1 voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. 0 1 1 Antirevolutionair Orgaan CHRISTELIJK SOCIALE ACTIE n IN HOC SIGNO VINCES ind!" No. 3746 ZATERDAG 16 MEI 1931 46STE JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. >opt! Dan mtel spi- :euse êpe- tpon IR volle W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlëu en verdere Administratie franco toe te senden aan de Uitgevers 4 de schouders, grijs overhemd heide borstrok, Jt zwarte das- ten ontbreken, hroep zou deze 't Hoff, gedo- pllandsch Diep vallen en ver- Imd Phenix 8 schipper dienst Lichoreidrogerij rkoc'ht 300.000 loorsteenbrand lluscbt. Verze- een boete op- Hij had een lermoedde niet het een veulen pe vorige week vaartuig. |n de cichorei- ton cichorei |o. angers van de lehouden in een |uni des v.m. te 100 a 150 kilo tuig4000 ha ag leed groote I vischtuig. Izakte Zaterdag pk, in den Dijk- Het ziekenwa- vervoerd. Na I langzamerhand Jeen is in brand omgekomen. Itiging. Potters, |n Sommelsdijk. Grinwis naar I gemeenteraads- ktaatspartij can- I Scheijgrond, J. jcker, W. Wes- A. Loeff en zijn candidaat foordermeer, J. 'an iet ;e- jue je- '5 -w*SBuKv*' Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bfl vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN I 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan. AdvertentiCn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Wie de stembuscijfers van de laatste jaren nagaat, ziet een sterke klimming van het aantal roode stemmen op het platteland. De winst die de S.D.A.P. nog behaalt in ons land, dankt zij hoofdzakelijk aan het feit, dat er steeds meer kiezers van het platteland achter de roode vaan gaan loopen. Dat is niet altijd zoo geweest. Vroeger bemoeide de S.D.A.P. zich niet met de plattelandsbevolking, werd veeleer het platteland tegen de steden uitgespeeld bij de verkiezingen. Maar dat is veranderd. In de steden kwam de S.D.A.P. op ^^et doode punt. Het mag eens een beet je verschuiven, maar iedere verkiezing toont toch dat de groote groei in de steden er bij de socialisten uit is. En daarom hebben zij zich de laatste jaren meer naar het platteland gewend. Er viel hier nog wel wat te vangen. En zij hebben het terrein zoo breed moge lijk genomen en niet alleen de arbeiders, maar ook de kleine pachtboertjes tot object gemaakt van hun verkiezings ijver. Of onze pachtboeren nu zoo dom zijn om zich vrijwillig bij het roode le ger te laten indeelen, betwijfelen we. Zij zullen wellicht denken: dat is altijd nog vroeg genoeg als we er net als onze collega's in Rusland toe gedwongen worden Maar onze arbeiders blijken niet zoo '^kast in de schoenen te staan en bij iede verkiezing klimt het cijfer dat door landarbeiders op de S.D.A.P. wordt uit gebracht. Wij hebben voor eenige weken op dit verschijnsel gewezen. Nu kunnen we zulk een groei in mo derne streken verwachten. Waar geen geloof meer is en het verloren Paradijs in deze wereld terug verwacht wordt kan men door blindheid geslagen, mee- nen dat 't socialisme een Heiland is tot verlossing der menschheid ons gegeven, een heiland, die de poorten van het pa radijs ons weder ontsluiten zal. Wij kunnen begrijpen dat moderne landarbeiders aanheffen den socialis- tischen Pinksterzang „Mijn volk zal eigen Heiland zijn Het zal door nood, Van strijd en dood Zichzelf ter redding leiden, Staat opmijn volk is opgestaan, Uit zijnen smaad herrezen. Maar nooit zal zijn verlangden gaan Naar hemelvaart. Het wil op aard' Verlost en zalig wezen." Dat ongeloovige landarbeiders het „amen" uitspreken op een Kerstartikel in Het Volk, dat deze woorden spreekt: „Het moderne proletariaat in getal en kracht groeiend, is de nieuwe Messias, die opstaat om de menschheid te bevrij den", nogmaals, we kunnen het begrij pen. Want de mensch blijft mensch, dat wil zeggen, schepsel met lichaam en ziel, óók met een ziel waarin de eeuwig heidsgedachte ligt, en met een hart dat onrustig blijft, totdat het rust vindt in God. Ook de moderne landarbeider, óók de ongeloovige, behoudt een navonke- ling van Gods eeuwigheidsgedachte in de ziel. De mensch is gelukzoeker, zoekt zijn levenlang naar het verloren para dijs, en ook als hij het licht van Gods Woord mist, blijft hij in de duisternis toch nog rondtasten naar dien geluks staat, waaruit toch zijn oorsprong is. En ook de ongeloovige landarbeider blijft een mensch die gelooft, want geen mensch is er die niet gelooft. En hij zingt den psalm van het socia lisme „Heft aan, vol blij verlangen, Doet alle volken kond, Klink' luid de vreugdezangen, Vertel van mond tot mond Een nieuwe blijde dag licht aan, Een stralend licht is opgegaan. Zingt jub'lend nu langs veld en gaard Het Socialisme komt, 't Zal heerschen over d'aard." En hij jubelt mee in het strijdlied Dra zijn wij meesters van de aarde En naar de zon stijgt vreugdelied, Beeld wat ons hart zoo lang bewaarde, Ons kracht gaf, nooit verliet. De leug'en en de misdaad wijken, De menschen zijn ons allen gelijk, En in des arbeids broederrijk Wonen geen armen en geen rijken. Te wapen! En valt aan! Voorwaarts Heil, roode vlag 't Zij dood, 't zij zege Ten laatsten'slag Vooraan Vooraan Vooraan In het koor van deze roode psalmodie zingt de ongeloovige landarbeider mede want ook de ziel die God uitbande heeft behoefte aan geloof. Maar kunnen Christenarbeiders zich hierbij scharen Kunnen we gelooven in den Heiland, Die is Gods Zoon en in een heiland van het socialisme. Kunnen we geloo ven in Hemelvaart en tegelijk uitspre ken dat ons verlangen nooit naar He melvaart zal gaan Kunnen we belijden dat God Almachtig Koning en Heer- scher is over al het geschapene en tege lijk belijden dat het socialisme zal heer schen op aard Kunnen we tegelijk aanbidden het Kruis van Golgotha en uitroepen „heil roode vlag Dat in het zuiden van ons land, in Zeeland en op de Zuid-Hollandsche eilanden het roode stemmenaantal groeit, wijst op een misverstand. Niet alleen bij onze landarbeiders, maar bij ons allen. Wij allen zijn te kort gekomen. De Kerk heeft niet gedaan wat zij doen moest. Zorgde zij voor het sociale element in de bediening van Gods Woord Stond zij met haar prediking met beide voeten in den tijd waarin God ons plaatstewas haar predking actueel, zooals ieder Woord van Christus en van de Profeten en van de Apostelen brandend van actualiteit was En hebben de patroons hun roeping verstaan Of stond de brief van den Apostel Jacobus niet in hun Bijbel En ieder onzer, hebben we gedaan wat we konden o mden socialen vrede door sociale gerechtigheid te bevor deren Want we weten toch zeker wel dat de sociale kwestie geen vraagstuk van filantropie, van weldadigheid en barm hartigheid, maar een vraagstuk van recht is Dat het niet een kwestie is van een mededeelen van een rok aan dien. die er geen heeft (diaconie) maar dat het een kwestie is van arbeid en loon dus van recht en gerechtigheid Als er is een afglijden naar de diepte van ongeloof en revolutie dan hebben we allen eerst de hand in eigen boezem te steken, geen mensch uitgezonderd en als Christen zullen we de ontzettende zwaarte op onze ziel moeten voelen dat er een solidariteit van schuld, óók van deze schuld is. Wanneer er niet deze gestaltenis komt, vreezen we inderdaad het ergste. Want de Kaïnszonde is toch wel een der vreeselijkste zonden die er is. En eerst als wij allen onze schuld inzake het brandend vraagstuk van het sociale leven gezien hebben, kunnen we gaan praten over de noodzakelij k- ïeid van de Christelijk sociale actie. Daarover valt veel te zeggen. Boeken zijn er over geschreven. Maar feiteiijk is deze plicht te herlei den tot dit ééne heb uwen naaste lief als uzelve. De zware eisch van het gebod Gods. We willen er in den vervolge we. wat meer van zeggen. Maar voorop staat voor ons allen dit Wie waarlijk Pinksterfeest vieren wil zal niet als individu, als eenling een zegentje moeten vragen onder het Pinksterevangelie, maar die zal voor alles iets moeten voelen wat het begrip solidariteit inhoudt. Want de menschheid is een orga nisme. Anders waren we niet allen in Adam gevallen. Maar ook in de herschepping, in het verlossingswerk van Christus, Gods Zoon wordt uitgegaan van de orga nische gedachte. Het is één der twaalf geloofsartike len der kerk aller eeuwen. En op Pinksterfeest waren ze allen eendrachtiglijk bijeen. Christelijke sociale actie kan niet bui ten den Pinksterzegen. Maar als zij dien Pinksterzegen ook heeft is zij als vuur in onze aderen. Dan grijpen we den broeder die strui kelt en valt, dan komt er voor passi viteit in het sociale leven de hoogste activiteit, want dan voelen we de ze genrijke werking der genade die af straalt van het Kruis in de natuur die om der zonde wille vervloekt is. Dan gaan we iets gevoelen van het groot gewicht der democratie en dan zien we dat die democratie óf ten zegen óf ten vloek is. Ten vloek als zij in handen komt van ongeloof en revolutie, maar ook ten ze gen als zij zich laat beheerschen door den Christus, Hat is een heerlijke lentedag, terwijl ik voor mijn bureau dezen brief schrijf. Engenlijk de eerste mooie lentedag, die we dit jaar gehad hebb'en. Wel hebben we in April een paar mooie dagen gehad, maar toen was er nog geen lente groen te bespeuren en geen bloemen tooiden het veld. Nu is alles in volle pracht. En wat as die lente toch heerlijk Er wordt wel eens over het Hollandsche weer geklaagd. Een pessimistische grappenmaker schreef de zer dagen in zijn blad: als dit jaar de zomer op Zondag valt, kunnen de arbeiders er ook nog wat van igenieten. We zullen' hopen, dat het niet bij één zomer seden dag blijft. In elk geval behoeven we niet te klagen, dat we er minder aan toe zijn dan andere landen met dezelfde luchtstreek. We hebben het voorrecht van een zeeklimaat, dat voorkomt heel heete zomers en zeer koude winters. In een ander blad las ik, dat Nederland een van de rijkste bloemenlanden is. De buitenlander, die ons land bezoekt, treft het, dat we zulk een rijke bloei van bloemen kennen. Onze bollenvelden zijn wereldberoemd en onze Betuwe met haar vruchtboomen' heeft edeneens wereldreputatie. En wie nog niet gelooven zou, dat Holland een groote rijkdom aan bloemen heeft, had voor enkele weken eens de tentoonstelling moeten bij wonen in Rotterdam op het voormalig Nenijto- terrein. Ik heb het voorrecht gehad, daar eens een kijkje te kunnen nemen. Een zeldzame verzameling van de edelste bloemsoorten op kunstzipnige wijze gearrangeerd en geëxposeerd. Ik hoorde iemand zeggen: 't lijkt hier wel het paradijs. En het was inderdaad een zeldzame schoon heid. Ik hoor, dat het plan is ieder voorjaar zulk een bloemententoonstelling te organiseeren. In dat geval kan ik mijn lezers aanbevelen er ook eens een reisje aan te wagen. Zij zullen er geen spijt van hebben. Want wat is eigenlijk mooier dan bloemen pracht. Duizenden kleuren, duizenden vormen, alles predikend de pluriforme scheppingskunst van onzen God. Wat heeft Hij het toch alles mooi gemaakt En God zag, dat het goed was. Zoo was het Goddelijk oordeel over iederen scheppingsdag. En op een heerlijken lentedag als Mei ons geven kan, zegt onze ziel er amen op, al weten we, dat door den vloek der zonde ook dat goede in schepping geschonden en gebroken werd. Maar we mochten er nochtans een navonke^ ling en een naglinstering van over houden. Door Gods algemeene genade God maakte alles goed, maar de mensch heeft het verdorven'. Ziedaar de bange klacht, die over het wereld rond gehoord wordt. En dan kijk ik in de krant en zie ik op één pagina: „In Spanje tien kloosters in brand ge> stoken", „Nationale ramp in Oostenrijk; tekort van 140 millioen", en „Haagsche millionair ver moord, door worging omgebracht". Dat is uit één blad van één dag. En het is een beeld van de heele wereld. Heel de wereld is aangestoken door den geest van Revolutie, heel de wereld is vol van haat en wrevel en moordlust, heel de wereld is vol malaise en van economische inzinking. Ellende, geestelijk en stoffelijk. Brandstichting, roofmoord, revolutie, onzede lijkheid, schaamteloosheid, echtbreuk, opstand tegen God. Dat is het waar de wereld vol van is. Meer dan ooit komt de geest van het beest uit den afgrond openbaar. En toch blijvén alle dingen zooals ze waren. Op den winter geeft God weer de lente, op de koude weer de zomerwarmte. Die vaste natuurorde maakt den mensch der zonde brutaal. Reeds de Bijbel spreekt ons van die menschen, die om God lachen en die zeggen, dat sinds Noach en Abraham alle dingen geweest zijn en niets veranderd is. Als er dan nog een God is, dan is het een deïstische God, een God, die zich niet met deze wereld bemoeit en inlaat. Want alle dingen blijven immers als voorheen. Maar de kortzichtige m'ensch begrijpt niet, dat bij den Heere duizend jaren zijn als één dag, en dat de tijd tusschen Christus' Hemelvaart en Zijn Wederkomst voor God gelijk is aan één enkelen dag. Wat is bij Hem, die de eeuwigheid schiep, tijd Die in den Hemel woont zal lachen. Maar de wereld vergadert zich de toorn als een schat tegen den dag des oordeels. Iedere lente is voor het kind van God een nieuw bewijs, geen nieuwe lente en nieuw ge luid, maar 'het oude geklank van God Almachtig als Schepper, als Levenverwekker 'en Leven, vernieuwer. De ongeloovige wereldling zegt: ziet ge wel, alle dingen blijven bij het oude, als er een God was, zou Hij toch wel wrake doen en omkeer brengen in der tijden loop Maar Gods kind zegt: iedere nieuwe lente is voor mij bewijs, dat er een God is, Die de schepping nog schraagt en in stand houdt krach tens Zijn Verbond, ondanks de zonde der menschheid. Want ook het natuurlijke leven is den mensch tot een val of tot een opstanding. Ieder woord van God, maar ook iedere daad van God, bindt of breekt, heelt of verwoest, maakt legend of doodt. Het is met Gods Woord zoo anders dan met het Woord van een mensch. Wij zeggen zooveel schijnbaar neutrale woor den, ijdele woorden, die geen invloed hebben, geen kracht doen. Maar zoo is het niet met Gods Woord en met Gods daad. Dat is de vreeselijke majesteit van God, dat overal waar Hij een woord spreekt of een daad doet, dat radicale uitwerking heeft, hetzij ten leven, hetzij ten doode. Zoo is het ook in het rijk der natuur. De nieuwe lentepracht en het jonge leven komt uit Gods hand. Wij kunnen er twee din- n' mee doen: óf er mee tot God gaan en Hem er in verheerlijken, óf het gebruiken tot zonde- dienst en zinnenlust; öf komen tot dieper besef van Gods Almacht en onze afhankelijkheid, öf God er mee hoonen en Hem tarten, die alle dingen toch maar laat zooals het altijd geweest is, nietegenstaande onze zonde. Wij leven op een vulkaan. Overal barst de wereldbrand uit de holen en- spleten uit, en hoe lang zal het nog duren eer de finale komt? iWe het boek der Openbaring bestudeert aan de hand der theologen van onzen tijd, die spe ciaal werk van dit Boek gemaakt hebben, weet dat reeds veel van wat de Ziener op Padmos zag, is gebeurd en dat we leven in het laatst der dagen. Het is de tijd van den mensch der zonde. En die mensch komt met revolutie en oorlog, met bloed en vuur en rookdamp. En het zal een louteringstijd zijn voor de Kerke Christi. Als God ons weer een nieuwe lente geeft, laat het ons dan symbool zijn, dat het Leven en de eeuwige L'en'te in Zijn hand zijn en bewaard blijven voor wie tot het einde trouw bleef. Hemelvaart en Pinksteren zijn voor de Kerk van Christus weggelegd. Dus dan toch een nieuwe Lente en een nieuw geluid Reden tot optimisme heeft alleen wie gelooft 1 UITKIJK. Rome bindt de Sociale kwestie aan zijn kerk. Wij Protestanten aan Gods Woord 1 Hoe komt dat toch Wat heeft de kerk, wat heeft de Bijbel met mijn huishouden van doen. Geef mij te eten, geef me een' behoorlijke wo ning; ik wil mensch zijn. En 't kan me niet schelen, hoe ik 't krijg, als ik en de mijnen 't dan maar krijgen. Wat belang heb ik bij de Kerk; bij dat Oude Boek, als ik verkommer, en kruipend door den tijd moet Als mijn leven van de wieg tot 't graf een weg van doornen is en zelden rozen, van inspanning zonder weer ga om 't hoofd wat boven water te houden. Ik wil mensch zijn; ik met de mijnen, en als mensch wil ok sterven. Ja, murmureerder, elk woord van Uw verzet is raak, elke Uwer wenschen redelijk, elke be geerte te vervullen. Gij hebt niets te veel gezegd; maar helaas, veel te weinig: daar zit em de fout. Gij spreekt waarheden uit, maar De waar heid verzwijgt ge. Gij wilt Mensch zijn, 'en' dus ingevoegd in de zedelijke Wereldorde. Waart ge een dier, dan zou er dn die moreele en ethische Orde geen plaats voor U zijn. U is dus een Mensch, onderworpen aan de wetten, welke in die Zede- lijkei wereldorde heerschen. En U is lid der Maatschappij. Wat U dus als eenling verplicht is, is U ook verplicht in die Maatschappij, d.d. gehoorzamen aan de wetten der zedelijke We reldorde. Voor Uw „heilige" persoonlijke rechten komt ge op in orde; maar dan ook opkomen voor de rechten van Uw makkers, die met U toch een deel, 't grootste deel der Maatschappij vormen. Uw makkers en gij zijn toch geen kinderen van Kaïn: „Ben ik mijn broeders hoeder 7" De vraag is dus: Wat voorstelling maakt ge nu van U zelf en van hen Gekke vraag, zegt ge? Toch niet zoo gek als U meent. Of hebt ■ge heelemaal geen idee van U zelf Dan behoor je bij de koeien in de wei te loopen, die daar onbewust van zichzelf, instinctief grazen. Maar als gij redelijk zijt, voelt ge zieleprang. Eiken avond, als ge Uw werk eindigdet, voeldet gij U zelf onvoldaan. Vanwaar dat onbehaag lijk gevoel, die onrust, dat onophoudelijk ge praat in U zelf van een zeker tekort, van iets onvolmaakts, van een soort mislukking. En die onbehaaglijkheid dankt ge aan de onuitroeibare gedachte aan 't Einddoel uws levens. Geen sterveling op Aarde kan die ge dachte vernietigen. Wel kan de kijk op dat Einddoel verschillend zijn, maar 't Einddoel staat als een rots. Dat doel is er. De wereld is zelf geen rommelzoo; is geen chaos als in een uitdragerswinkel, geen lommerd waarin alle artikelen pakje voor pakje liggen opge stapeld, geregistreerd en wachtend op de komst van den inbrenger, nommer zooveel. De Wereld is een kosmos; er zit organisatie, ontwikkeling, groei in. Vrage dus: W a a r h e e n die groei De Christen zegt: Naar Boven; dat leert de Natuur ons eiken dag. Hooger, al hooger strekt de eik zijn armen naar den hemel uit en zoekt nauwer contact met zijn Schepper. Er is een ingeschapen drang bij alle menschen, bij alle dieren, bij alle planten naar 'hooger. Naar 't licht en naar 't lWen. Waarom huppelen de kalvers enz. op den eersten Mei zoo dartel den stal uit. Vanwaar die begeerte naar Lenteont- plooiïng, of toch de bloemen uitbarsten zullen. Excelsior Steeds hooger is de levenskreet van al 't geschapene, 't Is 't heimwee naar 't Ver loren Paradijs. In de heele wereld aangevoeld. Elk zoekt geluk, Maar talloos zijn de paden Waarlangs we zoekend grafwaarts gaan. Thomas Carlyle, de beroemde Eng. schrijver in zijn werk over The French Revolution, Chapter II van 't le deel, zegt 't zoo juist onder 't motto Realised Ideals „For ours is a most fictile world; and man is the most fingent plastic of creatures. A world not fixable; not fathoamble. An unfa thomable Somewhat, which is Not We, which we can work with, and live amidst, and model, miraculously in our miraculous Being, and name World. „But if the very Rocks en Rivers (as Me- taphysic teaches) are, in strict language, made by those Outward Senses of ours, how much more, by the Inward Sense, are all Pheno mena of the spiritual kind: Dignities, Au thorities, Holies, Unholies. Which inward sense, moreover is not permarient like the outward ones, but forever growing and cha- ing. Does not the Black African take of

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1