Ruwe en Roode Handen door koude, door schoonmaak of ander werk, FEUILLETON msBasmm Gemengd Nieuws. Verkoopingen. Laai de hinderen lot mij Ramen KLATERGOUD Zat publiek, m. a. w. liet publiek moest degelijker en solieder zijn; de mensch'en, die wegblijven, maken, dat er minder goede stukken gegeven worden. „Als degenen, die niet van dubbel zinnigheden en laffe nonsens gediend zijn, maar die graag een zuiver en belangwekkend stuk zien, meer naar den schouwburg gingen, zou er van hen een invloed ten goede kunnen uitgaan." Mevrouw Hartgerink heeft er terecht ook op gewezen, dat het voor de tooneel- spelers zelf ook van zoo groot belang is, welke stukken er op hun repertoire voor komen. Een van de meest aangevoerde be zwaren was immers, dat de acteurs door hun beroep omlaag worden gehaald. „Toch is de schrijfster van dit artikel met name en met klem opgekomen tegen het be kende argument, dat een mensch absoluut een kreuk in zijn karakter zou moeten krijgen indien hij of zij avond-aan-avond moet op treden in de rol van schurk, misdadiger of ontrouw echtgenoot, en dat christenen alleen reeds daarom niet moesten willen, dat hun medemensch zoo'n beroep uitoefende. De schrijfster meent, dat „onze ouderen" het hierbij mishadden. Dat voor een romanschrij ver zijn personen levende menschen zijn geworden, wenschen wij toch ook. En datzelf de geeft het tooneel, alleen nog iets sterker en veelzijdiger. Maar zou nu daarbij het eigen karakter verloren gaan Dan, dunkt ons, zou dat ook het geval zijn bij een pre dikant 'b.v., die een goede, echte preek hield over Judas, Petrus of David. Mevr: Hartge rink gelooft, dat dit uitbeelden van de per soonlijkheid van een ander, in wiens leven en gevoelen men tracht zich geheel te verplaatsen ons leeren kan, om de broederschap van al Gods kinderen als werkelijkheid te ervaren, den mislukeling te begrijp'en en den kwaad doener de hand te reiken. Tegenover het bezwaar, dat het leven der acteurs en actrices zoo lichtzinnig zou zijn, heeft de schrijfster opgemerkt, dat elk be- roep zijn gevaren heeft, en dat b.v. lichtzin nigheid toch zeker niet erger is dan geestelijke hoogmoed, losheid van zeden in engeren zin stellig niet erger of zondiger dan losheid van het eigendomsbegrip. Bevr. Hartgerink-Koomans ziet tegenover de gevaren en bezwaren, die zij niet heeft ont kend of verdoezeld, maar die zij toch wel tot geringe afmetingen heeft teruggebracht, nu ook enkele belangrijke voordeel'en. Zij vraagt aan het slot van haar stuk wat het is, dat het tooneel ons geeft. En dan luidt het ant woord, dat wij daar vooreerst eens geheel onttrokken worden aan ons zelf. Wij worden door het tooneel en door wat daar gezegd en gedaan wordt, geheel in beslag genomen, en leven dat alles volkomen mee, nog in ster ker mate dan bij het lezen van een boek. En als wij dan weer buiten den schouwburg staan, zal het ons vaak zijn, alsof wij terug- keeren van een verblijf in een vreemd land. „Wat is dat een bevrijding" zegt mevr. Hart gerink „om eens te worden losgemaakt van onszelf en onze omgeving, van onze bezig heden en zorgen, van onze ergernissen en van ons getob. Wij staan er daarna zooveel fris- scher, flinker, vastberadener tegenover." Uit deze klanken meent de N. R. Ct. te mo gen afleiden dat de houding in onze kringen óók tegenover het tooneel zich aan het wijzigen is. Zooals ik zei komt m.i. het liberale blad tot deze conclusie omdat het zoo weinig begrijpt van hetgeen eigenlijk in calvinistische kringen beleden wordt aangaande deze dingen. Want men praat nu wel over „christelijk" en „orthodox" maar daarmee is men in onzen tijd nog niet klaar. Als de N. R. Ct. om de houding der ortho doxen uit vroeger eeuw te omschrijven zich be roept op calvinistische theologen, moet het blad zich om een zuivere parallel te krijgen ook in dezen tijd tot de calvinisten bepalen en er niet al wat zich als „christelijk" of „orthodox" aan dient bij sleepen. Want dan zijn de praemissen van het „probleem der denkbeeldverschuiving' verkeerd gesteld en is de conclusie vanzelf ook er glad naast. Kaartspel en tooneel zijn bij ons calvinistische volk altijd contrabande geweest. En dat zal het blijvén, want achter deze kwestie steekt een diepgaand beginsel, dat in calvinistischen kring intuïtief wordt aangevoeld. Dat diepgaand beginsel laat de N. R. Ct. ge heel liggen. Zij negeert het als of het niet be staat, een leemte dien wij van liberale zijde ge woon zijn. Maar juist daarom zijn wij ook zoo weinig bang voor wat de N. R. Ct. meent te zien ge beuren in gereformeerde kring, afschuiving van het oude standpunt. Ach, er zijn altijd, menschen die eigenlijk bij- loopers zijn, maar wie meet met dezulken de kern van een groep af Er zullen wel gereformeerden zijn die eens gekaart hebben en er zullen er misschien nog wel meer zijn die eens de schouwburg en de bioscoop bezocht hebben. Misschien zijn er wel onder hen die voor gereformeerd doorgaan, die trouw bezoekers van de schouwburg zijn. moet men vooral 's avonds inwrijven met Purol, dan zijn ze reeds den volgenden morgen weer gaaf en zacht. Purol in doozen van 30, 60 en 90 ct. Bij Apoth. en Drogisten. Maar dat zegt allemaal niets aangaande het principe en de houding van de kern eener groep. De calvinist weet dat kaartspel en schouw burgbezoek zonden zijn en hij weet ook waarom al zwijgt de N. R. Ct. hierover. En zoolang we gereformeerde bediening van het Woord op onze kansels hebben, zijn wij er niet bang voor of ons Gereformeerde volk zal in zijn kern en wezen voor afglijding naar de weheldgelijkvormigheid in deze dingen bewaard blijven. UITKIJK. Een Hervormd predikant heeft in een predi katie in de Ned. Herv. Kerk de ouders gewezen op hun roeping, hun plicht om hun kinderen te zenden naar de Christelijke school. De vrij zinnigheid in die gemeente berst van woede. Zij zegt, dat de staat het hoogste recht heeft op de opvoeding van zijn kinderen. Als de ouders sinds lang tot hun vaderen zijn ver zameld, zoo zeide men mij, heeft de staat nog met de kinderen te maken en plukt nog de vruchten of draagt nog de nadeelen van de eens gegeven opvoeding aan zijn kinderen. Op grond van dit recht van den staat rust zijn plicht te zorg'en voor deugdelijk staatsonderwijs. De vrijzinnigen zijn op 't hoogst beleedigd, dat de dominé hun het fatale van het neutrali teitsbeginsel heeft gepredikt. Neen, zeggen de liberalen, alle onderwijs, dat niet uitgaat van het beginsel der godsdienstige, wijsgeerige, po litieke en maatschappelijke neutraliteit, is on- paedagogisch, daardoor ondeugdelijk, meer nog „verderfelijk", ja, het is „kindergeestvergifti ging." Evenzeer als de saat maatregelen neemt tegen allerlei andere gevaren, als b.s. kokaïne- vergiftiging, zoo heelt de staat het recht en de plicht maatregelen te nemen tegen „kinder geestvergiftiging Wanneer er nog „honderdduizenden" zijn, die de openbare school nog altijd „als het plechtanker van onze. volksontwikkeling" be schouwen, met dankbaarheid terugzien op de zegenrijke vruchten, welke die school heeft ge dragen voor onze beschaving, voor onze saam- hoorigheid en volkskracht, dat dan die vele honderdduizenden de handen aan het werk zet ten, om die school te behouden, zoo mogelijk tot nieuwen bloei te brengen. Maar laat ze dan toonen, dat ze nog andere kracht kunnen ont wikkelen dan aan de stembus; dat ze een an deren weg kennen dan dien langs het gemeente huis, om de scholen naar hun ideaal op te richten en in stand te houden. Gij vrijzinnigen, geeft u toch rekenschap er van, wat gij voor uwe scholen, voor uw op voedingsideaal hebt gedaan. Gij vertrouwdet uwe kinderen toe aan de overheid, aan het gemeentehuis. Dat was en is toch niet uw be ginsel, dat immers heet; vertrouwen waar het kan, aansturen altijd op ontwikkeling der eigen persoonlijkheid, der vrije maatschappelijke krachten, wars van onnoodig gezag en dwang. Dat gij in het onderwijs daarop niet voldoende hebt meenen te mogen vertrouwen, strekt U zeker niet tot verwijt, integendeel; maar dat gij niet hebt begrepen, en nog niet begrijpen wilt, dat gij aldoor verre achter zijt gebleven, altijd vertrouwende op de overheid, op het gebied van het onderwijs eigen krachten wakker te roepen, dat is uw fout. En zijt gij in uw ver trouwen op de overheidsschool niet teleurge steld Ook niet in de groote steden Beant woordt de openbare school aan uw verwach tingen Gij droomdet eens van een school, waar de kinderen zouden worden opgeleid „tot alle christelijke en maatschappelijke deugden", en meendet, dat zulks zoude kunnen geschieden zonder de wijding eener bepaalde levensbe schouwing. Wat waart gij onwijsgeering en on- paedagogisch tevens En wat hebt gij gedaan, om dien droom tot werkelijkheid te maken Van het gemeentehuis, van het toeval der on derwijzersbenoemingen, laat gij den geest van de opvoeding uwer kinderen afhangen, en voor zoover gij zelf invloed daarop hebt geoefend altijd langs het gemeentehuis was deze nimmer positief, altijd negatief, werende uit de school, wat te veel aan een bepaalde levens beschouwing kon doen denken. Gij weet, hoe velen ook in uw eigen kring van die school afkeerig zijn geworden. En toch voor die school vraagt gij nog steeds den voorrang boven de bijzondere school, die door haar geleidelijken, maar standvastigen groei, niettegenstaande alle verdrukking en strijd, heeft getoond te zijn de ware volksschool, de school, waarom het volk zelf in zijn ver schillende richtingen zich bekommert, en waar aan het is gehecht, omdat het die gevoelt als eigen werk. In Efeze 2 wordt gesproken van het funda ment der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen en op welken het geheele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere. Op dat fundament moet steunen alle arbeid van zielezorg en onderwijs; het onderwijs kan alleen dan tot waren zegen zijn, wanneer het rust op de Schrift. Er is geen grooter eere dan het onderwijs te zien als arbeid, waarbij voortgebouwd wordt op het fundament, dat Jezus zelf gelegd heeft; op den hoeksteen, die Hij zelf is. En tegenover de vrijzinnigheid handhaaft de Hervormde predikant op den kansel het aloude beginsel der Christelijke opvoeding, hetwelk vervat is in het woord van Christus„Laat de kinderen tot Mij komen, en verhindert hen niet, want hunner is het koninkrijk der hemelen". Hoezeer ook geestdriftige ijveraars voor de openbare school thans de bekende clausule misbruiken, om bij de goegemeente de openbare school aan te dienen als de meest Christelijke school, aangezien het voorschrift der opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden uitsluitend voor de openbare, niet voor de bij zondere school geldt, wij zullen er niet voor ijveren deze clausule uit de Schoolwet te schrap pen. Als Nederlandsche burgers en als chris tenen wenschen wij, zoolang er een openbare school is, deze niet zoo slecht, doch zoo goed mogelijk te zien. De paedagogische schoolstrijd op de basis van het gelijk recht, aanvaarden wij gaarne. Twee geestesrichtingen worstelen hierin om de ziel van het kind en door het kind om de ziel van het volk. De eene heeeft zijn huma nistisch opvoedingsideaal in de harmonische ont wikkeling der persoonlijkheid. Bij deze richting zijn grondslag, doel en middelen, uitsluitend men- schelijk bepaald. Het is alles uit en door en tot den mensch. De andere heeft zijn Christelijk opvoedings ideaal in de toewijding der persoonlijkheid aan God, zooals Hij zich in Christus heeft ge openbaard. Het doel der Christelijke opvoeding is het vormen tot menschen Gods, volmaaktelijk toegerust tot alle goed werk. geen holle strijdleuzen aan, doch wij willen het „dwingt ze om in te gaan" slechts verstaan en toegepast zien door de macht der liefde. Het is onze roeping om de ouders, die 1 April of 1 Mei moeten kiezen naar welke school zij hun kinde ren zenden in allen ernst te wijzen op hun plicht, op hun belofte, bij den doop hunner dierbaarste panden afgelegd. Niet het stroovuur van geest driftige woorden willen wij laten opvlammen, doch de drijving des Heiligén Geestes, de Geest des Vaders en des Zoons, is onze kracht. Onze tijd noemt zich „de eeuw van het kind"; Jezus heeft het kind lief. Bij Hem luistert het naar het evangelie. Inderdaad, het kind is de echte mensch; kinderen zijn onze beste meesters, onze voorbeelden; het kind is ons ideaal. Zie b.v. den ernst van het kind, dat alléén speelt en zoo genoeglijk wijs alles reddert. Ach, leefde de groote mensch met zulk een onver deelde aandacht en belangstelling in zijn groote dingen, als het kind opgaat in het zijne Zie ook hoe levendig, met schitterende oogen het vertelt. Zie bovenal hoe het kind luistert. Zoo schoon is het kind dat luistert, dat zelfs het z.g. niet-mooie kind ongelooflijk schoon wordt 'als het luistert. En liefst naar de on zienlijke dingen. Van den hemel, van de enge len wil het hooren. Van den hemel en het ziet even rustig-verwonderd naar het plafond, want daarboven is de hemel en toch vlak bij. Vertel het kind van hemel en engelen en de ziel glanst in de oogen, over het gezichtje, dat met zijn ongerepte rondingen en lijnen een won der van reinheid wordt. Van ontroerende schoonheid is het luisterende kind, omdat het gelooft, ootmoedig die heerlijke beloften aan neemt, volkomen vertrouwt en niet twijfelt. Dien honger nu naar het hoogere leest Jezus in der kinderen groote vraagoogen. Doch niet als een idylle, maar als een belofte; niet als aesthetisch feit, maar als zedelijke waarheid. Hij herkent in dien honger 's menschen schoon heid, die zich zijn hoogere afkomst herinnert. In der kinderen argeloos luisteren, in hun oot moedig niet-weten, maar gelooven wat beloofd wordt, ziet Jezus 's menschen oorspronkelijke vatbaarheid voor zijn evangelie. Daarom die standvastige vreugde zijns levens; „hunner is het koninkrijk der hemelen"; niet voor de ge leerden, niet voor de ijverigen, zelfs niet voor de vromen is het, wél voor de kinderen. Daarom zijt blijde „laat ze tot mij komen". Hij kan hun honger naar het hoogere verzadigen, Hij, die steeds was en is in de dingen des Vaders, Hij kan hun vertellen van den Vader. Als wij in den geest van Jezus, die het kind tot zich nam, onzen opvoedingsarbeid verrichten, dan laten wij in den paedagogischen schoolstrijd geen klinkende fanfares hooren, wij heffen ook BRAND AAN DE VAN SPEYKSTRAAT TE ROTTERDAM. Dinsdagavond is brand uitgebroken in den lampekappenwinkel van W. Profittlich aan de Van Speykstraat no. 6 te Rotterdam. Achter den winkel is het benedenhuis in tweeën ver deeld, een sousterrain en enkele opkamers. Het eerstgenoemde was als bergplaats ingericht. Ver moedelijk doordat een brandende sigaret in hout wol was gevallen, is de brand ontstaan. Het vuur greep zóó snel om zich heen, dat de be woners man, vrouw en 2 kinderen ternau wernood het huis konden verlaten. Even later stond de geheele winkel in lichte laaie en met een knal sprong de winkelruit, waarna gedu rende enkele oogenblikken de vlammen tot over de helft van de breedte van de straat naar buiten sloegen. Er ontwikelde zich zeer veel rook. De winkel, het sousterrain en een van de opkamers zijn geheel uitgebrand. Het geheel was slechts laag verzekerd. Gasten van slangenwa gen 31 hebben het vuur met 2 stralen op de waterleiding één slang was door pand no. 8 uitgelegd gebluscht. Personeel van de afdee- ling brandbluschmiddelen heeft onder leiding van opzichter Keyzer voor verlichting zorg ge dragen. POLITIE AGENT BEWUSTELOOS AANGETROFFEN. Later overleden. Dinsdagmiddag ongeveer half vier is de rijks- f>olitie-agent Masseling bewusteloos gevonden in een sloot langs den weg tusschen Lithoyen en Lith. Zijn fiets lag op eenige meters afstand van hem. Een uur later is de man overleden. INBRAKEN TE LINSCHOTEN. Dinsdagnacht zijn te Linschoten drie inbraken gepleegd. In de woning van den burgemeester, den heer G. van den Valk Bonman heeft men een groote ruit opengesneden en de geheele be nedenverdieping doorzocht. Eenig geld is ge stolen. Vervolgens is ingebroken in de woning van den heer H. D. de Vries, waar twee horloges waaronder één kostbaar antiek, en een gouden ring zijn gestolen. Tenslotte is in het huis van den schoenmaker Arents een bedrag aan geld gestolen. OPSPORING VERZOCHT. De burgemeester van Lenen (N.H.) verzoekt in het Alg. Politieblad namens den officier van justitie te Amsterdam opsporing, aanhouding en voorgeleiding van een persoon, genaamd Otter, oud-bediende van 'het Schilderkundig Genoot schap Pulchri Studio te 's Gravenhage, ver moedelijk verblijvende te Amsterdam, Den Haag Utrecht of Leiden. Hij wordt verdacht van op lichting, subs, verduistering van twee aquarellen en veertien penteek'eningen ter waarde van 1500 a 2000, ten nadeele van een te Laren wonenden kunstschilder. ■Het signalement van verdachte luidtoud, af geleefd persoon, lang ongeveer 1.68 M., schraal postuur, gekleed met overjas, vermoedelijk demi- saison, waarvan de mouwen gerafeld zijn, ge rafeld boord, te grooten bruin-beige gekleurden slappen hoed, zwarte versleten hooge schoenen, heeft slecht onderhouden grijzen knevel, grijs hoofdhaar en brokkelige tanden, maakt den in druk aan lager wal geraakt te zijn, doet zich beschaafd voor en weet met kennis van zaken over artistieke zaken en schildersaangelegenhe den te spreken. DE DOOD VAN EEN VREK. Te Ermelo werd dezer dagen een oud man in een toestand van verarming en vervuiling in zijn woning gevonden. Noch kerkelijke, noch burgerlijke autoriteiten wisten hem te bewegen om een goede verpleging te aanvaarden. Zater dag j.l. werd hij dood op zijn stoel gevonden. Hij bleek in bezit te zijn van plm. 3000. EEN HALSTARRIGE BRUIDEGOM. Men meldt aan de „N. Pr. Gr. Crt." uit Warffum Terwijl een hij en een zij alhier in het huwelijk zouden treden en de dag van de verbintenis op het gemeentehuis was bepaald en de getuigen en de bruiloftsgasten allen uitgedost, zooals het bij een bruiloft behoort, aanwezig waren, ver tikte de bruidegom het opeens om in den band des huwelijks verbonden te worden en verkoos liever vrijgezel te blijven. Hoe of het bruidje ook smeekte haar geliefde om niet zoo hals starrig te zijn, de bruidegom bleef onvermurw baar en er bleef niets anders over, dan dat 't bruidje huiswaarts keerde en ook de getuigen hun naam niet behoefden te zetten, nog minder bruiloft konden vieren. BRAND TE STEENBERGEN. Te Steenbergen (N.Br.) geraakte, doordat een zoontje van den landbouwer 'K. met lucifers had zitten spelen, een stroomijt in brand. Het vuur deelde zich mee aan een groote landbouw- schuurr, die mede is afgebrand. De brandweer wist het woonhuis te behouden. Het vee kon nog bijtijds in veiligheid worden gebracht. Een voorraad bruine boonen, een partij hooi en stroo en eenige landbouwmachines werden door het vuur vernield. Een hond is in de vlammen om- gekom'en. De schade wordt door verzekering gedekt. BAKKERIJ, WOON- EN WINKELHUIS IN VLAMMEN. Men meldt uit Dongen (N.Br.): Alhier is brand uitgebroken in de bakkerij van de Wed. van Son. In een kwartier tijds waren de bakkerij, het woon- en winkelhuis ge heel uitgebrand. Niets werd gered. De brand weer, die spoedig ter plaatse was, moest alles in het werk stellen om de belendende perceelen te behouden. door H. KINGMANS. 20) Nog geruimen tijd, nadat Martha geruischloos het vertrek verlaten had, bleef zij zitten, de handen gevouwen tot gebed. Dan greep zij uit het boek den brief van Heino, die ook een foto bevatte. Voor de zooveelste maal bekeek zij de beel tenis van Gretha Salomons, een knap meisje, dat inderdaad niet den indruk maakte van te zijn een mondaine vrouw. Zij was eenvoudig, doch smaakvol gekleed. In dat opzicht ver schilde zij niets van Martha. Een paar trouw hartige oogen blikten haar vol hartelijkheid aan. Zij hoopte vurig, dat Heino gelukig met haar zou zijn, voorzoover een huwelijk zonder God dat kon zijn. Maar dan greep de realiteit haar weer aan. „O, mijn kind", zuchtte zij, „hoe kun je zóó handelen. Hoe kun je den Heere zóó uit het oog verliezen Dit loopt, als er geen omkeering komt, uit op je volslagen ondergang." Zij herlas den opgetogen brief, waarin slechts één domineerde: Gretha Salomons. „U zult mijn keuze billijken, moeder, wanneer u eerlijk bent. En dat is u. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat u Gretha een lief meisje zult vinden. U meent, zooals ik wel begrijp en mij, van uw standpunt beschouwd, ook levendig kan indenken, dat zij niet e'en vrouw voor uw zoon zal zijn. Maar dat is een vergissing, moeder. Zij zal een beste vrouw voor mij zijn. Alleen, zij is niet godsdienstig -in den zin, zooals u dat 'beschouwt. Laat dat geen beletsel zijn, moeder, om haar met liefde te ontvangen, zooals u ook mij ontvangt, uw zoon, die afgedwaald is. Wat u en anderen afdwalen noemen tenminste. En dat inderdaad ook afdwalen is, wanneer men uitgaat van het dogma, dat u huldigt en waar voor ik natuurlijk respect heb. Aleen bid ik u, ga Gretha niet bepreeken. Want heusch, dat heeft ge'en enkelen zin, daar zij van dat dogma heel niet op de hoogte is. Het zou eenvoudig latijn voor 'haar zijn. Ik hoop, dat u spoedig schrijft aan ons beiden, dat wij over een drie of vier weken eenige dagen welkom zijn. Vóór dien tijd hebt u dan al kennis gemaakt, want namens mijnheer en mevrouw Salomons heb ik nu alvast reeds opdracht, u uit te noodigen, naar Amsterdam te komen voor het verlovingsfeest, dat in zeer intiemen kring zal worden gevierd, al zal er allicht een drukbezochte receptie aan vooraf gaan, daar een rijk, gezeten koopman, als de heer Salomons, een massa relaties heeft, afgedacht nog van het groote personeel, dat hij het zijne kan noemen." Mevrouw Heerema deed en brief weer in het couvert. De foto evenwel niet. Toen verscheurde zij brief met couvert. „Het is alles klatergoud, Heino," zeide zij halfluid. „Geve God, dat je het nog tijdig inziet. Een leven zonder God is klatergoud." Niet minder dan mevrouw Heeerma had Mar tha haar strijd te strijden. Nadat zij zich langzaam, vol pijnlijke gedach ten, ontkleed had, wierp zij zich terzijde van haar ledikant op de knieën en stortte zij haar hart voor God uit. Dat gebed schonk haar weer de kracht, die zij zoo noodig had. Want zij begreep, dat er een verandering in haar leven komen moest. Duidelijk liet, zoo overwoog zij, God haar zien, dat haar vurig verlangen, haar begeerte, om toch eenmaal Heino de hare te mogen noe men, een zondig verlangen was, een begeerte, niet in overeenstemming met den wil Gods. Zij! had gedacht, dat Heino misschien zou terugkeeren tot haar, wie hij toch zijn liefde had verklaard. En dan was zij m«gelijk in 's Heeren hand het middel, om hem terug te brengen tot de paden des geloofs. Maar nu toonde de Heere haar, dat hij haar niet noodig had. Het viel haar moeilijk, te berusten. En dan kwam in haar op de vraag: heeft Heino dat meisje nu oprecht lief Was liefde het eenige motief voor deze verbintenis Kon een man dan het eene jaar zijn liefde aan een vrouw bekennen en een volgend jaar aan een andere vrouw Of huichelde hij dan eenmaal Het beeld van Heino, met zijn vroolijken oog opslag, rees voor haar op. En zij besefte voor de zooveelste maal, dat zij hem nog steeds lief had, As hij, ondanks het gebeurde, morgen aan den dag tot haar kwam en haar vergeving vroeg voor zijn gedrag, dan zou zij hem vergeven Maar dan werd het haar ook duidelijk, dat zij een scheeve positie ging innemen. Alereerst zou zij de kracht missen, om „ge woon" en hartelijk te zijn, wanneer Heino met zijn aanstaande kwam logeeren, wat toch al heel spoedig het geval zou zijn. Neen, het was haar niet mogelijk. Bovendien kwam Heino ook in moeilijkheden. Wanneer de verloving stand hield en het kwam tot trouwen, dan kon men 'haar niet passeeren, om ter bruiloft te verschijnen. Zij zou wellicht een verontschuldiging zoeken, maar dat kon men van te voren niet weten. Heino's verloofde zou bespeuren, dat zij als kind in huis was. Misschien bestond de mogelijkheid, dat zij, op de een of andere wijze, hoe dan ook, te weten zou komen, wat er voor gevallen was. En dat mocht in geen geval. Want dat zou de goede verhouding tusschen Heino en zijn meisje kunnen verstoren. En zij hoopte vurig en onbaatzuchtig, dat hij met zijn keuze gelukkig mocht zijn. Al peinzend, kwam het voor haar vast te stan, dat zij een offer brengen moest; een offer voor haar eigen gemoedsrust, maar ook een offer voor Heino's gemoedsrust. Want het wilde, daarvoor kende zij hem reeds jaren, zij was met hem opgegroeid, er niet bij haar in, dat Heino nooit meer dacht aan, dat hij vrede had met de handelwijze, die hij haar had aangedaan. Dan was het toch veel beter, dat hij haar in het vervolg niet ontmoette Maar als dat haar conclusie was en zij kon geen andere vinden dan was er slechts één oplossing: zij moest mevrouw Heerema ver laten en in betrekking gaan. De volle zwaarte van het offer voelde zij on middellijk. Het was een offer. Want zij ver liet haar, die in den vollen zin des woords een moeder voor haar was, om te recht te komen bij vreemden, die haar niet kenden, die in ieder geval nooit zouden begrijpen de beweegredenen, die haar er toe geleid hadden, haar „tante" te verlaten. Haar gaan beteekende een offer, dat zeer groot was. Maar zij kon tot geen andere ge volgtrekking komen dan dat zij gaan moest. Het was voor alles en allen beter. Het besluit, dat zij nam, want zij nam het op hetzelfde oogenblik, hoewel zij zich voor nam, er ook eens met Truus over te spreken, schonk haar zulk een rust, dat zij weldra in slaap viel, de handen gevouwen op 'het dek, als het ware demonstreerend, dat zij een besluit genomen had in de kracht Gods. De morgen bracht geen verandering in haar conclusie. Zoo spoedig er dien dag een gunstige gelegenheid zich voordeed, zou zij haar „tante" er van in kennis stellen. En die gelegenheid deed zich al heel spoedig voor. Mevrouw Heerema, die een vrijwel sla- peloozen nacht had doorgebracht, toonde haar, na een korte inleiding, het portret van Gretha. ,,'k Heb het je gisteravond niet willen laten zien, maar dat behoeft toch niet," zeide zij ter verontschuldiging. „Ik weet, dat je sterk bent in God. Hij steune en schrage je." Zonder een woord te spreken, bekeek Martha de foto. Toen zij die haar tante teruggaf, blonk in haar oog een traan. „Ik ben niet zoo sterk als u denkt, tante. Wat u mij gisteravond hebt verteld, heeft mij geducht aangegrepen. Het heeft mij zelfs ge bracht tot een besluit, dat ik u wil meedeelen. Tante, het is mij niet mogelijk, hier in huis te zijn, als Heino met zijn meisje komt." „Dat begrijp ik, kind. 't Heeft mij gisteravond zeer bezwaard. En het bezwaart mij nog, Maar "je zoudt kunn'en doen, als de eerste maal, toen Heino „Dat gaat niet, tante," meende Martha be slist. „Wie zal zeggen, hoe vaak Heino komt En dan kan ik toch niet steeds heengaan Ik geloof trouwens, dat Heino het prettiger 'en aan genamer vinden zal, als hij weet, dat ik hier niet meer ben. Het is volstrekt niet onmogelijk, dat zijn verloofde een ietwat zonderlinge ver houding bespeurt en daarover gaat nadenken. Het is ook 'best mogelijk, dat zij iets, hoe of wat dan ook, gewaar wordt. Neen, het is voor alles en allen beter, dat ik heenga, hoe smartelijk dat ook is." Ondanks het vaste besluit, dat zij genomen had, brak zij in snikken uit. „Moet ik dus, behalve Heino, jou, mijn aan genomen dochter, ook nog verhedenkreet mevrouw Heerema. „Ik geloof, dat 'het moet, tante." „Denk je heusch, dat de Heere dat offer van ons beiden vergt „Ik geloof het vast, tante." „Ik kan het nog niet inzien, Martha. Laten wij er thans niet meer over spreken. Het grijpt mij te veel aan. En laat ons er dan vandaag en morgen nog eens over denken, of er niet een an dere uitweg is. Ik kan je niet missen, mijn kind, mijn dochter, mijn eigen dochter." Martha legde haar hoofd op den schouder van mevrouw Heerema. En de beide vrouwen snikten Dien middag, op het tijdstip, dat mevrouw Heerema lag te rusten, kwam Truus op 'bezoek, „Moeder heeft zeker eén kaart of brief van Heino ontvangen vroeg zij. „Ja, een brief," antwoordde Martha met be wogen stem. (Wordt vervolgd). Op Dinsdag 31 Maart 1931, veiling, en op Dinsdag 7 April 1931, afslag, beide dagen 's avonds half 8 uur, te Dirksland, ter herberge van J. Vermeulen, van a. Twee huizen met erf en grond, te Dirksland aan den Straatdijk, kad. Sectie B nos. 65 en 67, tezamen groot 82 centiaren, waarvan 1 dadelijk te aanvaarden. In 2 perceelen en combinatie. Ten verzoeke van de Erven C. Vermeulen. b. Een pakhuis met grond, te Dirksland, aan de Kaai, kadaster Sectie B no. 1091, groot 34 centiaren. Dadelijk te aanvaarden. Ten verzoeke var. den heer W. van der Linde te Dirksland. Notaris VAN DER SLUYS. Zaterdag 4 April bij inzet en Zaterdag 11 April bij afslag, telkens des avonds 6 uur, te Ouddorp, in het Logement Akershoek I. voor de erven Jan Hoek Dimmenszoon, v: een huis met schuurtje en verdere opstallen, en bouwland onder Ouddorp, nabij den Honds- weg, kadaster Sectie D no. 887, groot 33 aren 80 centiaren of 221 R. V. M„ dadelijk te aan vaarden II. voor de erven Jan van der Wende Wil lemszoon, van een huis met schuurtje en var kenshok, erf en grond te Ouddorp, aan den Dorpsweg, kadaster Sectie E nos. 674, 676 en 2520, groot 23 aren 40 centiaren of 153 R. V. M„ de grond is dadelijk na de toewijzing, de opstal op 1 Mei 1931 door den kooper te aanvaarden. Notaris VAN DEN BERG. Op Woensdag 1 April 1931, 's avonds 7 uur te Dirksland, in Hotel Polderman, veiling, en op Woensdag 8 April 1931, 's avonds 7 uur, te Dirksland, in Hotel Keuvelaar, afslag, van a. 2.74.15 H.A. (5 Gem. 291 R. V. Maat) Bouwland te Dirksland, in polder Dirksland, aan den Ovenkeetweg, kad. Sectie A nos. 20 en 619, in 2 perceelen en in combinatie b. 2.56.70 H.A. (5 Gem. 177 R. V. Maat) Bouwland aldaar, aan den Haveloozen weg^. kad. Sectie C no. 692, in 2 perceelen en J combinatie c. 2.08.50 H.A. (4 Gem. 162 R. V. Maat) Bouwland aldaar, aan den Doornboschweg, kad. Sectie C no. 134, in 2 perc. en in combinatie en d. Een huis met tuin, erf en grond, te Som- melsdijk, nabij Dirksland, op Kralingen, kad. Sectie D no. 929, groot 8 Aren 70 centiaren e. 6 A. 65 c.A. (43 R. V. M.) tuingrond (eeuwigdurende erfpacht) te Dirksland, nabij den Gelderschendijk, kad. Sectie B no. 2197; en f. een arbeiderswoning met erf en grond (eeuwigdurende erfpacht) te Dirksland aan den Gelderschendijk, kad. Sectie B no. 1215, groot 76 c.A. Alles dadelijk te aanvaarden. Ten verzoeke van Mejuffrouw de Wed. W. de Ruiter en kinderen. Notaris VAN DER SLUYS. Tot van c Void* Zoo nische, n voor Fit gedurend lossing g^ Deze Maatschel beslissing a 1 g e m f s t i c 'h t i Drink Reeds schijnlijk worden i van tijd van het dat men te laten Men I van het E Reeds vraagstuJ kee urge commissi' bodemon Middelde Deze i volgende le. 1 ter winj voor bruikbil doende Ji,dat dc goed d 2e. 1 niet ui verkreg worder waarbil voor slechts I gemaal worder de gro westzij af sl ui tl Dezi zoodra de beli 3e. op de: drainer dit gev voldoe 4e. 1 langen toegeb: waters dende I regelen I te kun billijke 's-Grarj Er is De wj eerst in tief aan port uitgl in Sep te dien wa.'l gemeente te beslui Intussc niet stil. watervra ter spral meene b vitaal b< Er mc| zoek in Immers wel voll maar oc aanwass antwoor Staatsra digen st aanwezi 'heid wc maakten door de van de dat Oucl Inmid Flakkee van een ring va waterlei den de genoverl de Oudi den woi zou voq duinen In de I niet hei daar zi grond e Na weer 5 12 geme daar in stegen jaren b< en bovI indertljc aansluit vertrek! de tellirê

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 2