UIT HET WOORD
Dr. J. SEVERNNs Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld
PREDIKBEURTEN
JEUGDLEVEN
OP ZONDAG 5 APRIL 1931
r VOOR DEN ZONDAG
■BB1HHHHHH1 onder redactie van
(EERSTE PAASCHDAG).
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. van Asch.
Middelharnis, v.m. 9.30 de heer Overweel van
Herkingen (coll. Studiefonds) en 's av, 6 uur
leesdienst of de heer Vetter van Langstraat.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur (H.A.) Ds.
Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur
Ds. van Ameide van Ouddorp.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Dekker van iNeuwe Tonge (bev.
lidmaten, Vooriber. H. A.).
Nieuwe Tonge, vjn. 9.30 Ds. Dekker (bev.
lidmaten) en 's av. 6 uur leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 Ds. van Asch van Som
melsdijk (Doop en collecte) en 's av. 6 uur
de heer Overweel (collecte).
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees
dienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds
Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Stellendam, v.m. en 's av. leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
CHR. GEREF. KERK.
Sommelsdijk, v.m, en 's av. de heer de Jong
van Apeldoorn.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.im. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema.
PREDIKBEURTEN OP MAANDAG 6 APRIL
(TWEEDE PAASCHDAG).
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 9.30 uur Ds. van der Wal
van Dirksland.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds.
Polhuijs.
Den Bommel, geen dienst.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 uur Ds. Dekker.
Herkingen, v.m. 9.30 uur de heer Overweel.
Stellendam, 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 uur Ds. Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds. de
Graaff.
Den Bommel, v.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. Ds. de Lange.
CHR. GEREF. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 9.30 uur de heer de Jong
van Apeldoorn,
GEREF. GEMEENTE.
Dirksland, v.m. 9.30 uur Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30 uur leesdienst.
Ouddorp, v.m. leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING
MET SPECERIJEN BEGRAVEN.
„Zij namen dan het lichaam van
Jezus en bonden dat in linnen doeken
met specerijen, gelijk de Joden de ge
woonte hebben van begraven."
Joh. 19 40.
Wat gaat er nu gebeuren, als onze
Heiland in het graf wordt geborgen
Staat dan het werk der Verlossing
stil Treedt dan een pauze in En her
vat de Heiland Zijn werk weer in den
Opstandirrgsmorgen Dat kan niet. Er
is geen stilstand in het werk Gods. Er
is geen ledige ruimte tusschen Goeden
Vrijdag en Paschen. De stille Sabbath,
daartusschen gelegen, is vol van het
werk des Heeren, dat doorgaat en
doorbreekt in de groote triumf van den
Opstandingsmorgen, 's Heeren werk
gaat door in het graf. Het is het werk
van Gods Heiligen Geest: het bewaren
de werk des Geestes: want Gods Hei
lige zal, in de groeve der vertering,
geen verderving zien.
Zoo gaan wij in den geest in Jezus'
graf en volgen wij degenen, die zijn
lichaam in den spelonk binnendragen,
en verwijlen daar, om iets van het ge
heimzinnige te verstaan, dat daar ge
schiedt. Want Zijn begrafenis betee-
kent: overwinning van den dood.
Daarvan spreken tot ons op symbo
lische wijze: de specerijen, die de disci
pelen van Jezus aandroegen, en in de
doodswade van Jezus inwikkelden.
Want zij verbeelden de bederfwerende
kracht, die het proces der ontbinding
stuiten moet, en de reuke des doods
met een welriekende geur des levens
moet overwinnen. Hoe schoon is die
gedachte, en hoe roerend die begeerte
en hoe aangrijpend die toeleg, om het
lichaam, dat dreigt in ontbinding over
te gaan, nog te bewaren, en in zijn staat
zooveel mogelijk te behouden, de ge
dachte en begeerte en toeleg, die zich
ook in de balseming uitspreekt
Maar bij Jezus heeft deze verzorging
met specerijen een diepe beteekenis.
Want met Hem ging mee in het graf,
een kracht, die de reuke des doods en
het verderf des doods ten eenenmale
weerde. Wat in Jezus' graf plaats greep
is nooit geschied: daar lag Jezus'
lichaam in de armen des doods, en de
dood had er geen macht over. Daar,
in dat graf voor het eerst, is een men-
schelijk lichaam van zijn ziel geschei
den, en hoewel het uit stof genomen is
keert het toch niet tot stof weer. De
Heilige Geest is het, die zijn bewarenc
werk doet in dat graf. Die specerijen
meegegeven in het graf, die myrrhe en
aloë, zij beelden met hun kracht en geur
wonderschoon den Heiligen Geest af,
maar de Heilige Geest is meer dan spe
cerij: is zélf de kracht en de geur des
levens, meegaande in Jezus' graf, het
lichaam des Heeren, dat zielloos neer
ligt, vasthoudend, het bewarende tot
den dag der opstanding.
Die Geest gedoogt geen ontbinding:
eischt herleving: verrijzenis uit het graf
en kan niet toelaten, dat de Heilige
Gods verderving zie. Daarom heet het
in den Romeinenbrief van Christus
,,die krachtelijk bewezen is, te zijn de
Zoon van God, naar den Geest
der heiligmaking, uit de op
standing der dooden."
Merkt gij op, hoeveel goeds die spe
cerijen vertellen in Jezus' graf gaande,
van die zooveel betere kracht des Hei
ligen Geestes, meegaande in de spelonk
des doods De zalving van Christus is
de Geest, nu meegaande in het graf:
een macht, om verderf te weren en den
dood te overwinnen. De Heilige Geest,
de Bewerker der Opstanding
Vertoef nu met stille blijdschap in het
graf van Jezus. Hier is reeds triumf
over den dood: eer de Opstandings
morgen aanbreekt. Uit dit graf komt de
geur des levens u reeds tegemoet, eer
de dood geheel is geweken. Hier voor
het eerst wordt de eeuwen geldende
wet, de onverbrekelijke: „stof zijt gij en
tot stof zult gij wederkeeren", door
broken. Dat is het geheimnisvolle, het
heerlijke van Jezus' graf. De specerijen-
geur in dat graf, die reuke des levens,
verblijde U het hart, symbool van den
levendmakenden Geest, die daar is, en
die straks in de Opstanding volle
kracht doet.
Nu moet gij stilstaan in het graf met
de specerijen en vragen: is dit mij ook
een vertroosting Mag ik dat nu ook
gelooven en mij daarin verblijden, als
ik verwijl in Jezus' graf, dat die Geest,
die Jezus' lichaam voor verderf be
hoedde, en als een kracht en reuk des
levens in zijn graf was, alzoo ook mij
zal levend maken en uit het stof doen
oprijzen in onverderfelijkheid
Daarvoor zal het noodig zijn, dat gij
n u met Christus begraven zijt in zijn
dood, en met Hem n u opgestaan tot
een nieuw leven. Zijt gij met Christus
vereenigd door een waar geloof Zijt
gij door den Heiligen Geest een levend
lid van Zijn lichaam geworden Zijt
gij ingegaan in de verborgen eenheid
met Christus, waardoor gij uit den
zienlijken dood overgingt in het leven
Zoo gij uw zonden met een verbro
ken hart, weenend uitgedragen en in
Jezus' graf gelegd, om ze daar te laten,
en voortaan der gerechtigheid te leven,
door Zijn kracht en Zijn Geest O,
dan kunt gij met blijdschap Jezus na
zien, als Hij in het graf geborgen wordt
en zeggen: „mijn zonden gaan mee, ik
ben ze kwijt".
En dan denkt gij ook met vrede aan
u w graf, want gij zegt: „ik was met
Christus in Zijn graf: Christus zal met
mij zijn in mijn graf. Zijn Geest zal mij
beter zijn dan specerijen, en reuk des
levens en een kracht der Opstanding
in onverderfeliikheid.
JEUGDIG GELOOFSLEVEN.
III.
In een slotartikel willen we nog op een ge
vaar wijzen aangaande het geloofsleven.
Dit is het gevaar der eenzijdigheid, aan het
welk schier niemand ontkomt.
Reeds in de vroegere tijden valt dit ver
schijnsel op te merken in de scheidingslijn, die
men trok tusschen Mystieken en Scholastieken,
zoowel als tusschen de Frankissanen en Domin-
kanen.
Ruimden zoowel Mystieken als Frankiskanen
een t e groote Iplaats in voor het hart, of wilt
ge voor het gevoel, de beide andere richtingen
plaatsen meer het kennen en begrijpen der zaken
op den voorgrond.
Nu is zeer zeker het sterk den nadruk op
het e e n of het ander leggen, af te keurien
Er moet ook hier naar harmonie gestreefd wor
den en ddt wel in de lijn van die kostelijke
definitie, die de Heidelbergsche Catechismus
geeft van het oprechte geloof, als bestaande uit
kennis, toestemming en vertrouwen.
Deze drie schakels van den geloofsketen moe
ten alle even sterk zijn en is dit niet het geval
zoo is dit tot schade voor het geloofsleven.
Men mag niet aan het een of ander de
voorkeur geven, maar we moeten zoeken te
komen tot een harmonischen opbouw van ons
geloof.
Nu is het niet ons doel om de een of andere
strooming, die zich in onzen tijd aandient als
voor- of onderwerpelijk, -te bestrijden.
Alleen willen we trachten aan te toonen
welke gevaren er schuilen in de valsche mystiek,
zooals die zich soms openbaart.
De mystiek keert allereerst de logische volg
orde in het geloofsleven om.
Dat aan het vertrouwen des harten, kennis
en toestemming des verstands behooren vooraf
te gaan, wordt door hem ten eenenmale be
streden. Het geloof wordt door hem beschouwd
als te bestaan in de geestelijke genietingen, die
de ziel in zeldzame, heilige oogenblikken soms
ondervindt.
De plicht tot gelooven wordt door hem niet
erkend, maar hij leeft enkel bij het genot van
de bevrediging zijns harten.
Op een ernstig gevaar van dit valsch-mystieke
stelsel mag ik zeker nog wel even den vinger
leggen.
Door toch steeds te leven bij het gevoel, door
zich terug te trekken van het breede terrein des
levens, beantwoordt men niet aan zijn levens
roeping,
Het steeds maar vragen: „Hoe word ik zalig"
en het uit het oog verliezen van het rijke, Cal
vinistisch levensideaal: „Hoe bevorder ik het
v meest de Eere Gods", maakt dat men geen oog
heeft voor den velen arbeid, die God in Zijn
Koninkrijk te doen heeft.
De gevolgen blijven dan ook niet uit bij
degenen, die zich in de valsch-mystieke bedding
laten meevoeren.
Ge kunt bij hen geen actie constateeren op
Kerkelijk, Staatkundig of Maatschappelijk ge
bied. Onder allerlei voorwendsels, waarmede ze
zichzelven en anderen misleiden, worden ze
ontrouw om ook maar iets na te jagen van de
dure roeping, die de Heilang Zijnen jongeren
heeft voorgehouden, toen Hij tot hen zeide
„Gij zult Mijne getuigen zijn".
Waar speciaal in onze streken het gevaar van
het eenzijdig hunkeren naar genietingen voor
het hart verre van denkbeeldig is, dacht het
ons goed hier in deze rubriek iets over te
schrijven. Vooral, omdat onze geestelijke ligging
in de toekomst voor een niet klein deel be-
heerscht wordt door het feit hoe we in onze
jeugd tegenover deze stroomingen hebben ge
staan.
Laten we volledigheidshalve er nog bijvoegen,
dat er ook wel ware, Schriftuurlijke mystiek is.
De eenheid met Christus, de z.g. Mystieke
Unie, zal ook nimmer buiten het gevoel om
gaan. Alle'en maar: het geloof gaat vooraf en
tot het geloof is een rechte kennis der zaken
even noodzakelijk, opdat de onzuiverheden, die
de valsch-mysticist zoo dikwijls voor zuiver
heid aanneemt, door den filter van het ver
stand mogen worden tegengehouden.
En daar we thans voor geruimen tijd niet
meer in deze rubriek zullen schrijven, nemen
we afscheid van onze lezers en hopen, dat ook
deze stukjes iets hebben mogen bijdragen tot
uitbreiding van Gods Koninkrijk, zoowel buiten,
als onder 'en in ons.
M.
J, v. D.
■fi
HET HUWELIJK.
Het is niet goed, dat de mensch
alleen zij.
Vrienden en vriendinnen aan ,,'s levens poort"
en gij ouderen, welke die poort reeds zijt door
gegaan en nu staat in het volle, rijke leven, zou
er één verhouding in dit natuurlijke leven zijn,
welke zóó de belangstelling heeft van ieder
mensch, als het huwelijk.
Die belangstelling is natuurlijk zeer verschil
lend van uitgangspunt; de belangstelling van
iemand, staande San 's levens poort, is weer
anders als van haar of hem, die uit beleving
kan spreken; terwijl de mensch in zijn levens
avond, weer een andere visie heeft op het pro
bleem des huwelijks.
Maar, het huwelijksgeluk verwachtende, of
ervarende, of achter het huwelijksleven staande,
niettemin belangstelling er voordat zal er
trouwens zijn bij ieder mensch, ook bij haar of
hem, die geen behoefte aan huwelijksgeluk heeft,
of meent te hebben.
Hoe kan het ook anders
Als God de kroon Zijner schepping zag, zijn
behoefte en zijn bestemming, zegt Hij: „het is
niet goed dat de mensch alleen zij"; en God gaf
Adam zijn huisvrouw Eva.
Door deze daad Gods is het huwelijk komen
te staan op een zeer voorname plaats in de
menschelijke samenleving.
Het is dat groote goed, hetwelk God in Zijn
algemeene genade den menschen geschonken
heeft, opdat zij dien schat ongeschonden zouden
bewaren, en benutten waartoe Hij het gegeven
heeft.
Zooals wij het in een onzer kerken zoo schoon
hoorden zeggen omtrent ons leven, zoo zal het
ook zijn betreffende het huwelijkwij zullen
rekenschap moeten geven van wat wij met die
gave Gods hebben gedaan.
Het huwelijksleven kan ons ten zegen zijn,
het kan ons ook ten vloek zijn, de gevaren zijn
te dies opzichte zeer groot.
Dje gevaren zij» er voor ons natuurlijk leven,
maar bovenal voor ons geestelijk leven, wat
voor ons het voornaamste moet zijn, zoodat wij
daaraan een oogenblik onze aandacht willen
schenken.
Dus, de gevaren voor ons geestelijk leven,
welke ons in het huwelijk kunnen omringen,
hoe zullen wij daaraan ontkomen?
En dan is er maar één raadgever, ook voor
dit terrein des levens, en dat is Gods Woord,
waarin wij o.m. de waarschuwing van Paulus
lezen: „Trek geen ander juk aan met de on-
geloovige". Dus zelfs al in één van de eerste
christengemeenten was de verhouding tusschen
geloovigen en ongeioovigen zóó, dat Paulus het
noodig oordeelde, bovengenoemde waarschu
wing den lezers van zijn brief voor te houden.
Maar het is niet voor het eerst in Paulus'
brief, dat wij in de H. S. van deze wanver
houding lezen; o neen, van -het begin der schep
ping heeft Satan getracht op dit terrein zijn
duizenden te verslaan.
Hieruit blijkt ook de hooge waarde van het
huwelijk en de goede verhouding in het huwe
lijksleven, dat juist hierop Satan zijn krachten
concentreert om die groote gave Gods aan te
doen wenden tot ons verderf en de uitbreiding
van zijn rijk.
In de gewijde geschiedenis zijn er voorbeelden
te over om ons van de waarheid van boven
staande te overtuigen.
Het begint al in Genesis, als de kinderen
Gods de dochteren der menschen aanzagen, dat
zij schoon waren, en namen zich vrouwen uit
allen, die zij verkoren hadden; het is 't begin
van het einde der eerste wereld; wat een vree-
selijke gevolgen van het op een verkeerde wijze
zoeken van het huwelijksgeluk.
Israël moest het ondervinden te Sittim, waar
de dochteren der Moabieten het middel waren
om Israël tot zonde te verleiden; het getal van
vierentwintigduizend dooden leverde het bewijs,
dat God deze zonde niet ongestraft laat; de
geschiedenis van Israël is juist daarin rijk aan
leering, omdat het een volk was, dat zich rein
moest houden van de heidensche volken, welke
hen steeds omringden, en welke volken door hun
eigen schuld zelfs in hun midden woonden, en
daardoor een voortdurend zedelijk gevaar op
leverden.
Daarom is het ook onze roeping ons rein
te bewaren van de wereld, ook in het huwelijks
leven.
„Trek geen ander juk aan met de ongeioo
vigen".
Jeugdige vrienden ej vriendinnen laat deze
vermaning van Paulus later geen aanklacht
tegen u worden; de zonde tegen dit gebod is
niet goedkoop, wij noemden daarvoor nog eenige
voorbeelden uit het Oude Testament.
Maar, zult gij mischien zeggen, is dat nu
onders ons wel zoo erg; wie onzer zoekt er
een levensgezel (lin) onder de ongeioovigen,
onder hen, die in uitgesproken vijandschap leven
tegenover God en Zijn dienst
Neen, mischien komt het laatstgenoemde niet
zoo heel veel voor in onze kringen; als Paulus
nu leefde, zou -hij zich hieromtrent misschien
precieser uitspreken, want op grond van Gods
Woord (en onze levenservaring zegt daar „ja"
op), staan wij tegenover dit gebod niet vrij,
als de andere partij niet absoluut ongeloovig
is, neen, ook een vereeniging voor dit leven
met hen, die niet van harte „ja" zeggen op onze
Gereformeerde belijdenis, moeten wij, ook om
ons eigen bestwil, nalaten.
Zulk een standpunt lijkt misschien iemand op
het eerste gezicht kerkistisch, of kerkelijk egois.
tisch, maar dat behoeven wij toch niet te zijn,
en dat zijn we ook niet; we moeten en hopen te
zijn chisto-centrisch, Christus in het middelpunt
van ons leven, ook van ons huwelijksleven.
En laat nu niemand uwer denken of zeggen,
dat dit overdreven is, of dat het gevaar minder
groot is als hier voorgesteld.
Het gevaar, dat wij in bet huwelijksleven
met iemand van andere levensrichting (het
behoeft nog niet eens de tegenovergestelde rich
ting -te zijn) afraken van het rechte spoor, en
onze Gereformeerde belijdenis ontrouw worden,
is zeer groot.
Als men ambtelijk in de gezinnen der Gemeen
te komt, en de gevolgen van deze afwijkingen
ziet, dan wordt het ons bang om het hart en
Wij moeten het zoo vaak ondervinden in
meermalen de verzuchting hooren: „zij drukken
gelukkig allen onze voetstappen, maar die
overigens een beste jongen, maarja
z'n meisje, begrijpt u
En ja, wij begrijpen het al, en wij hebben
weer even gepeild het leed in dit gezin, veroor
zaakt door dien éénen, die niet gedacht heeft
aan dat woord van Paulus.
En dit is nu het leed der ouders, maar wat
dunkt u, straks in het tegen den wil der ouders
doorgezet huwelijk, komen de conflicten, of
beide partijen moeten zoo geestelijk dor en ge
voelloos zijn, dat een conflict bij het onderling
verkeer, en bij de opvoeding der kinderen niet
mogelijk is; maar dan mist zoo'n huwelijk ook
alle hoogere waarde, dan is daar ook niet die
innige gemeenschap der ziel, waaruit e'en meer
stemmig loflied opklimt tot den Schepper en
Gever van die goede gave, welke wij in het
huwelijk mochten ontvangen.
Dan wordt in zulk een huwelijk God niet
verheerlijkt, Zijn Kerk niet gebouwd. Zijn eer
niet bevorderd; en wat, als ons eenmaal zal
worden gevraagd: „Wat hebt gij met Mijn gave,
met het huwelijk, gedaan
Lezers en lezeressen, gij, die nog staat vóór
's levens poort, vóór dat gij gaat dóór 's levens
poort in het volle rijke leven, geeft uzelf reken
schap van wat God ook in dit opzicht van u
vraagt.
Ziet toe, welke vrienden gij u kiest.
Ziet toe, in welke richting gij dén kring uwer
kennissen uitbreidt.
Want de sfeer, waarin ge komt, beslist, naar
den mensch gesproken, soms over uw leven.
Het is van groot belang wóar gij uw levens
gezel (lin) vindt; laat het altijd zijn in een om
geving waar gij ook God zoudt kunnen ont
moeten.
Zoo ernstig moeten wij bezien het huwelijks
leven, en zoo zullen wij ons daartoe voorbe
reiden, en dit zij bij dat streven ons ideaal
Eén in geest en streven,
Eén in daad 'ea woord
dat moet ons voor oogen staan, ook bij het
zoeken van die andere, die hulpe tegenover ons,
opdat ook ons huwelijksleven zij naar de wille
Gods, ons ten zegen, maar bovenal tot eer van
Hem. L. v. d. J.
NIEUWS VAN HET ZENDINGSVELD.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons:
De statistiek der Medische Zending van het
Ned. Zend. Gen. op Oost-Java vermeldt voor
1930, dat ca. 8500 klinische patiënten in de
Ziekenhuizen te Modjowarno en Malang met
bijbehoorende ziekenhuizen werden opgenomen
met in totaal ca. 180.000 verpleegdagen en ca.
1200 groote operaties hadden er plaats; daar
nevens werd ca. 100.000 maal poliklinische hulp
verleend. Dit werk werd verricht door 6 artsen,
onder wie 1 Javaan, 6 Europeesche hoofdver
pleegsters, 20 gediplomeerde en 175 ongedi
plomeerde Javaansche verpleegkrachten. De
verpleegkosten in de ziekenhuizen bedroegen
1.15 per dagpatiënt, zoodat wel kan worden
vastgesteld, dat de efficiency in dezen arbeid
tot een hoog peil is opgevoerd. Ook blijkt op
nieuw uit den toeloop van patiënten, waarvan
zeker 95 Mohammedanen, hoe groot het ver
trouwen is, dat de bevolking in de Zendings
ziekenhuizen stelt.
Heugelijk nieuws is er gekomen van Napoe
en Besoa (Berglandschappen in midden-Celebes.
In Watoetaoe, de woonplaats van den zende
ling, dat zich steeds tot dusver afkeerig toon
de, is een beweging ontstaan,, die doet verwach
ten, dat weldra het geheele dorp zal overgaan.
Het merkwaardige is, dat juist die m'enschen
toenadering toonen, die nooit een dergelijk be
sluit schenen te zullen nemen. Onder hen is een
oud man, Oemana Ningka geheeten, die grooten
invloed heeft in het dorp en altijd een sterk
tegenstander was. Nu hij en zijn huis overgaan
zullen de anderen spoedig volgen, want op hem
ziet men. Op een Zondag in Januari, toen zen
deling Wesseldijk gesproken had, stond plot
seling een oud man op, die zeide, dat het hei
dendom voor hen niets meer beteekende. „Ziet,
onze tuinen zijn pas bezaaid met rijst" sprak
hij, „en wie hebben we zien voldoen aan den
ouden adat Niemand Welnu, als we het oude
hebben verworpen, komt dat doordat wij door
het nieuwe zijn overwonnen, en gij zijt dus
eigenlijk al -geën heidenen meer. Daarom ver
zoek is U om met elkaar te vergaderen en te^_
doen als wij, en U te melden voor den Doopjp
opdat wij allen den Eenen Weg volgen." Oe
mana Ningki zei op dat oogenblik niets, maar
op den weg liep hij den -zendeling achterop en
fluisterde hem in het oor „En ik zal ook bin
nengaan, tegelijk met het onderhoofd van het
dorp."
Op een der Kerstfeesten in Besoa stelde het
onderhoofd, een christen, aan de nog heidensche
hoofden de vraag wat zij van de „Boodschap
des Levens" dachten. Een zeide „wij hadden
steeds rijst kunnen eten, en wij hebben ons ver
genoegd met bladgroenten en geroosterd mais."
Een ander zei„wat vroeger bij ons bovenaan
stond ligt nu onder, wij zullen niet lang meer
tegenstand blijven bieden." Een derde zei„In
mijn dorp vindt gij gekookte rijst en daarnaast
wat voor voedsel wordt aangezien, maar 't is
maar een mengsel van in 't wild gezochte groen
te, ik geloof echter, dat wij ons spoedig allen
met gekookte rijst zullen verzadigen."
De beeldspraak is duidelijk. Het is wel bijzon
der dat er zulke dingen gebeuren. Het laat zich
aanzien, dat de Berglandschappen denzelfden
weg gaan van Posso en Mori.
SAMENWERKENDE
ZENDINGS-CORPORATIES.
Was het verblijdend, -dat in de maanden Ja
nuari en Februari de inkomsten der Samenwer
kende Zendingscorporaties wat hooger waren
dan in dezelfde maanden van het vorig jaar, al
waren zij nog lang niet in evenredigheid met de
noodzakelijke uitgaven, die vreugde -is in Maart
weer getemperd. In Maart toch bleven de ont
vangsten ongeveer 20.000.achter bij die van
het vorig jaar.
Het is te hopen, dat het naderend Paasch-
l'eest hierin een gunstige wending brengt. Pa
schen is het lentefeest, het feest van het leven,
dat den dood overwon. Uit dankbaarheid voor
wat men zelf ontving, wordt men begeerig om
de zegenigen van het Paasch-evangelie door te
geven aan de millioenen, die er tot nu toe van
verstoken bleven. De volken van Indië wachten
er op.
PAASCH-VREUGDE.
Wat blijdschap, Hij is opgestaan,
De Zone Gods heeft nu voldaan
Aan 't heilig recht, Hij gaf Zijn leven.
Voor ons, hoewel de duivel dacht
Dat hij gebroken had de macht
Van Jezus, Die Zichzelf wou geven.
Wat blijdschap, Hij is opgestaan,
De wereld ziet het grimmig aan,
En wil 't boosaardig, nog weerspreken
Maar Hij verwon den dood en 't graf,
Hij heeft gedragen onze straf.
Door Zijne kracht moest 't zegel breken.
Wat blijdschap, want de Middelaar
Maakt in Zijn Woord ons openbaar
Dat Hij is uit het graf verrezen,
Waarin Hij ons verwon het pand,
Waarmee Hij voer naar 't Hemelland,
Zijn Naam zij eeuwiglijk geprezen.
Wat blijdschap, wat een heerlijkheid,
De duisternis is weer herleid
Tot eeuwig licht, de angst der graven
Is nu verdreven, want Gods Zoon
Verbrak haar macht, Hij spreidt ten toon
Zijn heerlijkheid voor zondeslaven.
Wat blijdschap, welk een zaligheid
Heeft nu de Christus ons bereid,
Nu Hij is uit het graf verrezen
Het is ons duidelijk en klaar,
Gods Woord maakt het ons openbaar
Nu hebben wij geen dood te vreezen.
Heerlijk is het nu te weten,
Dat de Christus is gezeten
In ons vleesch 'en in ons bloed,
Waar Hij kent al onze nooden,
Die geweest is bij de dooden,
Dat geeft onze ziel weer moed
Want wij mogen daaruit weten,
Dat Hij ons niet kan vergeten.
Wijl Hij nu is onze Heere.
Geven wij Hem daarom eere I
Q.
A. P.