FEUILLETON
Buitenland.
No. 3731
TWEEDE BLAD.
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
Land- en Tuinbouw.
Ingezonden Stukken
Kinderkleed ing
kijken,
r
KLATERGOUD
wocstgnowses
Woensdag 25 Maart 1931.
't Is hopeloos
De heer Van Dis is in De Banier nogal
aan het teemen over art. 3 van het A.-R. pro
gram. Hij lanceert nogmaals de gedachte: dit
artikel bindt het staatsgezag „niet rechtstreeks"
aan de ordinantiën Gods, terwijl het staatkun
dig gereformeerde program dit gezag „onvoor
waardelijk" aan de in de H. Schrift geopen
baarde ordeningen bindt.
Het staat er wel niet zóó in dat program,
doch dat laten we daar. We willen nog éénmaal
probeeren den heer Van Dis van ongelijk te
overtuigen.
In art. 3 van het A.-R. program staat
„niet rechtstreeks, ge-lijk in
Is-raël", mijnheer van Dis!
Wat dit beteekent, wezen wij in een vorig
artikel aan. We zouden nog er aan toe kunnen
voegen, dat dit „gelijk in Israël moet worden
gezien in het bijzondere licht, waarin Israels
staat in de wereld stond. Israël was een theo
cratie, een staat en volk, waarvan in geheel
eenigen zin kon worden gezegd, dat God zijn
Koning was, omdat Israël, ook in zijn nationalen
■bestaansvorm, het Koninkrijk Gods op aarde
was. Zóó als geen ander volk, vóórdien noch
nadien, ooit geweest is of zal zijn, ook het
Nederlandsche volk niet.
Dr. Kuyper wees er eens op, dat ook Caivijn
dit groote onderscheid terdege inzag. In een
Standaard-artikel van 28 October 73 schreef
Dr. Kuyper
Wat nu zegt Calvijn hiervan Er zijn heden,
zoo schrijft hij in het slot zijner Institutie, die
achten dat c|een Staat goed is ingericht, tenzij,
onder buitenwerkingstellen van de gewone lands
wetten, de Mozaïsche Staatsregeling worde in
gevoerd. Wat gevaar voor onderstbovenkeering
der volkeren in dit beweren schuilt, laat ik aan
anderen ten betooge: ik ga slechts bewijzen hoe
onwaar en dom zulk zeggen is."
Meent nu de heer Van Dis, dat in Nederland
het Woord Gods nog wel zóó rechtstreeks als
bij Israël tot de Overheid komt Of meent hij,
dat Nederland in rechtstreekschen zin een staat
is als oud-Israël. Zoo ja, het zij zoo! Maar
toch mag de heer Van Dis, als hij over ons
artikel 3 schrijft, niet verzuimen mede te deelen,
dat er staat: „niet rechtstreeks, g e I ij k in
I s r a 1".
Anders „verdoezelt" hij een zeer belangrijk
deel van deze beginseluitspraak.
Ook is de heer Van Dis van oordeel, dat
het staatsgezag „wel door de uitspraak van de
kerk" aan de ordinantiën Gods behoort ge
bonden te zijn.
Mogen wij hem nu eens vragen: welke kerk
in onzen tijd moet dat dan zijn?
De drie Staatkundig Gereformeerde Kamer
leden behooren tot drie verschillende kerkfor-
maties. Zullen nu de Gereformeerde gemeenten
dan wel de Ned. Herv. Kerk of de Chr. Geref.
Kerk de uitspraak moeten geven
Of alle drie Maar spreken dan de Gerefor
meerde Gemeenten bij monde van Ds. Kersten
of van Ds. Overduin De Ned. Herv. Kerk
door Ds. Zandt of door Prof. Visscher Is de
stem der Chr. Geref. Kerk te beluisteren bij
Ir. van Dis of bij Mr. Dambrink
Misschien zal dé heer Van Dis naar zijn
program verwijzen, dat in ander verband
spreekt van „de Kerke Christi". In ander ver
band, want nergens is in het staatk. geref. pro
gram te lezen, wat de heer Van Dis nu schijnt
te willen beweren, dat het staatsgezag, door de
uitspraak der kerk, aan de ordinantiën Gods
moet gebonden zijn.
Maar als dat toch zoo is, al vermeldt het
program der S. G. P. het niet uitdrukkelijk,
mogen we dan den heer Van Dis vragen: Waar
vindt de Overheid het adres om de uitspraak
der „Kerke Ghristi" te vernemen
Moet het antwoord luiden: Dat adres is bij
de SjG.P.?
't Ware vrij vermetel
Maar 't is en het blijft hopeloos, omdat de
heer Van Dis er altijd maar omheen blijft
redeneeren. (Hij zegt nu: „Ook mogen kerk én
overheid niet gescheiden wordenWij kun
nen er ons niet meer vereenigen, dat de kerk
wordt uitgeschakeld
Wij ook niet, mijnheer Van DisDat heeft
de strijd van een halve eeuw der A.-R. Partij
tegen het Liberalisme bewezen.
Maar de heer Van Dis hutselt alweer de
dingen dooreen en „verdoezelt" een woord. In
het A-R Program staat: „niet door de uit
spraak'van e enige kerk". Het is
duidelijk, dat gedoeld wordt op de een of de
andere uit de tegenwoordige veelheid van ker
kelijke instituten, terwijl er geen sprake is van
„de Kerk".
Ten aanzien van het verband tusschen de
Overheid en deze Kerk nu zegt Dr. Kuyper
in Ons Program
„Kiezen we op dien grond dan ook tegen elk
denkbeeld van een „staatskerk", en aanvaarden
we derhalve de ontbinding van het huwelijk,
dat eens ter kwader ure tusschen staat en kerk
gesloten werd, toch dichte daarom niemand ons
de bedoeling toe, alsof we nu beiden op zulk
een wijs uit elk onderling verband zochten te
rukken, dat ze voortaan letterlijk niet meer
met elkaar hadden uit te staan.
Zelfs de clausule toch: „Scheiding niet tus
schen godsdienst en staat, maar alleen
tusschen staat en k e r k" bevredigt ons in het
minst niet.
De overheid is, naar onze vaste overtuiging,
dienaresse Gods; bij „Godes gratie" gezag oefe
nend; geroepen tot zijn eer; en dus gebonden
aan zijn ordinantiën; en kan zich even deswege
niet buiten aanraking met het godsdienstig leven
der natie houden. En geeft men daarbij nu voet
aan de valsche gedachte, dat die aanraking wèl
met het godsdienstig, maar niet met het kerke
lijke leven der bevolking mag en moet plaats
grijpen, dan komt men vanzelf tot de heillooze
consequentie, waarbij we nu dan ook reeds het
vierde eener eeuw zijn aangeland: t.w. dat er
óf e'en soort staatsgodsdienst zich ontwikkelt
boven kerkverdeeldheid, óf wel dat te meer
voorkeur door de overheid aan eenige religie
gegeven dient te worden, naarmate ze zich min
der aan den kerkvorm hecht.
Dit nu is buiten de werkelijkheid gerekend.
In die werkelijkheid toch bestaat het godsdien
stige leven der natie nu eenmaal voor de over-
groote meerderheid niet dan in den kerkdijken
vorm, en het is dan ook in dien vorm, en in
dien vorm alleen, dat de overheid met deze
uiting van het nationale leven in aanraking
heeft te treden.
„Scheiding tussch'en Kerk en Staat" beteekent
derhalve in onzen gedachtenkring drieëerlei
1, dat de politieke eenheid der natie ten onzent
niet langer gepaard gaat met een kerkelijke een
heid; 2. dat Kerk en Staat beiden elk een eigen
aardig levensterrein hebben, waarop beiden als
dienaresse Gods optreden; en dus over en weer
op eikaars erf het recht missen tot uitoefening
van dwang; en 3. dat de verhouding tusschen
beiden bilateraal dient geregeld, bij wijze van
vaste correspondentie."
De heer Van Dis bazelt maar over deze
dingen. Hij moest er eens wat meer studie van
qaan maken.
R. A. d. O.
KALKAMMONSALPETER, EEN
BIJZONDERE MESTSTOF.
Onder de nieuwe meststoffen, welke weten
schap en techniek den land- 'en tuinbouw ter
■bescsikking heeft gesteld, behoort ook de kalk-
ammonsalpeter. Nieuwe meststoffen, zeggen wij,
ofschoon deze stikstofmest in vele streken van
ons land in de practij'k reeds een goede naam
verworven heeft.
Wat is kalkammonsalpeter voor een stikstof
meststof Zooalsde naam reeds aanduidt be
vat ze de stikstof in twee vormen en wel' in den
vorm van ammoniak en in die van salpeter.
Ze vereenigt in zich dus de voordeelen van
snelwerkende en geleidelijk werkende stikstof
meststof. Immers, de salpeterstikstof werkt snel,
de ammoniakstikstof aanhoudend, daar waar ze
bij een langere groeiperiode van een gewas
noodig is. Op uitstekende wijze wordt dus in
de behoefte aan stikstof der planten voorzien
te meer daar door de weersomstandigheden de
stikstofwerking nu eens gunstig voor salpeter,
dan weer gunstig voor ammoniakstikstof is.
Waar mén' vroeger bij de bemesting veel ge
bruik maakte van een ammoniak- en salpeter
stikstof op hetzelfde gewas, waar men dus
twee verschillende meststoffen moest geven, kun
nen wij dus nu volstaan met kalkammonsalpeter
alleen, daar een gunstige combinatie van ammo
niak en salpeter daarin is verwezenlijkt. Een1
gunstige combinatie. Kalkammonsalpeter bevat
n.l. 20J^ stikstof, waarvan de helft als am
moniak, de helft als salpeter.
Hoe wordt de kalkammonsalpeter beoordeeld
Ir. P. G. Meijers, Rijkslandbouwconsulent te
Groningen, schrijft in het Groninger Landbouw
blad van 20 April 1929 o.m.: „Kalkammonsal
peter. Dit is een meststof, waarin 10 stik
stof aanwezig is in dén vorm van ammoniak,
10 in den vorm van nitraat en daarnaast
komt nog 35 kalk voor. De stof is bijzonder
goed strooibaar. Dit jaar worden er in Gronin
gen vele proeven mee genomen en wij durven
ieder gerust aan te raden deze nieuwe meststof
eens te probeeren. De werking zal heel dicht
bij die van kalksalpeter komen."
Vele landbouwers hebben de proef genomen,
het resultaat was voor kalkammonsalpeter zéér
gunstig, zooals blijkt uit het verslag van de
Verg. der Ver. tot Bev. van Landbouw en
Nijverheid te Leens. In bovengenoemd land
bouwblad van 4 Oct. '30 lezen wij: „Uit een
discussie over stikstofmeststoffen blijkt, dat kalk
ammonsalpeter op de meeste gronden goed vol
doet, doch dat op slempige gronden kalksalpeter
wordt geprefereerd."
In de brochure „Eenige wenken voor de be
mesting van grasland", uitgegeven door de Gras
landcommissie der Groninger Maatschappij van
Landbouw, wordt over kalkammonsalpeter op
grasland gezegd: „Ons lijkt kalkammonsalpeter
de meest ideale meststof voor grasland. Ze be
vat de stikstof in twee vormen, is best uitstrooi-
baar en voert kalk toe."
Maar niet alleen op grasland, ook op alle
andere cultuurgewassen zal deze stikstofmeststof
in de practijk een goeden naam veroveren. Ze
is alleszins waard, dat men er uitgebreide proe
ven mee neemt.
Ten slotte wijzen wij nog op den lagen prijs
van de stikstof in kalkammonsalpeter, waardoor
het mogelijk is de gewassen met weinig kosten
een krachtig werkende bemesting te geven, ter
wijl men de 35 koolzure kalk, welke zoo
gunstig kan werken op de structuur van vele
gronden, als toegift kan beschouwen.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder,
2e helft Maart.
(Nadruk verboden).
Alles begint nu al eenigszins te herleven in
de natuur, en de kalender kondigt immers ook
al zoo de komst der Lente aan. Wie een moes
tuin heeft van eenige beteekenis, kan reeds lus
tig zaaien en planten, indien althans door den
overvloedigen regenval van dezen winter de
grond niet nog te nat en koud is. Wat kunnen
we zaaien Verschillende soorten erwten, ik
noem de doperwten Eerstelingin Maart en
Aprilraapstélen, Maart—April, later in Augus
tus weer voor herfst gebruik; spinaziezomer-
spinazie van half Februari tot April, llater, in
Augustus, winterspinazie, thans ook Nieuw-
Zeelandsche spinazie, die men ook in 't najaar
weer kan zaaien tuinmelde Maart en April,
een groente die den smaak heeft, hoewel niet
zoo fijn, van spinazie, niet zoo kieschkeurig is
en weelderig groeit, waar spinazie niet best
wilkropsla bonte Chili is een aanbevelens
waardige soort, van Maart tot in Juli, voor
weeuwen weer begin September dunsel of snij-
sla in den vrijen grond Maart en April radijs,
Maart—Mei, men probeere eens de lange schar-
lakenroode zomerprei (lange Fransche) Maart
en April wortelen FebruariMeibloemkool
Haagsche taaie) Maart en April, op den vrijen
grond voorts de koolsoorten roode kool (Ze
nith, vroege fijne donkerroode) van half Maart
en in April savoije koof, vroege groene eind
dezer maand en April. Er is dus werk in over
vloed in de volgende dagen. Denkt ge ook aan
uw aaidbeien? Waarschijnlijk zitten ze nu nog
onder den ruigen paardenmest, zooals we in 't
najaar hebben aangeradendat is uitstekend te
gen feilen wind en harde vorst, waarvan we
dezen winter echter niet veel last hebben gehad.
Helpt nu de plantjes wat Verwijder den mest,
maak evenwel de planten voorzichtig b'lOot en
leg den grond tusschen de planten om. Maar
vóór men de aared omspit, moet men verzekerd
zijn, dat er mest genoeg tusschen de planten
ligtis dit niet het geval, breng er dan eerst
nog wat bij, b.v. als ge hebt of krijgen kunt,
wat ouden koemest, want ze verlangen goede
bemesting. Wanneer de grond nu omgespit is,
is het goed, den grond weer vast te loopen,
althans op hooge gronden, om het uitdroogen
te voorkomen. De aardbeien houden namelijk
van vochticjen en zwaren gornd.
BloembollenvakkenWanneer ze op tijd, dat
is in 't najaar geplant zijn, dan zullen de bloem
bollen, zooals Hyacinten; Tulpen, Crocussen
enz. nu al boven den grond komen. In dezen
tijd moet het blad, dat er opligt, afgenomen
worden, en al vriest het wellicht nog sterk,
wat we niet verwachten terwijl we dit schrij
ven, dan dient toch het bladdek eenigszins ver
minderd te worden, want men zal bij 't afnemen
zien, dat de bollen al in het blad gegroeid zijn.
Laat men dit te lang zoo zitten, dan zal men
de minder aangename ervaring opdoen, dat de
bladeren der bollen, die eenigen tijd met het
blad in aanraking zijn geweest, zwart zijn ge
worden, terwijl men later bij geheeie ontwikke
ling zal /zien, dat er gaatjes in de bladeren zijn
geweest, zwart zijn geworden, terwijl men later
bij geheeie ontwikkeling zal zien, dat er gaatjes
in de bladeren van overgebleven zijn, en in 't
ergste geval' kunnen de bloemknoppen daar ook
mee verloren gaan, wat zeer jammer zou zijn,
want een vak met deze bolgewassen is prachtig
in 't voorjaar.
Bloemen oppotten. Van de bloemzaden, die
in de vorige maand gezaaid en daarna ver-
speend zijn, zullen er al veel zijn, die opgepot
moeten worden, zooals: Petunia's, Lobelia's, etc.
Ook de stekken, die men in 't begin dezer maand
gestoken heeft, móeten worden opgepot, want
het is niet goed, om wanneer ze wortel hebben,
ze langer te laten staan; worden ze dan niet
opgepot, dan zullen ze mogelijk wegvallen of
smeulen. Ze warden dan in kleine potjes ge
plant en vervolgens in een bak gezet, die ook
weer eenigszins verwarmd moet zijn; dan zullen
de stekjes en plantjes weer spoedig doorgroeien.
Vooral moet gezorgd worden, goede zuivere
aarde te potten. Heliotroop kan wat vaster wor
den opgepot. Als regel dient: wanneer men
lage, beknopte planten wil hebben, dan goed
stijf den grond aandrukken, dat tempert den
groei, waardoor de planten niet zoo spillig op
groeien en zoo dicht mogelijk bij 't glas.
Slotwenk. Vaste planten kunnen niet genoeg
aanbevolen worden. Een zeer fraai effect maken
deze als rand voor een groot heestervak. Ver
mijdt men bij 't planten stijfheid, dan laat zich
op deze wijze een zeer schoon geheel vormen.
De copie van ingezonden stukken, die niet ge
plaatst zijn, wordt niet teruggegeven. Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers.
Mijnheer de Redacteur
Zooals in het plaatselijk nieuws is gemeld,
is dan de oprichting van eene afdeeling van den
Chr. Landarbeidersbond hier ter plaatse een
feit geworden. Dat thans reeds ongeveer 90
leden daartoe zijn aangesloten, getuigt wel voor
de levensvatbaarheid van het jongste zusje onder
de vele vereenigingen, die hier op verschillend
gebied recht hebben op een bestaan.
Wij geven den raad aan hen, die zich nog niet
hebben opgegeven als lid, dit zoo spoedig
mogelijk te doen aan een der leden van het
bestuur.
Het feit, dat deze vereeniging nog betrekkelijk
onverwachts tot stand is gekomen, getuigt toch
wel, dat zij geboren is door den drang der
omstandigheden.
Dat wij hier ter plaatse eigenaardige omstan
digheden hebben, zoowel op geestelijk als op
stoffelijk gebied, behoeven wij haast niet meer
nader aan te toonen.
De ondervinding leert, dat een groot deel der
bevolking zich hier gerust gevoelt, wanneer zij
onder de koestering van een warme stoof en
kachel zich er op beroemen de zuivere waarheid
in hun midden te hebben, of zeggen voor te
staan, en voorts de oogen sluitend voor de
nijpende zorgen, die thans bij de vele werk-
ioozen gevonden wordt.
Het is begrijpelijk, dat zulke menschen hui
verig worden, wanneer men deze van uit hun
dommefing wakker schudt en hun de naakte
werkelijkheid met feiten aantoont.
Met een meewarigen blik wordt men dan
begroet, alsof men wilde zeggen: „ook al een,
die afzakt naar den kant van de socialisten
Gij, die zoo denkt, wij vragen U af in den geest
van een David, die onder de verpletterende
minachting van zijn „voortreffelijke" oudere
broeders moest antwoorden: „Is er geen oor
zaak
Die oorzaak is er De macht van het onge
loof en revolutie woedt om ons heen, en terwijl
men in schijnvrome gelatenheid zich daarop
blind staart, worden wij straks allen met die
fast
ROTTERDAM, Hoogstraat, hook Spuf
OEN HAAG, Alléén „Modehuls"-Hofweg 6
aangroeiende lawine meegesleurd, indien wij al
het mogelijke niet gedaan hebben, om die voort
schrijdende massa in een andere bedding te
leiden.
Meer dan ooit moeten nu de voormannen
onzes volks zich eigen maken de tale des volks,
en zich niet tevreden stellen, wanneer een ander
hem vleiend zegt, dat hem de „tale Kanaans"
eigen is.
Wij lazen onlangs van een Burgemeester in
Amerika, die gedurende eenigen tijd zich als
landlooper had verdekt, om zoo dat deel van
zijn volk in al zijn hoedanigheden te leeren
kennen. De bedoeling daarvan is ons allen
duidelijk.
In een volgend artikeltje hopen wij de eigen
aardige verhoudingen op stoffelijk en maat
schappelijk gebied aan te stippen, indien de
Redactie ons daarvoor plaatsruimte toezegt.
Met dank voor de plaatsing, verblijf ik,
Hoogachtend,
ABR. PADMOS.
Ouddorp, 21 Maart 1931.
Mijnheer de Redacteur
Mogen ondergeteekenden een klein plaatsje
in Uw veelgelezen blad
Het is al lang geen geheim meer dat de Ned.
Herv. gemeente te Den Bommel door een zeer
•betreurenswaardige persoonlijke veete, welke er
in den kerkeraad plaats heeft wordt beroerd. Het
is onnoodig in de krant deze twist breed uit te
meten. Het stuit ons feitelijk al tegen de bors
er publiek over te schrijven, maar wij gelooven
dat dit misschien nog een weg kan zijn om tot
een verzoening te geraken.Want het is wel ge
bleken dat het niet beter wordt, maar dat het
hard tegen hard schijnt te moeten gaan. Nu ook
het Provinciaal Bestuur zich met de zaak heeft
ingelaten en een beslissing heeft genomen ten
aanzien van het ontslag van twee ouderlingen,
zouden wij de vraag willen stellen of men nu
werkelijk meent dat hiermee de zaak in de ge
meente uit den weg geruimd is geworden Wie
zijn oor te luisteren legt, weet wel beter. Er is
groote ontevredenheid en wanneer er geen ver
andering plaats grijpt zal de twist straks ook in
de gemeente haar onheilig werk doen.
De kwestie moet niet langs hierarchieken weg
en door beslissingen van hooger hand worden
uitgemaakt, dat zal den vrede in de gemeente
nooit kunnen brengen, maar er moet een daad
werkelijke verzoening in de gemeente plaats
hebben. Dat is o.i. heel goed mogelijk.
Wij zouden wenschen dat de heeren Kerk
voogden en Notabelen een gemeentevergadering
bijeen riepen en daar de zaak in onderling over
leg behandelden, opdat de gemeente zelf haar
uitspraak kan doen en zoo mogelijk een ver
zoening tusschen de partijen kan tot stand wor
den gebracht. Dat lijkt ons de. eenige goede op
lossing die er toe leiden kan dat er werkelijk
weer vrede en eensgezindheid in de gemeente
weerkeert.
EENIGE LEDEN VAN DE NED.
HERV. KERK TE DEN BOMMEL
EEN NEDERLANDER TE BRUGGE
GEARRESTEERD WEGENS
DRANKSMOKKELHANDEL.
Uit Brugge wordt gemeld
De politie alhier heeft een zekeren M„ een
Nederlandsch zaadhandelaar, in hechtenis ge
nomen wegens ontduiking van de Alcoholwet.
In een magazijn van dezen handelaar vond men
75 vaten alcohol, die in beslag zijn genomen.
In totaal moet hij den schatkist voor frs. 800.000
tekort hebben gedaan. Behalve de M. zijn nog
vier personen aangehouden. Het schijnt, dat de
gearresteerden een uitgebreiden dranksmokkel
handel hebben gedreven in heel Vlaanderen, Er
zijn eveneens zakenverbindingen1 met Frankrijk
geconstateerd. Verwacht wordt, dat er in de
provincie nog arrestaties zullen volgen.
DOOD DOOR ONGEVAL.
Uit New York wordt gemeld
Het aantal doodelijke ongevallen in de Ver-
eenigde Staten tengevolge van verkeersongeval
len heeft de 100.000 per jaarb ereikt en de
cijfers bewegen zich nog steeds in stijgende
richting. De voornaamste oorzaak is onoplet
tendheid van chauffeurs en particuliere auto
mobilisten.
NA ZEVENTIEN JAAR UIT KRIJGS
GEVANGENSCHAP TERUGGEKEERD.
Men meldt uit Boedapest
De landbouwer József Maturics, die in het
jaar 1914 onder de wapenen kwam en in het
zelfde jaar gevangen werd genomen, is dezer
dagen na 17-jarige gevangenschap in zijn ge
boortedorp teruggekeerd. Hij vertelde, dat hij
den laatsten tijd in de buurt van Minsk had ge
werkt en dat daar nog ten minste 300 Hongaar-
sche gevangenen in allerdroevigste omstandig
heden verkeeren.
1 door
H, KINGMANS,
17)
Maar ook die indruk was vervaagd. Andere
zaken namen hem in beslag en hij troostte zich
met de opmerking, dat niemand iets op zijn leven
■had aan te merken.
Hij bemerkte, toilet makend, dat het kwart
vóór acht was, zoodat hij zich wat haasten
moest, daar ongetwijfeld de auto uit Wijk aan
Zee op tijd zou zijn.
Even stond hij in beraad, welk costuum hij
aantrekken zou. Dan glimlachte hij: natuurlijk
dat, waarover Gretha hem eenige weken ge
leden zoo'n complimentje had gemaakt
In zijn zitkamer sloeg hij haastig zijn ontbijt
naar binnen. Precies acht uur ging de bel over
en kwam zijn hospita zeggen, dat de auto vóór
stond.
„Zoo'n wagen ds nog eens de moeite waard,
mijnheer," zeide zij. „Ik houd mij bij gelegenheid
eens aanbevolen voor e'en tochtje."
„Het beestje is niet van mij," lachte Heino.
„Anders met genoegen."
„Neen, niet van u. Maar u is al aardig op
weg," lachte de hospita terug.
„Wat bedoelt u?" vroeg Heino.
„Och kom. 'k Heb mijn oogen niet in de zak,
mijnheer. Ik ken de familie Salamons wel."
„Wat valt op die familie aan te merken
vroeg Heino, opeens heftig.
Hij stond met de deurknop in de band en had
zijn verstoord gelaat naar de hospita gewend.
„Wel, totaal niets, mijnheer," zeide deze.
„Daar zeg ik toch niets van U weet wel, wat
u doet"
„Goeden morgen," zeide hij, de deur uitgaand,
nog zeggend: is bezig een roman te spinnen,
geloof ik. Maar de draad van het verhaal deugt
niet."
Verstoord liep hij de trap af: waar bemoeide
zoo'n mensch zich mee Als daar geen eind
aan kwam, aan dien gemeenzamën toon, die hem
al meer tegen de borst had gestuit, dan zocht
hij andere kamers, al bevielen deze hem dan
ook nog zoo goed. Dat was geen werk. Dat
mensch had niets met hem te maken.
Maar toen hij door de nog uitgestorven stra
ten suisde, bracht de opmerking van de hospita
hem toch tot nadenken.
Hoe was het mogelijk, dat zij tot die opmer
king kwam Hij had, bij zijn weten, nog nooit
over de familie Salomons met haar gesproken.
Hoe wist zij dan Zouzou zij wel eens
in zijn schrijftafel snuffelen Hij was wat non
chalant. Zeker, dat zou het zijn. Er lagen wel
enkele briefjes van mijnheer Salomons, als die
hem uitnoodigde, mee te gaan naar den schouw
burg. Er lag ook zoo'n soort briefje van Gretha.
E'en heel gewoon briefje, waaruit niets op te
maken viel. En ja, dat was waar ook, hij had
gister gezegd, dat hij een dagje naar een familie
in Wijk aan Zee ging en nu herinnerde hij zich,
een telefonisch gesprek gehad te hebben, waarin
over Wijk aan Zee was gepraat. En de hos
pita, die wist, wie er aan de andere zijde van
den draad stond te spreken, had natuurlijk in
de keuken geluisterd
Dat was de oplossing van het raadselDat
mensch snuffelde in zijn schrijftafel en luisterde
telefonische gesprekken af. En dan ging zij aller
lei gevolgtrekkingen maken, die kant noch wal
raakten.
Toen moest Heino toch glimlachen. Raakten
zij kant noch wal Dat „mensch" had den spij
ker toch feitelijk op den kop getikt, al nam bij
het haar kwalijk.
Hij was inderdaad goed op weg. Maar natuur
lijk, zoo'n mensch dacht alleen aan het geld,
dat de familie Salomons bezat. H ij had er geen
oogenblik aan gedacht. Gretha was een lief
meisje, hij hield van haar, waarom zou hij het
zich verhelen En hij geloofde, al had hij nog
niet de minste zekerheid, dat die liefde weder-
keerig was. In ieder geval, dat stond vast,
mocht Gretha hem gaarne lijden.
Hij had zich afgevraagd, of dit nu liefde was.
En toen was, al had hij het ook willen weg
duwen, opeens het beeld van Martha voor hem
■opgerezen. Neen, zooals hij Martha had lief
gehad hij verbeeldde zich, dat die liefde
•dood wasbeminde hij Gretha niet.
Maar hij had haar wel lief. Als dat niet het
geval was, waarom was hij dan zoo jaloersch
en ontstemd geweest, to'en hij onlangs bemerkte,
dat er een kaper op de kust kwam Het stond
voor hem vast, dat Weiier werk van Gretha
maakte. En Weiier was ook niet onbemid
deld
Maar dat laatste argument had hij spoedig
verworpen, 't Was bij de Salomons niet, als
in sommige Groninger families, waar „geld met
geld moet trouwen", wil het goed zijn.
Een andere vraag was en daarover had hij
nog geen zekerheid of Gretha had bemerkt,
dat Weieler werk van haar maakte en of dat
haar welgevallig was. Hij meende van niet,
want hij dacht, dat hij wel een goede kans
maakte. En Gretha was geen flirt. Zij stond
ongetwijfeld hoog boven tal van jonge dames
uit de kringen, waarin zij verkeerde.
Dat mocht, oordeelde hij, van de geheeie
familie Salomons worden gezegd. Het mochten
dan vrijzinnige menschen zijn, in het oog van
zijn moeder 'en Tjaard en die anderen goddeloos
en verdoemd, zij leidden een1 nauwgezet leven,
Van mondain gedoe moesten zij niets hebben.
Dat bleek ook wel uit de keuze van de bad
plaats. De Amsterdamsche families uit het mi
lieu van de Salomons gingen, wanneer althans
het buitenland niet dé voorkeur had, naar Sche-
veningen, Zandvoort of Noordwijk. Maar de
Salomons verkozen het stille Wijk aan Zee,
waar van mondain gedoe niets te bespeuren
was.
Neen, afgedacht dan van het godsdienstige,
dat een strubbeling geven zou, kon hij met Gre
tha wel bij moeder komen. Natuurlijk zou zij
een vooroordeel hebben, maar zij zou dat laten
varen, als zij bespeurde, dat Gretha niet een
wuft, ijdel ding was.
Maar, zoo vroeg hij zich dan weer af, had
hij een kans bij Gretha Zou zij hem, boven
Weiier, die een zaak van beteekenis had, de
voorkeur geven Hij meende het wel, maar
vergiste hij zich niet
Hij had zich wel eens voorgenomen, zich ze
kerheid te verschaffen. Maar hij was er voor
teruggedeinsd. Bij een weigering harerzijde, of,
wat ook mogelijk was, van de zijde barer ouders,
verloor hij het contact met de Salomons. En
dat contact, hij verheelde het zich niet, had hem
steeds meer en beter toegang verschaft in de
Amsterdamsche zakenkringen. Een bescherme
ling van Salomons kon er zeker van zijn, dat
hij ook door anderen werd geëerd.
Tóch begreep hij, dat hij doortasten moest, op
het gevaar af, dat hij werd afgewezen, wat een
smadelijke nederlaag zou zijn, die zijn eigen
liefde sterk wonden zou.
Hij moest een poging wagen, omdat hij be
speurde, dat Weiier steeds driester optreden
ging, misschien ook wel, omdat hij in hem,
Heino, een medeminnaar zag.
Maar Weiier, neen, Weiier mocht Gretha
niet bezitten. H ij begeerde haar tot vrouw. Hij
had haar lief. Als dat niet het geval was, als
Gretha hem onverschillig liet of althans niet
meer dan een vriendin voor hem was, dan kon
hij haar immers Weiier gunnen
Als het geschikte moment er was, moest hij
doortasten. Er was risico aan verbonden, maar
tenslotte werkte hij alle dagen, zij het dan op
ander terrein, met risico. Zijn beele zakenleven
was risico. Mislukte iets, wel, dan begon je weer
van voren aan. Of je liet het loopen. Zóó moest
hij dit geval ook maar beschouwen.
Terwijl de auto over Haarlem naar Beverwijk
gleed, geruischloos, want zijn hospita had gelijk
gehad, het was een prachtwagen, piekerde Hei
no zóó, dat hij niet eens een opmerking van
den huisknecht-chauffeur der familie Salomons
hoorde, zoodat deze zijn woorden herhalen
moest.
„Neem mij niet kwalijk, Jan," zei Heino, „ik
geloof, dat ik nog zoowat zat te slapen."
De chauffeur lachte er eens hartelijk om,
waarna zich een gesprek ontspon, dat >evenwel
spoedig dood liep, omdat Heino met zijn ge
dachten er niet bij was.
Het mooie dorp Beverwijk was gepasseerd en
zij bevonden zich op den boomlooz'en weg naar
Wijk aan Zee. In de verte schitterde het zilver
der duinen.
Vóór Wijk aan Duin was gepasseerd, was
Heino tot een besluit gekomen: als de gelegen
heid gunstig was, zou hij dien dag Gretha tot
vrouw vragen; hij moest Weiier vóór zijn.
Het gezelschap zat op het schaduwrijke terras
van het groote badhotel in het dorp. Naarmate
de zon hooger steeg was de hitte in niet geringe
mate toegenomen. Er was weinig lust, naar het
strand te gaan, omdat het verblijf er tengevolge
van den warmen Oostenwind niet aangenaam
was. Maar bovendien gingen de Salomons des
Zondags op den dag niet naar het strand, om
dat het krioelde van Amsterdamsche dagjes-
menschen.
Tegen elf uur ongeveer kwamen zij opzetten
in groote drommen. De booten van Amsterdam
naar Velsen brachten ze aan. En dan zeulden
zij per fiets of te voet over den boomloozen
weg van Velsen naar Wijk aan Zee, over den
weg, waarop de zon schroeide.
Zij vervulden het anders zoo stille dorp met
veel geruisch, om vervolgens door den smallen
zeeweg tusschen de duinen het strand' op te
zoeken en daar uren te vertoeven. Tegen acht
uur des avonds zou zich herhalen hetzelfde
tooneel van dien morgen, maar dan in omge
keerde volgorde.
Op het terras van het hotel zaten de Salomons
en de andere gasten het voorbijtrekken der dag-
jesmenschen gade te slaan.
(Wordt vervolgd).