I voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. H. IDElfl Bill II EU WEG 32-PAN1 net BeuoiHlngsvraagsliih. IER Antirevolutionair Orgaan 1 IN HOC SIGNO VINCES No. 3736 ZATERDAGÏ11IAPRIL 1931 46STE JAARGANG 'dam u. !ia VliardlDgeD EERSTE BLAD. De Waterleiding. Op den Uitkijk. K0RT EN GOED WELFSCH0EN VOLDOET Ou werS) IGELIWQ OCT. 1930. PJES W. BOEKHOVEN St ZONEN AU© stukken voor de Redactie bestemd, AdTertentiëmen verdere Administratie franco toe te zenden.aan de Uitgevers Speciaal zaak n. «gSftTfï, ■JL. 11005 en 11946 ITDIFNST ^HARNIS" t NIS t nsdag V. Middelt Vlaardingen 7.00 8.00 v.m. an. 6. Feestdagen)* l v.m. A. Vlaardint tterdam 10.00 v.m. sdag V. Rotterdam lingen 3.00 n.m. f n.m. lont 6. Feestdagen). met 1 ?'ov. en avember. Q. V. Vlaardingen |lle 2.25 n.m. n.m. met 10 Febr. A. Vlaard 3 nm f is 5,30 nm. den trein van 7.21 Vlaardingen. op den trein van i. van Vlaardingen, den trein van 14.40 51 (2.51 n.m.) te op den trein van 15.51 (3,51 n.m.)te overstappen. 5 n.m. te beschouwen idag, Hemelvaartsdag 'lelde Kerstdagen met Kerstmis en rkt op een anderen rdt gehouden, zal st op dien dag get LAATS VAN DE STOOM» NST TE DAM IS Reederljatraat. Deze Courait verschijnt eiken WOENSDAG ea ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b? vooruitbetaling, BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJX Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters ea vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan. Adverfenttën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Zooals onze lezers gemerkt hebben werden wij in staat gesteld in ons laatst verschenen nummer een uittreksel te geven van het lijvig rapport, dat de Industrieele Maatschappij „Mabeg" heeft opgesteld en ingediend ter zake der te stichten Flakkeesche drinkwater leiding. Nu definitief tot de stichting van deze voor Flakkee zoo zeer belang rijke groepswaterleiding werd besloten, spreekt het vanzelf, dat dit onderwerp „weer plots in het midden der algemeene "^ïlangstelling van onze eilandbewoners geplaatst werd. Het geldt hier toch een zaak, die eigenlijk ieder Flakkeeschen ingezetene direct aangaat. Het vraagstuk der drinkwatervoor ziening was voor Flakkee steeds een vraagstuk van groote urgentie. Niet alleen vanwege het feit, dat het mee- rendeel der bewoners in tijden van aan houdende droogte door het drinkwater gebrek gedupeerd werd, maar een zeer groot gedeelte, voornamelijk on der den arbeidenden stand, zag zich immer op drinkwater aangewezen van zeer twijfelfachtiige kwaliteit, om het maar optimistisch uit te drukken. Dat kan zoo niet blijven. De toe nemende aanwas der bevolking, de mo derne opvatting van eischen omtrent „.hygiëne en comfort deden de behoefte ian goed drinkwater in pijnlijke mate gevoelen. Ook in dit opzicht werden we als eilandbewoners maar al te vaak en te regelmatig herinnerd aan de achterstelling, die het eilanden-isole- ment nu eenmaal met zich brengt. Wanneer men het kaartje van Zuid- Holland speciaal voor dit doel ver vaardigd bekeek en zag hoe bijna geheel de provincie rood geteekend is, wat zeggen wil, dat de bewoners zich in een drinkwaterleiding mogen verheu gen, dan was het voor een Flakkeënaar steeds een minder aangename gedachte te zien, dat zijn eiland in dit opzicht nog steeds in maagdelijken staat verkeerde. Het zal ongetwijfeld voor verreweg het grootste gedeelte der bevolking, zoo niet voor allen we zonderen Ouddorp nu uit, omdat deze gemeente zich onttrokken heeft een voldoe ning zijn te vernemen, dat reeds binnen enkele maanden met de aanbesteding van dit grootsche werk op Flakkee zal worden begonnen. Maar het spreekt vanzelf, dat een werk, dat ons zulke groote lusten zal brengen, ook lasten meebrengt, en wij kunnen ons voorstellen, dat er onder ons zullen zijn, die zich afvragen of het wel goed gezien is, nu in dezen tijd tot de uitgave van een bedrag, dat het an derhalve millioen te boven gaat, te be sluiten. Wij leven in een tijd van malaise, van economische depressie en juist een landstreek als Flakkee, dat geheel en uitsluitend op landbouw is aangewezen, voelt de gevolgen der laag conjunctuur wel het allermeest. Landbouwende be volking met gemengd bedrijf of uitslui tend veeteelt en streken met tuinderij en glascultuur bevinden zich in een heel wat betere conditie dan een streek als Flakkee, waar men op grove teelt is aangewezen. De malaise legt op deze streken haar vollen druk, en de geheele bevolking lijdt daar onder. En zou het nu wel goed gezien zijn, juist in het economische dieptepunt een beslissing te nemen, die op Flakkee een nieuwe last van anderhalf millioen zal leggen Er is plaats voor deze vraag, en we kunnen ons voorstellen, dat zij dezer dagen door dezen en genen zal geuit zijn. Maar toch gelooven wij, dat het ant woord op deze vraag bevestigend moet zijn. Het is juist op dit economisch diep tepunt de tijd om aan zoodanig werk te beginnen. Al direct moet worden opgemerkt, dat de leening van 1.550.000 wordt aangegaan voor een tijdsduur van 60 jaar en deze leening zal zóó geplaatst worden, dat de eerste bedrijfsjaren niet onnoodig ten bate der toekomst zullen worden belast. Er zal dus door de tegenwoordige gebruikers van de wa terleiding niet betaald worden voor een toekomstig geslacht. In de tweede plaats biedt het groote voordeelen nu tot de stichting over te gaan. Dat blijkt al direct uit den rente stand van 4J4 dat op een kapitaal als hier vereischt wordt, in vergelijking met de geldmarkt van voor eenige jaren reeds een bezuiniging van tientallen duizenden geeft, terwijl daarnaast het buizenmateriaal enz. in prijs gedaald is, zoodat volgens de ingediende rentabi- liteitsberekening en het toelichtende rapport van „Mabeg" de totale stich- tingskosten 125.000 beneden het voor enkele jaren geraamde bedrag zullen blijven. Dit feit moet wel terdege in over weging worden genomen als men gaat wikken en wegen of het nu wel de tijd is om tot uitvoering van het werk over te gaan. Wij moeten het vraagstuk van de drinkwaterleiding niet al te zeer door incidenteele factoren van economischen aard laten beïnvloeden. We moeten hier de groote lijnen in het oog houden. Het geldt een werk voor de toekomst en daarbij is van primair belang de vraag of de commercieele basis hecht en sterk is. En dan gelooven wij, dat een hechte finantieele basis niet beter dan juist in dezen tijd van laagconjunctuur te leg gen is. Wij behoeven maar even een verge lijk te maken met een paar jaar terug. Wanneer in 1925 of '26 in een tijd dus, toen men nog niet over malaise sprak het werk was aangevangen, zou dat het bedrijf met ruim één ton meer belast hebben dan nu het geval is. Die last zou ook in dezen tijd van eco nomischen druk gedragen moeten wor den, en wel in den vorm van hoogere tarieven. Nu ontgaan wij dezen last en zullen jaar op jaar de vruchten van dit goed gekozen tijdstip genieten, eveneens in den vorm van billijker tarieven. Wanneer wij dit alles overwegen, zal worden ingezien, dat het juist niet goed gezien zou zijn, indien men dezen malaisetijd die, naar we redelijker wijze toch wel verwachten mogen, van voorbijgaanden aard zal zijn en weer voor tijden van economische opleving zal moeten plaats maken van over wegenden invloed had doen zijn op de beslissing inzake de drinkwatervoor ziening van ons eiland. Bezien we dan ook de voorgestelde tarieven (elders in dit blad gedetail leerd weergegeven), dan moet worden gezegd, dat deze alleszins billijk zijn. Zij loopen tusschen de 9.voor één kamer tot 48.voor 11 en meer ver trekken. Bezien we daarnaast wat b.v. wordt toegepast door de stichting „De Drinkwaterleiding Noord-West- Utrecht", dan zien we daaruit, dat voor de woningen met 4 vertrekken in dat district een aanmerkelijk hooger bedrag betaald moet worden. In het meer genoemd rapport komt men dan ook tot de conclusie, dat niet alleen de stichting en exploitatie een zeer geringen last op de bevolking der betrokken gemeenten leggen, maar bo- vendien zal deze last in zeer gelijke mate over alle gemeenten worden ver deeld. En als we dan ook nog lezen, dat het waterleidingbedrijf voor Flak kee vanaf den aanvang een door en door gezond bedrijf en het water van onverbeterlijke kwaliteit zal zijn, dan gelooven wij, dat de bewoners van Flakkee zich kunnen gelukkig achten, dat binnen afzienbaren tijd ook dit eiland met zijn ruim 32000 zielen van het genot van goed drinkwater zal kun nen profiteeren. En dan hebben we nog niet eens ge wezen op het voordeel van een water leiding voor den winkeldoenden mid denstand, voor bakkers, slagers enz. en de nieuwe mogelijkheid die zij biedt voor de ontwikkeling van zekere tak ken van industrie. Ik schreef de vorige keer over de beschouwing van den Kerknieuwsredacteur van de liberale Nieuwe Rotterdamsche Courant, inzake kaart spel en tooneel. Hij meende dat zich verandering van inzicht in gereformeerden kring baan brak. Ik geloof niet dat hier veel van aan is. Een enkele moge zich aan die wereldgelijkvormig heid te buiten gaan, de kern; van ons gerefor meerd volk keert zich van deze dingen af. Het kaartspel was onder ons altijd contra bande. Niet omdat calvinisten zulke dompers zijn die alle vermaak weren als zondig bedrijf. Prof. Geesink schrijft in zijn „Van 's Heeren ordinantiën" dat onze gereformeerde moralisten altijd onderscheid maakten tusschen geoorloofde en ongeoorloofde gezelschapspelen. Al wat geen hazard- of gelukspel was en waar dus geen sprake van „toeval" bij kan wezen, rekenden zij tot de geoorloofde spelen. Hieronder vallen dus b.v. schaken, dammen en ook het, in de 17e eeuw in Frankrijk uitgevon den biljartspel. Een spel, dat op ons biljartspel heel veel lijkt, werd zelfs door niemand minder dan Calvijn te Geneve gespeeld. Bij al zulke spelen komt het dan ook wel degelijk aan op de vaardigheid, overleg en berekening. Maar, schrijft Prof. Geesink, op het stuk van de gelukspelen waren onze gereformeerde mora listen in hun verordening, op de reeds boven genoemde zonden, onverzettelijk. En naar ge reformeerde opvatting valt onder zulke onge oorloofde spelen dan niet slechts roulette en rouge et noir, wat aan de publieke speelbanken die eerst bij de iwet van 31 Dec. 1872 in Duitschland zijn gesloten werd gespeeld, maar ook het kaartspel. Trouwens al dat toevalspef moest ieder mensch onwaardig zijn. Schopenhauer, e'en on- geloovig Duitsch wijsgeer, noemde het kaart spel „een verklaard bankroet aan gedachten". En hij voegde er aan toe Wijl zij geen gedach ten hebben uit te ruilen, ruilen zij kaarten uit en zoeken elkaar guldens af te nemen," Met het tooneel staat het onder ons niet an ders. Daar is al heel wat over gesproken en ge schreven, en wel duiken ook telkens in onzen kring elementen op die het voor het tooneel opnemen, maar de groote massa van ons gere formeerd volk moet er niets van hebben. Als bij intuïtie voelt het, dat het tooneel nooit goed te praten is. Voor enkele jaren, toen het tooneelvraagstuk onder ons urgent werd heeft men een herdruk gegeven van wat Dr. Kuyper en Dr. Rutgers in de jaren 1880,1881 over het tooneel in „De Standaard" geschreven hebben. Dr. Kuyper rafelt daar alle argumenten die ten bate van het tooneel worden (bijgebracht uit een, wijst op het millieu van het tooneel, de sfeer, en noemt wel als voornaamste argu ment tegen het tooneel en eigenlijk tegen schier elk publiek vermaak de ontwrichting van het gezinsleven. Wat hij scheef is, al was het voor 50 jaar geschreven, voor onzen tijd van groote waarde. Ik zal het hier laten volgen en de lezer oor- deele zelf Een laatste, maar niet het minst ernstige be schuldiging, die we tegen de komedie inbren gen, is, dat ze, 't zij rechtstreeks, 't zij zijdelings, den huislijken zin verleidt tot uitgaven, die onzer burgerij niet passen. Geen denker of hij eert en huldigt den uit- nemenden schat van nationale en zedelijke waar dij, die inzonderheid de Gereformeerde volken in hun huislijk leven wisten aan te kweeken. Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Duitschland staan op dat punt van verre de vergelijking met Nederland, Zwitserland, Schotland en Enge land, niet door. En men weet, hoe door niets zoozeer als door dezen huislijken zin de ver standhouding tusschen man en vrouw rein wordt bewaard, het ontzag aan de kinderen wordt in- geprfent en een goede opvoeding van het op komend geslacht wordt bevorderd. En zie, nu is het juist aan dezen huiselijken zin, dat de komedie een doodelijken slag toe brengt, zoodra ze in eere geraakt. Komedie en huislijken zin staan als twee po len tegen elkaar over. Bloeit de komedie, dan kwijnt het huisgezin. En, omgekeerd, tiert het huiselijk leven, dan kwijnt het tooneel. Ziet men nu, stemt men toe, dat onze over spannen eeuiw, dat onze zinkende natie, niets zoozeer ter zedelijke weêropleving behoeft, als sterking van het huislijke leven, als het van God geboden instrument om het gemoedsleven, weêr te ontwikklen en stille burgerdeugd ia practijk te brengen, dan zou men zoo zeggen, niet waar dat onze moderne moralisten tegen niets zoo fel als teg'en de komedie te velde moesten trekken. Immers, het is zoo klaar als de dag en ieder ziet het, op wat breede, steeds zich uitbrei dende schaal de wateren der vernieling over den akker van het huiselijk leven uitvloeien. In de echte toonaangevende kringen is het huisgezin nu reeds het schouwspel der „gruwe lijkste verveling" geworden. Een vreemde, in uw stad komend, vraagt u: „Is hier iets?" „Kan men zich hier amuseeren 7" en dan ant woordt men in een kleinere plaats „Och neen, lieve vriend, het is hier alles even saaiwe hebben hier nietsgeen komedie, geen concert, op zijn best een goede sociëteit." En die ellendige, genotzieke, zelfzuchtige, in- zondige en onzedelijke overtuiging drong toch als een wigge reeds zoo diep in ons volksleven dat ieder, die maar even geld heeft en vrij man is, uit de kleinere plaatsjes verhuizen gaat naar Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Utrecht, want daar kan men uitgaan.! Zoo ontvolkt de tooneelwereld niet alleen de woonkamer, maar ook de kleinere steden en dorpen, en heeft genotzucht, evenals in den Ro- meinschen keizertijd, ook nu weer het verderfe lijke gevolg, dat alles zich in de gorote steden opeenhoopt, om in klimmende weelde zich te baden en zich te vergasten aan steeds verfijnder zingenot. En nu moet erkend, men heeft gelijk. Zoodra men eenmaal uit onze huiselijke krin gen het jonge volkje naar de komedie haalt, om er niets dan stokoude lieden en scheeuwende kinderen achter te laten, dan is de huiskamer ook niet meer amusant en ligt het in den aard der zaak, dat ten slotte zelfs de oudjes een goed heenkomen zoeken naar een sociteit, en dat men de „krijtende bevolking" wegstopt in het kindervertrek. Dat maakt dan weer, dat men zich om geld voro zijn uitgaan te sparen, met al kleiner, af gelegen huisje gaat berelpen, en dat er niemand 1 e e f t in de woonkamer, en dus ook niemand er dat familie-cachet op drukt, dat de oude huis kamer zoo gezellig maakte. Och, alle woonkamers gaan tegenwoordig wonderwel in e'entonigheid op elkander gelijken. Men bestelt bij den meubelmaker een woon- kamerameublement en de man levert het kant en klaar. Het was ook uw buurman goed ge weest. Maar nu hebt gij het toevallig besteld. Zoo kwam het bij u Eenmaal op dien voet levende, moet kleeding en uitgave er dan ook op ingericht Geld te over heeft men niet. Om te kunnen uitgaan, moet het kleedgeld dus voor de uitgaanskleeding gespaard. Dit maakt dan, dat men voor de huiskleeding weinig overhoudt, en öf in zijn uit- gaanskleedij stijf, als een opgeprikte kapel, zit waar men eigenlijk niet hoort, en dus uit gaat. Er mag dan natuurlijk thuis ook niet te veel verteerd „Kinderen, geen vleesch vanmiddag maar morgenavond gaan we naar Van Lier 1" Zoo verzwakt men de gestellen. Het zenuwleven krijgt door overprikkeling de bovenhand. En het eind is, dat men letterlijk niet meer thuis blijven kan. Daarmee valt dan ook weg het samenleven met andere gezinnen. Visites zijn haast niet meer te maken, want ieder is altijd uit, en dan rijdt of loopt men visites, als een hoop dolle lieden, die er op speculeeren om niet thuis te vinden die zeggen te komen bezoeken. Ove rigens houdt men, alsof men een Koningin ware, zijne audiëntiedagen. De altijd uitgaande groot heid is dien éénen dag, die drie uren lang, thuis. En of van dat alles nu de komedie de schuld draagt Niet ter eerster instantie, maar ter tweeder instantie wel. Zie toch, hetm enschenhart is nu eenmaal belust op genot. Het was het alle eeuwen door en is het ook nu. Maar het verschil imet vroeger is, dat eertijds de wijsheid der vaderen in het leven een dam opwierp tegen dien stroom, ter wijl thans de wijsheid ónzer wijzen alle sluizen openzet en, als stroomde het nog niet sterk ge noeg, eenvoudig de dijken doorsteekt. En dat nu doet m'en voornamelijk door de komedie, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings. Rechtstreeks doordien de komedie de dusge naamd fatsoenlijkste uitgaansmanier is, die de menschen op het helling je brengt, vanwaar men dan verder afglijdt. Maar meer toch nog zijdelings. Want is eenmaal de smaak voor het huiselijk leven weg en de smaak voor zingenot geprik keld, o, dan is de menschelijke geest zoo on uitputtelijk in vindingrijkheid, om al dieper in dien beker der genietingen te zwelgen. Dan verzint men voor over dag zijn Artis en voor 's avonds zijn Paleis van Volksvlijt. Dan schieten nasat de komedie de paddestoelen der kleinere vaudevilles op. Nasat de vaude villes de café's, en naast de in-gemeene café's chantants de door ontuchtige vrouwspersonen bediende borrelhuizen. En gelijk dan de komedie haars gelijken naar haar aard teelde, zoo doet dan op gelijke ma nier de sociëteit, en uit de sociëteit komt het bierhuis, en uit het bierhuis de open tuin, en daarachter heel de .stoet Van slijterijen, tappe rijen en kroegen, met elk jaar schrikkelijk in aantal vermenigvuldigd en toch nog op zijn best toereikend om de massa's mannen en vrou wen en jongelingen en jongedochters, tot de kindeken toe, bij het uitvliegen van den zwerm uit den huiselijken korf een behoorlijk onder komen aan te bieden. Reken daar nu eens bij de ongeloofelijke som men gelds, die verdaan worden: lo. om de ko medie te betalen, 2o. om de toiletten te be talen, 3o. om de vigelantjes te betalen, 4o. om de verteringen te betalen; sla dat eens over een gezin inet twee volwassen zoons en twee vol wassen dochters; let er eens op, wat kleine luidjes van 2000 a 3000 inkomen ge daar pronken en schitteren en banketten ziet; en wie gevoelt dan niet, dat hier verkwist en verspild wordt, wat er eigenlijk niet is, en gespaard moet op een opvoeding, die men dan gemakshalve maar door den Staat laat betalen. En inmiddels worden de kinderen overgelaten aan dienstboden; die ook hunkeren naar uitgaan, of, terwijl het volk uit is, visite bij zich ont vangen. Zoo slinken de woonkamers, zoo slinken de afmetingen van het huiselijk genieten, zoo slin ken de collectes, zoo slinken eerbaarheid en burgerdeugd. En terwijl al wat goed en edel is slinkt, zwelt en perst de wereld der genietingen, die, met de komedie tot middenpunt, zich als een doodelijke vampyr op de borst van onze maatschappij heeft geworp'en, en ze omklemt met haar po- lypen-armen, en niet rusten zal eer alle edeler levensgeest in haar is verstikt. Het Calvinisme heeft steeds in het gezins leven het machtige bolwerk gezien tegen den geest van ongeloof en Godverzaking, wereld gelijkvormigheid en afval. Het is geen wonder, dat de kern van ons Gereformeerde volk zich in het comedie-millieu niet thuis voelt en wij hopen, dat het zoo blijven moge. UITKIJK. Over overbevolking wordt vaak gesproken als over iets, dat te vreezen is, iets ergs. Wij voor ons zijn van tegengestelde meening; wij achten overbevolking een precies even groo te gave Gods als de bevolking zelve. Waarom In de eerste plaats noemen we het woord van Hem, die eenmaal tot den mensch zeide „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en onderwerpt ze Dit woord geeft in een wel kort, maar toch zeer duidelijk begrip, de taak der menschheid aan. En de gehoorzaamheid aan die taak is dus vrede en geluk, want -het Woord is volmaakt. Ware er niets anders te noemen dan alleen deze ideaal-doelstelling aan 'het begin der mensch- heidsgeschiedenis, het ware reeds meer dan vol doende, om dankbaar te zijn voor elke uitbrei ding der bevolking. Staan we al voor dusge naamde vraagstukken van overbevolking, we schrijven er het Woord des Heeren toch steeds boven en roepen het aan een ieder, die meent moeilijkheden te hebben, met Nicolaas Beets toe: Wil het met begrijpen niet gaan, Grijp 'het onbegrepen aan Maar grijp het aan Want het Woord is goed en volmaakt en de dageraad is steeds in het gaan tot de Wet en tot de Getuigenis. Maar geheel „onbegrepen" aangrijpen is zel den noodig en ook in dit geval niet. Wie de Schriften doorzoekt, vindt menigte van toelich tingen op het genoemde Genesis-woord. Zoo met name als tot Abraham gesprokén wordt van het getal der uitverkorenen, ontel baar als de sterren aan den hemel en als de zandkorrels aan de oevers van de zee. Daar zijn wat sterren aan den hemelEn daar liggen wat zandkorrels aan de oevers van de zeeEn

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1