Antire volu
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
...natuurlijk
I
ze is ook uitstekend.
I
I
IN HOC SIGNO YINCES
ZATERDAG 23 MEI 1931
46STE JAARGANG
Op den Uitkijk.
1
'1
i
II
No. 374-8
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentie» en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
EERSTE BLAD.
Het Pinksterfeest.
i
I
letters- en
ordeeld tot
ie kiezende
den zonder
iaam. Ver-
5 subs.
10 subs. 5
ude Tonge,
Deze zaak
het gooien
hter, wordt
bt wegens
8 subs. 4
Deze zaak
ommelsdijk,
is. 2 dagen
ïbare dron-
agfen hecht.
Deze Courait veischQat eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bg vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ét ZONEN
SOMMELSDIJX
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsiHg.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan.
Advertentien worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
360
allen tezamen één
lichaam wezen."
Alle heilsfeiten blijven voor ons mys
teriën. Christus' geboorte, Zijn lijden
en sterven, Zijn hemelvaart, het zijn al
lemaal wonderen, die wij met ons ver
stand niet peilen, doch slechts met ons
hart gelooven kunnen. Maar het Pink-
sterwonder is toch nog wel het gtootste
mysterie. Het is alles daarbij zóó ab
stract, zóó wéinig „zintuigelijk waar
neembaar", dat eigenlijk maar heel wei
nig de eigenlijke en diepe beteekenis
van wat daar geschied is, voor ons
^geestesoog leven gaat. Wij denken op
^Pinksterfeest altijd direct en schier uit
sluitend aan vurige tongen, aan een
sterk geluid als van een krachtig gedre
ven wind en aan het „talenwonder"
en aan de redevoering van Petrus, allen
dingen die het wezen van dezen dag
wel afbeelden, maar het wezen zelf niet
zijn.
Dat wezen is de uitstorting van den
Heiligen Geest, inderdaad een wonder,
maar een wonder waar we toch den zin
van moeten begrijpen evengoed als den
zin van Kerstmis en Paschen, zal het
tot onze ziel spreken en zullen we den
zegen er van ontvangen.
Maar als wij bij het Pinksterwonder
stil staan komen al direct vele vragen
bij ons op. Was die Heilige Geest dan
al niet op aarde Is er in het Oude
Testament ook geen sprake van men-
schen die den Heiligen Geest hadden
^en door dezen Geest gedreven werden?
Stonden niet alle geloofshelden onder
de bewerking van den Heiligen Geest
Geen mensch kan het ontkennen. Maar
wat is dan het verschil wel Kunnen
wij niet evengoed het Pinksterfeest vie
ren direct na de opstanding van den
Heiland, Die op den avond van den
Paaschdag reeds op Zijn discipelen ge
blazen heeft en zeide „Ontvangt den
Heiligen Geest
Natuurlijk belijden wij dat de Heilige
Geest, als Derde Persoon van eeuwig
heid God is, en dus altijd bestaan heeft
en Zijn Heilig werk heeft verricht.
Maar de uitstorting van dien Geest
op Pinksterdag is toch iets gansch bij
zonders. Wij kunnen dit wonder nooit
verstaan, als wij niet op het verband
letten tusschen het Pinksterwonder en
de groote heilsfeiten die er aan vooraf
zijn gegaan Kerstmis, Goeden Vrijdag
en Paschen en Hemelvaartsdag. Vóór
Pinksteren werkte de Heilige Geest
ook, maar die werking was individueel,
persoonlijk, maar op den Pinksterdag
wordt dat anders dan gaat er een wer
king van den Heiligen Geest uit op een
vereeniging van geesten in organisch
verband. Men weet wat dit zeggen
wil. De Heilige Geest leert ons zelf wat
er mee bedoeld wordt. De gemeente des
Heeren wordt vergeleken met een li
chaam, waarin in allen als lidmaten
zijn ingevoegd. Dus dat is geen ge
meenschap van buiten af, door liefde
tot stand gebracht, maar een inwendig
geestelijk organisch verband. Onze va
deren hebben dat schoon uitgedrukt in
het Avondmaalsformulier, waar staat
„Gelijk uit vele koornaren één meel
gemalen en één brood gebakken wordt,
en uit vele beziën, saamgeperst zijnde,
één wijn en drank vliet en zich onder
een vermengt, zoo zullen wij allen, die
door een waarachtig geloof Christus
ingelijfd zijn, allen te zaaméén
lichaam weze n."
Deze geestelijke verbintenis bestond
niet vóór de uitstorting van den Heili
gen Geest. Oud-Israël kende alleen een
verbintenis door liefdebetoon, maar
geen organische eenheid, want deze
kon eerst mogeHijk worden door de
vleeschwording des Woords. En eerst
moest het aardsche leven van den Hei
land voltooid zijn, en Jezus naar ziel
en lichaam beide, verheerlijkt zijn ge
worden in Zijn opvaart naar den Hemel
zouden de geesten der uitverkorenen
als één lichaam onder Christus als hun
HOOFD verbonden worden en tot één
lichaam worden saamgevoegd. Eerst
moest dat plaats hebben zou de Heilige
Geest in het lichaam des Heeren, dat is
Zijn Kerk kunnen worden uitgestort.
Men make Pinksterfeest dus niet los
van het geboren worden, het lijden en
sterven van den Heiland, noch van Zijn
hemelvaart. Maar als gij het verband
ziet, wordt veel u duidelijk, want dan
begrijpt ge ook wat het zeggen wil,
dat de geloovigen des ouden Verbonds
de beloften niet hebben verkregen, op
dat zij zonder ons niet zouden volmaakt
worden, maar moesten wachten op de
totstandbrenging van het lichaam des
Heeren waarin ook zij zouden worden
ingelijfd. Dan verstaan wij ook hoe Jo
hannes zeggen kon, dat de Heilige
Geest nog niet was, overmits Jezus nog
niet was verheerlijkt. En heeft Jezus
zelf niet gezegd, dat zoo Hij niet weg
ging de Heilige Geest niet komen kon.
Zoo wordt ons het Pinksterwonder
duidelijk in Zijn werking. Zoo begrij
pen wij ook dat die uitstorting slechts
eenmaal geschiedt en zich niet meer
herhaalt. De Heilige Geest werd uitge
stort en vervulde het gansche lichaam
des Heeren, vloeide door de aderen
van dat lichaam en nam er plaats in
om er nooit meer van te wijken. Chris
tus als verheerlijkt Hoofd in den He
mel en Zijn lichaam op aarde verbon
den door dien mystieken band des Hei
ligen Geestes, dat en dat alleen was de
geweldige beteekenis van het Pinkster
feest.
Maar als dit ons dan duidelijk wordt
dan begrijpen we ook dat hier alle in
dividualisme bij den wortel wordt af
gesneden, van eigenwilligen godsdienst
kan zoo in de kerk des Heeren geen
sprake wezen, er moet samenstemming,
samenvloeiing en samenbinding zijn
want de werking des Heiligen Geestes
is wel strikt persoonlijk maar verricht
Haar wederbarende werking langs or-
ganischen weg.
„Allen tezamen één lichaam" zegt ons
Avondmaalsformulier. Dat is de diepte
gedachte van het Pinksterfeest. Het
Pinksterfeest kan niet gevierd worden
met een boekje van eigenwilligen gods
dienst in een hoekje van valsch my
stieke lijdelijkheid, maar in het midden
der gemeente, in eendrachtelijk samen
zijn, want de genade Gods komt tot
den enkeling in den weg van organi
sche gemeenschapsleven in het midden
der gemeente.
„Allen te samen één lichaam", dit
wil meer zeggen. Dat wijst op een roe
ping in het maatschappelijke en sociale
T^v.en' brengt den vloek over de
Kaïnszonde, want zoo goed het eene
lichaamsdeel waakt over het andere en
het teP komt als gevaar dreigt, zoo
goed heeft de eene broeder te waken
over de belangen van den ander. De
eerste Christusgemeente, die misschien
te veel leefde in de verwachting van de
wederkomst des Heeren, begreep toch
heel goed de diepe beteekenis van het
Pinkserwonder óók voor het maat-
schappelijke en sociale leven.
Er moet hier eenheid zijn. Geen dua
lisme, dat wel het Pinksterwonder wil
beleven in de Kerk op Zondag, maar
in de week, in het publieke leven er
niet van weten wil. Als wij Christus
willen belijden, kunnen wij dat niet
anders doen dan over Hemelvaart en
Pinksterfeest, zonder deze twee heeft
't Christendom geen beteekenis. Chris
tus is niet alleen opgestaan, maar Hij
is ook opgevaren ten hemel, zit ook
aan de rechterhand Gods des Almachti-
gen Vaders, als het verheerlijkt Hoofd
des Lichaams, dat tendeele nog op aar
de leeft. Willen wij dien Christus be
lijden, dan kunnen we dus niet anders
dan als deel van dat mystieke Lichaam,
moeten we dus organisch zijn inge
voegd in dat Lichaam, moeten dus ook
wij den Heiligen Geest hebben.
Zóó hebben we het Pinksterwonder
te verstaan, zal het een kracht kunnen
zijn ook voor onze maatschappelijke,
sociale en politieke actie. Want de Kerk
des Heeren, dat organisch Lichaam, dat
vervuld is van den Heiligen Geest,
moet zijn als een stad op een berg, als
een licht op den kandelaar, als een zou
tend zout.
En nu wil de Heilige Geest wel wer
ken, maar wij bedroeven Hem zoo
vaak, wij wederstaan Hem zoo vaak,
meest ook door onze individualistische
neigingen en onze egoïstische karak
ters. Gelukkig, dat we weten, dat de
Heilige Geest nooit van de gemeente
wijkt, maar op Zijn tijd weer met on
weerstaanbare kracht werken zal en
dus de heilzame gevolgen van die on-
wederstandelijke werking gezien zullen
worden in den strijd, die den Christen
te voeren heeft op elk- levensterrein.
Dat er gebed zij om die werking des
Geestes óók op het terrein van het pu
blieke leven, want in dat publieke leven
wordt de groote strijd gevoerd tegen
de antichristelijke machten, van de zij
de van het publieke leven zal de anti
christ de kerk belagen en benauwen,
daarom moeten wij op dat terrein juist
de werking des Heiligen Geestes doen
ervaren.
Dat wordt nog maar al te weinig
verstaan. Er is nog veel te veel dua
lisme in het leven van menig christen,
alsof ons leven uit twee afzonderlijke
vakjes bestaat, één dat verband houdt
met ons zieleleven en één dat gekeerd
is naar ons tijdelijk aardsch bestaan.
Dat is een onschriftuurlijke en dus
een zondige gedachte. Natuur en ge
nade zijn niet te scheiden, al zijn ze
onderscheidenlijk. De genade moet het
natuurlijke leven heiligen en dat kan
niet anders dan langs den weg van het
Pinksterwonder.
De organische werking des Heiligen
Geestes moet de eenheid scheppen in
de gemeente des Heeren en die eenheid
moet naar buiten openbaar worden. Al
le scheuring, alle verdeeldheid is den
Heere een gruwel, scheurt het Lichaam
des Heeren en zal door God geoordeeld
worden.
Pinksterfeest beteekent samenvoe
ging, samenbinding, niet van buitenaf,
maar door een veel sterkeren band,
door den band des geestes, die het
lichaam tot een organisch geheel maakt.
Allen tezamen als één lichaam
wezen".
Deze woorden uit ons Avondmaals
formulier moeten in onze ziel inge
brand staan, zullen wij waarlijk iets van
de gestalte van den christen kunnen
erlangen.
Allen tezamen als één lichaam
wezen".
Deze woorden moeten tot daden in
ons leven geworden zijn, zal den Pink
stergeest Zijn gezegende werking onder
ons kunnen doen, eerst in de kerk, maar
dan ook in de maatschappij, in den staat
en in het sociale leven.
Allen tezamen als één lichaam
wezen".
Hoe ver is het er nog vandaan
Mei heet de liefelijke lentemaand, waarin de
natuur uitbot en het zachte zomerweer met
zonneschijn en zomerglans zijn intrede doet.
Maar De Genestet zegt in zijn gedicht van
DE NIEUWE MARGARINE
het „Haantje op den toren" „Mei kan zoo guur
zoo koud, Mei kan November zijn."
Dat Mei November kan zijn ondervinden we
deze week, nu we alle deuren weer potdicht
'houden en geneigd zijn om te mopperen op die
beruchte schoonmaak, die natuurlijk vóór Pa
schen klaar moet zijn en die alle kachels van de
vloer gehaald heeft.
Als dat nuttige meubelstuk nog stond zouden
we haar lekker laten snorren
Zóó is nu Mei, de grilligste, de onbereken-
baarste maand van het geheele jaar De maand
waarin we zomer en warmte verwachten en die
ons kou en regenvlagen brengt
Eigenlijk zijn wij menschelijke creaturen dwaas
dat we ons ieder jaar weer laten beetnemen en
van de maand Mei al het liefelijke verwachten
wat we aan heerlijk lenteweer in Holland krij
gen kunnen. Ieder jaar opnieuw gaan we met
dezelfde illusies deze maand tegemoet om weer
met dezelfde illusies de Meimaand uit te gaan.
Onverbeterlijke optimisten die we zijn
We weten dat Mei de maand is waarin de
„IJsheiligen" regeeren en toch doen we ieder
jaar opnieuw net alsof het louter „zomerheili-
gen" zijn.
Het is waard er een psychologische studie
van te maken
Misschien laten we ons iedere keer weer mis
leiden door de natuur die al even optimistisch
over de Meimaand gestemd schijnt als de
mensch.
Alles bot uit, knoppen zwellen en breken open,
heggen en struiken worden met een licht groen
kleed overtogen en de bloesem aan de vrucht-
boomen toovefen de dorre takken -plots om in
wolken van blanke wol. iHet eerste zaaisel komt
uit den grond uitspruiten en het allerteerste le
ven waagt het zich over te geven aan de lente
die gekomen heet.
De natuur stelt het volle vertrouwen in de
Meimaand en het is geen wonder dat de mensch
die graag gelooft wat 'hij wenscht, dat voorbeeld
volgt, hoe wantrouwend hij overigens van na
ture is.
Misschien dat ook de dichtkunst in dit op
zicht den gewon'en mensch wat misleid heeft.
Immers ook de dichters zwaaien eenparig aan
Mei alle lof toe en stellen haar voor als de
heerlijkste maand van het jaar, die niet genoeg
bezongen en bewierookt worden kan.
Zoo zijn de dichters nu eenmaal
En een gewoon mensch gelooft graag wat een
dichter hem op de mouw spelt, vooral ik zeg
h-et nog eens als het zijn eigen wenschen in
het gevlei komt.
Intusschen de maand Mei gaat haar eigen
gang met vorstelijke souvereiniteit. Zij stoort
zich aan natuur noch mensch, noch dichter.
Zij -br'engt ons met beangstigende nauwgezet
heid ieder jaar, stipt de beruchte „ijsheiligen."
En wij, die onnoozel -genoeg de deuren en
ramen reeds geopend hadden, sluiten alles weer
potdicht en denken aan het snorrend kacheltje,
-dat nu in een hoekje op zolder staat, óók al
weggezet omdat Mei immers in het land kwam.
Wat zijn eigenlijk die ijsheiligen
Ik las er dezer dagen .een interessante studie
over en daar -ga ik iets van vertellen. Als gij
het gelez'en hebt en het goed onthoudt, zult ge
misschien een volgend jaar wat gereser
veerder staan tegenover de looze streken van
de Meimaand.
Ik haal mijn kennis uit het schitterend maand
blad „De Wandelaar", die ik iedere maand toe
gezonden krijg, om er iets over te vertellen in
ons blad.
In dat blad word er studie gegeven over het
korte regime van de berudhtje „ijsheiligen".
Veel wetenswaardige dingen geeft den schrijver
er over ten -beste al moest hij a-ls zooveel na
tuurverschijnselen het geval is, eindigen met-
het classieke „ignoramus", (wij wpten niet.)
Misschien dat de schrijver in zijn hart er wel
aan heeft toegevoegd, wat prof. Emil du Bois
Raymond voor den geest zweefde toen hij in
1872 te Leipzig zijn rede over „die Grenzen des
Naturerkennens" besloot met 't bekende woord
„Ignorabimus" (Wij zullen het nimmer weten.)
Nochthans evenwel en desalniettemin blijft
hetgeen hij schreef interresant, al was 't allen
maar om de feiten die 'te constat-eeren vallen
al zijn ze dan niet te verklaren.
Het is dan uit de statistiek gebleken, -dat wij
in de maand Mei, na een verhooging door de
temperatuur e'en snelle afkoeling krijgen, een
temperatuurdaling, die volgens het volksgeloof
tusschen 10 en 13 Mei moet vallen, juist de
dagen die gewijd zijn aan de vier heiligen n.l.
Mamertus, Pancratius, Servatius en Bonifaus.
Vandaar dat -deze heeren den minder liefelijken
naam van ijsheiligen kregen.
Al is het nu niet statistisch juist dat op die
dagen de temperatuurdaling komt, komen doet
ze.
En ze komt van het Noorden, van de Noord
pool. Daar schijnt een depressie te ontstaan,
wier oorzaak onbekend bleef en tot-heden niet
te verklarfen is, deze is zoo groot, dat dat er
in de luchtlagen hetzelfde afspeelt wat wij in
Holland wel eens in onze polders kunnen zien
als het water bijzonder hoog komt. Dan komt
er dijkdoorbraak en die polders stroomen in.
Zoo schijnt ook de koude luchtstroom niet door
de Noordpoolzee te houden zijn, hij 'breekt door
naar het Zuiden en wel naar twee kanten. Men
zou kunnen spreken van twee uitvalspoorten,
één over het Noordwesten van Amerika en de
andere over West-Europa. Deze koude lucht
stroom komt ook over Nederland en Duitsch-
land en Frankrijk.
Deze stroom 'heeft e'en breedte van honder
den tot twee duizend kilometer en gaat met
een snelheid van 36 kilometer per uur. Zijn duur
is op zijn minst vier dagen, maar kan ook
langer zijn en dus de geheele maand Mei in de
war sturen.
Opmerkelijk is ook dat die luchtstroom soms
zóó gevoelig kan zijn dat hij tot in Afrika door
dringt.
Wie er meer van wil weten leze het interres-
sante artikel maar eens uit „De Wandelaar."
We zien er intusschen uit dat dus ook eigen
lijk de maand Mei zelf niet de schuld van het
geval mogen -geven. Zij zelf is het slachtoffer
van de Noordpoolwetten die tot 'heden aan ons
menschdom onbekend -bleven.
We zullen deze maand dus „Gorters Mei"
maar gunnen en ons -bij den toestand neerleg
gen en naast het „ignoramus" ook maar het „non
oossumus" (wij kunnen niet) uitspreken
Niet weten en niet kunnen
Dat is eigenlijk wel de slotsom waartoe ook
de mensch -der twintigste eeuw komt.
Stakkers dien wij, „cultuurmenschen" toch
eigenlijk zijn, vooral als wij tegenover de natuur
ons stellen
Wij kunnen wel met een vliegmachine de
wolken ingaan, maar op een plek van 1000
M2. meter regen laten vallen kunnen we niet
eens,
We hebben het maar af te wachten zooals het
komt.
En wat -is dat in den grond der zaak niet
gelukkig
Veronderstel, dat de mensch baas over het
weer werd.
Er kwam niets van terecht.
En dan bazelt de mensch van de „natuur
wetten", maar de Wetgever van al die wetten
die hij zoo ijverig bestudeert, gaat hij gedachte
loos voorbij.
En dan denk is aan di-en machtigen 104en
Psalm
Hebt ge die wel eens gelezen
Schitterende poëzie
I I
';j s
'ilfl