Ruwe en Roode Handen door koude, door schoonmaak of ander werk,
FEUILLETON
msBasmm
Gemengd Nieuws.
Verkoopingen.
Laai de hinderen lot mij Ramen
KLATERGOUD
Zat
publiek, m. a. w. liet publiek moest degelijker
en solieder zijn; de mensch'en, die wegblijven,
maken, dat er minder goede stukken gegeven
worden. „Als degenen, die niet van dubbel
zinnigheden en laffe nonsens gediend zijn,
maar die graag een zuiver en belangwekkend
stuk zien, meer naar den schouwburg gingen,
zou er van hen een invloed ten goede kunnen
uitgaan." Mevrouw Hartgerink heeft er terecht
ook op gewezen, dat het voor de tooneel-
spelers zelf ook van zoo groot belang is,
welke stukken er op hun repertoire voor
komen. Een van de meest aangevoerde be
zwaren was immers, dat de acteurs door hun
beroep omlaag worden gehaald.
„Toch is de schrijfster van dit artikel met
name en met klem opgekomen tegen het be
kende argument, dat een mensch absoluut een
kreuk in zijn karakter zou moeten krijgen
indien hij of zij avond-aan-avond moet op
treden in de rol van schurk, misdadiger of
ontrouw echtgenoot, en dat christenen alleen
reeds daarom niet moesten willen, dat hun
medemensch zoo'n beroep uitoefende. De
schrijfster meent, dat „onze ouderen" het
hierbij mishadden. Dat voor een romanschrij
ver zijn personen levende menschen zijn
geworden, wenschen wij toch ook. En datzelf
de geeft het tooneel, alleen nog iets sterker
en veelzijdiger. Maar zou nu daarbij het
eigen karakter verloren gaan Dan, dunkt
ons, zou dat ook het geval zijn bij een pre
dikant 'b.v., die een goede, echte preek hield
over Judas, Petrus of David. Mevr: Hartge
rink gelooft, dat dit uitbeelden van de per
soonlijkheid van een ander, in wiens leven en
gevoelen men tracht zich geheel te verplaatsen
ons leeren kan, om de broederschap van al
Gods kinderen als werkelijkheid te ervaren,
den mislukeling te begrijp'en en den kwaad
doener de hand te reiken.
Tegenover het bezwaar, dat het leven der
acteurs en actrices zoo lichtzinnig zou zijn,
heeft de schrijfster opgemerkt, dat elk be-
roep zijn gevaren heeft, en dat b.v. lichtzin
nigheid toch zeker niet erger is dan geestelijke
hoogmoed, losheid van zeden in engeren zin
stellig niet erger of zondiger dan losheid van
het eigendomsbegrip.
Bevr. Hartgerink-Koomans ziet tegenover
de gevaren en bezwaren, die zij niet heeft ont
kend of verdoezeld, maar die zij toch wel tot
geringe afmetingen heeft teruggebracht, nu
ook enkele belangrijke voordeel'en. Zij vraagt
aan het slot van haar stuk wat het is, dat
het tooneel ons geeft. En dan luidt het ant
woord, dat wij daar vooreerst eens geheel
onttrokken worden aan ons zelf. Wij worden
door het tooneel en door wat daar gezegd
en gedaan wordt, geheel in beslag genomen,
en leven dat alles volkomen mee, nog in ster
ker mate dan bij het lezen van een boek. En
als wij dan weer buiten den schouwburg
staan, zal het ons vaak zijn, alsof wij terug-
keeren van een verblijf in een vreemd land.
„Wat is dat een bevrijding" zegt mevr. Hart
gerink „om eens te worden losgemaakt van
onszelf en onze omgeving, van onze bezig
heden en zorgen, van onze ergernissen en van
ons getob. Wij staan er daarna zooveel fris-
scher, flinker, vastberadener tegenover."
Uit deze klanken meent de N. R. Ct. te mo
gen afleiden dat de houding in onze kringen
óók tegenover het tooneel zich aan het wijzigen
is.
Zooals ik zei komt m.i. het liberale blad tot
deze conclusie omdat het zoo weinig begrijpt
van hetgeen eigenlijk in calvinistische kringen
beleden wordt aangaande deze dingen.
Want men praat nu wel over „christelijk" en
„orthodox" maar daarmee is men in onzen tijd
nog niet klaar.
Als de N. R. Ct. om de houding der ortho
doxen uit vroeger eeuw te omschrijven zich be
roept op calvinistische theologen, moet het blad
zich om een zuivere parallel te krijgen ook in
dezen tijd tot de calvinisten bepalen en er niet
al wat zich als „christelijk" of „orthodox" aan
dient bij sleepen. Want dan zijn de praemissen
van het „probleem der denkbeeldverschuiving'
verkeerd gesteld en is de conclusie vanzelf ook
er glad naast.
Kaartspel en tooneel zijn bij ons calvinistische
volk altijd contrabande geweest.
En dat zal het blijvén, want achter deze
kwestie steekt een diepgaand beginsel, dat in
calvinistischen kring intuïtief wordt aangevoeld.
Dat diepgaand beginsel laat de N. R. Ct. ge
heel liggen. Zij negeert het als of het niet be
staat, een leemte dien wij van liberale zijde ge
woon zijn.
Maar juist daarom zijn wij ook zoo weinig
bang voor wat de N. R. Ct. meent te zien ge
beuren in gereformeerde kring, afschuiving van
het oude standpunt.
Ach, er zijn altijd, menschen die eigenlijk bij-
loopers zijn, maar wie meet met dezulken de
kern van een groep af
Er zullen wel gereformeerden zijn die eens
gekaart hebben en er zullen er misschien nog
wel meer zijn die eens de schouwburg en de
bioscoop bezocht hebben. Misschien zijn er wel
onder hen die voor gereformeerd doorgaan, die
trouw bezoekers van de schouwburg zijn.
moet men vooral 's avonds inwrijven met Purol, dan zijn ze reeds den volgenden morgen weer gaaf en zacht. Purol in doozen van 30, 60 en 90 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Maar dat zegt allemaal niets aangaande het
principe en de houding van de kern eener groep.
De calvinist weet dat kaartspel en schouw
burgbezoek zonden zijn en hij weet ook waarom
al zwijgt de N. R. Ct. hierover.
En zoolang we gereformeerde bediening van
het Woord op onze kansels hebben, zijn wij er
niet bang voor of ons Gereformeerde volk zal
in zijn kern en wezen voor afglijding naar de
weheldgelijkvormigheid in deze dingen bewaard
blijven.
UITKIJK.
Een Hervormd predikant heeft in een predi
katie in de Ned. Herv. Kerk de ouders gewezen
op hun roeping, hun plicht om hun kinderen
te zenden naar de Christelijke school. De vrij
zinnigheid in die gemeente berst van woede.
Zij zegt, dat de staat het hoogste recht heeft
op de opvoeding van zijn kinderen. Als de
ouders sinds lang tot hun vaderen zijn ver
zameld, zoo zeide men mij, heeft de staat nog
met de kinderen te maken en plukt nog de
vruchten of draagt nog de nadeelen van de
eens gegeven opvoeding aan zijn kinderen. Op
grond van dit recht van den staat rust zijn
plicht te zorg'en voor deugdelijk staatsonderwijs.
De vrijzinnigen zijn op 't hoogst beleedigd,
dat de dominé hun het fatale van het neutrali
teitsbeginsel heeft gepredikt. Neen, zeggen de
liberalen, alle onderwijs, dat niet uitgaat van
het beginsel der godsdienstige, wijsgeerige, po
litieke en maatschappelijke neutraliteit, is on-
paedagogisch, daardoor ondeugdelijk, meer nog
„verderfelijk", ja, het is „kindergeestvergifti
ging." Evenzeer als de saat maatregelen neemt
tegen allerlei andere gevaren, als b.s. kokaïne-
vergiftiging, zoo heelt de staat het recht en
de plicht maatregelen te nemen tegen „kinder
geestvergiftiging
Wanneer er nog „honderdduizenden" zijn,
die de openbare school nog altijd „als het
plechtanker van onze. volksontwikkeling" be
schouwen, met dankbaarheid terugzien op de
zegenrijke vruchten, welke die school heeft ge
dragen voor onze beschaving, voor onze saam-
hoorigheid en volkskracht, dat dan die vele
honderdduizenden de handen aan het werk zet
ten, om die school te behouden, zoo mogelijk
tot nieuwen bloei te brengen. Maar laat ze dan
toonen, dat ze nog andere kracht kunnen ont
wikkelen dan aan de stembus; dat ze een an
deren weg kennen dan dien langs het gemeente
huis, om de scholen naar hun ideaal op te
richten en in stand te houden.
Gij vrijzinnigen, geeft u toch rekenschap er
van, wat gij voor uwe scholen, voor uw op
voedingsideaal hebt gedaan. Gij vertrouwdet
uwe kinderen toe aan de overheid, aan het
gemeentehuis. Dat was en is toch niet uw be
ginsel, dat immers heet; vertrouwen waar het
kan, aansturen altijd op ontwikkeling der eigen
persoonlijkheid, der vrije maatschappelijke
krachten, wars van onnoodig gezag en dwang.
Dat gij in het onderwijs daarop niet voldoende
hebt meenen te mogen vertrouwen, strekt U
zeker niet tot verwijt, integendeel; maar dat gij
niet hebt begrepen, en nog niet begrijpen wilt,
dat gij aldoor verre achter zijt gebleven, altijd
vertrouwende op de overheid, op het gebied
van het onderwijs eigen krachten wakker te
roepen, dat is uw fout. En zijt gij in uw ver
trouwen op de overheidsschool niet teleurge
steld Ook niet in de groote steden Beant
woordt de openbare school aan uw verwach
tingen Gij droomdet eens van een school,
waar de kinderen zouden worden opgeleid „tot
alle christelijke en maatschappelijke deugden",
en meendet, dat zulks zoude kunnen geschieden
zonder de wijding eener bepaalde levensbe
schouwing. Wat waart gij onwijsgeering en on-
paedagogisch tevens En wat hebt gij gedaan,
om dien droom tot werkelijkheid te maken
Van het gemeentehuis, van het toeval der on
derwijzersbenoemingen, laat gij den geest van
de opvoeding uwer kinderen afhangen, en voor
zoover gij zelf invloed daarop hebt geoefend
altijd langs het gemeentehuis was deze
nimmer positief, altijd negatief, werende uit de
school, wat te veel aan een bepaalde levens
beschouwing kon doen denken. Gij weet, hoe
velen ook in uw eigen kring van die school
afkeerig zijn geworden.
En toch voor die school vraagt gij nog
steeds den voorrang boven de bijzondere school,
die door haar geleidelijken, maar standvastigen
groei, niettegenstaande alle verdrukking en
strijd, heeft getoond te zijn de ware volksschool,
de school, waarom het volk zelf in zijn ver
schillende richtingen zich bekommert, en waar
aan het is gehecht, omdat het die gevoelt als
eigen werk.
In Efeze 2 wordt gesproken van het funda
ment der apostelen en profeten, waarvan Jezus
Christus is de uiterste hoeksteen en op welken
het geheele gebouw, bekwamelijk samengevoegd
zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den
Heere. Op dat fundament moet steunen alle
arbeid van zielezorg en onderwijs; het onderwijs
kan alleen dan tot waren zegen zijn, wanneer
het rust op de Schrift. Er is geen grooter eere
dan het onderwijs te zien als arbeid, waarbij
voortgebouwd wordt op het fundament, dat
Jezus zelf gelegd heeft; op den hoeksteen, die
Hij zelf is.
En tegenover de vrijzinnigheid handhaaft de
Hervormde predikant op den kansel het aloude
beginsel der Christelijke opvoeding, hetwelk
vervat is in het woord van Christus„Laat
de kinderen tot Mij komen, en verhindert hen
niet, want hunner is het koninkrijk der hemelen".
Hoezeer ook geestdriftige ijveraars voor de
openbare school thans de bekende clausule
misbruiken, om bij de goegemeente de openbare
school aan te dienen als de meest Christelijke
school, aangezien het voorschrift der opleiding
tot alle christelijke en maatschappelijke deugden
uitsluitend voor de openbare, niet voor de bij
zondere school geldt, wij zullen er niet voor
ijveren deze clausule uit de Schoolwet te schrap
pen. Als Nederlandsche burgers en als chris
tenen wenschen wij, zoolang er een openbare
school is, deze niet zoo slecht, doch zoo goed
mogelijk te zien. De paedagogische schoolstrijd
op de basis van het gelijk recht, aanvaarden wij
gaarne.
Twee geestesrichtingen worstelen hierin om
de ziel van het kind en door het kind om de
ziel van het volk. De eene heeeft zijn huma
nistisch opvoedingsideaal in de harmonische ont
wikkeling der persoonlijkheid. Bij deze richting
zijn grondslag, doel en middelen, uitsluitend men-
schelijk bepaald. Het is alles uit en door en
tot den mensch.
De andere heeft zijn Christelijk opvoedings
ideaal in de toewijding der persoonlijkheid aan
God, zooals Hij zich in Christus heeft ge
openbaard. Het doel der Christelijke opvoeding
is het vormen tot menschen Gods, volmaaktelijk
toegerust tot alle goed werk.
geen holle strijdleuzen aan, doch wij willen het
„dwingt ze om in te gaan" slechts verstaan en
toegepast zien door de macht der liefde. Het is
onze roeping om de ouders, die 1 April of 1 Mei
moeten kiezen naar welke school zij hun kinde
ren zenden in allen ernst te wijzen op hun plicht,
op hun belofte, bij den doop hunner dierbaarste
panden afgelegd. Niet het stroovuur van geest
driftige woorden willen wij laten opvlammen,
doch de drijving des Heiligén Geestes, de Geest
des Vaders en des Zoons, is onze kracht.
Onze tijd noemt zich „de eeuw van het kind";
Jezus heeft het kind lief. Bij Hem luistert het
naar het evangelie. Inderdaad, het kind is de
echte mensch; kinderen zijn onze beste meesters,
onze voorbeelden; het kind is ons ideaal.
Zie b.v. den ernst van het kind, dat alléén
speelt en zoo genoeglijk wijs alles reddert. Ach,
leefde de groote mensch met zulk een onver
deelde aandacht en belangstelling in zijn groote
dingen, als het kind opgaat in het zijne
Zie ook hoe levendig, met schitterende oogen
het vertelt. Zie bovenal hoe het kind luistert.
Zoo schoon is het kind dat luistert, dat zelfs
het z.g. niet-mooie kind ongelooflijk schoon
wordt 'als het luistert. En liefst naar de on
zienlijke dingen. Van den hemel, van de enge
len wil het hooren. Van den hemel en het
ziet even rustig-verwonderd naar het plafond,
want daarboven is de hemel en toch vlak bij.
Vertel het kind van hemel en engelen en de
ziel glanst in de oogen, over het gezichtje, dat
met zijn ongerepte rondingen en lijnen een won
der van reinheid wordt. Van ontroerende
schoonheid is het luisterende kind, omdat het
gelooft, ootmoedig die heerlijke beloften aan
neemt, volkomen vertrouwt en niet twijfelt.
Dien honger nu naar het hoogere leest Jezus
in der kinderen groote vraagoogen. Doch niet
als een idylle, maar als een belofte; niet als
aesthetisch feit, maar als zedelijke waarheid.
Hij herkent in dien honger 's menschen schoon
heid, die zich zijn hoogere afkomst herinnert.
In der kinderen argeloos luisteren, in hun oot
moedig niet-weten, maar gelooven wat beloofd
wordt, ziet Jezus 's menschen oorspronkelijke
vatbaarheid voor zijn evangelie. Daarom die
standvastige vreugde zijns levens; „hunner is
het koninkrijk der hemelen"; niet voor de ge
leerden, niet voor de ijverigen, zelfs niet voor
de vromen is het, wél voor de kinderen.
Daarom zijt blijde „laat ze tot mij komen".
Hij kan hun honger naar het hoogere verzadigen,
Hij, die steeds was en is in de dingen des
Vaders, Hij kan hun vertellen van den Vader.
Als wij in den geest van Jezus, die het kind
tot zich nam, onzen opvoedingsarbeid verrichten,
dan laten wij in den paedagogischen schoolstrijd
geen klinkende fanfares hooren, wij heffen ook
BRAND AAN DE VAN SPEYKSTRAAT
TE ROTTERDAM.
Dinsdagavond is brand uitgebroken in den
lampekappenwinkel van W. Profittlich aan de
Van Speykstraat no. 6 te Rotterdam. Achter
den winkel is het benedenhuis in tweeën ver
deeld, een sousterrain en enkele opkamers. Het
eerstgenoemde was als bergplaats ingericht. Ver
moedelijk doordat een brandende sigaret in hout
wol was gevallen, is de brand ontstaan. Het
vuur greep zóó snel om zich heen, dat de be
woners man, vrouw en 2 kinderen ternau
wernood het huis konden verlaten. Even later
stond de geheele winkel in lichte laaie en met
een knal sprong de winkelruit, waarna gedu
rende enkele oogenblikken de vlammen tot over
de helft van de breedte van de straat naar
buiten sloegen. Er ontwikelde zich zeer veel
rook. De winkel, het sousterrain en een van de
opkamers zijn geheel uitgebrand. Het geheel was
slechts laag verzekerd. Gasten van slangenwa
gen 31 hebben het vuur met 2 stralen op de
waterleiding één slang was door pand no. 8
uitgelegd gebluscht. Personeel van de afdee-
ling brandbluschmiddelen heeft onder leiding
van opzichter Keyzer voor verlichting zorg ge
dragen.
POLITIE AGENT BEWUSTELOOS
AANGETROFFEN.
Later overleden.
Dinsdagmiddag ongeveer half vier is de rijks-
f>olitie-agent Masseling bewusteloos gevonden
in een sloot langs den weg tusschen Lithoyen en
Lith. Zijn fiets lag op eenige meters afstand
van hem. Een uur later is de man overleden.
INBRAKEN TE LINSCHOTEN.
Dinsdagnacht zijn te Linschoten drie inbraken
gepleegd. In de woning van den burgemeester,
den heer G. van den Valk Bonman heeft men
een groote ruit opengesneden en de geheele be
nedenverdieping doorzocht. Eenig geld is ge
stolen.
Vervolgens is ingebroken in de woning van
den heer H. D. de Vries, waar twee horloges
waaronder één kostbaar antiek, en een gouden
ring zijn gestolen.
Tenslotte is in het huis van den schoenmaker
Arents een bedrag aan geld gestolen.
OPSPORING VERZOCHT.
De burgemeester van Lenen (N.H.) verzoekt
in het Alg. Politieblad namens den officier van
justitie te Amsterdam opsporing, aanhouding en
voorgeleiding van een persoon, genaamd Otter,
oud-bediende van 'het Schilderkundig Genoot
schap Pulchri Studio te 's Gravenhage, ver
moedelijk verblijvende te Amsterdam, Den Haag
Utrecht of Leiden. Hij wordt verdacht van op
lichting, subs, verduistering van twee aquarellen
en veertien penteek'eningen ter waarde van
1500 a 2000, ten nadeele van een te Laren
wonenden kunstschilder.
■Het signalement van verdachte luidtoud, af
geleefd persoon, lang ongeveer 1.68 M., schraal
postuur, gekleed met overjas, vermoedelijk demi-
saison, waarvan de mouwen gerafeld zijn, ge
rafeld boord, te grooten bruin-beige gekleurden
slappen hoed, zwarte versleten hooge schoenen,
heeft slecht onderhouden grijzen knevel, grijs
hoofdhaar en brokkelige tanden, maakt den in
druk aan lager wal geraakt te zijn, doet zich
beschaafd voor en weet met kennis van zaken
over artistieke zaken en schildersaangelegenhe
den te spreken.
DE DOOD VAN EEN VREK.
Te Ermelo werd dezer dagen een oud man
in een toestand van verarming en vervuiling
in zijn woning gevonden. Noch kerkelijke, noch
burgerlijke autoriteiten wisten hem te bewegen
om een goede verpleging te aanvaarden. Zater
dag j.l. werd hij dood op zijn stoel gevonden.
Hij bleek in bezit te zijn van plm. 3000.
EEN HALSTARRIGE BRUIDEGOM.
Men meldt aan de „N. Pr. Gr. Crt." uit
Warffum
Terwijl een hij en een zij alhier in het huwelijk
zouden treden en de dag van de verbintenis op
het gemeentehuis was bepaald en de getuigen
en de bruiloftsgasten allen uitgedost, zooals het
bij een bruiloft behoort, aanwezig waren, ver
tikte de bruidegom het opeens om in den band
des huwelijks verbonden te worden en verkoos
liever vrijgezel te blijven. Hoe of het bruidje
ook smeekte haar geliefde om niet zoo hals
starrig te zijn, de bruidegom bleef onvermurw
baar en er bleef niets anders over, dan dat 't
bruidje huiswaarts keerde en ook de getuigen
hun naam niet behoefden te zetten, nog minder
bruiloft konden vieren.
BRAND TE STEENBERGEN.
Te Steenbergen (N.Br.) geraakte, doordat
een zoontje van den landbouwer 'K. met lucifers
had zitten spelen, een stroomijt in brand. Het
vuur deelde zich mee aan een groote landbouw-
schuurr, die mede is afgebrand. De brandweer
wist het woonhuis te behouden. Het vee kon
nog bijtijds in veiligheid worden gebracht. Een
voorraad bruine boonen, een partij hooi en stroo
en eenige landbouwmachines werden door het
vuur vernield. Een hond is in de vlammen om-
gekom'en. De schade wordt door verzekering
gedekt.
BAKKERIJ, WOON- EN WINKELHUIS
IN VLAMMEN.
Men meldt uit Dongen (N.Br.):
Alhier is brand uitgebroken in de bakkerij
van de Wed. van Son. In een kwartier tijds
waren de bakkerij, het woon- en winkelhuis ge
heel uitgebrand. Niets werd gered. De brand
weer, die spoedig ter plaatse was, moest alles
in het werk stellen om de belendende perceelen
te behouden.
door
H. KINGMANS.
20)
Nog geruimen tijd, nadat Martha geruischloos
het vertrek verlaten had, bleef zij zitten, de
handen gevouwen tot gebed.
Dan greep zij uit het boek den brief van
Heino, die ook een foto bevatte.
Voor de zooveelste maal bekeek zij de beel
tenis van Gretha Salomons, een knap meisje,
dat inderdaad niet den indruk maakte van te
zijn een mondaine vrouw. Zij was eenvoudig,
doch smaakvol gekleed. In dat opzicht ver
schilde zij niets van Martha. Een paar trouw
hartige oogen blikten haar vol hartelijkheid aan.
Zij hoopte vurig, dat Heino gelukig met haar
zou zijn, voorzoover een huwelijk zonder God
dat kon zijn.
Maar dan greep de realiteit haar weer aan.
„O, mijn kind", zuchtte zij, „hoe kun je zóó
handelen. Hoe kun je den Heere zóó uit het
oog verliezen Dit loopt, als er geen omkeering
komt, uit op je volslagen ondergang."
Zij herlas den opgetogen brief, waarin slechts
één domineerde: Gretha Salomons.
„U zult mijn keuze billijken, moeder, wanneer
u eerlijk bent. En dat is u. Ik ben er dan ook
van overtuigd, dat u Gretha een lief meisje zult
vinden. U meent, zooals ik wel begrijp en mij,
van uw standpunt beschouwd, ook levendig kan
indenken, dat zij niet e'en vrouw voor uw zoon
zal zijn. Maar dat is een vergissing, moeder.
Zij zal een beste vrouw voor mij zijn. Alleen,
zij is niet godsdienstig -in den zin, zooals u dat
'beschouwt. Laat dat geen beletsel zijn, moeder,
om haar met liefde te ontvangen, zooals u ook
mij ontvangt, uw zoon, die afgedwaald is. Wat
u en anderen afdwalen noemen tenminste. En
dat inderdaad ook afdwalen is, wanneer men
uitgaat van het dogma, dat u huldigt en waar
voor ik natuurlijk respect heb. Aleen bid ik u,
ga Gretha niet bepreeken. Want heusch, dat
heeft ge'en enkelen zin, daar zij van dat dogma
heel niet op de hoogte is. Het zou eenvoudig
latijn voor 'haar zijn. Ik hoop, dat u spoedig
schrijft aan ons beiden, dat wij over een drie
of vier weken eenige dagen welkom zijn. Vóór
dien tijd hebt u dan al kennis gemaakt, want
namens mijnheer en mevrouw Salomons heb ik
nu alvast reeds opdracht, u uit te noodigen, naar
Amsterdam te komen voor het verlovingsfeest,
dat in zeer intiemen kring zal worden gevierd,
al zal er allicht een drukbezochte receptie aan
vooraf gaan, daar een rijk, gezeten koopman,
als de heer Salomons, een massa relaties heeft,
afgedacht nog van het groote personeel, dat hij
het zijne kan noemen."
Mevrouw Heerema deed en brief weer in het
couvert. De foto evenwel niet.
Toen verscheurde zij brief met couvert.
„Het is alles klatergoud, Heino," zeide zij
halfluid. „Geve God, dat je het nog tijdig inziet.
Een leven zonder God is klatergoud."
Niet minder dan mevrouw Heeerma had Mar
tha haar strijd te strijden.
Nadat zij zich langzaam, vol pijnlijke gedach
ten, ontkleed had, wierp zij zich terzijde van
haar ledikant op de knieën en stortte zij haar
hart voor God uit.
Dat gebed schonk haar weer de kracht, die
zij zoo noodig had. Want zij begreep, dat er een
verandering in haar leven komen moest.
Duidelijk liet, zoo overwoog zij, God haar
zien, dat haar vurig verlangen, haar begeerte,
om toch eenmaal Heino de hare te mogen noe
men, een zondig verlangen was, een begeerte,
niet in overeenstemming met den wil Gods.
Zij! had gedacht, dat Heino misschien zou
terugkeeren tot haar, wie hij toch zijn liefde had
verklaard. En dan was zij m«gelijk in 's Heeren
hand het middel, om hem terug te brengen tot
de paden des geloofs. Maar nu toonde de Heere
haar, dat hij haar niet noodig had. Het viel
haar moeilijk, te berusten.
En dan kwam in haar op de vraag: heeft
Heino dat meisje nu oprecht lief Was liefde
het eenige motief voor deze verbintenis Kon
een man dan het eene jaar zijn liefde aan een
vrouw bekennen en een volgend jaar aan een
andere vrouw Of huichelde hij dan eenmaal
Het beeld van Heino, met zijn vroolijken oog
opslag, rees voor haar op. En zij besefte voor
de zooveelste maal, dat zij hem nog steeds lief
had, As hij, ondanks het gebeurde, morgen aan
den dag tot haar kwam en haar vergeving vroeg
voor zijn gedrag, dan zou zij hem vergeven
Maar dan werd het haar ook duidelijk,
dat zij een scheeve positie ging innemen.
Alereerst zou zij de kracht missen, om „ge
woon" en hartelijk te zijn, wanneer Heino met
zijn aanstaande kwam logeeren, wat toch al heel
spoedig het geval zou zijn. Neen, het was haar
niet mogelijk.
Bovendien kwam Heino ook in moeilijkheden.
Wanneer de verloving stand hield en het kwam
tot trouwen, dan kon men 'haar niet passeeren,
om ter bruiloft te verschijnen. Zij zou wellicht
een verontschuldiging zoeken, maar dat kon
men van te voren niet weten.
Heino's verloofde zou bespeuren, dat zij als
kind in huis was. Misschien bestond de
mogelijkheid, dat zij, op de een of andere wijze,
hoe dan ook, te weten zou komen, wat er voor
gevallen was.
En dat mocht in geen geval. Want dat zou
de goede verhouding tusschen Heino en zijn
meisje kunnen verstoren. En zij hoopte vurig en
onbaatzuchtig, dat hij met zijn keuze gelukkig
mocht zijn.
Al peinzend, kwam het voor haar vast te stan,
dat zij een offer brengen moest; een offer voor
haar eigen gemoedsrust, maar ook een offer
voor Heino's gemoedsrust. Want het wilde,
daarvoor kende zij hem reeds jaren, zij was met
hem opgegroeid, er niet bij haar in, dat Heino
nooit meer dacht aan, dat hij vrede had met
de handelwijze, die hij haar had aangedaan. Dan
was het toch veel beter, dat hij haar in het
vervolg niet ontmoette
Maar als dat haar conclusie was en zij
kon geen andere vinden dan was er slechts
één oplossing: zij moest mevrouw Heerema ver
laten en in betrekking gaan.
De volle zwaarte van het offer voelde zij on
middellijk. Het was een offer. Want zij ver
liet haar, die in den vollen zin des woords een
moeder voor haar was, om te recht te komen
bij vreemden, die haar niet kenden, die in ieder
geval nooit zouden begrijpen de beweegredenen,
die haar er toe geleid hadden, haar „tante" te
verlaten.
Haar gaan beteekende een offer, dat zeer
groot was. Maar zij kon tot geen andere ge
volgtrekking komen dan dat zij gaan moest. Het
was voor alles en allen beter.
Het besluit, dat zij nam, want zij nam het
op hetzelfde oogenblik, hoewel zij zich voor
nam, er ook eens met Truus over te spreken,
schonk haar zulk een rust, dat zij weldra in
slaap viel, de handen gevouwen op 'het dek,
als het ware demonstreerend, dat zij een besluit
genomen had in de kracht Gods.
De morgen bracht geen verandering in haar
conclusie. Zoo spoedig er dien dag een gunstige
gelegenheid zich voordeed, zou zij haar „tante"
er van in kennis stellen.
En die gelegenheid deed zich al heel spoedig
voor. Mevrouw Heerema, die een vrijwel sla-
peloozen nacht had doorgebracht, toonde haar,
na een korte inleiding, het portret van Gretha.
,,'k Heb het je gisteravond niet willen laten
zien, maar dat behoeft toch niet," zeide zij ter
verontschuldiging. „Ik weet, dat je sterk bent
in God. Hij steune en schrage je."
Zonder een woord te spreken, bekeek Martha
de foto. Toen zij die haar tante teruggaf, blonk
in haar oog een traan.
„Ik ben niet zoo sterk als u denkt, tante.
Wat u mij gisteravond hebt verteld, heeft mij
geducht aangegrepen. Het heeft mij zelfs ge
bracht tot een besluit, dat ik u wil meedeelen.
Tante, het is mij niet mogelijk, hier in huis te
zijn, als Heino met zijn meisje komt."
„Dat begrijp ik, kind. 't Heeft mij gisteravond
zeer bezwaard. En het bezwaart mij nog, Maar
"je zoudt kunn'en doen, als de eerste maal, toen
Heino
„Dat gaat niet, tante," meende Martha be
slist. „Wie zal zeggen, hoe vaak Heino komt
En dan kan ik toch niet steeds heengaan Ik
geloof trouwens, dat Heino het prettiger 'en aan
genamer vinden zal, als hij weet, dat ik hier
niet meer ben. Het is volstrekt niet onmogelijk,
dat zijn verloofde een ietwat zonderlinge ver
houding bespeurt en daarover gaat nadenken.
Het is ook 'best mogelijk, dat zij iets, hoe of wat
dan ook, gewaar wordt. Neen, het is voor alles
en allen beter, dat ik heenga, hoe smartelijk dat
ook is."
Ondanks het vaste besluit, dat zij genomen
had, brak zij in snikken uit.
„Moet ik dus, behalve Heino, jou, mijn aan
genomen dochter, ook nog verhedenkreet
mevrouw Heerema.
„Ik geloof, dat 'het moet, tante."
„Denk je heusch, dat de Heere dat offer van
ons beiden vergt
„Ik geloof het vast, tante."
„Ik kan het nog niet inzien, Martha. Laten
wij er thans niet meer over spreken. Het grijpt
mij te veel aan. En laat ons er dan vandaag en
morgen nog eens over denken, of er niet een an
dere uitweg is. Ik kan je niet missen, mijn kind,
mijn dochter, mijn eigen dochter."
Martha legde haar hoofd op den schouder
van mevrouw Heerema.
En de beide vrouwen snikten
Dien middag, op het tijdstip, dat mevrouw
Heerema lag te rusten, kwam Truus op 'bezoek,
„Moeder heeft zeker eén kaart of brief van
Heino ontvangen vroeg zij.
„Ja, een brief," antwoordde Martha met be
wogen stem.
(Wordt vervolgd).
Op Dinsdag 31 Maart 1931, veiling, en op
Dinsdag 7 April 1931, afslag, beide dagen
's avonds half 8 uur, te Dirksland, ter herberge
van J. Vermeulen, van
a. Twee huizen met erf en grond, te Dirksland
aan den Straatdijk, kad. Sectie B nos. 65 en 67,
tezamen groot 82 centiaren, waarvan 1 dadelijk
te aanvaarden. In 2 perceelen en combinatie.
Ten verzoeke van de Erven C. Vermeulen.
b. Een pakhuis met grond, te Dirksland, aan
de Kaai, kadaster Sectie B no. 1091, groot
34 centiaren. Dadelijk te aanvaarden.
Ten verzoeke var. den heer W. van der Linde
te Dirksland.
Notaris VAN DER SLUYS.
Zaterdag 4 April bij inzet en Zaterdag 11
April bij afslag, telkens des avonds 6 uur, te
Ouddorp, in het Logement Akershoek
I. voor de erven Jan Hoek Dimmenszoon, v:
een huis met schuurtje en verdere opstallen,
en bouwland onder Ouddorp, nabij den Honds-
weg, kadaster Sectie D no. 887, groot 33 aren
80 centiaren of 221 R. V. M„ dadelijk te aan
vaarden
II. voor de erven Jan van der Wende Wil
lemszoon, van een huis met schuurtje en var
kenshok, erf en grond te Ouddorp, aan den
Dorpsweg, kadaster Sectie E nos. 674, 676 en
2520, groot 23 aren 40 centiaren of 153 R.
V. M„ de grond is dadelijk na de toewijzing,
de opstal op 1 Mei 1931 door den kooper te
aanvaarden.
Notaris VAN DEN BERG.
Op Woensdag 1 April 1931, 's avonds 7 uur
te Dirksland, in Hotel Polderman, veiling, en
op Woensdag 8 April 1931, 's avonds 7 uur, te
Dirksland, in Hotel Keuvelaar, afslag, van
a. 2.74.15 H.A. (5 Gem. 291 R. V. Maat)
Bouwland te Dirksland, in polder Dirksland,
aan den Ovenkeetweg, kad. Sectie A nos. 20
en 619, in 2 perceelen en in combinatie
b. 2.56.70 H.A. (5 Gem. 177 R. V. Maat)
Bouwland aldaar, aan den Haveloozen weg^.
kad. Sectie C no. 692, in 2 perceelen en J
combinatie
c. 2.08.50 H.A. (4 Gem. 162 R. V. Maat)
Bouwland aldaar, aan den Doornboschweg, kad.
Sectie C no. 134, in 2 perc. en in combinatie en
d. Een huis met tuin, erf en grond, te Som-
melsdijk, nabij Dirksland, op Kralingen, kad.
Sectie D no. 929, groot 8 Aren 70 centiaren
e. 6 A. 65 c.A. (43 R. V. M.) tuingrond
(eeuwigdurende erfpacht) te Dirksland, nabij
den Gelderschendijk, kad. Sectie B no. 2197; en
f. een arbeiderswoning met erf en grond
(eeuwigdurende erfpacht) te Dirksland aan den
Gelderschendijk, kad. Sectie B no. 1215, groot
76 c.A.
Alles dadelijk te aanvaarden.
Ten verzoeke van Mejuffrouw de Wed. W.
de Ruiter en kinderen.
Notaris VAN DER SLUYS.
Tot
van c
Void*
Zoo
nische, n
voor Fit
gedurend
lossing g^
Deze
Maatschel
beslissing
a 1 g e m f
s t i c 'h t i
Drink
Reeds
schijnlijk
worden i
van tijd
van het
dat men
te laten
Men I
van het E
Reeds
vraagstuJ
kee urge
commissi'
bodemon
Middelde
Deze i
volgende
le. 1
ter winj
voor
bruikbil
doende
Ji,dat dc
goed d
2e. 1
niet ui
verkreg
worder
waarbil
voor
slechts I
gemaal
worder
de gro
westzij
af sl ui tl
Dezi
zoodra
de beli
3e.
op de:
drainer
dit gev
voldoe
4e. 1
langen
toegeb:
waters
dende
I regelen I
te kun
billijke
's-Grarj
Er is
De wj
eerst in
tief aan
port uitgl
in Sep te
dien wa.'l
gemeente
te beslui
Intussc
niet stil.
watervra
ter spral
meene b
vitaal b<
Er mc|
zoek in
Immers
wel voll
maar oc
aanwass
antwoor
Staatsra
digen st
aanwezi
'heid wc
maakten
door de
van de
dat Oucl
Inmid
Flakkee
van een
ring va
waterlei
den de
genoverl
de Oudi
den woi
zou voq
duinen
In de I
niet hei
daar zi
grond e
Na
weer 5
12 geme
daar in
stegen
jaren b<
en bovI
indertljc
aansluit
vertrek!
de tellirê