Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
imelsik
4$
Antirevolutionair
IN HOC SIGNO YINCES
"1
No. 3754
ZATERDAG 13 JUNI 1931
46ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
II
Socialisme en Sociale
actie niet hetzelfde.
Sion zal door Hecht
verlost worden.
bs per 100 K.G.
lanaf heden niet
lenlandsche gra-
tarwe 5.50
rogge 45,
Ier 4.50—6.50,
pr 100 kg.
UÏDAPPELEN.
eden waren de
loig.t: Brielsche
fche blauwe 6
Friesche eigen-
1.506, red star
l, malta's winter
lelijken aanvoer
het gansche
eetlusteen
at de sappen
I
i
dat U helpt.
it; gedurige
>uten uit de
d wordt op»
maakt uw
pnenkort dat
eid behoort, fl
12 fl. f 21—. (I
Den Haag.
Dexe Courant veischfnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b( vooruitbetaling.
BUITENLAND b* vooruitbetaling f 8.50 per Jaar,
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN A ZONEN
SOMMELSDIJX
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.- per plaatslag.
Groote letters en vignetten worde® berekend naar de plaatsruimte, die sij beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Alle stukkeai voor de Redactie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie franco toeterenden aan de Uitgevers
Er zijn nog altijd menschen, die so
ciale wetgeving in strijd met de roeping
der overheid achten.
„Al die wetten hoort men wel eens
klagen, en in één adem wordt er aan
toegevoegd: „Waar blijft je vrijheid
Nu is het maar de vraag wat men
onder „vrijheid" verstaan wil hebben.
De ware vrijheid sluit gebondenheid
geenszins uit, integendeel, ware vrijheid
is zonder gebondenheid zelfs onbe
staanbaar .Wie goed over de dingen
doordenkt, stemt dat volmondig toe.
Dat is ook geheel in overeenstem-
Jdsjping met de Schrift, die ons immers
"C^zegt: „alwaar de wet isf daar is vrij
heid".
Zonder de wet is er enkel maar los
bandigheid, de caricatuur van vrijheid.
Door gebondenheid aan de wet, kun
nen we in vrijheid leven.
Dat is ook zoo met de sociale wet
geving.
Er is in de vorige eeuw inderdaad
groote wetloosheid op het sociaal ter
rein geweest.
Maar kon die toestand „vrijheid"
genoemd worden
De patroons waren inderdaad vrij om
te doen met hun arbeiders wat zij wil
den, maar van die vrijheid werd grove
misbruik gemaakt en daardoor ontaard
de die vrijheid in losbandigheid. Op
gruwelijke wijze werd de arbeidende
jjtand uitgemergeld, zoodat, toen de of-
,4pieele rapporten openbaar gemaakt
werden de weldenkende mensch gruw
de van zulke toestanden van exploitatie
van de arbeiders met hun vrouwen en
kleine kinderen.
Zeker was er toen een „vrijheid",
óók voor de arbeiders.
Er was geen werktijdenbesluit, geen
enkele sociale maatregel en hij had zich
niet te houden aan een collectief con
tract enz.
Maar wat had de arbeider aan die
vrijheid
Dr. Kuyper heeft er eens van gezegd,
dat de arbeiders uit dien tijd van het
ongebreideld „kapitalisme" materieel
slechter verzorgd werden dan de massa
der slaven in de oudheid. En dat ook
hun geestelijke ontwikkeling onder de
groote stoffelijke ellende leed, behoeft
geen betoog. Ónder de slaven daaren
tegen waren zeer wetenschappelijke
mannen.
Er was in de dagen van het opper
machtig liberalisme een soort vrijheid
ook voor de arbeiders, maar het was
een vrijheid, die hen de keus liet tus-
schen slavenarbeid, vaak met minder
dan slavenloon, of verhongeren.
Dat was dan ook geen vrijheid, maar
sociale losbandigheid door sociale wet
loosheid.
Eerst de sociale wetgeving heeft hier
de vrijheid gebracht.
En dat in volkomen overeenstemming
met de H. Schrift, zooals we aange
toond hebben met de Israëlitische
staatswetten.
Natuurlijk hebben die wetten, door
God aan een theocratischen staat ge
geven, voor ons hun toepasselijkheid
verloren.
Maar het beginsel, dat er aan ten
grondslag lag, geldt ook nog voor de
twintigste eeuw, n.l. dat de overheid
een roeping heeft om door wetgeving
en verordening ter bescherming van
het maatschappelijk zwakkere in te
grijpen.
Dat Schriftuurlijk beginsel heeft de
Antirev. Partij reeds van haar eerste
optreden af aan begrepen en in haar
program neergelegd.
Reeds in 1878 schreef zij in haar
artikel 19
„Zij (de A.R. partij) erkent de nood
zakelijkheid om ook door middel van
onze wetgeving, beter dan thans, er
toe mede te wetken, dat de verhouding
tusschen de verschillende maatschappe
lijke standen zooveel doenlijk beant
woorde aan de eischen van Gods
Woord."
En bij de herziening van het begin
selprogram in 1917 werd dit artikel na
der geformuleerd als volgt
„Verwerpende de leer van den klas-
sestrijd, erkent zij de noodzakelijkheid,
om ook door middel van onze wetge
ving, beter dan thans, er toe mede te
werken, dat de verhouding tusschen de
verschillende maatschappelijke standen
zooveel doenlijk beantwoorde aan de
beginselen van Gods Woord."
Wie zich gevangen geeft onder Gods
Woord zal moeten toestemmen, dat de
eisch in dit proprampunt neergelegd,
inderdaad aan onze overheid moet ge-
stetd worden.
En nu wordt er nog al eens gesmaald
op al die sociale wetgeving, en alle so
ciale arbeid voor „rood" uitgekreten en
de Christelijk sociale actie voor puur
socialistisch uitgemaakt en gezegd, dat
het geen verschil uitmaakt of men met
een „rooie" of met een Christelijke ar
beidersorganisatie te doen heeft.
Maar al zulk praten komt voort uit
louter onkunde.
Onkunde èn aangaande het socialis
me èn wat betreft de Christelijk sociale
actie.
Dat deze twee toch waarlijk niet het
zelfde is, wordt juist dezer dagen weer
eens goed in herinnering gebracht, nu
de gansche pers spreekt over het vierde
boek van Troelstra „Storm", waarin
de dagen van de November-Revolutie
van 1918 besproken worden.
Het is in dat kritiek tijdsgewricht
toch wel uitgekomen, dat de „rooie"
organisatie en de Ghr. vakorganisatie
heusch niet hetzelfde zijn.
En ieder ordelievend burger, óók zij,
die nu misschien beide organisaties over
één kam scheren, zal in 1918 wat blij
geweest zijn, dat er een Christelijke
vakbeweging was, en dat een man als
Smeenk, in die dagen in de Tweede
Kamer, toen Troelstra zijn revolutie
woord gesproken had, publiekelijk uit
sprak: „Gij zult bij dit pogen de Chris
telijke arbeiders tegenover U vinden.
Te midden van al de veranderde din
gen om ons, moet worden vastgehouden
aan de blijvende ordeningen Gods; het
gezag moet worden gehandhaafd, dat
is de eenige waarborg voor ware gees
telijke, staatkundige en sociale vrij
heid,"
Dit kloeke woord deed reeds ter
stond zijn invloed gelden en .toen straks
de leden der Christelijke vakorganisa
ties ook met de daad toonden, dat zij
van dei Revolutiegreep van Troelstra
niets moesten hebben, was meteen ook
het Revolutiegevaar gesmoord.
Uit zulk een sprekend feit moest men
toch eigenlijk wel duidelijk zien, dat
het socialisme en de Ghr, vakorgani
satie lijnrecht tegenover elkander staan.
Want dat is maar niet een kwestie
van verschil in tactiek, maar van diep
gaand verschil in beginsel.
Het socialisme staat op het revolutio
naire standpunt, dat alles onder de
macht van den Staat wil gebracht zien,
dat den klassenstrijd predikt, de op
heffing der standen, dat bovenal Gods
Woord als richtsnoer óók voor het
staatsleven verwerpt, geen God in het
publieke leven erkent, maar de evolutie
gedachte aanvaardt en in onze bedee
ling den „heilstaat" verwacht.
En nu aanvaardt ook de Antirev.
partij de Overheidsbemoeiing, maar
niet om alles onder de macht der Over
heid te plaatsen, noch ook om de taak
der maatschappij in handen der Over
heid over te dragen, maar Overheids
bemoeiing alleen om de verhoudingen
in het maatschappelijk leven zóó te re
gelen en te binden, dat zij beantwoordt
aan den eisch van Gods Woord.
Men gevoelt wel, dat hier dus een
principieel diepgaand verschil bestaat
tusschen het socialisme en de Christelijk
sociale actie en dat het dwaasheid is,
en getuigt van groote onkunde, te zeg
gen: socialisme en Christelijke vakor
ganisatie zijn hetzelfde.
Men moest met deze dingen wat meer
ernst maken.
Want het is noodig, dat wij deze din
gen weten, want zij gaan ons aan, we
hebben er mee te maken.
En we moeten dankbaar zijn, dat
God ons mannen gegeven heeft als wij
len Ds. Talma, die een open oog heb
ben voor het sociale' vraagstuk en de
roeping der Overheid naar eisch der
Heilige Schrift.
En we moeten dankbaar zijn, dat
door middel der sociale wetgeving veel
verbeterd kon worden.
't Is alles vrucht van sociale politiek,
door wetgeving op den arbeidsduur,
door wettelijke bepalingen betreffende
den leeftijd, beneden welken kinderen
niet te werk mogen worden gesteld,
door het verbod van nachtarbeid voor
vrouwen, door bescherming van vrou
wen en jeugdige personen, door maat
regelen betreffende veiligheid en hy
giëne, door ongevallen-, ziekte-, inva-
liditeits- en ouderdomsverzekering, dat
de toestanden in de arbeidersklasse
verbeterd zijn.
En wel hoofdzakelijk aan de sociale
wetgeving is het te danken, dat op de
Internationale Arbeidsconferentie in
1-927 te Genève medegedeeld kon wor
den, dat, dank zij allerlei sociale maat
regelen, de kindersterfte van 1881 tot
1925 in Engeland, Oostenrijk en Frank
rijk met 45 in Zwitserland en Ne
derland zelfs met 67 was gedaald.
En dat gelijktijdig het algemeen sterfte
cijfer in Frankrijk met 22 in Enge
land en Italië met 37 en 38 in
Zwitserland met 41 en in Duitsch-
land met 40 daalde. En dat ten slotte
de gemiddelde levensduur, die in ge
noemde landen in het jaar 1845-86 tot
41 jaar liep, steeg op 47 in Duitschland
en 55 in Nederland.
Deze cijfers hebben ons toch wel iets
te zeggen 1
Menigeen zal opgeschrikt zijn, toen hij Maan
dagavond in de bladen las, dat er in den nacht
van Zaterdag op Zondag een aardbeving of
liever een zeebeving zoo dicht in de nabijheid
had plaats gehad.
Er zullen er wel geweest zijn, die meenden,
dat dit in deze lage streken niet kon.
Immers hoort men. het zoo dikwijls zeggen:
We leven hier toch maar in een gelukkig landje,
er mag eens een kleine overstrooming of een
dijkdoorbraak onze lage polders teisteren, maar
van die aardbevingen hoort men hier toch nooit.
En het is waar, dat we hier van catastrophen
als in vulkanische gebieden maar al te vaak
voorkomen, niet afweten, maar dat we toch ook
hier aardbevingen kunnen krijgen, is nu toch
dan een ieder gebleken.
-Het is ook niet waar, dat we in ons land
voorheën nooit aardbevingen hdbben gehad. De
geschiedenis meldt, dat in de jaren 1262 en 1342
zware aardbevingen door geheel Holland wer
den gevoeld. In 1449 had hier een aardbeving
plaats, die ook in het water merkbaar was;
voorts een dergelijke in 1580 op den 5en April,
welke in geheel ons vaderland, te Keulen en
te Parijs werd waargenomen. Lichte aardschud-
dingen, vermoedelijk door plaatselijke omstan
digheden veroorzaakt, deden zich hier en daar
gevoelen in 1758 en 1760 te Middelburg en
Vlissingën in 1828; in Noord-Brabant, in Gel
derland in 1843, en in 1850 te Lisse en Haarlem.
Ook later schijnt de Noordzee nog in beweging
geweest te zijn.
We moeten dus hel gevaar van aardbevingen
niet zoo heel ver van ons afzetten.
Heel de aarde is van binnen één vuurgloed
en overal kunnen uitbarstingen de aardkorst' in
beweging zetten en doen scheuren.
Ik vind het dan ook niet goed, dat verschil
lende bladen zoo heel oppervlakkig over het
verschijnsel van Zaterdagnacht geschreven en
er zelfs mee hebben gespot.
Dergelijke natuurverschijnselen moeten ons in
herinnering brengen het woord der H. Schrift,
die aardbevingen „in verscheidene plaatsen"
voorspelt en we moeten ons ook indachtig ma
ken ,dat toen de natuurkunde nog niets wist
van den inhoud van den aardbol en zelfs niet
eens bekend was, dat de aarde een bol was,
reeds de Apostel bij Goddelijke openbaring me
dedeelde, dat „de elementen der aarde bran
dende zullen vergaan". Wanneer we weer iets
meemaken als verleden week Zaterdagnacht, dan
moeten we toch een kleine indruk krijgen van
de groote gemakkelijkheid waarmee dal- woord
straks vervuld kan worden. Er is zoo'n kleinig
heid noodig om ons van den aardbodem weg te
vagen De historie vertelt, dat de geweldige
aardbeving, die in 1693 Catalonië op Sicilië
teisterde, in weinige seconden een'.groote streek
totaal verwoestte en niet minder dan aan 60,000
menschen het leven kostte. Aardbevingen, die
aan twintig, dertig en veertig duizend menschen
het leven kostte, vindt men telkens in de ge
schiedenis aangehaald. Zelfs van een die 200.000
menschen van den aardbodem wegvaagde. En
dat alles kan in weinige minuten tijds gebeurd
zijn. En in die oogenblikken kunnen heele kust-
strook'en veranderen, en het gelaat der aarde
zulk een wijziging hebben ondergaan, dat men
niet meer weet waar de oude plaats geweest is.
Wat is de mensch dan toch machteloos Met
al zijn kunnen en kennen Een aardworm.
Neen, er is geen reden om achteloos en zelfs
met spot dergelijke natuurverschijnselen te laten
passeeren. We mogen er wel eens even bij stil
staan 'en er .teekenen in zien van de komst des
Heeren, Die sprak van aardbevingen en oor
logen en geruchten van oorlogen, als zoovele
herauten, die aan Zijn komst zullen vooraf
gaan.
De ongeloovige haalt de schouders op en zegt:
er zijn altijd aardbevingen en oorlogen ge
weest
Inderdaad. Maar wie de Schrift verstaat weet,
dat de Heere niet eenmaal terugkomt, maar dat
Hij reeds komende is, Hij baast zich met groote
haast, vanaf Zijn Hemelvaart bereidt Hij alle
dingen toe tot Zijn wederkomst. En wat zijn
bij Hem duizend jaren
Wij hebb'en ons ieder oogenblik gereed te
houden. En wie met het oog des geloofs ziet,
aanschouwt het rijp worden der tijden.
Maar hij ziet het met verheuging, want wat
is hem liever dan de wederkomst des Heeren
om alle dingen nieuw te maken
Misschien hebben mijn lezers in de dagbladen
gelezen van het Duitsche bezoek aan Londen.
Een feit, dat vermelding verdient, want dit
is het eerste bezoek, dat door Duitschland of
ficieel aan Engeland gebracht wordt sedert 1914
en dat een vriendschappelijk karakter draagt.
Maar al wordt dit bezoek in de pers heel
naief een „weekend" genoemd, het is meer dan
e'en buurpraatje, dat Dr. Brüning en Dr. Curtius
met Mac Donald hebben samengebracht.
Men weet, dat bij het verdrag van Versailles,
waar de Duitscher den vrede hebben moeten
teekenen, door de overwinnende partijen een
schuldenlast op Duitschland werd gelegd, welke
zoo groot is, dat niemand zich eigenlijk een
voorstelling er van kan vormen. Wie weet hoe
groot 132 goudmiliarden zijn? Men spreekt het
uit, maar meer dan een klank is het niet.
Ik las dezer dagën van de ontzaggelijke wer
king van het menschelijk hart. Dat kleine men-
schelijk hart, dat nauwelijks 300 gram weegt,
stuwt door zijn aanhoudend kloppen het bloed
door het menschelijke lichaam. Dat hart klopt
gemiddeld 74 keer per minuut, 4400 maal per
uur, 106500 maal per dag, dat is 33 millioen
keer per jaar en bijna twee milliard per vijftig
jaar. Als men tachtig jaar oud wordt klopt het
meer dan drie milliard maal.
Nu weet men zoo ongeveer wat men uit
spreekt, als men het over een „milliard" heeft.
Welnu, de Duitsche oorlogsschulden werden
vastgesteld op een slordige 132 goud milliard.
Zooveel goud was er op de geheele wereld
niet op dat oogenblik. Maar Lloyd George, die
in die dagen in Engeland de lakens uitdeelde,
zei in zijn overwinningsroes: betalen of we be
zetten Duitschland.
Nu, wat het laatste is weten we wel. Een
bezetting van vijandelijke legers is het ergste
wat een land overkomen kan. We hebben dat
wel gezien in het Roergebied. De kosten van
de bezetting komen geheel voor het land, dat
bezet wordt en die kosten zijn niet alleen met
goud te betalen, maar zijn ook kosten aan zede
lijke en geestelijke goederën.
Het is geen wonder, dat Duitschland zijn
handteekening zette onder dat onzinnige verdrag.
En tot eer van Duitschland moet gezegd wor
den, dat het gedaan heeft wat het kon om aan
de gestelde verplichtingen zoo ongeveer te vol
doen. Van de oorspronkelijke eischen van het
verdrag van Versailles is intusschen niet veel
overgebleven, want de Entente zelf heeft wel
ingezien, dat] dat toch al te gek was, maar
Duitschland heeft gedaan wat het kon. Ja boven
krachten heeft het zich ingespannen.
En nu werd onlangs een nieuwe noodver
ordening aan het Duitsche volk opgelegd, met
de stellige belofte, dat deze de laatste zou zijn.
En intusschen gingen de twee bovengenoemde
staatslieden naar Londen, om daar met de En-
gelsche regeering eens te praten over een ver
andering in de schuldbetalingen, want zoo gaat
het toch niet langer.
En Engeland schijnt allervriendelijkst te zijn.
Nu zegt dat wel niet zoo heel veel, want vrien
delijkheid is het alledaagsche kleed van de hee
ren diplomaten, maar wat toch wel iets zegt
is, dat niet Lloyd George meer aan het roer
zit, maar Mac Donald.
Intusschen zit Frankrijk weer op heete kolen.
Met wantrouwige blikken kijkt het deze confe
rentie aan, en de Fransche bladen mopperen
over die Duitsche-Engelscbe vriendelijkheid en
willen bij voorbaat al van geen wijziging der
schulddelging of afbetaling weten.
Zoo gaat het in de wereld
Maar met Duitschland kunnen we te doen
hebben.
Want daar zitten de nationaal-socialisten en
de communisten, geboren uit de ontevreden ele
menten van het onderdrukte volk, en er is
salarisverlaging ingevoerd, wat ook al niet aan
deze regeering ten] goed,, zal komen. Waar
moet het heen
Het is alsof de wereld met 'blindheid geslagen
isFrankrijk dénkt nog altijd maar, dat het
gespaard zal blijven als de ultra-revolutionaire
elementen in het Oosten de baas worden
ëog eens: aardbevingen en oorlogen (vijand
schappen) het zijn de teekenen der tijden
UITKIJK.
Het is niet onze bedoeling om de Sociale
kwestie met een tekst of wat op Uw hart te
binden. Dan zelfs zou deze tekst geen al te
gunstige gelegenheid scheppen, omdat Sion maar
een deel der wereldorganisatie is. En toch kiezen
we Sion, ofschoon de wereld in haar geheel
ook niet zonder Recht zal en kan bestaan. De
ordinantiën Gods kunnen door geen enkel schep
sel, mensch of dier of plant geschonden worden
of Mozes steekt zijn waarschuwenden vinger op:
„Hij is de Rotsteen, wiens werk volkomen is,
want al Zijn wegen zijn gerichten; God is
waarheid en is geen onrecht, rechtvaardig
en recht is Hij."
En deze Mozaïsche gedachte was door heel
de wereld der Oudheid als uit 't hart gegrepen.
Er is noch in Babel, noch in Assyrië, noch in
Egypte zoomin als in Griekenland en Rome
ooit een ander besef geweest dan dit, dat geen
sterveling ooit raken mocht, èn ongestraft,
aan de zedelijke wereldorde. Geen Perzer en
geën Mediër in 't Oosten, geen- Germaan en
Frank in 't Westen; geen Numidiër in Afrika
of de Gothen uit 't Noorden, of ze hebben van
de wieg tot hun graf, in heel hun levensbestaan
meegedragen dit ongerepte vertrouwen in de
vastheid der wereldwetten, zoo natuurlijke als
zedelijke, die door de goden aan de priesters
waren meegedeeld; door de priesters aan de
vaderen; door de vaderen aan de kinderen.
't Is volstrekt niet toevallig, dat Paulus van
de heidenen zegt, dat ze de wet wel niet hebben
op papier, zooals wij in een Wetboek of ver
ordening, maar dat ze die geschreven hebbën
in hun hart, hun geweten medegetuigende en
de gedachten onder elkander hen beschuldigen
de of ook ontschuldigende; ze doen van nature
de dingen die der wet zijn; en deze heidenen
zijn daders der ingestempelde wet.
De Openbaring, zooals de Joden, hadden de
Heidenen wel niet; de Wetten in de Openbaring
als levensordinantiöi en- uitvloeisels der zede
lijke wereldorde; de Wetten als verbindende
voorschriften door Hoogere Godheid geboek
staafd; de Wetten als afdruk van die Wereld
orde aan Mozes gegeven, kenden de Heidenen
niet. Maar wat er dan ook na den Zondvloed
als woord Gods in de massa's der volken en
onder de spraakverwarden uit Babel was te loor
gegaandit ééne nietdat ze door de
wenteling der eeuwen heen', als herinnering aan
't Paradijs nog bezaten het besef, dat er een
Weerldorde was, dat er levensnorma's, inzet
tingen waren.
En dit was de grootste aller heidensche fou
ten, dat ze levend van de wieg tot 't graf met
zoo'n besef der waarheid, uit 't Paradijs tot hen
gekomen1, toch dat besef hadden „ondergehou
den" (Rom. I 18) in ongerechtigheid.
Er staat in den grondtekst „e n a d i k i a",
dat is „in ongerechtigheid"; maardat was
geen onrecht of overtreding van een wets
artikel der Openbaring Gods; neen,
die ongerechtigheid, die goddeloosheid der Hei
denen was een wegwerpen van de „dikee", van
den normalen, ingeschapen levensregel en fat
soen.
De waarheid, 't besef zelf was in orde.
tli
-i