheid, Waddinxveen, Kerkweg 220; J. van Leeuwen, Moercapelle; J. Lammens, Zoetermeer-Zegwaart; <B. Kool haas, Leimuiden; N.V. Hebermehl's Graanhandel en Exportbedrijf, Nieuwveen; A, v. d. Knijff, Rijnsaterwoude. Zaterdag 20 Juni bij inzet en Zaterdag 27 Juni bij afslag, telkens des avonds 6 uur (zomer tijd) te Ouddorp in het Logement Akershoek, van: a. Een huis en grond te Ouddorp aan den Pik 'en Poeweg, kadaster Sectie B no. 1127, groot 19 aren 50 centiaren (127 R. V. M.), eigendom van Jacobus van 't Geloof, en b. J Een huis en grond te Ouddorp aan de Middel duinen, kadaster Sectie B no. 976, groot 45 aren 60 centiaren (298 R. V. M.), eigendom van Jacob Klijn Mz. c.s. Te aanvaarden 1 Augustus 1931. Notaris VAN DEN BERG. Als je de krantenberichten naleest met de verschillende examenuitslagen, dan kom je zoo langzamerhand tot de gedachte, dat er in onS lieve landje niet veel gezinnen zijn of zijn ge weest, waar men geen examenperiode heeft mee gemaakt. Met opzet zeg ik het gezin, want al moet er maar één uit het gezin examen doen, allen wor den meegesleept met de examenroes en praten er over, en denken er over en niet in het minst tobben er over. Vanzelf spreekt, dat Vader en Moeder met den armen examen-candidaat het meest te lijden hebben van deze examenroes. Er is wel verschil in uitwerking te zien. De candidaat zegt met veel nadruk er nooit te zullen komen, 't Is onmogelijk, dat en dat zit er lang niet genoeg in, maar gedacht wordt, dat er toch nog veel slechter zijn, die nog veel minder weten, nu als die allemaal moesten zak ken, dat zou nog nooit vertoond zijn. Voor 't examen heeft de candidaat ook bij zonder weinig met examinatoren op, alweer vol gens candidaat schijnt er onder dat soort van menschen1 een bijzonder hoog gehalte van on- menschen te schuilen. Althans volgens den candidaat vóór 't examen. Op Moeder heeft de exam'enroes een gansch tegengestelde uitwerking. Ze beweert den heelen dag tegen de(n) geplaagde, dat het nog wel mee kan vallen. Hij (of zij) heeft toch altijd goed zijn (of haar) best gedaan. Ja 't kan best mee vallen, zégt Moeder. Intusschen heeft de candi daat nu buien dat de tevredenheid over eigen ijver menigmaal beneden nul daalt en' menig versnippert uurtje komt voor den geest. Toen dat fietstochtje had beter voor aardrijkskunde, voor wiskunde of talen gebruikt kunnen wor den. Nee, de zelfingenomenheid is voor een poosje wel finaal uit 't hart verdreven. Moeder denkt bij zichzelven vaak: als 't toch maar niet tegenvalt en ze is nu al vol zorg voor haar teleurgesteld kind. En dan ook, wat kan in veel gezinnen een jaar langer studeeren1 niet vaak beteekenen een jaar langer zware financieele zorg. Maar dat zijn van die dingen, die Moeder natuurlijk niet zegt, die zijn er alleen maar om overdacht te worden. Vader ondergaat de examenroes weer anders. Hij praat er niet zooveel over, maar denkt er zooveel te meer over. De toekomst van zijn kind, de zorgen, die bij .evéntueel zakken weer een jaar langer zullen duren. En als Vader er eens over praat, dan zijn het heel zaakkundige opmerkingen of vragen over de verschillende vakken. En of dat niet wat meer opgehaald moet worden, en of En dan de examendag zelf. Dan is alles uit zijn voegen, en kan het ge beuren, dat Moeder jarenlang toegepaste regels en verdeeling van de huishouding totaal vergeet of ze eenvoudig negeert, ze denkt aan haar kind, hoe zou het nu gaan en veel candidaten weten dien dag: Moeder denkt aan ons en Moeder bidt. Vader beleeft zoon dag natuurlijk ook 't heele examengebeuren mee, net als Moeder, al leen /maar, dat merkt men aan hem zoo niet. Eindelijk brengt de uitslag ontspanning, ein delijk te weten wat het nu is, en in veel ge vallen de blijdschap, dat 't nu gelukkig voorbij is, en dan Verder studeeren, de een, of het volle levén in, de ander Dat is nog van later zorg. Eerst nu nog ge nieten de volle weelde van geslaagd te zijn. Aan 't vertellen komt vooreerst geen eind en den examinatoren worden nu ook weer recht gedaan. Ja onder de examinatoren zijn werkelijk ook heel aardige menschen. Ze willen heusch niet wreedaardig elke candidaat laten zakkén. Na een paar dagen gaat het gezin weer tot het gewone leven terug keeren. De examenroes vermindert. Alles gaat weer in 't gewone gareel en er blijken1 behalve examen doen ook nog andere onderwerpen van gesprek te wezen, die interessant «kunnen zijn. Gelukkig, dat dan weer de vacantietijd op komst is, gelukkig voor allen in 't gezin na de spannende weken. Voor den geslaagden candi daat dubbel gelukkig, die heeft na 't inspannend werken wel wat ontspannig verdiend. M'n beste nichtjes en neefjes I Zoo, daar kom ik met mijn wedstrijdnieuws. Erg nieuwsgierig allemaal 'k Heb er eiken dag over gedacht, wat ik nu kiezen zou. 'k Vond het moeilijk, hoor, en ten slotte heb ik het mezelf maar een1 beetje makkelijk gemaakt door twee uit te kiezen, dan doe ik twee groepen een plezier. De teekenaars krijgen later weer eens een beurt. Daar, nu weten jullie alvast, dat het geen teekenwedstrijd worden zal. Wat dan wel Wel, ik geef jullie een AARDRIJKSKUNDIGEN WEDSTRIJD en e'en' OPSTELLENWEDSTRIJD. Over de Aardrijkskundige opgaven heb ik niet veel te vertellen. Jullie moeten opzoeken alle plaatsnamen in ons land, die met een E beginnen. Nu over den opstellenwedstrijd Jullie mogen schrijven waarover je wilt, mits alles eigen werk is, dus nergens uit overge schreven. 't Opstel mag niet langer zijn dan twee blad- zijdén van een gewoon schoolschrift. Het papier mag maar aan één kant beschreven worden. Denk er echter om, je mag maar aan een van beide opgaven meedoen.Wie de Aardrijkskunde kiest, mag dus niet meer meedoen aan den op stellenwedstrijd, en wie liever een opstel maakt, mag aan de Aardrijkskundige opgave niet meer meedoen. Anders blijven de kansen voor een prijs niet meer gelijk. Jullie krijgen een mooi poosje om te werken voor dezen wedstrijd. De inzendingen kunnen tot 7 AUGUSTUS worden ingezonden. En nu, lest best, zeggen jullie, over de prijzen. 'k Geef voor deze wedstrijden 4 BOEKEN en 6 PLATEN. Dat is heel wat, hé Nu, gaat vast maar beginnen, komen er veel dagen, dat het mooi weer is, dan is het werk gedaan en kun je rustig spelen. Wie er nog wat over vragen wil, kan dat altijd doen. Nu, allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. TINEKE. XI. Maar al dat tobben' bracht niet veel raad. Moe morgen beterschap «beloven, wat gaf het, dat had ze al zoo dikwijls gedaan. Laatst nog, toen had ze Moe ook zoo steliig beloofd het nooit, nooit weer te zullen doen. Maar Moe had toen het hoofd geschud en ge zegd: „Ach Tini, zoo kom je er niet. Mijn meisje kan het alleen nooit winnen van haar booze hartje. Tini moet ook daarvoor bidden." Toen was ze heel stil geweest. Ze had er toen ook dikwijls om gebeden. Maar d'en laatsten tijd ,toen het zoo goed ging, had ze er niet meer aan gedacht, was 't vergeten om ook daarvoor te bidden. Zou ze 't weer durven doen. Eerst ver geving vragen, en toen 't heelemaal donker was en stil in huis, ging Tini weer uit bed en deed weer haar avondgebedje, maar nu niet precies, zooals Moe 't haar geleerd had. Tini had nu zooveel te vragen en te zeggen en toch waren het maar e'en paar woorden, die Tini er voor noodig had. Eindelijk viel ze in slaap, maar ze sliep toch niet heelemaal rustig. Ze was blij, dat ze weer op kon staan, an ders was ze niet licht wakker voor Moe ze kwam roepen, maar nu wel, ze was al haast aangekleed toen ze Moe op de gang hoorde komen. Ze was blij, dat ze Moe hoorde, maar toch ook bang. Maar 't was Moe niet, 't meisje kwam de kamer in: „Zoo, ben1 je al op, Tini, maak je maar alleen klaar en kom dan naar de keuken. Moe blijft liggen, ze heeft zoon hoofdpijn." „Maar ik mag toch eerst wel naar Moe toe „Nee, Tini. Je vader is al weg, die moest vanmorgen wat eerder naar 't kantoor. Hij heeft gezegd, dat je niet naar Moe mocht. Moe moet stilblijven rusten." „Wat die Tini schrok. Niet eventjes bij Moe kijken. Angstig keek ze Mina aan. „Is het zoo erg, moet de dokter komen, Mien „Nee, hoor, zoo erg is het nu niet, maar Vader heeft het zoo gezegd en Moe heeft nog niet geroepen of gebeld, In e'en wip was Tini klaar, 't Was tenminste nog beter bij Mien in de keuken, dan alleen boven. Moest ze nu zoo naar school gaan. Moes zou toch wel eventjes roepen voor ze weg ging. Ze had nog wel een poosje tijd. Als Moe nu maar riep, als Moes nou maar niet erg ziek werd. Maar Mien zei, dat het niet zóó erg was. Maar Moe was zoo boos, die wilde haar niet zien. Moe, die anders altijd weer dadelijk haar bij zich nam, al bleef de straf ook niet uit. Nu ja, straf was erg, maar Moes niet zien, dat was vreeselijk. Maar de klokwees schooltijd aan en Tini moest weg. De De Raedtjes kwamen al «bij "t hek. Verdrietig stapte Tini toen maar naar buiten. „Dag Mien." ,Dag Tineke." Mien keek haar na en ze hield in haar e'entje ook een heele redeneering over Tini: ,,'t Is toch wel zielig, dat ze zoo weg moet, zoo'n kind. Ze heeft 'r genoeg verdriet van, dat zie ik wel, maar ja, ze zal het er naar gemaakt hebben, anders doet Mevrouw dat niet." Veel tijd gunde Mien zich echter niet meer, er was genoeg te doen, vooral nou Mevrouw weer zoo'n kwade hoofdpijndag had. Dat was toch ook weer naar, hoor. Ja Tini was toch eigenlijk ook een nest en Mevrouw te goed. Zoo kwam Mien niet klaar met denken, maar 't werk was op tijd verricht. Fré moest Tini nog eens even plagen met gisteravond, maar Tini gaf er geen antwoord op, zoodat Fré en Hans zich sam'en verdiepten in een druk gepraat over de groote mecanodoos en1 wat je daar wel van maken kon. Truus stapte stevig gearmd met Tini verder, en Truus had honderd uit te praten en zat vol plannetjes, hoe ze zouden spelen met Tini's nieuwe speelgoed, maar fijngevoelig als het zachte Truusje was, praatte ze niet over het leuke autotochtje va nden vorigen avond en dat Miep weer zoo uitgelaten was geweest, zoodat ook Mijnheer de Raedt hartelijk had meege- lachen en dat haar Vader expres nog een flink eind had omgereden. Tini had niet veel terug te vertellen. Ze was zoo stil, dat Truus het merkte en heel zachtjes, zoodat Fré en Hans, die een klein eindje voor uit liepen, het niet hooren zouden, vroeg ze „Heb je een standje gehad van je Pa en Moe over gisteravond Tini knikte van nee, maar ze zei ook niets meer, anders was ze vast nog gaan huilen en dat wilde ze niet voor Fré. Ze waren al vlak bij 't dorp en toen kwam een van de schoolvriendinnetjes hen tegemoet, dat gaf weer heel wat gepraat en ging Tini ook eén klein beetje haar verdriet vergeten. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 2