voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. In Beginsel en rraih. Vrienden uan nu eoeten Vijanden uan uui uoeigehreken Antire volutionair Orgaan speciaal zaan e. adedip, Binnenweg 32. Rnlierdam. IN HOG SIGNO VINCES HEVEA 11 No. 3752 ZATERDAG 6 JUNI 1931 46STE JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. UIËLFSGHQEIIEI1 ARCHSDOES jfl 1 li li W. BOEKHOVEN ZONEN Udktloopend Het Sprokkelvrouwtje uit, en thuis. lard liet waard |en, ken, kaf. ïden, dier. IB. v. d. S. omhullen, uilen, leiden, lod. nen, boeid zwicht thouwen Iht. fGEN. i/en schrijven nocht blijven mocht g kwam wekken, nt moesten trekken, ^ind bezocht; villen toonen, zonen. t>men he stroomen, hond, rtmarcheeren, |te probeeren, vond bch leven geven. perheffen, zou treffen zijn plaats bmen, I gekomen fj moeten beven, |even, van geven Jiuis getogen, ledrogen ■vertraagd. Tel vergeven, bruisend leven, las geslaagd,, die viel tegen, kslag negen. let vergeten, jezeten lar 't woord I krachtig waarachtig,, ïstoord. weer toonen ■a, laren m, en geven. gericht, vertrouwen, wil bouwen. n dragen, vragen vuur e vermaken, zaken, duur ooven beloven. n leeren keeren st ons leidt ven ding geven, aarheid 1 A. P. wanneer ze- alles rein., is, wekken >r den haat godsdienst aller deug- iing met den Deze Coura it verschat eiken WOENSDAG en ZA PERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bf vooruitbetaling BUITENLAND b? vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Teief. latere. No. 202 Postbu» No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f !.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan. Advertenties worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. iMlle «takken voor de Redactie bestemd. Advertentiën en verdere Administratie franco toeterenden aan de Uitgevers We hebben gezien, dat de Antirev. Partij met haar sociaal program zich beweegt in de lijn van de H. Schrift. En dat was maar geen theorie bij de A.-R. partij, een leuze om kiezers te winnen. Het kwam rechtstreeks uit het be ginsel der A.-R. partij voort. Deze partij was steeds een echte nationale, een v o 1 k s-partij. Zooals Dr. Colijn, de leider onzer partij in het gedenkboek zegt; ,,De A.R. partij is een volkspartij en geen klasse- Xspartij, omdat zij, wie tot haar behooren, ^^Miunne saamhoorigheid ontleenen aan het gemeenschappelijk aanvaarden van een geestelijk beginsel, waarvan de belijdenis niet beperkt wordt tot één bepaalde maatschappelijke klasse." Zij aanvaardt de beginselen van Gods Woord voor het Staatkundige leven, en dat schakelt vanzelf alle klas se-politiek uit. Daarom zijn de belangen van den arbeidenden stand bij haar even veilig, als de belangen van den landbouw of van den handel, of van het onderwijs. Er is voor een arbeider, nog afgezien van het beginsel, dan ook geen enkele reden om terwille van stoffelijke be langen de A.-R. partij te verlaten en zijn heil elders te zoeken. Dat is het zij nogmaals herhaald geen theorie alleen, maar de praktijk op heeft het afdoende bewezen. Reeds in zijn allereerste parlemen taire periode verraste Dr. Kuyper, de leider der partij, de Regeering en de volksvertegenwoordiging met een pro gram van sociale wetgeving Er is toen nog om gelachen, zóó vreemd stond het liberalisme dier da gen er tegenover. En reeds in November 1891 hield de antirev. partij haar Sociaal congres, waaraan wij het schitterend referaat van Dr. Kuyper te danken hebben „Het sociale vraagstuk en de Christe lijke religie". Gevolg van dit congres is geweest, dat de belangstelling in sociale vragen onder de Nederlandsche christenen in breed en kring toenam. En toen in 1901 het ministerie-Kuy- per optrad, bevatte het uitgebreide Re- geeringsprogram ook socale voorzie ningen; behalve de vrijmaking van het onderwijs, herziening der Zondagswet, beteugeling van loterij, spel en drank misbruik, was er ook in opgenomen: wettelijke regeling betreffende de ar beidsovereenkomst, opname van land bouw en vissoherij in de ongevallen verzekering, en verplichte verzekering tegen de gevolgen van ziekte, invalidi teit en ouderdom. Dat in deze regeeringsperiode van de voorgenomen sociale wetgeving weinig tot stand kwam, lag niet aan gebrek aan goeden wil bij het Kabinet. Het ministerie-Kuyper zag zich voor tal van groote moeilijkheden geplaatst, waardoor het sociaal program niet kon worden uitgevoerd. Wel zijn belangrijke wetsontwerpen aanhangig gemaakt, zooals de herzie ning der Arbeidswet, de wet op het Arbeidscontract en de ziekte- en inva liditeitswetten, maar voor 'het eind der parlementaire loopbaan konden ze de ■i weede Kamer niet passeeren. Dit kwam vooral wel hierdoor, dat technische voorbereiding dezer wet ten veel voorbereiding eischte en de Earner toch al moeite had den voort varenden Minister van Binnenlandsche vw0 te Bonden- Ware het ministerie-Kuyper een tweede periode gegund geweest, dan zou ongetwijfeld meer bereikt zijn, maar Links voerde den stembusstrijd in 1905 zóó fel en zoo gewetenloos, dat er geen meerderheid voor rechts meer was en we een periode van volslagen stilstand op wetgevend gebied kregen, welke eerst weer plaats maakte voor vrucht dragend werk toen het ministerie- Heemskerk optraden, met Ds. Talma als Minister van Landbouw, Handel en Nijverheid, onder welk Departement heel de sociale wetgeving ressorteerde. Wat Talma gedaan heeft ten bate van den arbeidenden stand is moeilijk te beschrijven. Hij heeft er zijn leven in verteerd. Van hem was de nieuwe Arbeidswet, de Bakkerswet, die toen nog geen meer derheid kon vinden; van hem de reor ganisatie der Arbeidsinspectie, waar door een doeltreffender toezicht op de uitvoering van de sociale wetgeving verzekerd werd; van hem is de Steen- houwerswetvan hem het ontwerp- Stuwadoorswet; van hem het ontwerp- Landarbeiderswet. Hij verrichtte reu zenarbeid aan de sociale verzekeringen; van hem het ontwerp-Beroepsziektever- zekering en het voorstel tot uitbreiding van de Ongevallenverzekering tot de arbeiders in het zeevisscherijbedrijf. Hij bracht de Ziekte-, de Invaliditeits- en de Radenwet in het Staatsblad. Het Handelsblad schreef in die da gen: „Wat deze Minister aan zaken kennis en aan werkkracht gepresteerd heeft, niet alleen voor dit ontwerp, maar voor tal van andere ontwerpen gedurende deze vijf jaren Boterwet, Schepenwet, Visscherijwet, Arbeids wet, Steenhouwerswet, Vogelwet, Bak kerswet, Invaliditeitswet is waarlijk reusachtig en verdient algemeene be wonderingMisschien is er nog nooit een Minister geweest, die zoo ontzaglijk hard en veel heeft gewerkt En al weer was het omgaan van de regeering naar links bij de stembus van 1913 oorzaak, dat er geen continuïteit was in Talma's wetgeving. Maar later is toch voortgang gemaakt met hetgeen Talma was begonnen. Langen tijd ging het praatje in so- cialistisohen kring, dat eerst na de staatsgreep van Troelstra in Novem ber 1918 voortgang werd gemaakt met de sociale hervormingen, maar Troel stra zelf heeft in zijn laatste boek „Storm" erkend, dat deze hervormin gen in het regeeringsprogram waren opgenomen voor men iets van een re volutiepoging afwist. Aan de sociale wetgeving in ons land is de naam van Ds .Talma onlosmake lijk verbonden. En bij al zijn socialen arbeid stond hij op het zuiver antirev. standpunt. Hij was een democratisch man in den goeden zin des woords. Van hem is het woord: „De Demo cratie zal alleen veilig zijn, als zij zich laat beheerschen door den Christus". Het was voor hem een zaak des ge- beds en des geloofs. Hij schreef eens: „Ik wist, wanneer ik de zaak der ar beiders losliet, ik daarmede God zou loslaten." Hij was een Christenstaats man bij uitnemendheid. Door hen, die hem miskenden, is hij wel uitgemaakt voor een socialist, maar Talma, de groote vriend der arbeiders, schreef ook deze woorden „Ik be schouw de sociaal-democratie als een mac'ht, die voor het welzijn van den arbeidersstand gevaarlijker is, dan ee- nige andere." Waarom achtte hij de sociaal-demo cratie zoo gevaarlijk Hij geeft het antwoord: „Maar wij kunnen in een zegepraal der S.D.A.P. niet anders zien dan een reactie tegen het individualisme, dat zijn hoogtijd achter den rug heeft, maar waarbij de democratie geleid wordt op den weg eener materialistische praktijk, waar de geestelijke goederen der natie onder den voet raken." Het ware wel te wenschen, dat onze arbeiders van Christelijken huize, eer zij hun stem aan rood gaven, al deze dingen eens onderzochten. Ze zouden wel wat vaster op de bee- nen komen te staan en ziah niet zoo gauw van de wijs laten brengen door het bedriegelijk gefluit van den rooden vogelaar De actie voor de gemeenteraadsverkiezingen loopt op verschillende plaatsen wel uiteen. Er zijn plekjes, waar niet 't minste leven valt te hespeuren, waar misschien, evenals in 1927 de zittende vroedschap blijft zitten, zonder nieu we candidaatstelling, zonder nieuwe verkiezing. Er zijn andere plaatsen, waar alles in rep en roer is. Dat hangt nu maar van de plaatselijke ge steldheid en de plaatselijke mentaliteit der be woners af. De vraag kan gesteld worden of al die drukte nu wel noodig is. Is het plekje, waar in '27 niet de minste beroering in het verkiezingswater werd gebracht, waar alles bij het oude bleef, eigenlijk niet als een ideaal te beschouwen Geen hartstochten werden er ontketend, geen haat en twist gezaaid, geen geld aan verkiezings reclame weggegooid en de uitkomst was toch ongeveer net als in alle andere plaatsen, want met ons tegenwoordig kiestelsel van evenredige vertegenwoordiging zitten de partijen zóó vast ingegraven in d'e loopgraven en verschansingen, dat er geen verwikken of beweging aan is, en men als de kruitdamp wat opgetrokken is en het tooneel van den strijd e'en beetje kan over zien, zich verwonderd afvraagt: hebben we ons nu daarvoor zoo druk gemaakt Ik geloof niet, dat al die rust een ideaal toe stand zou zijn. Het is goed; dat velen om de vier jaar eens wakker geschud worden en met de daad te too nen hebben, dat ze mede deel hebben in de ge meenschap en mede verantwoordelijkheid dragen in de publieke zaak. Vroeger is het wel eens zoo rustig geweest. Onder het liberale regime maakten de heeren op het groene kussen zelf alles klaar en als er wat te stenurien viel, werd er wel voor gezorgd, dat het kiezerscorps er zóó uitzag, dat de heeren van hun positie verzekerd waren. De gewone burgerman werd niet eens in staat geacht rechtstreeks zijn man in den Raad te kiezen Men had het zoogenaamde stelsel der ge trapte verkiezingen. In de steden bestonden z.g. kiezerscollegiën, waarin gezeten burgers, die een bepaalde som in de belasting betaalden, de kiezers te benoe men hadden. Ten einde kiezersvergaderingen te voorkomen was bovendien in de Grondwet be paald, dat de geteekende 'en gesloten stembrief jes langs de huizen der burgers zouden worden opgehaald. Eenmaal per jaar had men een sa menkomst der kiezerscollegiën om de openge vallen plaatsen in den Raad door, naar de wet voorschreef: „bevoegde personen" te doen be zetten. Dat ging nog niet zoo heel gemakkelijk. Want er zat een climax in de eischen die ge steld werden, in de eerste plaats om te mogen kiezen voor het kiescollegie, dan om verkies baar te zijn voor dat college en ten slotte om door dat collegie gekozen te kunnen worden voor het raadslidmaatschap. Maar men moet niet denken, dat, al kwam het kiescollege slechts eenmaal per jaar bijeen, er veel werk te verrichten was, want een raads lid zat voorgeheel zijn leven Het is te begrijpen, dat op die manier door de burgerij heel weinig invloed op de gemeente zaken was uit te oeferfen. Men had na het regententijdperk wel de Fransche Revolutie ge had, die in Nederland werd binnengebracht, maar veel veranderd was er niet. 't Was nog: zooals de heeren het wijzen, hebben de burgers het te prijzen Dat stelsel, dat ik zooeven noemde, gold alleen voor de steden. Op het platteland was het nog veel erger gesteld. Daar werd de burgerij eenvoudig onmondig verklaard ten aanzien van het verkiezen van den Raad. Een reglement van 1825 legde de benoeming van de raadsleden doodeenvoudig in handen van de Provinciale Staten, die daarover de gemeen tebesturen eerst moesten hooren. In heerlijkheden geschiedde de benoeming op voordracht van der- heer. Deze raadsleden werden niet voor het leven, doch slechts voor 6 jaar benoemd. Denk je zoo'n toestand eens even in En dat heeft tot 1848 zoo geduurd. Toen kwam de Grondwet bepalen, dat de raadsleden onmiddellijk door de- ingezetenen moesten worden gekozen. En aan het verschil tusschen steden en platteland werd een einde gemaakt, Het parool werd: „een goed staatsburgerschap moet bij een plaatselijke burgerschap beginnen." Maar men denke niet, dat het zoo heel ge makkelijk werd gemaakt. Om te kunnen kiezen moest men een flinke som in de belasting betalen. Alleen de man met de dikke geldbuidel werd in het liberale tijdperk voor vol aangezien, de rest had ja en am'en te knikken op hetgeen over haar en zonder haar werd klaargemaakt. En nu zijn we in 't andere uiterste gevallen. Het allemanskiesrecht is al even revolutionair als het c'ensuskierecht. Wij prefereeren het huismanskiesrecht, uit gaande van de gedachte, dat het huisgezin de grondcel der samenleving is, niet de individu, de eenling. Bijna is dat onder Heemskerk in 1912 aan vaard, ware het niet, dat in 1913 de verkiezin gen links weer aan het roer brachten. En nu zitten we er mee, bovendien nog het vrouwenkiesrecht op den koop toe. Och, dat was maar een laatste stap op den weg, die een maal was ingeslagen. Niet daar zit de groote fout, de groote fout zit bij den eersten stap, Ireetis bij (het belastinglkiesrecht der liberale heeren. Dien weg had het nooit op gemoeten. Het vrouwenkiesrecht verwerpen we niet, om dat de vrouwen dan ook stemmen, maar alleen omdat het nog maar weer een uitbreiding is van het revolutionair allemanskiesrecht. Dat vrouwen stemmen is op zichzelf niet het ergst. Ook bij het huismanskiesrecht zou er gelegen heid zijn, dat vrouwen stemmen, als ze b.v. aan het hoofd van het huisgezin staan. Dat de vrouw op den voorgrond treedt in het publieke leven, komt in de H. Schrift herhaaldelijk voor, in Oud- 'en Nieuw Testament. Dat is dus niet het allerverschrikkelijkste. Maar het revolutionair allemanskiesrecht, dat is de groote fout. Ook al weer niet, omdat wij niet iedereen gunnen, dat hij het kiesrecht heeft, maar juist omdat wij 'het kiesrecht zoo algemeen mogelijk willen maken, en ook de minderjarige leden van het gezin niet willen uitsluiten. Wie het huis manskiesrecht aanvaardt, aanvaardt het stelsel, waarin het geheele gezin stemt in het hoofd des gezins. Immers niet de individu, maar het gezin stemt. Zoo uitgebreid kan het revolutionair alle manskiesrecht nooit worden. De vraag is of de heeren zelf erg blij zijn met het aangenomen stelsel. Ik twijfel er wel eens aan Ze zitten nu zoo leelijk ingegraven in de door hen zelf gegraven stellingen. Er is we! e'ens een variatie, een frontverandering in eigen stelling, zoowel rechts als links, maar die variatie brengt geen verandering in de sterkte der beide legers. Ons volk zit nu eenmaal, Gode zij dank, vast in de principia. Het leeft uit politieke beginselen. Communisten en „nazi's" hebben hier voor- loopig nog geen kans. Roomsch houdt ook zijn kiezers goed in ver band, en de kleine partijtjes slingeren wel eens heen en weer, maar dat 'beheerscht niet de politieke hoofdgroepeering. Ge'en wonder, dat rood wel eens zachtjes klaagt: „het duurt zoo lang Met dat al hebben ze zelf het allemanskies recht gewild En nu staan we weer klaar voor de gemeente raadsverkiezingen. In de steden is het een beetje rumoeriger dan op het platteland. Toch moet het op het platteland niet al te stil zijn. Dat deugt niet. Er moet belangstelling voor de publieke zaak zijn. En de gemeentepolitiek moet aller aandacht hebben. Niet in dien zin, dat de hoofden heet gemaakt worden over de vraag of Jan, Piet of Klaas in den Raad komt. We hebben niet in de eerste plaats met personen te' maken. Het gaat om beginselen. Zelfs in den Raad van het aller kleinste dorpske. Dat wordt wel eens over het hoofd gezien. Al te veel wordt gedacht, dat het gemeente bestuur net is als een bestuur van den polder of van het waterschap. Louter stoffelijke be langen. Zoo is het niet. Het geestelijke voorop. Odk -ter wille der stoffelijke belangen. Dat ziet men aan rood. Rood gaat uit van de materie. De S.D.A.P. aanvaardt de historisch materialistische levens- en wereldbeschouwing. En zie nu eens in Rotterdam. Daar hebben ze den boel leelijk in 't honderd gejaagd. Eerst veel beloven en roekeloos toezeggen en als de gemeenteschuit aan den grond raakt, dan maar belastingverhooging. Liefst 60 opcenten maar De arbeiders zelf worden er de dupe van. Net als in Amsterdam, waar de roode heeren op alles 'en nog wat belasting legden. Geen kraantje van water, gas of electricitedt kan de arbeider daar opendraaien, of er is zóóveel belasting uit zijn beurs bij voor de stedelijke overheid 1 Die Rotterdamsche raadsverkiezing belooft wel wat te worden. Ik kreeg een aardig reclameboekje toegestuurd met duidelijk sprekende prentjes over de houding der roode raadsfractie aldaar. De „Voorwaarts" had geschreven: „met dit resultaat (de 60 opcenten) kunnen wij het Rot terdamsche proletariaat van harte feliciteeren." Dat wordt met recht „galgenhumor" van de „Voorwaarts" genoemd. En een serie plaatjes geeft de werkelijkheid aardig te zien. Onder een plaat waar een citroen wordt uit geperst staat: „Als de hand van 'n partijgenoot je uitperst, is 't 'n genot". Verder een stempelende hand, met er onder: „Onze stempelende fractie heeft 'n prachtstempel staan voor 't belastingbiljet". Wat staat er op dien stempel „60 opcen ten 1" Verder Jan-publiek tusschen een paar molen- steenen met het onderschrift: „En wat is pret tiger dan tusschen de molensteenen van de molen der gemeenschap fijn gemalen te worden?" En als er een arbeider onder de belasting- schroef gelegd is, staat er onder: „Onthoudt dus: onder onze belastingschroef mag je alleen maar roepen: stemt rood 1" Inderdaad, zóó is het. Rood is duur en geeft tenslotte steenen voor brood. Laat ons de antirev. koers houden, dat is het beste voor geestelijk welvaren, zedelijkheid en stoffelijke belangen. Onthoudt het als ge straks in het stemnokje staat. UITKIJK. Arm vrouwtje in 't bosch verzaamt de [dorre takken, Die storm van 't levend hout heeft [weggesleurd, Om hen als dooden in de diep't te smakken In 't gansche bosch geen twijg ook om [hen treurt. Zij bukt zich om de sprokkels saam te pakken. •En als ze dan den dorren bundel beurt, Voelt ze hoe stram ze al is, en oud, en 't snikken Naar adem, van de ingezonken borst, zaagzeurt. 't Geluk, dat zij ooit vond in 't levenswoud Het war'en sprokkels, als die thans in de armen Ze draagt't was zoo'n takkenbos [En koud Doorhuivert haar een vlaag van zelferbarmen. Maar thuis zal toch de vlam van 't sprokkelhout En 't denken aan 't gesprokt Geluk, [haar warmen. Van 't Hoog. Wie zóó zingt raakt de Sociale kwestie in haar kern. De Sociale kwestie is voor velen een takken bos van doode takken, waaraan men zich slechts warmen kan. Er is een kruis des levens maar 't geduldig dragen is al 't hoogste, is al de eenige en poovere vlam, waaraan ze zich warmen kunnen. Er is levenswee overal, en wij zijn al zoo blij met wat sprokkels geluk. Er is geestelijke en stoffelijke druk in de harten van millioenen, en toch is de armoe der ziel en des lichaams een weinigje te dulden door de gedachte, dat er toch zoo nu en dan nog naar 't psalmwoord snoeren vallen in lief lijke plaatsen. En tochen toch Hooger ligt 't ideaal. We mogen met de sprokkels niet tevreden zijn. Wie dat doet, verlaagt zijn leven. Wie dat doet rekent af met de hooge bestemming, die God vóórhad met den mensch. Wie met de sprokkels tevens vergeet de groene twijg die uitschoot uit den Levensboom in 't midden van Ed'ens hof: die is de ellendigste aller menschen- kinderen. We moeten terug naar de Paradijsweelde, zooveel als dit in deze bedeeling terug kan gaan. Ook de sprokkelaar van 't dorre hout moet geen minder, lager ideaal hebben; mag geen mindere begeerte koesteren dan de heerlijkheid van 't Paradijs te benaderen. En wie zijn Ideaal lager stelt vergooit zijn leven, is ontrouw aan zijn God, Die hem schiep naar Zijn 'beeld. i

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1