I
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
H. IDElfl Bill II EU WEG 32-PAN1
net BeuoiHlngsvraagsliih.
IER
Antirevolutionair
Orgaan
1
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3736
ZATERDAGÏ11IAPRIL 1931
46STE JAARGANG
'dam
u. !ia VliardlDgeD
EERSTE BLAD.
De Waterleiding.
Op den Uitkijk.
K0RT EN GOED
WELFSCH0EN VOLDOET
Ou werS)
IGELIWQ
OCT. 1930.
PJES
W. BOEKHOVEN St ZONEN
AU© stukken voor de Redactie bestemd, AdTertentiëmen verdere Administratie franco toe te zenden.aan de Uitgevers
Speciaal zaak
n.
«gSftTfï,
■JL.
11005 en 11946
ITDIFNST
^HARNIS"
t NIS t
nsdag V. Middelt
Vlaardingen 7.00
8.00 v.m.
an. 6. Feestdagen)*
l v.m. A. Vlaardint
tterdam 10.00 v.m.
sdag V. Rotterdam
lingen 3.00 n.m. f
n.m.
lont 6. Feestdagen).
met 1 ?'ov. en
avember.
Q. V. Vlaardingen
|lle 2.25 n.m.
n.m.
met 10 Febr.
A. Vlaard 3 nm f
is 5,30 nm.
den trein van 7.21
Vlaardingen.
op den trein van
i. van Vlaardingen,
den trein van 14.40
51 (2.51 n.m.) te
op den trein van
15.51 (3,51 n.m.)te
overstappen.
5 n.m.
te beschouwen
idag, Hemelvaartsdag
'lelde Kerstdagen
met Kerstmis en
rkt op een anderen
rdt gehouden, zal
st op dien dag get
LAATS VAN
DE STOOM»
NST TE
DAM IS
Reederljatraat.
Deze Courait verschijnt eiken WOENSDAG ea ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b? vooruitbetaling,
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJX
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters ea vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan.
Adverfenttën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Zooals onze lezers gemerkt hebben
werden wij in staat gesteld in ons laatst
verschenen nummer een uittreksel te
geven van het lijvig rapport, dat de
Industrieele Maatschappij „Mabeg"
heeft opgesteld en ingediend ter zake
der te stichten Flakkeesche drinkwater
leiding.
Nu definitief tot de stichting van
deze voor Flakkee zoo zeer belang
rijke groepswaterleiding werd besloten,
spreekt het vanzelf, dat dit onderwerp
„weer plots in het midden der algemeene
"^ïlangstelling van onze eilandbewoners
geplaatst werd.
Het geldt hier toch een zaak, die
eigenlijk ieder Flakkeeschen ingezetene
direct aangaat.
Het vraagstuk der drinkwatervoor
ziening was voor Flakkee steeds een
vraagstuk van groote urgentie. Niet
alleen vanwege het feit, dat het mee-
rendeel der bewoners in tijden van aan
houdende droogte door het drinkwater
gebrek gedupeerd werd, maar een
zeer groot gedeelte, voornamelijk on
der den arbeidenden stand, zag zich
immer op drinkwater aangewezen van
zeer twijfelfachtiige kwaliteit, om het
maar optimistisch uit te drukken.
Dat kan zoo niet blijven. De toe
nemende aanwas der bevolking, de mo
derne opvatting van eischen omtrent
„.hygiëne en comfort deden de behoefte
ian goed drinkwater in pijnlijke mate
gevoelen. Ook in dit opzicht werden
we als eilandbewoners maar al te vaak
en te regelmatig herinnerd aan de
achterstelling, die het eilanden-isole-
ment nu eenmaal met zich brengt.
Wanneer men het kaartje van Zuid-
Holland speciaal voor dit doel ver
vaardigd bekeek en zag hoe bijna
geheel de provincie rood geteekend is,
wat zeggen wil, dat de bewoners zich in
een drinkwaterleiding mogen verheu
gen, dan was het voor een Flakkeënaar
steeds een minder aangename gedachte
te zien, dat zijn eiland in dit opzicht nog
steeds in maagdelijken staat verkeerde.
Het zal ongetwijfeld voor verreweg
het grootste gedeelte der bevolking,
zoo niet voor allen we zonderen
Ouddorp nu uit, omdat deze gemeente
zich onttrokken heeft een voldoe
ning zijn te vernemen, dat reeds binnen
enkele maanden met de aanbesteding
van dit grootsche werk op Flakkee zal
worden begonnen.
Maar het spreekt vanzelf, dat een
werk, dat ons zulke groote lusten zal
brengen, ook lasten meebrengt, en wij
kunnen ons voorstellen, dat er onder
ons zullen zijn, die zich afvragen of het
wel goed gezien is, nu in dezen tijd tot
de uitgave van een bedrag, dat het an
derhalve millioen te boven gaat, te be
sluiten.
Wij leven in een tijd van malaise,
van economische depressie en juist een
landstreek als Flakkee, dat geheel en
uitsluitend op landbouw is aangewezen,
voelt de gevolgen der laag conjunctuur
wel het allermeest. Landbouwende be
volking met gemengd bedrijf of uitslui
tend veeteelt en streken met tuinderij
en glascultuur bevinden zich in een heel
wat betere conditie dan een streek als
Flakkee, waar men op grove teelt is
aangewezen. De malaise legt op deze
streken haar vollen druk, en de geheele
bevolking lijdt daar onder. En zou het
nu wel goed gezien zijn, juist in het
economische dieptepunt een beslissing
te nemen, die op Flakkee een nieuwe
last van anderhalf millioen zal leggen
Er is plaats voor deze vraag, en we
kunnen ons voorstellen, dat zij dezer
dagen door dezen en genen zal geuit
zijn.
Maar toch gelooven wij, dat het ant
woord op deze vraag bevestigend moet
zijn. Het is juist op dit economisch diep
tepunt de tijd om aan zoodanig werk te
beginnen.
Al direct moet worden opgemerkt,
dat de leening van 1.550.000 wordt
aangegaan voor een tijdsduur van 60
jaar en deze leening zal zóó geplaatst
worden, dat de eerste bedrijfsjaren niet
onnoodig ten bate der toekomst zullen
worden belast. Er zal dus door de
tegenwoordige gebruikers van de wa
terleiding niet betaald worden voor een
toekomstig geslacht.
In de tweede plaats biedt het groote
voordeelen nu tot de stichting over te
gaan. Dat blijkt al direct uit den rente
stand van 4J4 dat op een kapitaal
als hier vereischt wordt, in vergelijking
met de geldmarkt van voor eenige jaren
reeds een bezuiniging van tientallen
duizenden geeft, terwijl daarnaast het
buizenmateriaal enz. in prijs gedaald is,
zoodat volgens de ingediende rentabi-
liteitsberekening en het toelichtende
rapport van „Mabeg" de totale stich-
tingskosten 125.000 beneden het voor
enkele jaren geraamde bedrag zullen
blijven.
Dit feit moet wel terdege in over
weging worden genomen als men gaat
wikken en wegen of het nu wel de tijd
is om tot uitvoering van het werk over
te gaan.
Wij moeten het vraagstuk van de
drinkwaterleiding niet al te zeer door
incidenteele factoren van economischen
aard laten beïnvloeden. We moeten
hier de groote lijnen in het oog houden.
Het geldt een werk voor de toekomst
en daarbij is van primair belang de
vraag of de commercieele basis hecht
en sterk is.
En dan gelooven wij, dat een hechte
finantieele basis niet beter dan juist in
dezen tijd van laagconjunctuur te leg
gen is.
Wij behoeven maar even een verge
lijk te maken met een paar jaar terug.
Wanneer in 1925 of '26 in een
tijd dus, toen men nog niet over malaise
sprak het werk was aangevangen,
zou dat het bedrijf met ruim één ton
meer belast hebben dan nu het geval is.
Die last zou ook in dezen tijd van eco
nomischen druk gedragen moeten wor
den, en wel in den vorm van hoogere
tarieven.
Nu ontgaan wij dezen last en zullen
jaar op jaar de vruchten van dit goed
gekozen tijdstip genieten, eveneens in
den vorm van billijker tarieven.
Wanneer wij dit alles overwegen, zal
worden ingezien, dat het juist niet
goed gezien zou zijn, indien men dezen
malaisetijd die, naar we redelijker
wijze toch wel verwachten mogen, van
voorbijgaanden aard zal zijn en weer
voor tijden van economische opleving
zal moeten plaats maken van over
wegenden invloed had doen zijn op de
beslissing inzake de drinkwatervoor
ziening van ons eiland.
Bezien we dan ook de voorgestelde
tarieven (elders in dit blad gedetail
leerd weergegeven), dan moet worden
gezegd, dat deze alleszins billijk zijn.
Zij loopen tusschen de 9.voor één
kamer tot 48.voor 11 en meer ver
trekken. Bezien we daarnaast wat b.v.
wordt toegepast door de stichting
„De Drinkwaterleiding Noord-West-
Utrecht", dan zien we daaruit, dat voor
de woningen met 4 vertrekken in dat
district een aanmerkelijk hooger bedrag
betaald moet worden.
In het meer genoemd rapport komt
men dan ook tot de conclusie, dat niet
alleen de stichting en exploitatie een
zeer geringen last op de bevolking der
betrokken gemeenten leggen, maar bo-
vendien zal deze last in zeer gelijke
mate over alle gemeenten worden ver
deeld. En als we dan ook nog lezen,
dat het waterleidingbedrijf voor Flak
kee vanaf den aanvang een door en
door gezond bedrijf en het water van
onverbeterlijke kwaliteit zal zijn, dan
gelooven wij, dat de bewoners van
Flakkee zich kunnen gelukkig achten,
dat binnen afzienbaren tijd ook dit
eiland met zijn ruim 32000 zielen van
het genot van goed drinkwater zal kun
nen profiteeren.
En dan hebben we nog niet eens ge
wezen op het voordeel van een water
leiding voor den winkeldoenden mid
denstand, voor bakkers, slagers enz. en
de nieuwe mogelijkheid die zij biedt
voor de ontwikkeling van zekere tak
ken van industrie.
Ik schreef de vorige keer over de beschouwing
van den Kerknieuwsredacteur van de liberale
Nieuwe Rotterdamsche Courant, inzake kaart
spel en tooneel.
Hij meende dat zich verandering van inzicht
in gereformeerden kring baan brak.
Ik geloof niet dat hier veel van aan is. Een
enkele moge zich aan die wereldgelijkvormig
heid te buiten gaan, de kern; van ons gerefor
meerd volk keert zich van deze dingen af.
Het kaartspel was onder ons altijd contra
bande.
Niet omdat calvinisten zulke dompers zijn
die alle vermaak weren als zondig bedrijf.
Prof. Geesink schrijft in zijn „Van 's Heeren
ordinantiën" dat onze gereformeerde moralisten
altijd onderscheid maakten tusschen geoorloofde
en ongeoorloofde gezelschapspelen.
Al wat geen hazard- of gelukspel was en
waar dus geen sprake van „toeval" bij kan
wezen, rekenden zij tot de geoorloofde spelen.
Hieronder vallen dus b.v. schaken, dammen en
ook het, in de 17e eeuw in Frankrijk uitgevon
den biljartspel. Een spel, dat op ons biljartspel
heel veel lijkt, werd zelfs door niemand minder
dan Calvijn te Geneve gespeeld. Bij al zulke
spelen komt het dan ook wel degelijk aan op de
vaardigheid, overleg en berekening.
Maar, schrijft Prof. Geesink, op het stuk van
de gelukspelen waren onze gereformeerde mora
listen in hun verordening, op de reeds boven
genoemde zonden, onverzettelijk. En naar ge
reformeerde opvatting valt onder zulke onge
oorloofde spelen dan niet slechts roulette en
rouge et noir, wat aan de publieke speelbanken
die eerst bij de iwet van 31 Dec. 1872 in
Duitschland zijn gesloten werd gespeeld,
maar ook het kaartspel.
Trouwens al dat toevalspef moest ieder
mensch onwaardig zijn. Schopenhauer, e'en on-
geloovig Duitsch wijsgeer, noemde het kaart
spel „een verklaard bankroet aan gedachten".
En hij voegde er aan toe Wijl zij geen gedach
ten hebben uit te ruilen, ruilen zij kaarten uit en
zoeken elkaar guldens af te nemen,"
Met het tooneel staat het onder ons niet an
ders.
Daar is al heel wat over gesproken en ge
schreven, en wel duiken ook telkens in onzen
kring elementen op die het voor het tooneel
opnemen, maar de groote massa van ons gere
formeerd volk moet er niets van hebben. Als
bij intuïtie voelt het, dat het tooneel nooit goed
te praten is.
Voor enkele jaren, toen het tooneelvraagstuk
onder ons urgent werd heeft men een herdruk
gegeven van wat Dr. Kuyper en Dr. Rutgers in
de jaren 1880,1881 over het tooneel in „De
Standaard" geschreven hebben.
Dr. Kuyper rafelt daar alle argumenten die
ten bate van het tooneel worden (bijgebracht
uit een, wijst op het millieu van het tooneel,
de sfeer, en noemt wel als voornaamste argu
ment tegen het tooneel en eigenlijk tegen schier
elk publiek vermaak de ontwrichting van het
gezinsleven.
Wat hij scheef is, al was het voor 50 jaar
geschreven, voor onzen tijd van groote waarde.
Ik zal het hier laten volgen en de lezer oor-
deele zelf
Een laatste, maar niet het minst ernstige be
schuldiging, die we tegen de komedie inbren
gen, is, dat ze, 't zij rechtstreeks, 't zij zijdelings,
den huislijken zin verleidt tot uitgaven, die
onzer burgerij niet passen.
Geen denker of hij eert en huldigt den uit-
nemenden schat van nationale en zedelijke waar
dij, die inzonderheid de Gereformeerde volken
in hun huislijk leven wisten aan te kweeken.
Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Duitschland
staan op dat punt van verre de vergelijking
met Nederland, Zwitserland, Schotland en Enge
land, niet door. En men weet, hoe door niets
zoozeer als door dezen huislijken zin de ver
standhouding tusschen man en vrouw rein wordt
bewaard, het ontzag aan de kinderen wordt in-
geprfent en een goede opvoeding van het op
komend geslacht wordt bevorderd.
En zie, nu is het juist aan dezen huiselijken
zin, dat de komedie een doodelijken slag toe
brengt, zoodra ze in eere geraakt.
Komedie en huislijken zin staan als twee po
len tegen elkaar over.
Bloeit de komedie, dan kwijnt het huisgezin.
En, omgekeerd, tiert het huiselijk leven, dan
kwijnt het tooneel.
Ziet men nu, stemt men toe, dat onze over
spannen eeuiw, dat onze zinkende natie, niets
zoozeer ter zedelijke weêropleving behoeft, als
sterking van het huislijke leven, als het van
God geboden instrument om het gemoedsleven,
weêr te ontwikklen en stille burgerdeugd ia
practijk te brengen, dan zou men zoo zeggen,
niet waar dat onze moderne moralisten tegen
niets zoo fel als teg'en de komedie te velde
moesten trekken.
Immers, het is zoo klaar als de dag en ieder
ziet het, op wat breede, steeds zich uitbrei
dende schaal de wateren der vernieling over
den akker van het huiselijk leven uitvloeien.
In de echte toonaangevende kringen is het
huisgezin nu reeds het schouwspel der „gruwe
lijkste verveling" geworden. Een vreemde, in
uw stad komend, vraagt u: „Is hier iets?"
„Kan men zich hier amuseeren 7" en dan ant
woordt men in een kleinere plaats „Och neen,
lieve vriend, het is hier alles even saaiwe
hebben hier nietsgeen komedie, geen concert,
op zijn best een goede sociëteit."
En die ellendige, genotzieke, zelfzuchtige, in-
zondige en onzedelijke overtuiging drong toch
als een wigge reeds zoo diep in ons volksleven
dat ieder, die maar even geld heeft en vrij
man is, uit de kleinere plaatsjes verhuizen gaat
naar Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of
Utrecht, want daar kan men uitgaan.!
Zoo ontvolkt de tooneelwereld niet alleen de
woonkamer, maar ook de kleinere steden en
dorpen, en heeft genotzucht, evenals in den Ro-
meinschen keizertijd, ook nu weer het verderfe
lijke gevolg, dat alles zich in de gorote steden
opeenhoopt, om in klimmende weelde zich te
baden en zich te vergasten aan steeds verfijnder
zingenot.
En nu moet erkend, men heeft gelijk.
Zoodra men eenmaal uit onze huiselijke krin
gen het jonge volkje naar de komedie haalt, om
er niets dan stokoude lieden en scheeuwende
kinderen achter te laten, dan is de huiskamer
ook niet meer amusant en ligt het in den aard
der zaak, dat ten slotte zelfs de oudjes een
goed heenkomen zoeken naar een sociteit, en
dat men de „krijtende bevolking" wegstopt in
het kindervertrek.
Dat maakt dan weer, dat men zich om geld
voro zijn uitgaan te sparen, met al kleiner, af
gelegen huisje gaat berelpen, en dat er niemand
1 e e f t in de woonkamer, en dus ook niemand er
dat familie-cachet op drukt, dat de oude huis
kamer zoo gezellig maakte.
Och, alle woonkamers gaan tegenwoordig
wonderwel in e'entonigheid op elkander gelijken.
Men bestelt bij den meubelmaker een woon-
kamerameublement en de man levert het kant
en klaar. Het was ook uw buurman goed ge
weest. Maar nu hebt gij het toevallig besteld.
Zoo kwam het bij u
Eenmaal op dien voet levende, moet kleeding
en uitgave er dan ook op ingericht Geld te
over heeft men niet. Om te kunnen uitgaan,
moet het kleedgeld dus voor de uitgaanskleeding
gespaard. Dit maakt dan, dat men voor de
huiskleeding weinig overhoudt, en öf in zijn uit-
gaanskleedij stijf, als een opgeprikte kapel, zit
waar men eigenlijk niet hoort, en dus uit
gaat.
Er mag dan natuurlijk thuis ook niet te veel
verteerd „Kinderen, geen vleesch vanmiddag
maar morgenavond gaan we naar Van Lier 1"
Zoo verzwakt men de gestellen. Het zenuwleven
krijgt door overprikkeling de bovenhand. En
het eind is, dat men letterlijk niet meer thuis
blijven kan.
Daarmee valt dan ook weg het samenleven
met andere gezinnen. Visites zijn haast niet
meer te maken, want ieder is altijd uit, en dan
rijdt of loopt men visites, als een hoop dolle
lieden, die er op speculeeren om niet thuis
te vinden die zeggen te komen bezoeken. Ove
rigens houdt men, alsof men een Koningin ware,
zijne audiëntiedagen. De altijd uitgaande groot
heid is dien éénen dag, die drie uren lang,
thuis.
En of van dat alles nu de komedie de schuld
draagt
Niet ter eerster instantie, maar ter tweeder
instantie wel.
Zie toch, hetm enschenhart is nu eenmaal
belust op genot. Het was het alle eeuwen door
en is het ook nu. Maar het verschil imet vroeger
is, dat eertijds de wijsheid der vaderen in het
leven een dam opwierp tegen dien stroom, ter
wijl thans de wijsheid ónzer wijzen alle sluizen
openzet en, als stroomde het nog niet sterk ge
noeg, eenvoudig de dijken doorsteekt.
En dat nu doet m'en voornamelijk door de
komedie, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings.
Rechtstreeks doordien de komedie de dusge
naamd fatsoenlijkste uitgaansmanier is, die de
menschen op het helling je brengt, vanwaar men
dan verder afglijdt.
Maar meer toch nog zijdelings.
Want is eenmaal de smaak voor het huiselijk
leven weg en de smaak voor zingenot geprik
keld, o, dan is de menschelijke geest zoo on
uitputtelijk in vindingrijkheid, om al dieper in
dien beker der genietingen te zwelgen.
Dan verzint men voor over dag zijn Artis
en voor 's avonds zijn Paleis van Volksvlijt.
Dan schieten nasat de komedie de paddestoelen
der kleinere vaudevilles op. Nasat de vaude
villes de café's, en naast de in-gemeene café's
chantants de door ontuchtige vrouwspersonen
bediende borrelhuizen.
En gelijk dan de komedie haars gelijken naar
haar aard teelde, zoo doet dan op gelijke ma
nier de sociëteit, en uit de sociëteit komt het
bierhuis, en uit het bierhuis de open tuin, en
daarachter heel de .stoet Van slijterijen, tappe
rijen en kroegen, met elk jaar schrikkelijk in
aantal vermenigvuldigd en toch nog op zijn
best toereikend om de massa's mannen en vrou
wen en jongelingen en jongedochters, tot de
kindeken toe, bij het uitvliegen van den zwerm
uit den huiselijken korf een behoorlijk onder
komen aan te bieden.
Reken daar nu eens bij de ongeloofelijke som
men gelds, die verdaan worden: lo. om de ko
medie te betalen, 2o. om de toiletten te be
talen, 3o. om de vigelantjes te betalen, 4o. om
de verteringen te betalen; sla dat eens over een
gezin inet twee volwassen zoons en twee vol
wassen dochters; let er eens op, wat kleine
luidjes van 2000 a 3000 inkomen ge daar
pronken en schitteren en banketten ziet; en wie
gevoelt dan niet, dat hier verkwist en verspild
wordt, wat er eigenlijk niet is, en gespaard moet
op een opvoeding, die men dan gemakshalve
maar door den Staat laat betalen.
En inmiddels worden de kinderen overgelaten
aan dienstboden; die ook hunkeren naar uitgaan,
of, terwijl het volk uit is, visite bij zich ont
vangen.
Zoo slinken de woonkamers, zoo slinken de
afmetingen van het huiselijk genieten, zoo slin
ken de collectes, zoo slinken eerbaarheid en
burgerdeugd.
En terwijl al wat goed en edel is slinkt, zwelt
en perst de wereld der genietingen, die, met de
komedie tot middenpunt, zich als een doodelijke
vampyr op de borst van onze maatschappij
heeft geworp'en, en ze omklemt met haar po-
lypen-armen, en niet rusten zal eer alle edeler
levensgeest in haar is verstikt.
Het Calvinisme heeft steeds in het gezins
leven het machtige bolwerk gezien tegen den
geest van ongeloof en Godverzaking, wereld
gelijkvormigheid en afval.
Het is geen wonder, dat de kern van ons
Gereformeerde volk zich in het comedie-millieu
niet thuis voelt en wij hopen, dat het zoo
blijven moge.
UITKIJK.
Over overbevolking wordt vaak gesproken als
over iets, dat te vreezen is, iets ergs.
Wij voor ons zijn van tegengestelde meening;
wij achten overbevolking een precies even groo
te gave Gods als de bevolking zelve.
Waarom
In de eerste plaats noemen we het woord van
Hem, die eenmaal tot den mensch zeide „Weest
vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de
aarde en onderwerpt ze
Dit woord geeft in een wel kort, maar toch
zeer duidelijk begrip, de taak der menschheid
aan. En de gehoorzaamheid aan die taak is dus
vrede en geluk, want -het Woord is volmaakt.
Ware er niets anders te noemen dan alleen deze
ideaal-doelstelling aan 'het begin der mensch-
heidsgeschiedenis, het ware reeds meer dan vol
doende, om dankbaar te zijn voor elke uitbrei
ding der bevolking. Staan we al voor dusge
naamde vraagstukken van overbevolking, we
schrijven er het Woord des Heeren toch steeds
boven en roepen het aan een ieder, die meent
moeilijkheden te hebben, met Nicolaas Beets toe:
Wil het met begrijpen niet gaan,
Grijp 'het onbegrepen aan
Maar grijp het aan
Want het Woord is goed en volmaakt en de
dageraad is steeds in het gaan tot de Wet en
tot de Getuigenis.
Maar geheel „onbegrepen" aangrijpen is zel
den noodig en ook in dit geval niet. Wie de
Schriften doorzoekt, vindt menigte van toelich
tingen op het genoemde Genesis-woord.
Zoo met name als tot Abraham gesprokén
wordt van het getal der uitverkorenen, ontel
baar als de sterren aan den hemel en als de
zandkorrels aan de oevers van de zee. Daar
zijn wat sterren aan den hemelEn daar liggen
wat zandkorrels aan de oevers van de zeeEn