voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
D. ADEHIA BMItEflUlEG 32, RW
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3737
WOENSDAG 15 APRIL 1931
46STE JAARGANG
KORT EN GOED
WELFSCHOEN VOLDOET
T
Brieven uit Amerika.
Speciaal zaak
KLATERGOUD
Deze Courant verse h^nt eiken WOtNSDAG en ZATERDAG.
ABO vliNr AENTSPRIJS per drie maasden franco per post f Ir- vooruitbetaling,
B jITENL/ ND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
APZnwnpt LIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc No. 202 Postbus No 2
ADVEklfcNUÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cetat pet regcl
DIENSTAANVRAQEN en DIENSTAANBIEDINGEN I 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die xfl beslaan
AdvertentiPn worden ingewacht tot DINSDAG- er VRIJDAOMORORN 10
A ES® Kttikkett voor dl® Redactie bestemd, A d v e rteta t J n en verdere Adnilaistratie, franco toe te arenden aan de Uitgevers
B DE PUBLICATIE OVER DE WATER
LEIDING.
Onze liberale en Staatk. Geref. perszusters
j zijn verstoord, dat we ze met de publicatie om
trent de vorderingen der waterleiding op Flak-
kee vóór geweest zijn.
Wij kunnen ons dat indenken.
Maar hebben wij daar schuld aan
Het zou o.i. meer met journalistieke waardig-
heid overeengekomen zijn, indien ze niet in een
hoekje waren gaan zitten mokken, maar óf ge
zwegen hadden óf ons verzocht hadden de stuk
ken of gedeelten er van te mogen overnemen.
We zouden hen gaarne ter wille geweest zijn.
Nu hebben zij getracht van den voorzitter van
het bestuur der waterleiding, burgemeester Den
Hollander, een verklaring te ontfutselen, dat
onze inlichtingen onjuist en dat de inlichtingen
voorbarig verstrekt waren.
ÜWe zullen hier die verklaring, die zéér on-
iolpen geredigeerd is, maar niet overnemen,
at heeft men aan verklaringen, die niet onder
teekend worden
Wel heeft de Burgemeester een ander epis
teltje geteekend, maar dat zegt totaal niets om
trent de juistheid onzer mededeelingen en was
meer als een zoethoudertje voor onze pers
zusters bedoeld.
Nogmaals, onze collega's waren op waardiger
wijze over hun tekort van journalistieke activi
teit heengekomen, indien ze er maar geheel het
zwijgen aan hadden toegedaan.
Ons blad heeft nu eenmaal op Flakkee de
oudste brieVen, wortelt in den volksgeest van
Flakkee en vindt zijn lezers in alle kringen en
bij alle richtingen, zoowel bij landbouwers als
arbeiders, bij Antirev. als St. Geref., Roomsch-
Kath., liberalen en socialisten.
Wij wenschen dien band met het Flakkeesche
volk te bewaren en te versterken en nemen er
Wat
geen genoegen imee onze kolommen met
uwtjes en verslagen te vullen, maar wenschen
ook actueel urgente belangen te bespreken en
te bevorderen.
Wij hebben dat gedaan met de Electrificatie
toen West-Flakkee ook het nieuws rut ons blad
moest halen; we hebben dat gedaan met allerlei
rapporten, die voor Flakkee van belang waren
en het behoefde dus onze collega's niet te ver
wonderen, dat we ook ten aanzien van het
Waterleiding vraagstuk diligent bleven.
Dat ligt nu eenmaal in onze lijn.
En dat is ook Antirevolutionair.
Ons A.-R. lid van Ged. Staten, de heer
Heukels, heeft het in zijn rede de vorige week
zeer terecht opgemerkt, dat ook achter de be
hartiging der stoffelijke belangen een Antirev.
principe steekt. Zooals het de dure roeping van
ieder Christen-huisvader is de stoffelijke wel
vaart der zijnen te bevorderen, zoo is het ook
e'en' eerste eisch van Antirev. beginsel voor
land en volk, stad en gewest de stoffelijke wel
vaart te zoekèn en voor te staan.
In die richting hopen we te blijven voortgaan.
En nu schrijft „Onze Eilanden" wel, dat „hij,
die het rapport en de verdere inlichtingen heeft
gegeven, in strijd heeft gehandeld met de eti
quette van de commissie", maar wat dat voor
een „soort etiquette" is, komen we van hem
niet te weten. Waarschijnlijk bedoelt hij, dat dit
rapport geheim had moeten blijven, maar in de
laatste vergadering is over geen geheimhouding
gesproken, en wij zien ook niet in waarom het
geheim had moeten blijven.
De waterleiding is een kwestie, die het geheele
Flakkeesche volk aangaat en aan die geheim-
doenerij doen wij niet mee.
Wanneer er in ons land het een of ander
groot werk tot stand moet komen, wordt de
zaak vanaf het eerste stadium breedvoerig in
de pers besproken. En dat behoort ook zoo.
De publieke zaak moet publiek behandeld wor
den. Ook dat is een Antirev. principe. En we
zijn er van overtuigd hiermede te handelen in
den geest van onze lezers, die trouwens niet
anders van ons blad zouden verwachten.
De beste raad, die we onze collega's kunnen
geven, is, als we hun weer vóór zijn, niet te
gaan mokken en intrigeeren, maar eens te trach
ten inzicht te krijgen in de eischen, die er aan
jornalistieken arbeid redelijkerwijze gesteld mo
gen worden.
KOSTEN VAN OUDERAVONDEN.
In dén Raad van Middelharnis bracht de heer
Doornbos de kosten van Ouderavonden ter
sprake.
Men had vanwege de Openbare U.L.O. en
-Lagere School al de kosten voor ouderavonden
gemaakt bij de gemeente in rekening gebracht.
De heer Doornbos teekende hiertegen protest
aan 'en wees er op, dat volgens een K. B. van
2 Sept. 1927, No. 34, alléén die kosten in
rekening mogen v» orden gebracht, welke direct
verband houden met localiteit enz. Verteringen
en dergelijke moeten door de ouders of de ver-
eeniging zelf gedragen worden.
Het betreffende K. B. zegt hiervan
„Overwegend ten aanzien van de uitgaven
voor ouderavonden dat deze, ten doel hebbende
een goede verstandhouding én samenwerking
tusschen school en huisgezin te bevorderen,
geacht kunnen worden in het belang te zijn van
het onderwijs, zoodat de kosten van zoodanige
bijeenkomsten gerekend moeten worden tot die,
bedoeld in art. 55, letter O, der wet, te behooren,
dat tot deze uitgaven echter niet medegerekend
mogen worden de kosten van de op zoodanige
bijeenkomsten gemaakte verteringen."
Ofschoon de heer Doornbos bestrijding onder
vond, hield hij voet bij stuk en o.i. zeer terecht.
Het is trouwens rationeel en logisch, dat kosten
voor gemaakte verteringen enz. niet op de ge
meente verhaald worden, maar door de ouders
of de vereenigingen zelf gedragen worden.
Wij vestigen er te dezer plaatse nog even de
aandacht op, opdat andere gemeentebesturen,
waar dezelfde fout als te Middelharnis gemaakt
wordt, insloop, er hun winst mede kunnen doen.
UIT HET FAILLISSEMENT DER
OPENBARE LAGERE SCHOOL.
Wanneer er ergens e'en faillissement is, komen
er soms rare dingen aan het licht.
Zoo is het ook met den faillieten boedel der
Openbare School.
Het is een school, die uit den tijd raakt, en
het is eigenlijk niet anders dan een blijk van
achterlijkheid en oer-conservatisme zich voor
het behoud dier school druk te maken.
Links zelf begint te begrijpen, dat bijzonder
onderwijs toch eigenlijk toet eenige rationeele is.
Een goed socialist zal dan ook direct toegeven,
dat zijn kind beter op een socialistische bij
zondere school past, dan op de z.g. „neutrale"
Openbare school. De liberalen gaan ook dien
kant op waar ze maar kunnen.
Maar op Flakkee zijn we in die dingen nu
eenmaal een beetje achterlijk.
Daar loopt men zich nog warm voor een in
stelling, die feitelijk failliet is.
En niets is deze palstaanders voor de
openbare secteschool te gek om de menschen te
bewegen met 1 April of 1 Mei hun kinderen
naar de Openbare School te brengen.
Te Stellendam dreigde men met boycot.
En te OoltgenspLaat werd in den avond van
31 Maart (1 April begon het nieuwe leerjaar)
een op oranjepapier gedrukt biljet aan de wo
ningen bezorgd, waarin de zonderlingste getallen
genoemd werden om de menschen er van te
overtuigen, dat de Bijzondere Scholen te Oolt-
gensplaat de gemeente naar den afgrond helpen.
Eji als de ouders dat inzien, eindigt het biljet:
„herstelt dan, die daaraan (aan die vernietiging
van het gemeentekapitaal n.l.) tot dusver hebben
medegewerkt, wellicht geheel ondoordacht, die
fout, door morgen 1 April uw kinderen te zen
den naar de Openbare school."
Het o'ranjepapiertje is niet onderteekend en
men zou geneigd zijn hier van een Aprilgrap te
spreken, ware het niet, dat de heeren voor
standers van het openbaar onderwijs reeds meer
malen bewezen hebben, dat ze inderdaad tot
die gekke dingen in staat zijn, als ze denken er
een discipeltje mee te kunnen winnen.
Alsof nu één Platenaar meerien zou, dat hij
met zijn kind naar de Openbare school te zen
den, de gemeente ook maar één cent bevöor-
deelen zou
„Ter overdenkingstaat boven aan het
papiertje met twee uitroepteekens.
Inderdaad geven we ter overdenking hoe ver
de openbare school al uit het nationale leven is
weggezakt als zoo tegen 1 April tot zulke lap
middelen de toevlucht moet worden genomen
om de zaak nog wat gaande te houden
Beste Vriend
Deze week zal naar aller gedachte de nieuwe
Amerikaansche ambassadeur naar Nederland
benoemd worden. Zijn naam is Saurits S. Swen-
son. Van zijn naam kan wel afgeleid worden,
dat hij een Zweed is. Hij is een belijder van
den Lutherschen godsdienst, en is in de Lu-
thersche kringen gezien en geëerd. Hij is ook
al gezant geweest naar Denemarken', naar
Zwitserland en Noorwegen. Dus hij ds wel
ervaren. Hij komt van den Staat Minisota, is
daar Bankdirecteur en moet een geweldige pu-
bliek-spreker zijn. Ik vond het jammer, dat er
weer geen Hollander benoemd was voor deze
post. Het is toch wel wat waard als een ge
zant in den' vreemde geen tolk noodig heeft om
daar met autoriteiten te spreken, maar bij eenig
nadenken is er ook weer wat tegen als een
gezant van geboorte zelf Nederlander is, gelijk
dit het geval was niet G. J. Diekema. Dan loopt
men gevaar om een prooi te worden van zijn
eigen sympathieën en antipathieën. Het schijnt
inderdaad moeilijk, schier onmogelijk diplomaat
te zijn en zichzelf te blijven. Een diplomaat
moet op zijn peil blijven en de etiquette van
de diplomatiek zorgvuldig in acht nemen. Het
stemt ons tot dankbaarheid, dat mr. Swenson
een Zweed is. Als Noprdelijk Europeaan ver
staat hij het volkskarakter van Nederland beter
dan e'en' Italiaan of Franschman.
Ja, Amerika is een mengelmoes van alle na
tionaliteiten, maar dit juist maakt Amerika tot
Amerika. Verreweg het grootste deel van onze
bevolking is Europeaansch, maar wij kunnen
niet naar eenig land van Europa genoemd wor
den. In dit opzicht zijn wij eenig. Wel vindt
men hier tradities en gewoonten uit de ver
schillende landen van Europa, maar, maar zelfs
ook die tradities dragen hier een Amerikaansch
stempel. Het meest, zijn wij op Engeland aan
gelegd. En dit doet de taai. Het is niet alleen
het Engelsch spreken, maar dat Engelsch spre
ken brengt ook het Engelsch denken met zich.
Maar ook dat Engelsch is gelukkig Ameri
kaansch. En met al de moeite, die Engeland
doet om ons te ver-Engelschen, verliest zij
grond. En dit heeft de wereldoorlog bevorderd.
En dit acht ik e'en zegen. Wij hebben onze
onafhankelijkheid van Engeland met het zwaard
moeten bevechten. Laat ons als Amerikaansche
nazaten van dat roemrijk voorgeslacht dan ook
toonen, dat wij ons verzetten tegen Engelsch
Amerika, maar boven alles een echt Ameri
kaansch Amerika willen handhaven. Er is geen
tijd in onze geschiedenis bekend, dat zoo aan
gelegd is op de veramerikanisatie van onze ge
mengde natie als nu. In de eerste plaats vindt
dit zijn oorzaak in de beperkte emigratie.
Vroeger kwamen er in een jaar meer vreemden
in dan nu in tien. Dit op zichzelf is natuurlijk
goed. Het ds de kracht van onze natie dat zij
één is, maar in deze geweldige strooming van
Amerikanisatie ligt ook veel bezwaar. Want
de vraag dringt zich aan ons op: Zal de oude
Amerikaansche volksgeest, die ons land ge
maakt heeft wat het is, op den duur de leiding
blijven geven in deze Amerikanisatie, of zullen
de geesten, die van buiten op ons inwerken,
straks de leiding krijgen en het roer in handen
nemen
Vele teekenen wijzen daarop.
Onze Staatsuniversiteiten worden niet alleen
meer o n-Christelijk, maar anti-Christelijk. En
dat zijn de inrichtingen, waar onze leiders ge
kweekt worden, Als daartegenover nu maar een
streven ontwaakt om de Christelijke leiding in
ons groote land te handhaven, dan kan dit
brutale atheïsme nog een gunstige uitwerking
hebben. Het voor of tegen moet in ons land
meer openbaar worden. Die algemeene Chris
telijkheid is niet veel beter dan geen Christe
lijkheid. Eén ding is gelukkig: de klassenstrijd
heeft hier geen opgang. De communisten pro-
beeren het wel, doch zij vinden weinig of geen
gehoor. De Amerikaan is er te nuchter voor.
Hij weet wel, dat dit maar zoet gefluit is om
den vogel in den strik te krijgen. De afstand
tusschen werkman en werkgever is ook niet
groot genoeg om met dén' klassenstrijd opgang
te maken. Verleden week verspreidden de Com-
mnunisten een pamflet in de fabrieken, dat vol
scheldwoorden stond op de werkgevers en mil
lionaire, maar het pamflet was gehectografeerd.
Blijkbaar konden zij het bij geen drukkerij ge-
druk krijgen. En de post verzendt zulke schend-
schriften niet, dus moet het alles door de Com
munisten zelf rondgebracht worden.
Nëeri, Amerika is nog niet rijp voor het Com
munisme. Maar daartegenover is er ook nog
geen actie van eenige beteekenis van de Chris
tusbelijders. En dit vooral is zoo noodzakelijk.
Enkelen zien dit wel, vooral onder de Ameri
kanen van Hollandsche afkomst. Verleden
week hebben er in Grand Rapids 3 groote ver
gaderingen plaats gehad om tot organisatie van
de Chr. arbeiders te komen. Prof. Clares Bouw-
door
H. KINGMANS.
22)
„Neen, na gister daarover niet meer. Het
baat immers toch niet Hij leeft trouwens thans
geheel in een roes."
„Je zoudt zeggen, dat zij elkaar echt liefheb
ben," meende Truus, weifelend. „Zij doen ten
minste alsof".
„Het is zeer wel mogelijk, dat wij ons ver
gissen, vrouwtje, 't Is te hopen."
,Er valt ook nog niets te van te zeggen. Ze
zijn nog niet getrouwd. Ik blijf toch gelooven,
dat Heino niet los is van Martha. Toen ik hem
vertelde, dat Martha in betrekking gaat, kleurde
hij als een jongejuffrouw. En is het niet opmer
kelijk, dat hij n a mijn mededeeling over Martha
besloten heeft, eerst over twee weken naar Gro
ningen te komen. Volgende week, heeft hij be
merkt, loopt hij de kans, dat Martha nog thuis
is, al vermoed ik het niet. Over twee weken
heeft hij dat risico niet en daarom stelt hij uit."
„Misschien is het een samenloop van omstan
digheden", verontschuldigde Tjaard Heino. „Bo
vendien valt het te begrijpen, zoo al niet te bil
lijken, dat hij, na het gebeurde, Martha liever
uit den weg blijft."
„Ben je van meening veranderd, Tjaard
Meen je, dat het geld bij deze verbintenis géén
rol speelt
„Zij gaan/ aardig en lief met elkaar om",
meende hij. „Ik beweer niet, dat het geld heel
geen rol speelt, maar
„Eerlijk gezegd 'k twijfel ook wel eens. Maar
t zou niet de eerste maal zijn dat Heino kome
die speelt. Daar weet Martha van mee te pra
ten."
„Truus, hoor eens", zei hij, opeens heel erns
tig.
„Ja, wat heb je"
„Kun je niet wat milder over Heino denken
Je spreekt zoo sarcastisch over hem en moogt
hem niet meer lijden."
,,'t Is misschien niet goed van mij, maar ik
kan dat gehuichel niet uitstaan. Maar je hebt
gelijk, 'k moest wat van jouw vergevingsgezind
heid hebben. Maar, ga je dan goedkeuren, wat
Heino dóet
„Dat weet je wel beter. Maar wij moeten me
delijden met hem hebben. Als het waar is, wat
wij vermoeden, dan is hij diep gezonken en dan
heeft de duivel hem te pakken, door hem aan
te tasten in zijn zwak zucht naar geld. Dat is
een ontzettende zonde, die hem ten verderve
voert, als er geen inkeer komt. En daarom moe
ten wij medelijden met hem hebben. En voor
hem bidden. Is dat niet veel beter dan sarcas
tisch en smalend over hein te spreken
„Ik moest wat van jouw nuchterheid bezit
ten bekende zij. „Want je hebt gelijk. Wij
moeten de zonde verfoeien, maar medelijden
hebben met den zondaar".
„Ik mag jouw spontaniteit wel, kind. Mis
schien was bet goed, als ik er iets van bezat",
glimlachte Tjaard. „Maar da;t neemt niet weg,
dat je je moet inbinden. Heino i s op dien ver
keerden weg, dat staat vast. Zelfs al is niet
waar, wat wij vermoeden. Geloof je niet, dat
God hem op de een of andere wijze zal tegen
komen Is het niet veel beter, het aan den Hee-
re over te laten in plaats, dat wij min of meer
smalend over hem spreken
De spontane Truus vlijde zich tegen haar man
aan.
„Je hebt, als altijd, gelijk, Tjaard. Ik kom er
toch niet verder mee. 't Is alleen in mij komt
alles in opstand, als ik er aan denk, dat Heino
Martha, die hij liefheeft, schandelijk heeft be
handeld, alleen, omdat zij geen geld bezit en dat
hij zich verlooft met een rijk meisje, dat hij niet
liefheeft, zooals dat behoort."
„Maar dat weten wl] toch niet Kun jij in
Heino's hart lezen En bovendien, al was het
„Hoor eens, Tjaard, een vrouw ziet scherper
dan een man
„En jij ziet heel scherp", moest hij erkennen.
„Stil nu. Een vrouw ziet in die dingen meestal
scherper dan een iman. Misschien is het meer
intuitie, ik weet het niet. Maar ik b 1 ij f geloo
ven, dat dit geen verbintenis uit liefde is. Het
is best mogelijk dat Heino het denkt maar
daarom is het niet zoo. Martha is de vrouw, die
Heino liefheeft. Ik ben er van overtuigd, zonder
dat ik bewijzen, zonder dat ik zekerheid heb."
„Goed, kind, laat ons dat aannemen. Je wéét,
dat ik het ook vermoed. Maar dan verandert
dat niets aan mijn woorden van zooeven, name
lijk, dat wij medelijden met Heino moeten heb
ben. Hij is niet beter en niet slechter dan wij.
Hij is verstrikt in zonde van de geldzucht, waar
aan hij alies zou opofferen. Als de Heere hem
niet tegenkomt, is tnijn broer reddeloos verloren.
Het is ontzettend. Wij hebben gelachen op het
verlovingsfeestje, wij hebben op de receptie me
de de gelukwenschen aanvaard, maar ons hart
heeft geschreid, hé, Truus Wij zijn gegaan
voor moeder en omdat Heino onze broer is en
blijft, maar de klove hebben wij gezien. Laat
ons veel bidden voor Heino."
„Ja", zeide zij.
De klove, waarvan Tjaard sprak, voelde me
vrouw Heerema twee weken later, toen het pas
verloofde paar enkele dagen in Groningen ver
toefde, even diep.
Truus had haar verteld van het verloop in
Amsterdam, Zij had haar Gretha geschilderd als
een goed, lief meisje. En dat had zij, bij de
kennismaking moeten beamen. Gretha was een
aardig kind, dat zielsveel van Heino hield. Zij
zou een idelaal vrouw voor haar jongen zijn,
als daar niet was de klove tusschen de begin
selen. Want al had Heino die vaarwel gezegd,
al had hij zijn doop en zijn openbare belijdenis
verloochend, hij wist den goeden weg en de
mogelijkheid had altijd nog bestaan, dat e'en
vrouw als Martha, Heino tot God had terugge
leid ,al had de Heere dan ook geen menschen
noodig, om Zijn raad te volvoeren. Maar een
vrouw als Gretha, kon Heino niet weer voeren
op het pad ten eeuwigen leven, want zij was on
wetend als een kind in de wieg.
Mevrouw Heerema sprak niet met Gretha
over den godsdienst, wel wetend, dat zij op
rotsen ploegen zou. Maar dat was dan ook de
eenige concessie, die zij Heino deed. Voor het
overige volgde zij precies haar gewoonte. Zij
bad aan tafel hardop en las den Bijbel, ook al
bemerkte zij, dat Heino er zich min of meer aan
ergerde. En toen het Zondag was, ging zij twee
maal ter kerk. Gretha vond het alles even
vreemd. Doch zij was te beleefd, om er iets
van te zeggen. Bovendien vond zij het een wei
nig interressant.
Een enkele maal werd over Martha gespro
ken. Maar Heino koos dan zoo spoedig moge
lijk een ander onderwerp, echter zóó handig en
tactvol, dat het Gretha niet opviel.
Rechtstreeks sprak deze er met Heino over,
toen zij met hem alleen in de kamer was en
stond voor de foto van Martha, die genomen
was even vóór haar vertrek,
„Is dat nu Martha vroeg zij. „Wie is zij
eigenlijk Het spijt je moeder wel, hé, dat zij
vertrokken is."
„Martha is al jaren wees. Zij komt uit Gel
derland. Haar moeder was een warme vriendin
van moeder en daarom heeft moeder haar als
dochter aangenomen. Zij was al die jaren hier
in huis."
„Maar waarom is zij dan .weggegaan
„Dat was al lang de bedoeling," loog Heino.
,,'t Is voor ieder goed, eens in een andere om
geving te zijn. En nu kwam er een mooie gele
genheid in dat ötrechtsche predikantsgezin, 't
Is voor moeder sneu, maar zooals je gehoord
hebt, komt er volgende week een juffrouw voor
gezelschap en dan is dat ook weer opgelost.
Over een jaar komt Martha weer terug, als zij
tenminste niet getrouwd is."
Heino sprak opzettelijk op vrij onverschilligen
toon, zoodat Gretha geen enkele reden had, om
argwaan te koesteren. Bovendi'en was het motief
voor Martha's vertrek ook zeer aannemelijk't
was wel eens goed voor haar, dat zij in een
andere omgeving en in een druk gezin vertoefde.
„Je moeder moet ook gezelschap hebben,"
meende Gretha. „Aan zoo'n dagmeisje heeft zij
niets, 'k Vind haar een lief aardig mensch,
Heino. Trouwens je broer en zuster zijn ook
aardig. Je hebt, bemerk ik weer, niet veel met
Truus op maar dat is toch verkeerd van je ge
zien. Ze zijn allen leuk en goed, Truus ook.
Nu ja, zij zijn niet zooals ik, of liever, zooals
wij, maar meenen het goed. Zeg, was je vroeger
ook als zij
Over dat onderwerp wilde Heino het liefst
niet spreken. Want dan knaagde er van binnen
wat. Dan was het hem, of hij niet zoo vrij was,
als hij wel meende
„Och ja." zeide hij onwillig, „ik was vroeger
ook zoo. Natuurlijk, je wordt er in opgevoed'.
Maar ik kon mij er niet langer in vinden."
„Dat kan ik mij levendig begrijpen. Ik zou
het ook niet kunnen. Zoo'n paar dagen hier lo-
geeren, nu ja, dat is aardig. Maar altijd in zoo'n
omgeving vertoeven, neeen, dat zou ik niet kun
nen."
„Het behoeft ook niet, lieveling," kuste 'hij
haar, „Wij moeten het met elkaar vinden."
„En dat zal wel gaan," meende Gretha vol
vertrouwen.
De enkele dagen, dat zij te Groningen ver
toefden, waren spoedig voorhij. En Heino was
blij, toen de trein het station uitschoof, om on
der het viaduct door in de richting AsSen te
verdwijnen. Aanvankelijk hadden' zij over Sta
voren willen gaan, maar omdat er veel wind
stond, had Gretha weinig trek in de zeereis
Stavoren—Enkh uizen
(Wordt vervolgd).