Bij Hoofdpijn t
en bij Kiespijn
HOESJE VOO
VKOUvr eu HS:I3ÏTÜ
Zomersproeten ver
dwijnen in korten tijd geheel door
Sprutol. Bij alle Drogisten.
Binnenland.
Verkoopingen.
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
De Gemeenteraadsverkie»
zing te Ooltgensplaat.
Speciaal zaak H. ADEMA, Binnenweg 32, Rotterdam
MIJnhardt's Poeders.
Land- en Tuinbouw.
gesloten Waarom wordt Sion de
verloste en niet de rest der Menschheid
Heeft Sion dan een schreef voor bij den Rech
ter Maakt de Rechter naar willekeur
een separatie in Zijn overtreders en des doods
schuldigen Is die separatie geen gruwelijk on
recht voor de rest der Menschheid? Is die
separatie niet hard en wreed en onmeedoogend
Waarom ge'en algemeene verzoening,
waar toch algemeene schuld was
Waarom, als dat kruis nu den rechterlijken
toorn wegneemtwaarom dat kruis niet voor
ieder geplant en dan ieder gedwongen
die verlossing te aanvaarden
Hier zwijgen we. Hier „baart 't Besluit" en
bij deze Goddelijke Voorzieningheid in 't se-
pareeren, in 't toebrengen van Sion en 't ver
werpen der rest, leggen we de hand op den
mond. En gelooven, dat Hij alle dingén werkt
naar den raad Zijns wil (Ef. 1 1). Die wil
is 't, welke den mensch als mensoh, uit ge
nade, nog laat bestaan op deze wereld: de
algemeene genade. Die wil is 't, welke de
onderscheiden wegen en leidingen aanlegt, waar
op eii waardoor de geloovige Sioniet zijn levens
pad met hoop tegen hoop bewandelt; de be
moeienissen des Heeren in zegen en kastijding
geop'enbaard, aanvaardt als de uiting van zijns
Konings welbehagen en recht. Die wil is 't,
welke den geliefden Zoon overgaf om smadelijk
te hangen aan een kruis; Hem af te schaduwen
in Israël; Hem reeds te beloven in Gen. 3 vs. 15;
Hem tot mikpunt te maken van Satan, die zijn
verzenen zou doorspijkeren; Hem te stellen tot
dwaasheid aan den Griek en tot ergernis aan
den Jood.
Diewilis't, waarom Hij de harde harten
van de uitverkorenen of der ten heil en zalig
heid gesepareerden, vermurwt; ze samen
brengt in één Organisatie, de onzichtbare Kerk,
én in 't Instituut der ambtelijke bediening om
hun welwezen te bevorderen.
Die wil is 't, waarom Hij de rest verderft,
en overgeeft om door den duivel georganiseerd
te worden tot een wereldmacht; tot een buigen,
bukken en toegeven aan de „overheden in de
lucht".
Die wil is 't w i 11 e n der Antithese tusschen
Kerk en Wereld; tussch'en Sions Godgewijden
top en de bultige bergen van BasanHier
bij dezen W i 1 der absolute antithesehier
leggen we de hand op den mondmet de
vraag alleenWaar sta ik persoonlijk in
deze antithese
v. d. W.
Middelharnis, 27 Juni 1931'.
(Wordt vervolgd).
NABETRACHTING.
Woensdag 17 Juni, des avonds 7 uur, zijn alle
stembureaux in het raadhuis. De tribune der
raadszaal is geheel gevuld met belangstellend
publiek. De nieuwsgierige massa achter de balie
zegt niet veel. Ge'en straatrumoer klinkt storend
tusschen dé cijfergesprekken aan de groene tafel:
men wacht slechts op de cijfers, welke bekend
gemaakt zullen worden.
Kiezers en kiezeressen zijn ter stembus ge
togen en hebben hun plicht gedaan. De leden
der stembureaux hebben geturfd en geteld en
brachten den uitslag op de staten, welke naar
bet hoofdstembureau gegaan zijn ter verdere be
werking 'en recapitulatie.
Daar zitten de cijferaars en rekenmeesters nu
en geven ieder candidaat zijn bescheiden deel,
hem door de kiezers en kiezeressen gegund en
verzekerd.
Nog vóór half acht deelt de burgemeester het
publiek mede het aantal stemmen op elke lijst
en op de candidaten dier lijsten uitgebracht.
De Antirevolutionaire lijst had op l5/n stem
na drie keer de kiesdeeler bereikt. Het aantal
zetels werd weer op 3 gebracht.
De Antirevolutionaire partij klom van 295
stemmen in 1927 op 363 stemmen nu: of, in per
centen van .65 op 27.17 Met groote toe
wijding en bezieling heeft het antirevolutionaire
kiezerscorps van Ooltgensplaat deelgenom'en aan
den stembusstrijd.
Hoe dichter de verkiezingsdag naderde, hoe
meer het besef van eenheid toch weer allen
lokte, die, bewust of minder bewust, leven uit
de antirevolutionaire beginselen. Wij meenen
zelfs, dat deze saamhoorigheid, het dicht op el
kaar aandringen, om gezamenlijk te strijden, kon
het zijn den vierden raadszetel te veroveren,
ditmaal grooter was dan de laatste jaren.
Al is er dan een scheur gekomen in de ge
lederen der Christus-belijders in ons land, daar
tegenover staat, dat steeds meerderen zich grim
mig afkeeren van de afbraakpolitiek en him 'hart
wijd openzetten voor wat in den grond der zaak
één is en één moet zijn.
Zoo trokken wij Woensdag 17 Juni op, in
één gelid. Mannen en vrouwen, boeren en bur
gers, ambtenaren en middenstanders, patroons
en arbeiders.
En tezamen bouwden wij aan een schoon
mozaiek. Want nog is de Anti-Rev. partij de
nationale partij, de volkspartij bij uitnemendheid.
Den horoscoop trokken wij niet. Profeteeren
was ons vak niet. Wij hebben gewerkt en ge
beden. Wij hadden goeden moed. De kansen
stonden niet slecht.
Algemeen werd in onze kringen gevoeld, dat
een eendrachtelijk strijden niet het minst voor de
antirevolutionairen van groote beteekenis zou
blijken.
Immers in de politieke verhoudingen was al
lengs groote wijziging gekomen. Door de splijt
zwam onder de liberalen, maar ook door den
gestadigen groei van de socialistische beweging,
was de eens zoo machtige positie van het libe
ralisme, ernstig, zoo niet onherstelbaar ver
zwakt.
Tegenover dat hopeloos verdeelde liberalisme
trad de goed aaneengesloten antirevolutionaire
partij met groeiende kracht en dus met groot
gezag op.
De antirevolutionairen te Ooltgensplaat be
seffen thans, dat de groote kamp gaat om het
behoud van de geestelijke en zedelijke grond-
slagen van ons volksleven,
j Meer en meer dringt het tot onze m'enschen
I door, dat wij moeten ophouden mee te doen
aan versnippering van kracht en als één man
i ter stembus moeten gaan voor onze schoone
i antirevolutionaire beginselen,
j Wat den uitslag van de Gemeenteraadsver-
kiezing betreft, hebben wij reden tot dankbaar-
I heid, ook al kon de vierde zetel de antirev.
i partij niet worden toegewezen.
Het is jammer, doch ten slotte is stemmen-
aanwas ons weer waard dan zetelwinst. Het
voornaamste en allesbeheerschende is, dat het
percentage versterkt werd. En daarop komt 'het
aan. Eén zetel kan door de verkiezingstechniek
verkregen worden. We zagen er ditmaal tref
fende voorbeelden van. Indien op de lijst van
den Vrijheidsbond 2 stemmen meer waren uit
gebracht, had deze partij haar zetel behouden,
terwijl de S. G. P. een zetel verloren had. Had
de S. G. P. 4 stemmen minder gehad, dan zou
de Anti-Rev. Partij den vierden zetel zijn toe
gewezen
Het percentage der kiezers, dat op een be
paalde partij zijn stem uitbrengt, beslist.
Het belangrijkste van deze verkiezing is ech
ter de gebleken soliditeit der Anti-Rev. Partij.
Vooral dn tijden van malaise en groote werk
loosheid heeft de Anti-Rev. Partij het 't hardst
te verantwoorden. Het doet weldadig aan, dat
we den palmboom tegen de verdrukking in zien
groeien. En zelfs bij geen verhoogd percentage
onzerzijds hadden wij van bevrediging durven
spreken. Want in de troebele wateren is druk
gevischt. De heer L. A. Hobbel heeft zijn ver-
kiezingsnet uitgeworpen in alle politieke wateren.
Hij heeft het stemcijfer zijner lijst kunnen op
voeren tot 198 door roofbouw te plegen in di
verse partijen. Zelfs met de hulp van enkele
roomsch-katholieke dissidenten en ontevreden
vrijheidsbonders kon hij zijn stempercentage van
1927 niet handhaven. Percentsgewijze liep hij
terug van 15.005 in 1927 op 14.88 in 1931.
Wij gelooven vast, dat de heer Hobbel zijn
hoogtepunt bereikt heeft. Hij is een meteoor
steen, die even glimt, om voor goed in 't niet
te verdwijnen.
Niettemin heeft hij het op zijn geweten, dat
de eenige officieele afgevaardigde van den
Vrijheidsbond, den heer B. Noordijk, uit dén
Raad verdwijnt.
De Vrijheidsbond heeft te Ootgensplaat op
gehouden te bestaan. De partijgenooten zelf heb
ben hun prachtig liberaal bolwerk, waarop ze
vroeger zoo trots waren, met eigen handen af
gebroken.
Bij de liberalen gaat het niet in de eerste
plaats over de beginselen, maar over de per
sonen.
De candidaten moeten terugtreden en voor
onzen blik rijzen zij op in al hun onvolmaakt
heid als de dragers onzer beginselen. In antirev.
kring zijn arbeiders, bakkers, boekdrukkers en
zaadhandelaars één. De menschen steeds klei
ner en het ideaal steeds grooter. En dat
ideaal is: onderwerping van al wat leeft in staat
en maatschappij aan God Almachtig.
Bij de liberalen is het juist omgekeerd: de
menschen groot en het ideaal klein. Dat
ideaal is jacht om eer en positie op openbaar
gebied met miskenning van de rechten van an
deren.
Als straks de heer B. Noordijk uit den Raad
verdwijnt, eeren wij in hem een goed raadslid en
wethouder, doch niet een man van het woord.
Hij was niet iemand, die naar buiten uitblonk,
maar toch was hij, en dit zullen de liberalen
mij toegeven, een joviale man, beginselvast en
toch soepel, zakelijk en toch meegaand, rond
en rechtuit en toch ook taktisch, precies wat
Ooltgensplaat noodig heeft.
Hij was een hoogstaand man, die niet hield
van ruggespraak met zijn kiezers. Daarom juist
was een actie tegen hem op touw gezet.
Doos 45 ct. Bij Uw Drogist.
En zoo is de heer Noordijk als laatste ver
tegenwoordiger van den Vrijheidsbond uit den
Raad verdwenen. De Vrijheidsbond heeft zelf
moord gepleegd. Dat is ten slotte het rampzalig
einde ook van e'en politieke partij, welke leeft
uit den geest der materie.
Er is geen gedachte, dié ons beslister boven
de macht van het stof en dus ook boven de
verleiding der liberale politiek verheft dan de
belijdenis: Tegen de Revolutie het Evangelie
dat is vrijmaking van uw eigen staatkundig
ideaal, van uw eigen politiek besef, van allen
band, die U inwendig zou willen knellen tegen
den aard van het anti-rev. beginsel in.
Tegen de Revolutie het Evangelie, dat is de
tenietdoening van allen dienst van het creatuur;
dat is, om niet verder den rijkdom dezer alles
beheerschende gedachte uit te spinnen, een ver
heffen van uw antirevolutionaire belijdenis bo
ven de zichtbare wereld en een opheffen van
uw politieken geest in U tot die hooge sferen
van de onzienlijke wereld, waar God zelf het
ontoegankelijk licht bewoont. En dan komt dien
tengevolge al het zienlijk, ook de man met den
geldbuidel, in de tweede plaats, in afhankelijke
betrekking. Dan is het verscheiden van een
vooraanstaand notaris eenmaal de stuwkracht
van het liberalisme in onze gemeente, niet de
wegsterving van uw politiek bestaan.
mm
UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD.
(Nadruk verboden).
De Boomgaard, Men ziet buiten nogal eens
de fout maken, dat men den moestuin veel te
groot neemt. Het is altijd véél verstandiger, den
moestuin niet grooter te nemen, dan voor eigen
gebruik noodig is, en de rest van den grond
met vruchtboomen te bezetten, want overschot
van ooft kan men altijd veel gemakkelijker van
de hand zetten, dan een overschot van versche
groenten. Daze boomgaarden worden natuurlijk
heel anders aangelegd, dan /wat men in de
stadstuinen een boomgaard noemt. In stadstui
nen heeft men meestal laagstammen, terwijl bui
ten de hoog- en halfstam tot hun recht kunnen
komen. In den stadstuin is het ooft meer een
aardigheid, een liefhebberij, buiten staat het met
de groenten als wintervoorraad op gelijke lijn.
Nauwkeurige voorschriften, voor alle mogelijke
gevallen passende, wat en hoe geplant moet
worden, laten zich natuurlijk niet geven. Zeer
veel hangt af van allerlei plaatselijke omstan
digheden. De ligging van het stuk grond, de
natuurlijke beschutting (b.v. door bosch enz.),
de grondsoort, de nabijheid van e'en markt, de
plaatselijke smaak enz-, dat alles moet bij den
aanleg worden overwogen.Heeft men dat ge
daan en komen dan nog fouten voor, dan kun
nen die in den regel gemakkelijk verholpen wor
den. Mén kan dus, wat helaas nog al eens
voorkomt, niet te werk gaan naar een voor
beeld, dat men op een andere plaats, maar dan
ook meestal onder andere omstandigheden, ge-
zién heeft.
Ons land heeft door zijn vlakken vorm wel
niet zooveel beschutte terreinen als andere lan
den, die meer bergen, heuvels en bosschen heb
ben, maar toch is de toestand van dien aard,
dat de ooftteelt een winstgevende zaak kan zijn
en bij goede behandeling bereiken de vruchten
een' vrij hooge graad van volkomenheid. Van
de grondsoorten is klei voor alle ooftsoorten
de beste; dan volgen zand- en mergelhoudende
klei, zandgrond met klei- 'en leembestanddeelen,
en verweerde steenachtige grond. In deze grond
mag echter nooit de kalk ontbreken. Ongeschikt
voor ooftbouw is een bodem met zeer hoog
staand grondwater, of met een ondergrond, die
geen water doorlaateen al te droge grond
zuivere zandgrondzware leemgrond en rots
grond. Van rotsgrond hebben we in ons land
weinig last.
Meidoorn. De Meidoorn (Crataegus oxyacan-
tha L.) wordt vaak gebezigd voor heggen om
boomgaarden of tuinen. Aan te bevelen is het
geenszins. Op Meidoorn toch leven dezelfde
schadelijke insecten als op appels, peren enz.
Planten bij hagen van Meidoorn, dan is het
juist of we onze vijanden gelegenheid willen
geven ons te overrompelen. Wij zouden haast
willen adviseeren„Plant wat ge wilt, maar
geen Meidoorn". Wilt ge een stevige afsluiting
om tuin of boomgaard, en tevens nog wat daar
van profiteeren, poot dan gele cornoelje (Cor-
nus mas.), welker roode bessen een aangename
vrucht zijn, en waarop ge weinig of geen vre-
terij zult hebben.
De wilde Kastanje. De naam „Wilde kas
tanje" duidt reeds aan, dat deze vrucht voor
den mensch weinig waarde heeft, doch daar
staat tegenover, dat men ze ook „paardenkas-
tanje" noemt. Daaruit zou men afleiden, dat
ze tenminste voor ons vee nog dienstig kan
zijn. Dit is ook eenigermate het geval. De kas
tanjes bevatten een groote hoeveelheid zetmeel,
doch behalve dit, ook zeer veel bittere extrac-
tiestof, welke voor een gedeelte door koken
verdwijnt. Daarna kan zij als voeder voor paar
den, varkens en schapen dienst doen. De on
aangename bijsmaak verdwijnt echter geheel na
herhaalde uitwasschingen met aluinwater (ook
sodawater). Voor „dampige" paarden schijnen
ze zelfs heilzaam te werken, terwijl herten de
afgevallen vruchten bij voorkeur opzoeken.
Hard water. Hard water noemt men het wa
ter, dat minerale bestanddeelen (kalk, aardzou-
ten) bevat. Deze worden door het evenzeer in
water aanwezige koolzuur in opgelosten toe
stand gehouden. Bij 't verwarmen van het water
ontwijkt het koolzuur, wat tengevolge heeft, dat
de minerale bestanddeelen bezinken, als een
laag de voedingsmiddelen omhullen, het toe-
trden der warmte beletten, en daardoor het
zacht of week worden bemoeilijken. Om hard
water, waarin 'hulsvruchten enz. gekookt moe
ten worden, te verbeteren, doet men op 2—3
Liter water een messpits duibbelkoolzuurnatron.
Dit is goedkoop (bij den drogist te bekomen)
en kan lang bewaard worden.
Kainiet tegen Roobol, Dit schadelijke on
kruid, dat op zeer verschillende plaatsén voor
komt, draagt verschillende namenhermoes,
kwadenaard, unjer, honnijt, akkerpaadenstaart,
de Latijnsche naam is Epgisetum arvense. Het
eten er van verwerkt o.a. diarrhee bij de koeien
en vermindert de melkgift tot wel op de helft.
Het vernietigen van het onkruid moet gericht
zijn op het verdelgen van den wortelstok, die
één, twee voeten en soms nog dieper in den
grond zit. Eerst als we dien hebben beetgekre-
gen en vernietigd, komt het hermoes niet weer.
Waar echter slechts een stukje er van blijft
zitten, ontwikkelt het onkruid zich opnieuw.
Pot 90 ct., Tube 50 ct. Zeep 60 ct.
Er Is evenwel een middel om dien taaien wor
telstok dood te krijgen, of ten minste heel zwak
te maken, maar spoedig gaat dat niet Dat mid
del iskainiet. Men moet eenige jaren lang
volhouden om in den herfst op met 'hermoes be
zette weiden ongeveer 1000 K.G. kaniet per
Hectare te strooien. Het kali van 't kainiet
blijft dan in den' bovengrond en de chloorver
bindingen daarvan zakken naar beneden tot,
wat althans is te hopen, de zwarte dwarsge-
legen wortelstokken, en schaden die. Iemand,
dien we dit middel hadden aangeraden, schreef
ons, dat hij door kainiet te strooien, reeds in
't volgende jaar veel minder hermoes had na
de tweede aanwending nog minder; na de derde
nog weer minder, zoodat het zoo goed als ver
dwenen was. 't Spreekt vanzelf, dat bij deze
aanwending de phop'horzuur- en stikstofbemes
ting niet mag vergeten worden, want het in
den bovengrond geblevene geeft aan het gewas
alleen kali. Het zou, meenen we, ook van groot
voordeel zijn, wanneer de reeds in Maart
verschijnende vruchtstengels worden ge
plukt en verbrand. Men zegt ook, dat hermoes
niet bestand is tegen een bemesting met var-
kensmest, wij hebben daaromtrent echter
geen ervaring. Kalkmeel en slootaarde schaden
aan hermoes niet. Met slootaarde zou men zelfs
soms wel nieuw zaad over 't land kunnen
bréngen.
Korte wenken. De uitgebloeide seringen-
bloemen moeten1 afgesneden worden. Het
geeft een leelijken aanblik, als ze het heele jaar
aan de struiken blijven zitten1 en doen zeer veel
kwaad aan den bloei van 't volgende jaar. De
kleine moeite van 't afsnijden der uitgebloeide
bloemen wordt dus dubbel beloond. Het moet
evenwel spoedig geschieden, opdat de nieuwe
uitloopers krachtiger word'en. Parelhoen
ders scharrelen (krabben) niet, ze kunnen dus
ten allen tijde in den tuin naar ongedierte zoe
ken, dat ze overigens in groote hoeveelheid ver
delgen. Heidekruid (Erica) is een1 voor
treffelijk konijnenvoeder. Het bekomt den dieren
uitstekend en wordt gaarne genuttigd.
B-r.
TARWE-ORGANISATIE VOOR
ZUID-HOLLAND.
Eerste voorloopige lijst van erkende handelaars
en tusschenpersonen.
H. van Gent, Dén Bommel; M. Joppe Jzn.,
Sommelsdijk; Landbouwver. Landbouwbelang,
Ooltgensplaat; J. B. van Schelven, Oude Tonge;
H. Waling, Nieuwe Tonge; W. N. Riedë Gzn„
Rozenburg C 44; J. 6 C. v. Blink, Brielle;
v. d. Ban 6 Bouman, Nieuwenhoorn; J. Kranen
burg, Hekelingen, Mevr. Wed. Krouwel, 's-Gra-
venzande; M. C. Trouw, Brielle; Gebrs. v. d.
Knoop, Brielle, Bierkade; J. B. Bakker, Brielle;
W. Troost Jacz., Zuid-Beijerland; P. Bouman
Pzn., Numansdorp, Havenweg 741; Fop Smit
Pzn„ Oud-Beijerland, Beneden Molendijk 35;
A. H. v. d. Voort, Zuid-Beijerland A 141;
H. J.Groeneweg, Oud-Beijerland; J. W. Achter
berg, Goudswarad; W. Zintel, Hazerswoude;
A. Verveen, Berkel en Rodenrijs; A. L. Ver
hagen A.Lzn., Naaldwijk, Pr. Hendrikstr. 31;
J. W. van Erk, Zevenhuizen, Dorpstraat 18;
W. van Driel, Benthuizen; H. van Driel, Ze
venhuizen; A. P. van Driel, Benthuizen; A. van
Driel, Bleiswijk; J. Dorrepaal, Bleiswijk; J. M.
Boon, Zegwaart D 24; H. Blonk, Zegwaart,
Stationstraat 22b; A. Jonkheid, Waddinxveen,
Kerkweg 220; J. van Leeuwen, Moercapelle;
J. Lammens, Zoetermeer-Zegwaart; <B. Kool
haas, Leimuiden; N.V. Hebermehl's Graanhandel
en Exportbedrijf, Nieuwveen; A, v. d. Knijff,
Rijnsaterwoude.
Zaterdag 20 Juni bij inzet en Zaterdag 27
Juni bij afslag, telkens des avonds 6 uur (zomer
tijd) te Ouddorp in het Logement Akershoek,
van: a. Een huis en grond te Ouddorp aan den
Pik 'en Poeweg, kadaster Sectie B no. 1127,
groot 19 aren 50 centiaren (127 R. V. M.),
eigendom van Jacobus van 't Geloof, en b. J
Een huis en grond te Ouddorp aan de Middel
duinen, kadaster Sectie B no. 976, groot 45
aren 60 centiaren (298 R. V. M.), eigendom
van Jacob Klijn Mz. c.s. Te aanvaarden 1
Augustus 1931.
Notaris VAN DEN BERG.
Als je de krantenberichten naleest met de
verschillende examenuitslagen, dan kom je zoo
langzamerhand tot de gedachte, dat er in onS
lieve landje niet veel gezinnen zijn of zijn ge
weest, waar men geen examenperiode heeft mee
gemaakt.
Met opzet zeg ik het gezin, want al moet er
maar één uit het gezin examen doen, allen wor
den meegesleept met de examenroes en praten
er over, en denken er over en niet in het minst
tobben er over.
Vanzelf spreekt, dat Vader en Moeder met
den armen examen-candidaat het meest te lijden
hebben van deze examenroes.
Er is wel verschil in uitwerking te zien. De
candidaat zegt met veel nadruk er nooit te
zullen komen, 't Is onmogelijk, dat en dat zit
er lang niet genoeg in, maar gedacht wordt,
dat er toch nog veel slechter zijn, die nog veel
minder weten, nu als die allemaal moesten zak
ken, dat zou nog nooit vertoond zijn.
Voor 't examen heeft de candidaat ook bij
zonder weinig met examinatoren op, alweer vol
gens candidaat schijnt er onder dat soort van
menschen1 een bijzonder hoog gehalte van on-
menschen te schuilen.
Althans volgens den candidaat vóór 't examen.
Op Moeder heeft de exam'enroes een gansch
tegengestelde uitwerking. Ze beweert den heelen
dag tegen de(n) geplaagde, dat het nog wel mee
kan vallen. Hij (of zij) heeft toch altijd goed
zijn (of haar) best gedaan. Ja 't kan best mee
vallen, zégt Moeder. Intusschen heeft de candi
daat nu buien dat de tevredenheid over eigen
ijver menigmaal beneden nul daalt en' menig
versnippert uurtje komt voor den geest. Toen
dat fietstochtje had beter voor aardrijkskunde,
voor wiskunde of talen gebruikt kunnen wor
den. Nee, de zelfingenomenheid is voor een
poosje wel finaal uit 't hart verdreven. Moeder
denkt bij zichzelven vaak: als 't toch maar niet
tegenvalt en ze is nu al vol zorg voor haar
teleurgesteld kind. En dan ook, wat kan in veel
gezinnen een jaar langer studeeren1 niet vaak
beteekenen een jaar langer zware financieele
zorg. Maar dat zijn van die dingen, die Moeder
natuurlijk niet zegt, die zijn er alleen maar om
overdacht te worden.
Vader ondergaat de examenroes weer anders.
Hij praat er niet zooveel over, maar denkt er
zooveel te meer over. De toekomst van zijn
kind, de zorgen, die bij .evéntueel zakken weer
een jaar langer zullen duren.
En als Vader er eens over praat, dan zijn het
heel zaakkundige opmerkingen of vragen over
de verschillende vakken. En of dat niet wat
meer opgehaald moet worden, en of
En dan de examendag zelf.
Dan is alles uit zijn voegen, en kan het ge
beuren, dat Moeder jarenlang toegepaste regels
en verdeeling van de huishouding totaal vergeet
of ze eenvoudig negeert, ze denkt aan haar
kind, hoe zou het nu gaan en veel candidaten
weten dien dag: Moeder denkt aan ons en
Moeder bidt.
Vader beleeft zoon dag natuurlijk ook 't
heele examengebeuren mee, net als Moeder, al
leen /maar, dat merkt men aan hem zoo niet.
Eindelijk brengt de uitslag ontspanning, ein
delijk te weten wat het nu is, en in veel ge
vallen de blijdschap, dat 't nu gelukkig voorbij
is, en dan Verder studeeren, de een, of het
volle levén in, de ander
Dat is nog van later zorg. Eerst nu nog ge
nieten de volle weelde van geslaagd te zijn.
Aan 't vertellen komt vooreerst geen eind en
den examinatoren worden nu ook weer recht
gedaan. Ja onder de examinatoren zijn werkelijk
ook heel aardige menschen. Ze willen heusch
niet wreedaardig elke candidaat laten zakkén.
Na een paar dagen gaat het gezin weer tot
het gewone leven terug keeren. De examenroes
vermindert. Alles gaat weer in 't gewone gareel
en er blijken1 behalve examen doen ook nog
andere onderwerpen van gesprek te wezen, die
interessant «kunnen zijn.
Gelukkig, dat dan weer de vacantietijd op
komst is, gelukkig voor allen in 't gezin na de
spannende weken. Voor den geslaagden candi
daat dubbel gelukkig, die heeft na 't inspannend
werken wel wat ontspannig verdiend.
M'n beste nichtjes en neefjes I
Zoo, daar kom ik met mijn wedstrijdnieuws.
Erg nieuwsgierig allemaal
'k Heb er eiken dag over gedacht, wat ik
nu kiezen zou. 'k Vond het moeilijk, hoor, en
ten slotte heb ik het mezelf maar een1 beetje
makkelijk gemaakt door twee uit te kiezen, dan
doe ik twee groepen een plezier. De teekenaars
krijgen later weer eens een beurt.
Daar, nu weten jullie alvast, dat het geen
teekenwedstrijd worden zal.
Wat dan wel
Wel, ik geef jullie een
AARDRIJKSKUNDIGEN WEDSTRIJD
en e'en'
OPSTELLENWEDSTRIJD.
Over de Aardrijkskundige opgaven heb ik
niet veel te vertellen. Jullie moeten opzoeken
alle plaatsnamen in ons land, die met een E
beginnen.
Nu over den opstellenwedstrijd
Jullie mogen schrijven waarover je wilt, mits
alles eigen werk is, dus nergens uit overge
schreven.
't Opstel mag niet langer zijn dan twee blad-
zijdén van een gewoon schoolschrift. Het papier
mag maar aan één kant beschreven worden.
Denk er echter om, je mag maar aan een van
beide opgaven meedoen.Wie de Aardrijkskunde
kiest, mag dus niet meer meedoen aan den op
stellenwedstrijd, en wie liever een opstel maakt,
mag aan de Aardrijkskundige opgave niet meer
meedoen. Anders blijven de kansen voor een
prijs niet meer gelijk.
Jullie krijgen een mooi poosje om te werken
voor dezen wedstrijd.
De inzendingen kunnen tot 7 AUGUSTUS
worden ingezonden.
En nu, lest best, zeggen jullie, over de prijzen.
'k Geef voor deze wedstrijden
4 BOEKEN
en
6 PLATEN.
Dat is heel wat, hé Nu, gaat vast maar
beginnen, komen er veel dagen, dat het mooi
weer is, dan is het werk gedaan en kun je
rustig spelen. Wie er nog wat over vragen wil,
kan dat altijd doen.
Nu, allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
TINEKE.
XI.
Maar al dat tobben' bracht niet veel raad.
Moe morgen beterschap «beloven, wat gaf het,
dat had ze al zoo dikwijls gedaan.
Laatst nog, toen had ze Moe ook zoo steliig
beloofd het nooit, nooit weer te zullen doen.
Maar Moe had toen het hoofd geschud en ge
zegd: „Ach Tini, zoo kom je er niet. Mijn meisje
kan het alleen nooit winnen van haar booze
hartje. Tini moet ook daarvoor bidden."
Toen was ze heel stil geweest. Ze had er
toen ook dikwijls om gebeden. Maar d'en laatsten
tijd ,toen het zoo goed ging, had ze er niet
meer aan gedacht, was 't vergeten om ook
daarvoor te bidden.
Zou ze 't weer durven doen. Eerst ver
geving vragen, en toen 't heelemaal donker was
en stil in huis, ging Tini weer uit bed en deed
weer haar avondgebedje, maar nu niet precies,
zooals Moe 't haar geleerd had. Tini had nu
zooveel te vragen en te zeggen en toch waren
het maar e'en paar woorden, die Tini er voor
noodig had.
Eindelijk viel ze in slaap, maar ze sliep toch
niet heelemaal rustig.
Ze was blij, dat ze weer op kon staan, an
ders was ze niet licht wakker voor Moe ze
kwam roepen, maar nu wel, ze was al haast
aangekleed toen ze Moe op de gang hoorde
komen. Ze was blij, dat ze Moe hoorde, maar
toch ook bang.
Maar 't was Moe niet, 't meisje kwam de
kamer in: „Zoo, ben1 je al op, Tini, maak je
maar alleen klaar en kom dan naar de keuken.
Moe blijft liggen, ze heeft zoon hoofdpijn."
„Maar ik mag toch eerst wel naar Moe toe
„Nee, Tini. Je vader is al weg, die moest
vanmorgen wat eerder naar 't kantoor. Hij heeft
gezegd, dat je niet naar Moe mocht. Moe moet
stilblijven rusten."
„Wat die Tini schrok. Niet eventjes bij Moe
kijken. Angstig keek ze Mina aan.
„Is het zoo erg, moet de dokter komen,
Mien
„Nee, hoor, zoo erg is het nu niet, maar
Vader heeft het zoo gezegd en Moe heeft nog
niet geroepen of gebeld,
In e'en wip was Tini klaar, 't Was tenminste
nog beter bij Mien in de keuken, dan alleen
boven. Moest ze nu zoo naar school gaan.
Moes zou toch wel eventjes roepen voor ze weg
ging. Ze had nog wel een poosje tijd. Als Moe
nu maar riep, als Moes nou maar niet erg ziek
werd. Maar Mien zei, dat het niet zóó erg was.
Maar Moe was zoo boos, die wilde haar niet
zien. Moe, die anders altijd weer dadelijk haar
bij zich nam, al bleef de straf ook niet uit.
Nu ja, straf was erg, maar Moes niet zien, dat
was vreeselijk.
Maar de klokwees schooltijd aan en Tini
moest weg. De De Raedtjes kwamen al «bij "t
hek.
Verdrietig stapte Tini toen maar naar buiten.
„Dag Mien."
,Dag Tineke."
Mien keek haar na en ze hield in haar e'entje
ook een heele redeneering over Tini: ,,'t Is toch
wel zielig, dat ze zoo weg moet, zoo'n kind.
Ze heeft 'r genoeg verdriet van, dat zie ik wel,
maar ja, ze zal het er naar gemaakt hebben,
anders doet Mevrouw dat niet."
Veel tijd gunde Mien zich echter niet meer,
er was genoeg te doen, vooral nou Mevrouw
weer zoo'n kwade hoofdpijndag had.
Dat was toch ook weer naar, hoor. Ja Tini
was toch eigenlijk ook een nest en Mevrouw
te goed. Zoo kwam Mien niet klaar met denken,
maar 't werk was op tijd verricht.
Fré moest Tini nog eens even plagen met
gisteravond, maar Tini gaf er geen antwoord
op, zoodat Fré en Hans zich sam'en verdiepten
in een druk gepraat over de groote mecanodoos
en1 wat je daar wel van maken kon.
Truus stapte stevig gearmd met Tini verder,
en Truus had honderd uit te praten en zat vol
plannetjes, hoe ze zouden spelen met Tini's
nieuwe speelgoed, maar fijngevoelig als het
zachte Truusje was, praatte ze niet over het
leuke autotochtje va nden vorigen avond en dat
Miep weer zoo uitgelaten was geweest, zoodat
ook Mijnheer de Raedt hartelijk had meege-
lachen en dat haar Vader expres nog een flink
eind had omgereden.
Tini had niet veel terug te vertellen. Ze was
zoo stil, dat Truus het merkte en heel zachtjes,
zoodat Fré en Hans, die een klein eindje voor
uit liepen, het niet hooren zouden, vroeg ze
„Heb je een standje gehad van je Pa en Moe
over gisteravond
Tini knikte van nee, maar ze zei ook niets
meer, anders was ze vast nog gaan huilen en
dat wilde ze niet voor Fré.
Ze waren al vlak bij 't dorp en toen kwam
een van de schoolvriendinnetjes hen tegemoet,
dat gaf weer heel wat gepraat en ging Tini ook
eén klein beetje haar verdriet vergeten.
(Wordt vervolgd).