AHËIf De Flakkeesche Hulpcentrale HOEKJE VOO VEOTJW HIT SZÏTD :hten. «en, Zaterdag 11 April 1931. No. 373S TWEEDE BLAD. Gemeenteraad. Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. IANJER :he veiling der sluys. kkerman. TNunc-cjGNOWSES Redevoeringen van de H.H. HEUKELS en Dr. SEVERIJN. [tkeniiend moeten kan dan van uw Jiten worden ver- tit uw college in aden vergadering feit is toegezegd IN. f le fabrikant der pte figuur uit de en het vlieg les gestorven. kUTO. JPaaschdagen 21 Ikken om het le- Tgekwetst. I cijfers ongeveer SIJHOUDEN, USTRATIES OTTERDAM HORIGE WEEK |OP, Makelaar en fruit. |1, Amsterdam. handel in aard- voor eerste soor- IColijnsplaat wa- gelang kwaliteit. |Eigenh. soorten ate en Blauwe atsche zandaard- [ïuwer en werden volgende prijzen lot 7.60; idem tigenh. 5.50 tot 2.90 tot 3.10; 1/ 6.50; Ypolder pent Bevelanders 2.50 tot 2.90; 6.50;Vlaanxsche Industrie 4 I 4.50 tot 4.75. 15 tot 16; |G. baal 2— 3DELHARNIS Vpril 1931. [100 stuks. per 100 stuks. 100 K.C. April 1931. per 100 stuks. 100 bos. per 100 K.G. April 1931. f 3,10. bt f 3,90. >t f 4,10. 3,95 tot f 4,20. [tot f 3,70. Per 100 stuks. |nd. April 1931. ngslokaal, War*^% n Veiling, wer. fced 5,15 tot f 4.50 5,35 tot 4,— tot n Zaterdag 11 onds 6 uur, te :rshoek mmenszoon, van re opstallen, erf abij den Honds- groot 33 aren dadelijk te aan- er Wende Wil- ;huurtje en var- ddorp, aan den os. 674, 676 en aren of 153 R. a de toewijzing, den kooper te DEN BERG. 's avonds 8 uur a J. Keu velaar, 31, 's avonds 8 van L. J. Pol» od te Dirksland te aanvaarden. Nieuwland te 1 in hotel Moei' ig en 31. des voorm. abel aldaar, bij erkooping van uur, erf en tuin onder de ge» zoeke van den in botel Hobbel slag der eigen» r, publieke vet' rzen. wegen en ïeerlijkheid Sint splaat en Den :n heer C. Goe» lijd van een jaar. vkkerman. Woensdagmiddag werd in het Zondagsschool gebouw te Sommelsdijk vergadering gehouden van de Flakkeesche Hulpcentrale der antirev. partij op Flakkee, waarbij als sprekers optraden de H.H. Heukels en Dr. Severijn. De heer Heukels, lid van Ged. Staten van Zuid-Holland, sprak over de „Plaats en de be- teekenis der Provinciale Staten". Spr. begon zijn rede met te wijzen op het feit, dat ons volk op 22 April weer voor een keuze gesteld wordt. Voor sommigen is bet doen van een keuze altijd moeilijk. Maar het behoeft ons toch eigenlijk niet te bevreemden, dat we kiezen moeten. Geheel ons leven bestaat eigenlijk uit kiezen, van de wieg tot het graf. Reeds voor onze geboorte wordt er voor ons gekozen, door onzen vader en moeder, die te beslissen hebben of wij gedoopt zullen worden of niet, of zij onze geboorte biddend zullen verwachten of niet, of dat zij het feit onzer geboorte zullen toeschrijven aan het raadsbesluit Gods, dan dat zij het zullen aanvaarden als gevolg van het blinde lot. En wie gelooft en belijdt de uitverkiezing Gods, belijdt ook, dat reeds van eeuwigheid door God voor ons gekozen is ter eeuwige zaligheid of rampzaligheid. Zoo staat dus geheel ons leven in het teeken van verkiezen. Eerst wordt er voor ons gekozen en als wij tot Onderscheid van jaren1 komen, staan wij iederen dag zelf voor het feit te moeten kiezen. En dat kiezen wordt ons gemakkelijker gemaakt als we leven uit de rotsvaste over tuiging van het positieve Christendom, dat be lijdt dat God de Schepper is van Hemel en aarde en dat Hij het al regeert 'en onderhoudt door het woord Zijner macht, en dat Hij Zijn heilige ordinantiën gesteld heeft voor het geheele leven. Als wij ons in het bepalen van onze keuze door dit geloof en deze geloofsgehoorzaamheid laten leiden, is het doen van een keuze niet zoo Ook niet moeilijk meer als we staan voor het kiezen in het politieke leven. Want ook hier gaat de lijn over de grens van wat God wil en van wat de mensch, die alleen naar eigen rede luistert, wil. Dat is het criterium van het politieke leven. Zal de mensch zich laten leiden door zijn eigen verduisterd verstand of zal hij het licht aanvaarden, dat God in Zijn Woord geschonken heeft en dat het duister ook op politiek terrein doet opklaren. Spr. memo reert een debat tusschen Colijn en Dresselhuijs, uit welk debat klaar aan het licht kwam, dat de strijd in het politieke leven hierom gaat. De liberalen kunnen soms heel ver met ons mee gaan en toen Colijn in de Tweede Kamer ge sproken had vroeg Dresselhuijs hem wat dan toch eigenlijk wel het verschil was tusschen Colijn en hem en toen Colijn hem antwoordde, dat de antirev. partij zich onderwierp aan het Goddelijk gezag van bet Woord "en haar ge dragingen door de wetten 'van dit Woord liet bepalen, moest Dresselhuijs toch erkennen, dat- hij ook -wel waarde hechtte aan het Woord Gods, maar als bet er op aan kwam, in het publieke leven toch de menschelijke rede de -yoorkeur gaf. Dat is de keuze, waar wij voor staan, ook bij de Provinciale Statenverkiezing. Komend tot bespreking van de plaats en de beteekenis van de Statenverkiezing, merkte spr. op, dat het college van de Provinciale Staten niet vergeleken kan worden met de Tweede en Eerste Kamer. Dit zijn tenslotte niet anders dan colleges van volksvertegenwoordiging, die pleiten bij de Regeering voor de volksbelangen, maar het laatste woord is hier bij onze Vorstin en haar raadslieden. Bij de Provinciale Staten is dat anders. Dit college heeft zelf wetgevende bevoegdheid, bij haar berust de macht tot re- geeren en de bevoegdheid verordeningen te maken. En ook hier loopt de scheidslijn tusschen hen, die buigen voor den wil Gods in het publieke leven en hen, die het publieke leven alleen wil len leiden en besturen bij het licht der mensche lijke rede. Ook hier gaat het er dus om een keus te doen, niet een materieele, maar een principieele keuze. Te betreuren is, dat zij, die rechts van deze scheidslijn staan, niet onverdeeld optrekken. Er is in de laatste jaren een scheuring gekomen in het politieke leven van hen, die eigenlijk krachtens hun belijdenis één moesten zijn. De H. G. S. en- de S. G. P. doen aan afbraak- politiek en die politiek wordt door hen ook in de Provinciale Staten in praktijk gebracht. De vertegenwoordiger van de H.G.S., de heer Al- blas, plaatste zich praktisch aan de zijde van links, toen hij in Juli 1926 zijn stem gaf aan een liberaal voor de Eerste Kamer en daardoor oorzaak werd, dat een zetel in ons Hoogerhuis aan de antirev. partij ontviel; en als in de Staten van antirev. zijde subsidie aan Openbare Volksuniversiteiten krachtig wordt bestreden, dan steunt de heer Al'blas de inotie van den heer Van Zadelhoff en wordt mede door zijn stem subsidieering mogelijk gemaakt. Ook wat de afgevaardigden van de S. G. P. doen leidt tot afbraak van de Christelijke po litiek. De antirev. partij is steeds opgekomen voor de vrijheid van gewetensovertuiging, maar de S.G.P. komt in strijd met Gods Woord „Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden". En dat ook hier de uitersten elkander raken, blijkt wel uit het standpunt, dat de afgevaardigden van de S.G.P. innemen ten aanzien van de krankzinni genverzorging, welk stelsel altijd door de door ons zoo diep betreurden H. de Wilde met zorg was opgebouwd. Wat wij willen noemde de heer Kersten een systeem, dat opgebouwd is op het beginsel der revolutie. Maar het is een zuiver antirev. standpunt de ongelukkigen te houden in de sfeer, waarin zij in hun gezin ge leefd hebben. Het is de adelbrief der antirev. partij steeds uit dit beginsel geleefd te hebben. Reeds Groen van Prinsterer kwam op voor de geestelijke vrijheid, onder dit parool heeft de antirev. partij den schoolstrijd aanvaard en ge streden tot heit einde, niet om dwang uit te oe fenen over anderen, maar om volkomen vrijheid te hebben voor het volk om te leven naar eigen gewetensovertuiging. In den grond der zaak ging hierom den bloedstrijd onzer vaderen en voor deze zaak hebben- de Oranjes hun leven feil gehad. Dan wees spr. ook op het stoffelijk werk, dat in handen der Provinciale Staten is gelegd. Het mag gezegd worden, dat de Staten van Zuid-Holland onder rechts bewind getoond heb ben de belangen der provincie te begrijpen. En nu moet niet worden gezegd, dat hier geen beginselvraag achter steekt. Het is eisch van Christelijke Staatkunde de huishouding te ver zorgen. Evenals ieder Christen-huisvader de dure roeping heeft zijn huis wel te verzorgen, zoo heeft ook de overheid de taak toe te zien, dat zij een gezonde welvaartspolitiek voert. Dat is in de provincie Zuid-Holland gebeurd. Ook in dit opzicht kan zij de vergelijking met andere provincies glansrijk doorstaan. Vervolgens staat spr. stil bij de uitgebreide taak der provincie inzake zorg voor ongeluk kigen, kinderen en volwassenen, die door gees telijke defecten niet iri staat zijn te werken en in gestichten verpleegd moeten worden, bij het toezichthoudend karakter der Ged. Staten enz. Spr. wekt op, dat ieder antirev. vanaf heden propagandist zij in zijn kring om zijn stem uit te brengen op nummer één van de lijst in dezen kring, den heer C. Warnaer. Het is een be hoefte van mij, zegt spr., in deze vergadering e'en woord van waardeering en sympathie te spreken voor hetgeen de heer Warnaer in de Staten van Zuid-Holland doet. Hij is altijd trouw aan he antirev. vaandel, hij belijdt zijn •beginsel en toont een practische kijk te hebben op de stoffelijke belangen van dit gewest, waar voor hij steeds in de bres stond als het noodig was. De strijd gaat tegen ongeloof en den geest van revolutie en Godverzaking. De oude geest onzer vaderen, waarvan in onze grondwet nog iets nagloort en waarvan nog iets in het randschrift van onzen rijksdaal der te zien is, de geest van aanbidding, van ge loof en trouw aan God Almachtig, als Schep per van Hemel en aarde verdwijnt uit ons volks leven. Voor handhaving van dien ouden geest te strijden is onze dure roeping. Want wij belijden, dat een volk, dat niet meer luistert naar de wet onzes Gods, verloren gaat. Om dien strijd gaat het ook op 22 April a.s. Geve God, dat er nog trouw in ons volk gevonden wordt, opdat er nog een dam opgeworpen worde tegen den stroom van het ongeloof, dat onze vaderlijke erve dreigt te overvloeien. (Applaus). Nadat enkele vragen gesteld en door den spreker waren 'beantwoord, werd een korte pau ze gehoud'en, waarna Dr. Severijn het woord kreeg. Spr. zegt zich afgevraagd te hebben wat hij eigenlijk na het principieel betoog van den heer Heukels hier nog zou moeten zeggen. Ware het niet, dat de reisgelegenheid hier niet zoo snel is, dan zouden wij eigenlijk zeer gevoegelijk weer naar huis kunnen gaan. Spr. is verzocht een opwekkend woord te spreken. Maar spreker vraagt zich af: moest dat eigenlijk nog noodig zijn? Dat was zoo maar een losse gedachte, die in spr. opkwam. Een tweede gedachte kwam bij hem op, toen hij hoorde spreken over de tegenstelling revolutionair en antirevolutionair. To'en dacht spr.: is het eigenlijk wel waar, dat er antirevolutionairen zijn. Niemand onder ons is er, die nooit revolutionair gedacht en ge sproken en gehandeld heeft. Wij zijn in den grond der zaak allen kinderen der revolutie, want geen mensch is er, die niet zondigt, en de zonde is uit de Revolutie. Met deze tweede ge dachte komt spr. weer tot de eerste en dan moet op de vraag, of het eigenlijk wel noodig moest zijn, dat we opgewekt worden getrouw te zijn aan het antirev. vaandel, geantwoord wor den, dat dit hierom noodig is, omdat wij zoo vaak revolutionair zijn, omdat wij zoo vaak niet beantwoorden aan onze levensroeping. Want hier gaat het om in ons leven, dat we beant woorden aan onze levensroeping. De vraag: waartoe zijn wij geboren, is de centrale vraag, waaromheen alle andere vragen zich groepeeren. Er is geen vraag, die niet tot deze groote vraag te herleiden is. Alle weten schap vindt haar ontstaan en wortel in deze groote vraag: waartoe werd de mensch geboren? Wat is onze levensroeping Hebben we voor ons zelf het antwoord op deze allesbeheerschende vraag gevonden, ge vonden bij het genadelicht des H. Geestes, dan weten we wel, dat we niet van nature antirev. zijn, maar dat ons leven opbloeide uit de revo lutionaire lev'eriswortel en- dat we dus telkens weer opwekking noodig hebben om te staan naar de vervulling van onze levensroeping. Zoo is het in ieders persoonlijk leven. Zoo is het ook met het partijleven. We weten wel, dat de antirev. partij niet volmaakt is. Maar welke partij is dat wel Wij moeten altijd voorzichtig zijn in ons oordeel. Geen sterveling past de gedaante van den pharizeeër, die zich zelf verheerlijkt. Als wij een .niet-geloovige te gemoet komen in de pharizeeërsgestalte, zal hij zich van ons afwenden en tot zijn metgezel zeg gen: wat een schijnheilige is dat 1 En Gods Naam wordt om onzen twille gelasterd. Ware genade leert ootmoed, l'eert zachtmoedigheid en alleen langs dien weg kan God verheerlijkt wor- d'en en beantwoorden wij dus aan onze levens roeping. Geen mensch is ïein en geen politieke partij is rein. Maar moeten wij daarom de antirev. ■r partij verlaten Zal een nieuwe partij wel rein zijn voor God Zouden daar geen gebreken aan kleven, geen tekortkomingen in schuilen Wie is er, die dat durft zeggen? De vervulling van onze levensroeping is geen gemakkelijke zaak. Daar is genade voor noodig. Want dat eischt zelfopoffering en overgave. En dat op elk levensterrein. Ook op het terrein van het sociale leven. Er wordt van zekere zijde wel scherpe critiek geoefend op de sociale wetge ving en ook spr. is geen vereerder van den vorm, waarin de sociale wetten gegoten zijn. Maar moeten wij het oude liberale standpunt in nemen en de invalide arbeider en de ouden van dagen en de behoeftigen maar aan hun lot over laten Leert de H. Schrift dat Spr. wijst op het geen Johannes de Dooper zegt tot hen, die vra gen: wat moeten wij dden Hij antwoordt hun: ■Die twee rokken heeft, geeft er een aan hem, die er geen heeft en doe met Uw spijze des gelijks. Dat is de Schriftuurlijke oplossing van het sociale vraagstuk. Voldoen wij daaraan? Ver vullen wij in dit opzicht onze levensroeping Of zijn we in dit opzicht nog revolutionair Het is geen geringe zaak als men dertig guiden inkomen heeft, er vijftien van te geven aan onzen werkloozen buurman die geen inkomsten heeft. En toch luidt aldus de eisch der Heilioe Schrift. Dat is onze sociale roeping. En dan verwijzen de m'enschen naar d;e diaconie. Is daar het sociale vraagstuk mee opgelost Spr. is in de groote steden wel bekend en op het platteland gaat het dezelfde richting uit. In Dordrecht staan nog 35.000 menschen ingeschre ven als belijdende leden der Ned. Herv. Kerk. Misschien leven 10 kerkelijk mee. In Amster dam is het slechts een procent, dat nog meeleeft, modernen, ethischen, gereformeerden, alles in begrepen. Moet de diaconie van de kerk, die zoo volkomen naast het leven kwam te staan, maar zorgen, dat alle werkloozen en invaliden geholpen worden Maar dat kan to'ch immers niet. En dan kun nen we gaan schiften en keuren en de tekst toe gaan passen, het meest wel te doen aan de huisgenooten des geloofs. Maar dat is geen Christelijke barmhartigheid. Onze vaderen hebben daar anders over ge dacht. Spr. herinnert aan het woord van den heer Heukels toen deze wees op die monu menten van gereformeerd leven onzer vaderen, die nog hier en daar in ons openbare leven tot uiting komen. Tot die monumenten behoort ook hun zorg voor alles -nat behoeftig en gebrekkig is. Er zijn in ieder stad inrichtingen, die ge tuigen van de groote particuliere liefdadigheid onzer vaderen. Dat was toen de fiere geest van geloof en vertrouwen nog vaardig was over ons volk. Maar daarover is de revolutiegeset ge komen en in de vorige eeuw is die geest ineen geschrompeld en heeft plaats gemaakt voor het liberalisme, dat geen barmhartigheid kende, maar een vrijheid predikte van de sterkere om het zwakkere te verdrukken. Met de gevolgen van di'en liberalen geest worstelen we nog in onze dagen. En het is Christenplicht om door de ge meenschap te zorgen voor hen, die in ellende zijn. De Schrift stelt ons den eisch een rok mede te deelen voor hem, die er geen heeft en met onze spijze desgelijks te doen. En nu zou dat wel het mooist zijn als het uit particuliere beurs kwam, maar zoo revolutionair zijn we nu een maal, dat we dat Schriftwoord niet in vervulling brengen. En daarom moet de overheid ingrijpen. Nu kan men over den vorm der sociale wetten kritiek hebben, maar daar valt over te praten. Als we eerst maar onze Schriftuurlijke levens roeping in deze verstaan en vervullen. Naast de sociale wetgeving is voor velen ook het vraagstuk der geestelijke vrijheid eën strui kelblok. Spr. is het niet e'ens meth en, die zeggen, dat art. 36 in onze confessi een Room- sche zuurdeesern is. Alle geest zoekt naar heer schappij. Dat is de natuur van eiken geest. Dat was met Rome zoo, dat is met het Calvinisme zoo, dat is met het Liberalisme zoo geweest, ook met de Lutheranen, en- dat is met het so cialisme en ook met het bolsjewisme zoo. Dat heeft niets met Roomsche zuurdeesern te maken. Het is de natuur van elke geestesrichting te streven naar de opperheerschappij. Zoo lang een geestesrichting nog belemmerd wordt is zij niet vrij, daarom wederstaat zij alles wat haar in den weg komt en zoekt naar de macht zich aan het volk op te leggen. Dat is heel een voudig en logisch. Als de meerderheid van ons volk Roomsch was. werden we Roomsch ge regeerd, was zij Calvinistisch, dan werden we Calvinistisch geregeerd, als zij socialistisch was dan werden we rood geregeerd en nu Rusland bolsjewistisch is wordt het Russische volk bols jewistisch geregeerd. Dat spreekt voor zichzelf. En dat het in ons land op politiek gebied zoo'n chaos is, komt alleen hierdoor, dat nie mand de meerderheid heeft. Was er een geestes richting, die de meerderheid had, dan was het uit met de politieke chaos en zou er orde ko men. Bij ons worstelen de geestesrichtingen wel om de meerderheid en de suprematie, maar nie mand heeft ze. Dat is in Rusland anders. Wat dit betreft is er dus geen verschil tusschen wat de bolsjewisten willen en wat de Calvinisten willen. Maar anders wordt het als we nu de ver gelijking doortrekken. De bolsjwisten erkennen geen macht boVen zich. En hier komt het ver schil. Als we ons volstrekt souverein verklaren, is het uit met de vrijheid van geweten. Dan decreteeren we zelf wat het volk moet doen en wat het moet gelooven, Dan hebben we de bolsjewistische dictatuur. Maar het Calvinisme gaat van een geheel ander beginsel uit. Dat leert dat God alleen Souverein is. En met deze belijdenis is de vrijheid van geweten gewaar borgd. Want dan erkennen we boven de over heid nog een andere macht, Die te gebieden heeft en aan Wien de mensch uiteindelijk alleen verantwoording schuldig is. Dat waarborgt de geestelijke vrijheid 'en sluit tiranny van het geweten en van het geestelijke leven uit. Hierin ligt ook het verschil tusschen den Cal- vinistischen en den bolsjewistischen staat. De bolsjewistische staat moet zich door geweld handhaven. Deze staat acht zich de hoogste macht en decreteert wat de onderdanen gelooven zullen. Dat moet met geweld geschieden. Maar de Calvinistische staat behoeft geen geweld. Want deze overheid laat de hoogste Souve- reiniteit aan God, Die zal over de consciëntie oordeelen. En al zou het dan ook in een Cal- vinistischen Staat ook Calvinistisch naar toe gaan, zou toch de geestelijke vrijheid altijd ge waarborgd zijn, want juist deze richting belijdt, dat niemand tusschen het persoonlijke geweten en God treden mag. Dat is het aloude Calvinistische principe. En waarom zal men nu om deze dingen1 uit de antirev. partij wegloopen en nieuwe partijtjes gaan stichten Wie kan het geheele volk om zetten Wie kan ze bekeeren Met geen geweld is het hart om te zetten en het volk te buigen tot den dienst van God. Dat laat Gods Woord ook niet toe. Alleen door Mijnen Geest zal het geschieden 1 Het Calvinistische volk is in Nederland maar een klein hoopske. En om daarin nog verdeeld heid te brengen is zonde. Spr. richt zich tegen deze verdeeldheid en wijst er op, dat al liggen we kerkelijk gescheiden, er toch politieke een heid moet zijn tusschen hen, die staan op den bodem der gereformeerde belijdenis. En dat is sprekers boodschap voor deze Statenverkiezing. Ook hier geldt het, onze le vensroeping te kennen en te vervullen. Spr. wekt op als één man te stemmen op den heer Warnaer en hard te werken tot den dag der verkiezing, opdat, zoo het mogelijk is, de een heid van hen, die tot eenheid geroepen1 zijn, moge worden gedemonstreerd. Ook op deze met groote aandacht gevolgde rede volgden teekenen van instemming. Daar niemand iets te vragen had, werd de vergadering op de gebruikelijke wijze gesloten. Vergadering van den Gemeenteraad van MIDDELHARNIS op Donderdag 9 April, des nam. om half 3 uur. De Voorzitter, burgemeester Den Hollander, opent de vergadering met gebed, waarna de notulen worden voorgelezen en onveranderd worden vastgesteld. De kas van den gemeenteontvanger is nage zien en in orde bevonden. In kas was 5519.525 De heer Van Rikxoord bericht onder dank zegging zijn benoeming tot gemeente-opzichter aan te nemen. Op het verzoek van Arnemuiden inzake ad- haesiebetuiging aan haar adres om vak j te schrappen wegens de hooge kosten, wordt af wijzend beschikt, daar hierdoor in deze gemeen te geen aanleiding bestaat. Ingekomen is een schrijven van den Inspecteur der volksgezondheid betreffende de te bouwen barakken voor besmettelijke ziekten. De heer DE LINT vraagt of het oude gast- Er wordt altijd gezegd: handwerken kost veel tijd en ook veel geld. Bij de opmerking, dat handwerken veel tijd kost, heeft men altijd de tweede opmerking bij de hand, dat dit nu wel waar is, maar dat eigen gemaakt werk ook veel en veel aardiger is, dan dat men het zoo maar kant en klaar koopt. Dat het ook geld kost, ja dat is waar, maar daar is nu eenmaal niets aan te doen. Het vraagt toch ook weer niet zulke kapitalen in eens van onze huishoudportemonnaie. We kun nen zoo telkens weer, als onze voorraad wol of zijde e.d. uitgeput is, die eiken keer met kleine hoeveelheden tegelijk aanvullen. Maar nu heb ik van de week gezien, dat er voor liefhebsters van handwerken verbazingwek kende mogelijkhed'en zijn om veel te handover- ken, terwijl het toch haast geen geld kost. Heelemaal zonder onkosten is het niet klaar te spelen. Dat begrijpt ieder wel. 'k Heb al deze wijsheid omtrent goedkoope handwerkjes geput uit „De Jonge Vrouw", een tijdschrijft, dat bij de lezeressen van ons blad niet onbekend zal zijn, want 'k heb er al eens over geschreven. De redactie van dit tijdschrift heeft de- or- gineele gedachte gehad om een wedstrijd uit te schrijven in het maken van een handwerkje of knutselwerkje, dat niet meer dan één kwartje mag kosten. De inzendingen moesten- vergezeld gaan van e'en nauwkeurige berekening van de kosten. En of er inzendingen zijn ingekomenHet getal liep in de honderden. Nu, eerlijk gezegd, het lijkt me voor de redactie een heel omvang rijke taak te zijn geweest om daar uitspraak in te doen. A die inzendingen zijn in een gezellig hoekje op aardige wijze uitgestald, en daarvan is in het laatste nummer een foto opgenomen, 'k Denk dat het allen, die deze foto zien, net gaat als mij, dat ze denken: hé, dat zou ik allemaal wel eens even willen zien. Wat een gezellige ver zameling is dat. Er blijkt dus wel uit, dat er voor één kwartje noig al aardig wat gedaan kan worden. 'k Geloof wel als ik de foto goed bekijk, dat kleedjes, in allerhande uitvoering, als haak- en breiwerk en frevolitë, den boventoon voeren, maar het is toch verder ook een leutige ver zameling van allerlei snoezige dingen. Èen in zendster had kans gezien om voor twintig cent een aardig eierstel van serpentines (men weet wel, dat zijn van die dingen, waar jongelui op feestjes mee werpen) te maken. Men moet toch maar op 't idee komen. Verder natuurlijk ook aanpakkertjes en eier- warmers, die ontbreken vanzelf niet. Aardig cartonnagewerk taschjes, en zakjes, zakdoekjes. Van alles is er. En dat maar voor één ikwartje. De redactie van „De Jonge Vrouw" heeft wel eer van -haar opgave. Men ziet dus, men kan volop handwerken en knutselen zonder dat men nog in conflict be hoeft te geraken1 met de huishoudportemonnaie. En wie eenmaal zelf probeert om iets te maken, zal er al gauw aardigheid in krijgen en dan vindt men zelf nieuwe mogelijkheden ge noeg. M'n beste nichtjes en neefjes Jullie vacantiedagen gaan al weer aardig op schieten. Tot nu toe hebben jullie heel goed weer gehad. Dat is prettig hoor. Hoe staat het met jullie opstellen, al aan het werk getrokken of hebben jullie aldoor buiten gespeeld Dezen keer is de prijs gewonnen door ABRAM WAGNER te Stad aan 't Haringvliet, Zoo, nu hoop ik verder maar op heel lange brieven over jullie vacantiedagen. Wees maar niets ongerust hoor, al heb ik het nog zoo druk met de schoonmaak, tijd om brieven te lezen heb ik altijd wel. Van de vacantie hebben jullie natuurlijk allemaal een massa te vertellen. Ik verlang er nu al naar. Allemaal heel veel hartelijke groeten van jullie TANTE TRUUS. Leunis G. te Ouddorp. Wel, daar kreeg ik op het laatste nippertje, terwijl ik aan 't schrijven was, jou brief. Nog net bijtijds om je te ant woorden. Het is best hoor, als je met ons mee wilt doen. Doe je best ook maar op het opstel. Dan zal je eens zien hoe vlug het nog gaat. Jannetje G. te Melissant. Zeker, mag jij met ons meedoen. Wat leuk, dat je zuster dat ver teld heeft. Ik weet het ook nog heel goed. Het is anders een aardig poosje geleden. Zit jij op school op 't zelfde plaatsje waar vroeger zus zat De schooltijd gaat voor jou ook al aardig opschieten. Wat ga je dan doen Dank voor al die nieuwe raadsels. Henk S. te Middelharnis. Ik zou deze kleuren aanraden: Zwart, donkerbruin, lichtbruin, beige, korenblauw, geel. Wat niet tot de blokken of randen behoort moet met beige worden ingevuld. De 'buitenrand zwart, 'k Hoop zoo genoeg ge- holp'en te hebben. Wil men nog meer vragen, doe het gerust, hoor. Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Wel jongen, wat zag die brief er schitterend uit. Het gaat dan best met de pen. 't Is goed, dat je al die vischjes maar weer vrij gelaten hebt, want zooveel kun je er toch niet in leven houden. Fijn, dat je uit mocht. Tante en Opa, allebei van Arie veel hartelijke groeten. Jan W. te Stad aan 't Haringvliet. Weer zoo'n blad met sommen. Ik denk, dat jij het liefst rekent op school. Je bent al ver hoor. Ik heb in al die acht en veertig sommen maar een klein foutje gevonden. Dat is nog eens kranig werken. Bram W. te Stad aan 't Haringvliet. Ik vind het best hoor, als er zijn, die een schuilnaam aan willen nemen. Wat moet jij een algebra sommen maken - Daar zou ik werkelijk medelij mee krijgen. Wat moet je voor Aardrijkskunde leeren Je zou graag „Dagon" terug willen heb ben. Maardie behoud ik liever zelf. Alle teekeningen worden door mij bewaard. En voor al zoo'n mooie geef ik niet graag uit mijn ver zameling weg. Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet. Wel jou grappenmaakster, Jij weet goede raad om gauw een brief vol te krijgen. Ik zal het maar niet net eender doen. Fijn als de meester jarig is. Je vond het zeker wel jammer, dat de goud- vischjes dood zijn gegaan. Hoeveel had je er Maria T. te Ouddorp. 'k Heb het patroon al weer terugontvangen. Je hebt er uitstekend voor gezorgd. Ja hoor, dat is altijd een gewichtige dag als 't overgang is. Dat vond ik vroeger ook. Als je dan pas in je nieuwe klas aangeland 'bent en je plaatsje is je weer aangewezen, dan voel je jezelf pas weer heelemaal rustig, hoor. Jij had een langen brief geschreven. Doe Pa en Moe de groeten terug. Hen W. tc Ooltgensplaat. Wat zijn jullie er vlug bij met de overgang. Gefeliciteerd hoor, dat je verhoogd bent. Ik ben naar dezelfde plaats uit geweest als jij. 't Is toch leuk, dat jij het met de motor doen kon. Hoe lang ben je uit geweest Dank voor je raadsel. Elizabeth K. te Goedereede, Zoo, was jij dat onbekende nichtje. Of wilde je mij een raadsel opgeven. Je ziet wel, dat ik het niet geraden heb, want ik heb niet gevonden wie je was. Wat een ontzettende som heb jij op gegeven. Daar kan ik een middagje voor nemen om die na te rekenen. Enhoe moet het dan met de schoonmaak, 'k Wil graag aannemen, dat je alles goed gerekend hebt. Tante de groe ten terug. Arendje K. te Dirksland. Ja hoor, vacantie ben weer naar school, is het ook weer echt om is echt prettig, Maar als we vacantie gehad heb ben is het ook weer echt om gewoon weer naar school te gaan. Hoe is het met 't handwerkje Is het al af 't Is een heel werkje waar je aan bezig ben. Jaap L. ten Den Bommel. Wat tref jij het dikwijls met jarigen. Zeg jullie vieren je ver jaardag toch geen twee keer in het jaar, want ik hoor nog al eens van je. Ik ben naar een vriend die jarig is. Of hebt jij zooveel vrien den Nu dat is ook een goed teeken. Hoe is 't met je tuintje Bij mij staan de tulpen en hyacinthëri wel dik in knop, maar uit is er nog geen een. 't Is ook steeds zoo koud geweest. Grietje W. L. te Den Bommel. Van jou ook al weer een briefje. Daar doe je goed aan, dat je zoo trouw schrijft. Nu nog maar een kort poosje en dan ga je geloof ik, ook naar school. Dat is fijn. Gerrit P., te Numansdorp. Wel ik kon den vorigen keer het haast niet gelooven, dat je niet present was in ons hoekje. Zoo'n trouwe klant en me dan in den1 steek te laten, 'k Heb het eens nagezien in mijn boek. Je doet al twee en een half jaar mee met ons, en in al dien tijd heb je maar twee keer gemist, 't Is dus geen wonder dat ik vorige' maal telkens dachtwaar zou Gerrit toch zitten maar in ons hoekje kwam je niet. Wat hebt je dat alles gezellig verteld. Riek P. te Numansdorp. Ik zal goed mijn best doen hoor, dat ons hoekje neit weer overslaat, want als jij dan ook weer een week gaat over slaan, en als alle nichtjes en neefjes dat dan eens deden voor mijn straf, dan kwam er niet veel van terecht, Je hebt van lentebloemen ook alles keurig verteld. Doe Pa en Moe de groeten1 terug. Sibilla N. te Zuidland. Gefeliciteerd hoor dat je overgegaan bent. Je schiet al aardig op, nu je al in de vijfde klas zit. Dat was een grap van dien vorigen brief, maar 't is wel jammer dat ik hem niet gehad heb. Wat zal het leuk zijn, zoo'n clubje gelijk bij Tante te logeeren. Ver tel er maar gauw een heele massa van. Doe Pa en Moe de groeten terug. Neeljte N .te Zuidland. Jij ook gefeliciteerd met 't overgaan naar de volgende klas. 't Is echt voor jullie allemaal. Wat zullen jullie pret maken met zooveel nichtjes, 't Is lief dat die Tante jullie allemaal tegelijk wilt hebben. Jullie zullen heel wat gespeeld hebben. Doe Pa en Moe de groeten terug. Anna W., te Oude Tonge. Nu kan je weer volop buiten spelen. Dat zal je wel echt vinden. Maar daarom hoef je me neit in het vergeet- hoekje te izetten. hoor. Tot nu toe, 't is Woens dagavond terwijl is je schrijf, treffen mijn nich tjes en neefjes het nogal goed met het weer in deze vacantiedagen. Echt gezellig hé, als er een nichtje te logeeren komt. Arie W. van der V. te Melissant, Dat zie je zoo kan er over een ding geheel verschillend gedacht worden. De nichtjes en neefjes zeggen: Fijn vacantie, en de meeste moeders zeggen: Fijn de vacantie is weer voorbij. Je kunt nu wel met oom mee, want 't weer is goed. Dat tref je. De oplossingen zijn I. De Jaargetijden. II. Prijsraadsel, sijs, laars, das, Hjs, sap, paard, el. III. Een schop. Nieuwe raadsels I. Ingez. door Jannetje G. te Melissant Op welk ijs zal geen mensch gaan glijden1, Gaan arren of gaan schaatsen rijden II. Ingez. door Jannetje G. te Melissant Een jongen was een ziek, En hoe werd hij genezen Wel met een flink pak slaag. Wat kon die ziekte wezen III. Ingez. door Jannetje G. te Melissant Ik ken een aardig meisje, Dat als een vischje heet. Wie kan mij nu eens zeggen Hoe of dat meisje heet De oplossingen kunnen, met vermelding van naam, voornaam, leeftijd en adres, tot Vrijdag 17 April worden gezonden aan TANTE TRUUS, Bureau „Maas- en Scheldebode", SOMMELSDIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 3