voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Hel sociale uraagsiiik.
Een Mie van den Dnnd.
Antire volutionair
Orgaan
l
IN HOC SIGNO YINCES
H
EV
ZATERDAG 30 MEI 1931
46ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN A ZONEN
E Ar F IET5BAN DE N
Deze Courant verschat eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b( vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDEKLljKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc, No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend aaar de plaatsruimte, die zQ beslaan,
Advertenti6n worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
41ie stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
er te Den Bommel,
11 uur, publieke
roning met schuur,
enhandel, aan den
voond door Adria-
burgerwoning aan
nkelhuis, bewoond
aede woonhuis en
elschen dijk in de
1 verzoeke van en
ebraad aldaar.
AKKERMAN.
p Dinsdag 26 Mei
rschoor, op Dins-
het Café van der
uur (oude tijd)
ngen, ten verzoeke
Anth. Mans.
VAN BUUREN.
J31 bij veiling in
pnderdag 28 Mei
Hotel »Moelker«,
2 uur, zomertijd,
oor aan de Bran,
bewoond door
Voorstraat en een
rweg met schuur
aat, in eigendom
Jeels en cs., ver*
n I. Hotting,
den polder Het
n gedeeltelijk, in
n L. A. Neels en
bruik en de rest
ij biljetten.
AN te Ooltgens»
te Rotterdam,
De Antirevolutionaire Partij is een
nationale partij, d. w. z. zij is geen partij
van een bepaalde klasse uit het volk,
maar zij is bij uitstek nationaal, omsluit
alle klassen en standen, rijken en ar
men, patroons en arbeiders, hoofdar
beiders en handwerklieden.
Dat is de kracht van ons politieke
leven. Wij erkennen de groote ver
scheidenheid, de pluriformiteit in Gods
schepping, als de kracht tot ontwikke
ling en tot welvaart. Uniformiteit is de
vloek, welke het modernisme ons
•racht. Wij handhaven de verscheiden-
eid en komen voor de rechten van
elke groep op, eischen recht en gerech
tigheid van Overheidswege, bescher
ming van de sociaal en maatschappelijk
zwakken, opbeuring van het neerge-
stootene, bestraffing van het wreede
onrecht.
Ziedaar meteen de wijze waarop de
Antirev. Partij het sociale vraagstuk
behandeld wil zien.
Er is tegenwoordig een strooming
onder hen, die zich Christenen noemen,
die van het sociale vraagstuk niets wil
weten en zich stelt op het oud-liberale
standpunt en Gods water maar over
Gods akker wil laten vloeien, van geen
Overheidsinmenging wil weten, geen
sociale gerechtigheid aanvaardt, doch
hoogstens spreken wil van philantropie,
weldadigheid en diaconaal hulpbetoon.
Het is in de eerste plaats wel grove
*onkunde, die hier doet dwalen.
Kennis der historie, óók der gewijde
historie is voor alles eisch om een goed
inzicht in het sociale vraagstuk te er
langen.
Want het vraagstuk is wel haast zoo
oud als het menschdom is. Rijken en
armen ontmoeten elkander, de Heere
heeft ze beiden gemaakt.
Ook het Israëlitische Verbondsvolk
kende het sociale vraagstuk en kende
de sociale wetgeving. De Heere heeft
in Zijn wetgeving aan Mozes wel heel
goed gezorgd, dat de maatschappelijk
en sociaal zwakke niet verdrukt werd,
dat de zieke en de oude van dagen, de
weduwen en weezen hun bescheiden
deel kregen, niet langs den weg van
diaconaal hulpbetoon, maar langs den
weg van het maatschappelijke en so
ciale leven.
Menschen, die in onzen tijd klagen
willen over te groote Overheidsinmen
ging met het sociale- en bedrijfsleven,
moeten maar eens studie maken van de
Levitische wetgeving
Feitelijk kende de Oud-Testamen-
tische Israëliet niet eens het absoluut
eigendomsbezit.
Alle bezit gaf bij Israël eigenlijk maar
relatieve rechten. Wie een akker of
een wijngaard of olijf- en vijgenboomen
bezat, mocht de vrucht niet schoon op
halen. Er moest iets aan den boom en
op den akker overblijven voor de ar
men Wie door een zaadveld qinq
mocht er met de hand van plukken als
hij er maar geen sikkel insloeg. In het
Sabbaths,aar was heel de opbrengst
van akker en bodem voor de armen.
Leenen op woeker was verboden Wat
geleend was moest in het Sabbaths-
jaar worden kwijtgescholden. Het loon
moest vóór de zondsondergang worden
afbetaald. Verder kwamen daar noq
bi) de bepalingen van den tweeden
tiend, die niet aan de Levieten, maar
vooral aan de weezen en weduwen ten
goede kwam; offermalen, waarbij ook
de armen moesten gevraagd worden.
Armoede dulde God niet bij het Bonds
volk Israël.
En ook Jezus' prediking richt zich
telkens op de sociale kwestie. Denk
slechts aan de vlijmscherpe gelijkenis
van den rijken man en den armen La
zarus. Telkens keert de Heiland zich
tegen den mammondienst en de ver
drukking vam het maatschappelijk en
sociaal zwakke.
En dat was niet, omdat het sociale
vraagstuk in die dagen nog zooveel nij
pender was dan in onze dagen. Integen
deel, de verhoudingen en het klasse-
verschil was niet zoo groot als in onzen
tijd.
De verhoudingen tusschen het dag
loon en de prijzen der levensmiddelen
waren niet ongunstig. Een arbeider, die
gewoon loon verdiende, was in staat in
vijf dagen zooveel te verdienen, dat hij
teerkost voor een maand kon koopen.
Het pauperisme, zooals onze tijd dat
kent, bestond dan ook in dien zin niet.
Wie dus niet met de Antirev. Partij
kan meegaan vanwege haar houding
ten aanzien van de sociale kwestie, en
toch den naam van Christen wil dra
gen, bedenke eens wat Gods Woord
hem te leeren heeft.
Overigens is het ook niet juist, dat
de sociale wetgeving eerst van den laat-
sten tijd dateert.
Zeker is het waar, dat in de vorige
eeuw, vooral in de eerste decenniën,
van geen sociale wetgeving sprake is
geweest.
Maar dat was niet, omdat het Chris
tendom in die dagen zijn roeping zoo
goed verstond, maar juist omdat er van
een Christendom schier geen sprake
meer was.
De allergruwelijkste ellende werd er
gevonden en het recht struikelde op de
straten van het sociale en maatschap
pelijke leven.
De vrouwen- en kinderexploitatie
hadden een vorm aangenomen, welke
ten hemel schreide.
Wat de sociale enquêtes dienaan
gaande aan het licht hebben gebracht,
was een openbaring en bracht een sid
dering in de ziel van ieder schepsel, die
nog een greintje naastenliefde bezat.
Dat was door gebrek aan sociale
wetgeving.
Het liberale systeem was gebouwd
op de z.g. „ijzeren loonwet" van vraag
en aanbod, en gruwelijk egoïsme, waar
bij de Kaïnsgedachte„ben ik mijn
broeders hoeder" de inzet was.
Maar dat is niet altijd zoo geweest
Onze vaderen in het bloeitijdperk van
het Calvinisme hebben er anders over
gedacht. Die kenden volop sociale wet
geving en overheidsbemoeiing met het
bedrijfsleven en wel op een schaal, die
voor onzen tijd niet onder doet, maar
in menig opzicht zich nog veel verder
uitstrekte.
Ook kende men de sociale organisa
tie in den vorm van het gildewezen,
een soort vakorganisatie tot bescher
ming van het bedrijf en handhaving van
een goede sociale positie.
De Fransche Revolutie heeft aan al
die dingen een einde gemaakt en het
getesteskind dier Revolutie, het libe
ralisme, ging uit van den stelregel: ieder
zorge voor zichzelfEn daarbij had de
bezittende klasse de macht om voor
zich te zorgen en tevens de wapens om
te beletten, dat de niet-bezitters ook
voor zichzelf konden zorgen.
Zoo werd de toestand in de vorige
eeuw.
Het z.g. „coalitie-verbod" voorkwam
alle organisatie van de arbeiders en
reeds Bilderdijk kon in 1825 de lagere
bevolking toezingen
,,'t Is armoe en verval waar ge in verkwijnt
en zucht,
Daar weelde tergend brast van uwer handen
vrucht."
En het oud-liberalistisch stelsel gee-
selde hij op deze scherpe wijze, toen
hij dat liberalisme sprekend invoerde
„Ja, 't land bezwijkt van de armen
Naar Frederiksoord daarmee, dan zijn we er
van verlost,
't Is rasphuisboeverij, waarover we ons
erbarmen.
Wien is 't niet reeds te veel wat eerlijke
armoe kost
Zij hongeren, ja, 't is waar, zij vinden niet
te werken
Doch waartoe zijn zij nut, zoo 't werk voor
hen ontbreekt
In deze dichtregels school geen over
drijving, maar zóó was de liberale geest
dier tijden.
Maar daarmee kon ons antirev. volk
nooit instemmen.
Reeds Groen van Prinsterer heeft in
de jaren 1853 zijn stem er tegen ver
heven, toen hij in de Tweede Kamer
deze krasse woorden sprak
„Tegenover de socialistische begrip
pen lette men op den inderdaad kom
mervollen toestand der lagere bevol
king; en zij bovenal indachtig aan het
nadeel hetwelk de hoogere standen
door zedebederf en valsche wetenschap
bij het volk hebben gesticht." Hij er
kende, „dat in het socialisme een waar
heid gemengd ligt, die het kracht geeft"
en dat het roeping was te „staan naar
verbetering ook van de materieele toe
standen, wier verkeerdheid de kracht
der socialistische dwaling verdubbelt"
In dien weg is de Antirev. partij
steeds voortgegaan.
Zij had een open oog voor de nooden
in het sociale leven en begreep, dat het
de dure roeping der Overheid was het
sociaal zwakkere te beschermen tegen
de verdrukking der sterkere.
En daarmee stelde zij zich op het
zuiver Schriftuurlijke standpunt.
Het is opmerkelijk hoe weinig inzicht de
sociaal-democraten over het algemeen hebben in
hun eigen beginselen 'en de draagwijdte daarvan.
Zij verloochenen alle verwantschap met het
bolsjewisme en zeggen, dat zij even groote tegen
standers van het communisme zijn als de „bur
gerlijke" partijen. En in de praktijk lijkt dat
ook zoo. Als men in de Tweede Kamer de
communisten tegen de sociaal-democraten en
omgekeerd de socialisten tegen de communisten
hoort fulmineeren, lijkt het alsof hier twee zeer
uiteenloopende groepen tegen elkander bezig
zijn.
Overal bestrijden zij elkander en zien in
elkander de grootste vijanden.
En dat meenen zij ook. Inderdaad gelooft geen
socialist, dat hij geestverwant is van de bolsje
wisten. Zij achten het een beleediging als dat
hun wordt gezegd. En zij staan altijd klaar met
de citaten van socialistische voormannen, die
in ronde woorden het tegendeel beweerd heb
ben. Het is dus maar geen schijnvertooning. Zij
meenen het en eisch'en, dat anderen er evenzoo
over denken.
Nu moet men zich door het gekakel tusschen
de communisten en de socialisten niet al te
spoedig in de war laten brengen. Want al lijkt
het, dat zij niets van elkaar moeten hebben, juist
uit dat getwist over en weer blijkt, dat zij toch
eigenlijk broertjes zijn
Wanneer in hetzelfde straatje verschillende
winkeliers wonen, b.v. een bakker, e'en slager,
een paar kruideniers en een paar groenteboeren,
dan zullen die bakker en die slager en die krui
deniers met die groenteboeren goed kunnen op
schieten. Maar dat zal met de twee kruideniers
onderling en met die groenteboeren onderling
niet het geval zijn, want zij zijn concurrenten,
zij verkoop'eri hetzelfde artikel, zij bestaan elkaar
dus het naast en daarom kunnen zij elkaar niet
luchten of zien. En de een zal alles in het
werk stellen om den ander het straatje uit te
werken. Dat is nu eenmaal zoo de praktijk. Uit
het grootste gevecht kan blijken, dat men el
kander het dichtst bestaat 1
Zoo is het ook tusschen socialisten en com
munisten. Ze zijn concurrenten en dus vechten
ze met elkander.
Psychologisch ligt de oplossing voor de hand.
Dat de socialisten alle verwantschap met de
bolsjewisten loochenen, is ook goed te verklaren.
De socialisten zijn verburgerlijkt, d. w. z. zij
hebben zich aan de bestaande maatschappelijke
omstandigheden zoo goed en kwaad als dat ging
aangepast. Zij heeten zich dan ook met een
vreemd woord „Revisionisten". Het Revisionis
me is een uit Duitschland opgekomen weten
schappelijk stelsel, dat zich tegen verschillende
Marxistische dogmata critisch over stelt. Bern
stein is er de geestelijke vader van. Hij geloofde
niets van de Marxistische stelling, dat de ka
pitalistische maatschappij spoedig zou ineen
storten. Hij verwachtte meer heil van practischen
arbeid voor politieke en economische hervor-
mingfen. Maar al kreeg hij eerst critiek en wilde
men de sociaal-democratische partij, die toch
altijd een revolutionaire partij geheeten had, niet
in een hervormingspartij omzetten, zij hebben
het toch op den duur gewonnen en vooral ten
onzent zijn het revisionisten, die de lakens uit-
deelen in de S. D. A. P.
Het communisme daarentegen zijn de rasechte
Marxisten gebleven, die met ijzeren consequ'en-
tie vasthouden aan de theorie van Karl Marx,
den vader van 'het socialisme. In Rusland trach
ten zij zijn theorieën in praktijk om te zetten.
Maar al hebben nu de revisionisten een
zwenking gemaakt, zijn ze daarom minder ge
vaarlijk Zijn ze zelfs minder revolutionair ge
worden Wanneer men de onthullingen van
Troelstra in zijn vierde boek „Storm" leest,
waar hij vertelt van de besprekingen, die er
gehouden zijn in intieme partijkring in de be
ruchte dagen van November 1918, toen een
greep naar de staatsmacht werd gedaan, dan
leest m'eri wel, dat enkele socialistische kop
stukken die staatsgreep ontrieden, maar men
leest niet, dat zij dat uit principieele redenen
gedaan hebben, maar alleen, omdat zij een be
teren kijk hadden op de machtsverhoudingen en
een fiasco van een revolutie verwachtten. Het
waren dus louter practische overwegingen, die
de revisionistische kopstukken in de S.D.A.P.
er toe aangezet hebben niet in het schuitje van
Troelstra te stappen.
Daaruit blijkt dus wel, dat m'en van het
revisionisme ook al niet te veel verwachten
moet en dat al noemt zij zich de partij van de
„evolutie", zij voor revolutie niet terugdeinst
als het noodig is.
Nu zullen onze brave Hollandsche revisionis
ten onder de sociaal-democraten hiertegen direct
aanvoeren, dat als zij door middel van een
revolutie de baas worden, zij toch nooit den weg
van Rusland zullen opgaan.
En ik geloof al weer, dat zij dat ernstig mee
nen. Maar waar zijn de waarborgen, dat zij
dien kant niet zullen opgaan? Een revolutie is
geen mak paardje, dat men bij den teugel grijpt
én heen voert waar men maar wil. Revolutie
is de positie van den koortslijder, of van den
waanzinnige, die niet meer weet wat hij doet.
Duidelijk is dat bij de Fransche revolutie ge
bleken. Ook daar hadden de eerste revolutio
nairen niet zulke kwade bedoelingen, maar de
Girondijnen konden het door hen opgezweepte
volk niet in bedwang houden en vielen ten
slotte zelf als slachtoffers van hun beginselen.
Wat men zou kunnen noemen de linkervleugel
van de revolutionairen kreeg de overhand en de
Jacobijrien hebben behalve het bloed der Bour
geoisie ook het revolutionaire bloed der Giron
dijnen laten vloeien. Op weg naar het schavot
zongen ze met republikeinsche geestdrift het
lied der revolutie: „De Marseillaise".
Wanneer het eenmaal den revolutionairen weg
opgaat, krijgen de uitersten de overhand.
Dat kan ook niet anders.
Het is goed te begrijpen, dat sociaal-demo
craten, die een flink inkomen hebben, zooals
zoovele roode heeren vooral onder de ambte
naren mogen genieten en ook de kapitalisten
onder de sociaal-democraten, zooals er tegen
woordig ook zoo veel zijn, genoegen nemen met
een revisionistische beschouwing der dingen. Zij
hebben geen haast met de nieuwe maatschappij.
Maar al kunnen zij allicht heel kalm blijven
onder de dagelijksche opzweeping in de roode
pers en op de roode meetings, zij moeten zich
ook eens de psychologische gesteldheid indenken
van die duiz'en'den, die behooren tot de niets-
bezittenden, die hunkeren naar een andere maat
schappij-vorm. Die menschen zijn niet tevreden
met wat theoretische gebabbel, die willen inlos
sing van de groote beloften, die hun voorman
nen hen dagelijks doen, die willen realiseering
van de verwachtingen, welke bij hen dagelijks
gewekt werden. En nu noemt men deze soort
menschen de „linkervleugel" in de partij 'en met
kunst en vliegwerk probeert men die z.g. linker
vleugel in den band-te houden. Maar wie kan
op den duur den storm beteugelen, als er eerst
wind gezaaid is Niet het gemanoeuvreer der
leiders zal in dagen van revolutie de zaak kun
nen beteugelen, maar de opgezweepte harts
tochten, die eindelijk loskomen, zullen de leiding
nemen en het volk brengen onder de dictatuur
van e'en geweldregime zooals Rusland te aan
schouwen geeft. Het zijn de beginselen die be
slissen. Het socialisme leerde het volk, dat er
geen Souvereiniteit van God bestaat, maar dat
de mensch zelf souverein is. Dat is de wortel
die zij met het communisme gemeen hebben.
Dat beginsel der Godloochening op het gebied
van den staat en de maatschappij voert tot de
Russische toestanden. Men ziet dan ook in lan
den waar het socialisme vasten grond kreeg,
dat daar het communisme sterk groeit. Er is
geen stilstand op dien heilloozen weg. Waar
God geloochend wordt is de grond voor het
gezag weg, daar komt anarchie, daar komt het
bruut geweld 'en verstikt elke vrijheid. In naam
der vrijheid wordt de vrijheid vermoord. Want
er is geen vrijheid zonder gezag. En juist de
gezagsgrond wordt door het socialisme onder
mijnd. De bolsjewisten aanvaarden hiervan de
consequentie. Die erkennen geen. gezag in het
leger, maar soldatenraden zullen de lakens uit-
deelen. Zij erkennen geen gezag in de werk
plaats maar arbeidersraden' zullen zeggen hoe
het moet. Zoo is het met de schoolraden zelfs
onder de kinderen. Dat heet vrijheid, maar de
geweldigste tyrannie heerscht_er, het bruut ge
weld nog niet eens van de helft plus een, maar
van een kleine groep over de groote massa 1
Dat is de praktijk van het socialisme, ondanks
de leiders van vandaag, nu het socialisme nog
geen kans krijgt zich practisch uit te leven. Het
revisionisme is een onding, dat gebruikt kan
worden zoo lang het socialisme theorie blijft,
maar dat als onbruikbaar aan den kant wordt
gezet, zoo spoedig het socialisme de mogelijk
heid ziet de revolutie te ontketenen.
UITKIJK.
„De dood heeft mij een brief geschreven
Ik las hem op 't dorrend blad,
Dat, door den stormwind voortgedreven,
Op 't vensterglas had postgevat.
Dus las ik
„Wandelaar, rep uw schreden
Uw avond komt, uw nacht daalt neer.
Doe wat gij nog kunt doen op heden,
Want morgen daagt u dra niet meer.
Torsch willig wat gij nog moet dragen 1
Haast valt 't kruis uw schouders af.
En wacht van 't Eeuwig welbebagën
Uw kroon aan d 'andre zij van 't graf."
v. Oosterzee.
Wie ben ik? Waar ga ik heen?
En van Oosterzee weet dit u i t d e S c h r i f-
t e n.
Hij weet 't van zijn God.
En al geven we toe, dat de kennisse Gods
verkregen wordt öf in den weg van onderzoek
door behulp van Universiteit en de Kerk, öf
in den weg der ware Mystiek door de oratio
d.i. deaan bidding en medidatie; al geven we
toe, dat er bij 't ontstaan van die kennis aan
gaande God, is een activiteit des denkens naast
een passiviteit of doorwerking des gemoeds;
dit staat vast, dat God mededeeling ge
daan heeft van Zichzelf; den Mensch bij Zich
geroepen heeft. En zooals een aardsche mensch
zijn hart wel eens uitstort voor wi'en hij ver
trouwt, zoo ook de God der Schriften: intiem
heeft Hij den mensch gezegd, wie deze is; wat
zijn afkomst is; waar hij heengaat. Maar de
God der Schriften zei ook wie Hij is. Waar Hij
vandaan komt en waar Hij naar toe gaat of
„blijft in der eeuwigheid".
En als de Sociale kwestie, de Vakorganisatie,
haar doel, moet besproken worden; als we over
de Landbouwcrisis praten en de nijpende moeiten
ook in den Middenstand enz., dan is „Een ding
noodig", n.l. herinner u wat God U vertrouwe
lijk heeft meegedeeldin de Schriften.
Daarom eindigden we ons tweede artikel met
deze woorden „De Sociale kwestie is een
ethische kwestie en in 't gezichtsveld der Ethiek
staat de God der Schriften". Hij heeft
ons bekend gemaakt, hoe H ij over een mensch
denkt. En daar gaat 't in 't Leven om.
Wat kan U 't schelen, wat de Mensch over
LI denkt; en over onze daden. Dat laat U en
ons ijskoud, als we de bron maar kennen, waar
uit die critikaster zijn vuile water put.
Maar wel hebben we er 't hoogste belang
bij te luisteren, wat Hij over U, onze daden
oordeelt. Het oordeel der menschen over een
ander m'enscih kan door gemeene lasterzucht,
bedilzucht, Farizeïsme, hatelijke zielsleven, en
zelfzucht enz. zoo partijdig, zoo onwaar, zoo
vuil zijn, dat de duivel 't niet kan verbeteren.
Hoe denkt H ij over ons
En dan staat als in glanzend schrift in letters
van goud onze afkomst gemaald: Gij zijt van
Gods geslacht, want Hij heeft gezegd; èn de
wereld kan 't hooren, aan wie die intimiteit is
meegedeeld: „Wij willen menschen maken naar
Ons beeld en Onze gelijkenis."
't Is 't werk en de taak van een predikant
om de Kerkmenschen in te lichten over de rijke
beteekenis van dat Beeld Gods. Want die in
houd is onmetelijk rijk. Op onzen weg, in een
e'envoudig krantenartikel, ligt 't niet, dan in
zoover, dat we de Organisatie er mee belichten
mogen.
En dan staat vast, dat als God in 't centrum
van ons denken staat, er drie cirkels om Hem
kunnen getrokken worden, 't Is de verste
cirkel der anorganische Natuur: 't gebied van
Landen en Zeeën; van alles wat onontwikkeld
zich in die gronderfepn wateren bevindt; steen
en stof, modder en "parelen; steenkolen 'en dia
manten met goud en zilver.
Maar er is een dichterbije kring, die is van
de organische Natuur; planten en dieren, die
wèl organen hebben en leven.
En dan is er D e naaste cirkel, eenig in zijn
soort, als met de schittering der zon, als met
de regenboogschoonheid niet te vergelijken: De
Mensch.