FEUILLETON Buitenland. No. 3731 TWEEDE BLAD. Hoe men de Kiezers voorlicht. Land- en Tuinbouw. Ingezonden Stukken Kinderkleed ing kijken, r KLATERGOUD wocstgnowses Woensdag 25 Maart 1931. 't Is hopeloos De heer Van Dis is in De Banier nogal aan het teemen over art. 3 van het A.-R. pro gram. Hij lanceert nogmaals de gedachte: dit artikel bindt het staatsgezag „niet rechtstreeks" aan de ordinantiën Gods, terwijl het staatkun dig gereformeerde program dit gezag „onvoor waardelijk" aan de in de H. Schrift geopen baarde ordeningen bindt. Het staat er wel niet zóó in dat program, doch dat laten we daar. We willen nog éénmaal probeeren den heer Van Dis van ongelijk te overtuigen. In art. 3 van het A.-R. program staat „niet rechtstreeks, ge-lijk in Is-raël", mijnheer van Dis! Wat dit beteekent, wezen wij in een vorig artikel aan. We zouden nog er aan toe kunnen voegen, dat dit „gelijk in Israël moet worden gezien in het bijzondere licht, waarin Israels staat in de wereld stond. Israël was een theo cratie, een staat en volk, waarvan in geheel eenigen zin kon worden gezegd, dat God zijn Koning was, omdat Israël, ook in zijn nationalen ■bestaansvorm, het Koninkrijk Gods op aarde was. Zóó als geen ander volk, vóórdien noch nadien, ooit geweest is of zal zijn, ook het Nederlandsche volk niet. Dr. Kuyper wees er eens op, dat ook Caivijn dit groote onderscheid terdege inzag. In een Standaard-artikel van 28 October 73 schreef Dr. Kuyper Wat nu zegt Calvijn hiervan Er zijn heden, zoo schrijft hij in het slot zijner Institutie, die achten dat c|een Staat goed is ingericht, tenzij, onder buitenwerkingstellen van de gewone lands wetten, de Mozaïsche Staatsregeling worde in gevoerd. Wat gevaar voor onderstbovenkeering der volkeren in dit beweren schuilt, laat ik aan anderen ten betooge: ik ga slechts bewijzen hoe onwaar en dom zulk zeggen is." Meent nu de heer Van Dis, dat in Nederland het Woord Gods nog wel zóó rechtstreeks als bij Israël tot de Overheid komt Of meent hij, dat Nederland in rechtstreekschen zin een staat is als oud-Israël. Zoo ja, het zij zoo! Maar toch mag de heer Van Dis, als hij over ons artikel 3 schrijft, niet verzuimen mede te deelen, dat er staat: „niet rechtstreeks, g e I ij k in I s r a 1". Anders „verdoezelt" hij een zeer belangrijk deel van deze beginseluitspraak. Ook is de heer Van Dis van oordeel, dat het staatsgezag „wel door de uitspraak van de kerk" aan de ordinantiën Gods behoort ge bonden te zijn. Mogen wij hem nu eens vragen: welke kerk in onzen tijd moet dat dan zijn? De drie Staatkundig Gereformeerde Kamer leden behooren tot drie verschillende kerkfor- maties. Zullen nu de Gereformeerde gemeenten dan wel de Ned. Herv. Kerk of de Chr. Geref. Kerk de uitspraak moeten geven Of alle drie Maar spreken dan de Gerefor meerde Gemeenten bij monde van Ds. Kersten of van Ds. Overduin De Ned. Herv. Kerk door Ds. Zandt of door Prof. Visscher Is de stem der Chr. Geref. Kerk te beluisteren bij Ir. van Dis of bij Mr. Dambrink Misschien zal dé heer Van Dis naar zijn program verwijzen, dat in ander verband spreekt van „de Kerke Christi". In ander ver band, want nergens is in het staatk. geref. pro gram te lezen, wat de heer Van Dis nu schijnt te willen beweren, dat het staatsgezag, door de uitspraak der kerk, aan de ordinantiën Gods moet gebonden zijn. Maar als dat toch zoo is, al vermeldt het program der S. G. P. het niet uitdrukkelijk, mogen we dan den heer Van Dis vragen: Waar vindt de Overheid het adres om de uitspraak der „Kerke Ghristi" te vernemen Moet het antwoord luiden: Dat adres is bij de SjG.P.? 't Ware vrij vermetel Maar 't is en het blijft hopeloos, omdat de heer Van Dis er altijd maar omheen blijft redeneeren. (Hij zegt nu: „Ook mogen kerk én overheid niet gescheiden wordenWij kun nen er ons niet meer vereenigen, dat de kerk wordt uitgeschakeld Wij ook niet, mijnheer Van DisDat heeft de strijd van een halve eeuw der A.-R. Partij tegen het Liberalisme bewezen. Maar de heer Van Dis hutselt alweer de dingen dooreen en „verdoezelt" een woord. In het A-R Program staat: „niet door de uit spraak'van e enige kerk". Het is duidelijk, dat gedoeld wordt op de een of de andere uit de tegenwoordige veelheid van ker kelijke instituten, terwijl er geen sprake is van „de Kerk". Ten aanzien van het verband tusschen de Overheid en deze Kerk nu zegt Dr. Kuyper in Ons Program „Kiezen we op dien grond dan ook tegen elk denkbeeld van een „staatskerk", en aanvaarden we derhalve de ontbinding van het huwelijk, dat eens ter kwader ure tusschen staat en kerk gesloten werd, toch dichte daarom niemand ons de bedoeling toe, alsof we nu beiden op zulk een wijs uit elk onderling verband zochten te rukken, dat ze voortaan letterlijk niet meer met elkaar hadden uit te staan. Zelfs de clausule toch: „Scheiding niet tus schen godsdienst en staat, maar alleen tusschen staat en k e r k" bevredigt ons in het minst niet. De overheid is, naar onze vaste overtuiging, dienaresse Gods; bij „Godes gratie" gezag oefe nend; geroepen tot zijn eer; en dus gebonden aan zijn ordinantiën; en kan zich even deswege niet buiten aanraking met het godsdienstig leven der natie houden. En geeft men daarbij nu voet aan de valsche gedachte, dat die aanraking wèl met het godsdienstig, maar niet met het kerke lijke leven der bevolking mag en moet plaats grijpen, dan komt men vanzelf tot de heillooze consequentie, waarbij we nu dan ook reeds het vierde eener eeuw zijn aangeland: t.w. dat er óf e'en soort staatsgodsdienst zich ontwikkelt boven kerkverdeeldheid, óf wel dat te meer voorkeur door de overheid aan eenige religie gegeven dient te worden, naarmate ze zich min der aan den kerkvorm hecht. Dit nu is buiten de werkelijkheid gerekend. In die werkelijkheid toch bestaat het godsdien stige leven der natie nu eenmaal voor de over- groote meerderheid niet dan in den kerkdijken vorm, en het is dan ook in dien vorm, en in dien vorm alleen, dat de overheid met deze uiting van het nationale leven in aanraking heeft te treden. „Scheiding tussch'en Kerk en Staat" beteekent derhalve in onzen gedachtenkring drieëerlei 1, dat de politieke eenheid der natie ten onzent niet langer gepaard gaat met een kerkelijke een heid; 2. dat Kerk en Staat beiden elk een eigen aardig levensterrein hebben, waarop beiden als dienaresse Gods optreden; en dus over en weer op eikaars erf het recht missen tot uitoefening van dwang; en 3. dat de verhouding tusschen beiden bilateraal dient geregeld, bij wijze van vaste correspondentie." De heer Van Dis bazelt maar over deze dingen. Hij moest er eens wat meer studie van qaan maken. R. A. d. O. KALKAMMONSALPETER, EEN BIJZONDERE MESTSTOF. Onder de nieuwe meststoffen, welke weten schap en techniek den land- 'en tuinbouw ter ■bescsikking heeft gesteld, behoort ook de kalk- ammonsalpeter. Nieuwe meststoffen, zeggen wij, ofschoon deze stikstofmest in vele streken van ons land in de practij'k reeds een goede naam verworven heeft. Wat is kalkammonsalpeter voor een stikstof meststof Zooalsde naam reeds aanduidt be vat ze de stikstof in twee vormen en wel' in den vorm van ammoniak en in die van salpeter. Ze vereenigt in zich dus de voordeelen van snelwerkende en geleidelijk werkende stikstof meststof. Immers, de salpeterstikstof werkt snel, de ammoniakstikstof aanhoudend, daar waar ze bij een langere groeiperiode van een gewas noodig is. Op uitstekende wijze wordt dus in de behoefte aan stikstof der planten voorzien te meer daar door de weersomstandigheden de stikstofwerking nu eens gunstig voor salpeter, dan weer gunstig voor ammoniakstikstof is. Waar mén' vroeger bij de bemesting veel ge bruik maakte van een ammoniak- en salpeter stikstof op hetzelfde gewas, waar men dus twee verschillende meststoffen moest geven, kun nen wij dus nu volstaan met kalkammonsalpeter alleen, daar een gunstige combinatie van ammo niak en salpeter daarin is verwezenlijkt. Een1 gunstige combinatie. Kalkammonsalpeter bevat n.l. 20J^ stikstof, waarvan de helft als am moniak, de helft als salpeter. Hoe wordt de kalkammonsalpeter beoordeeld Ir. P. G. Meijers, Rijkslandbouwconsulent te Groningen, schrijft in het Groninger Landbouw blad van 20 April 1929 o.m.: „Kalkammonsal peter. Dit is een meststof, waarin 10 stik stof aanwezig is in dén vorm van ammoniak, 10 in den vorm van nitraat en daarnaast komt nog 35 kalk voor. De stof is bijzonder goed strooibaar. Dit jaar worden er in Gronin gen vele proeven mee genomen en wij durven ieder gerust aan te raden deze nieuwe meststof eens te probeeren. De werking zal heel dicht bij die van kalksalpeter komen." Vele landbouwers hebben de proef genomen, het resultaat was voor kalkammonsalpeter zéér gunstig, zooals blijkt uit het verslag van de Verg. der Ver. tot Bev. van Landbouw en Nijverheid te Leens. In bovengenoemd land bouwblad van 4 Oct. '30 lezen wij: „Uit een discussie over stikstofmeststoffen blijkt, dat kalk ammonsalpeter op de meeste gronden goed vol doet, doch dat op slempige gronden kalksalpeter wordt geprefereerd." In de brochure „Eenige wenken voor de be mesting van grasland", uitgegeven door de Gras landcommissie der Groninger Maatschappij van Landbouw, wordt over kalkammonsalpeter op grasland gezegd: „Ons lijkt kalkammonsalpeter de meest ideale meststof voor grasland. Ze be vat de stikstof in twee vormen, is best uitstrooi- baar en voert kalk toe." Maar niet alleen op grasland, ook op alle andere cultuurgewassen zal deze stikstofmeststof in de practijk een goeden naam veroveren. Ze is alleszins waard, dat men er uitgebreide proe ven mee neemt. Ten slotte wijzen wij nog op den lagen prijs van de stikstof in kalkammonsalpeter, waardoor het mogelijk is de gewassen met weinig kosten een krachtig werkende bemesting te geven, ter wijl men de 35 koolzure kalk, welke zoo gunstig kan werken op de structuur van vele gronden, als toegift kan beschouwen. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. In moes- en bloemtuin, keuken en kelder, 2e helft Maart. (Nadruk verboden). Alles begint nu al eenigszins te herleven in de natuur, en de kalender kondigt immers ook al zoo de komst der Lente aan. Wie een moes tuin heeft van eenige beteekenis, kan reeds lus tig zaaien en planten, indien althans door den overvloedigen regenval van dezen winter de grond niet nog te nat en koud is. Wat kunnen we zaaien Verschillende soorten erwten, ik noem de doperwten Eerstelingin Maart en Aprilraapstélen, Maart—April, later in Augus tus weer voor herfst gebruik; spinaziezomer- spinazie van half Februari tot April, llater, in Augustus, winterspinazie, thans ook Nieuw- Zeelandsche spinazie, die men ook in 't najaar weer kan zaaien tuinmelde Maart en April, een groente die den smaak heeft, hoewel niet zoo fijn, van spinazie, niet zoo kieschkeurig is en weelderig groeit, waar spinazie niet best wilkropsla bonte Chili is een aanbevelens waardige soort, van Maart tot in Juli, voor weeuwen weer begin September dunsel of snij- sla in den vrijen grond Maart en April radijs, Maart—Mei, men probeere eens de lange schar- lakenroode zomerprei (lange Fransche) Maart en April wortelen FebruariMeibloemkool Haagsche taaie) Maart en April, op den vrijen grond voorts de koolsoorten roode kool (Ze nith, vroege fijne donkerroode) van half Maart en in April savoije koof, vroege groene eind dezer maand en April. Er is dus werk in over vloed in de volgende dagen. Denkt ge ook aan uw aaidbeien? Waarschijnlijk zitten ze nu nog onder den ruigen paardenmest, zooals we in 't najaar hebben aangeradendat is uitstekend te gen feilen wind en harde vorst, waarvan we dezen winter echter niet veel last hebben gehad. Helpt nu de plantjes wat Verwijder den mest, maak evenwel de planten voorzichtig b'lOot en leg den grond tusschen de planten om. Maar vóór men de aared omspit, moet men verzekerd zijn, dat er mest genoeg tusschen de planten ligtis dit niet het geval, breng er dan eerst nog wat bij, b.v. als ge hebt of krijgen kunt, wat ouden koemest, want ze verlangen goede bemesting. Wanneer de grond nu omgespit is, is het goed, den grond weer vast te loopen, althans op hooge gronden, om het uitdroogen te voorkomen. De aardbeien houden namelijk van vochticjen en zwaren gornd. BloembollenvakkenWanneer ze op tijd, dat is in 't najaar geplant zijn, dan zullen de bloem bollen, zooals Hyacinten; Tulpen, Crocussen enz. nu al boven den grond komen. In dezen tijd moet het blad, dat er opligt, afgenomen worden, en al vriest het wellicht nog sterk, wat we niet verwachten terwijl we dit schrij ven, dan dient toch het bladdek eenigszins ver minderd te worden, want men zal bij 't afnemen zien, dat de bollen al in het blad gegroeid zijn. Laat men dit te lang zoo zitten, dan zal men de minder aangename ervaring opdoen, dat de bladeren der bollen, die eenigen tijd met het blad in aanraking zijn geweest, zwart zijn ge worden, terwijl men later bij geheeie ontwikke ling zal /zien, dat er gaatjes in de bladeren zijn geweest, zwart zijn geworden, terwijl men later bij geheeie ontwikkeling zal zien, dat er gaatjes in de bladeren van overgebleven zijn, en in 't ergste geval' kunnen de bloemknoppen daar ook mee verloren gaan, wat zeer jammer zou zijn, want een vak met deze bolgewassen is prachtig in 't voorjaar. Bloemen oppotten. Van de bloemzaden, die in de vorige maand gezaaid en daarna ver- speend zijn, zullen er al veel zijn, die opgepot moeten worden, zooals: Petunia's, Lobelia's, etc. Ook de stekken, die men in 't begin dezer maand gestoken heeft, móeten worden opgepot, want het is niet goed, om wanneer ze wortel hebben, ze langer te laten staan; worden ze dan niet opgepot, dan zullen ze mogelijk wegvallen of smeulen. Ze warden dan in kleine potjes ge plant en vervolgens in een bak gezet, die ook weer eenigszins verwarmd moet zijn; dan zullen de stekjes en plantjes weer spoedig doorgroeien. Vooral moet gezorgd worden, goede zuivere aarde te potten. Heliotroop kan wat vaster wor den opgepot. Als regel dient: wanneer men lage, beknopte planten wil hebben, dan goed stijf den grond aandrukken, dat tempert den groei, waardoor de planten niet zoo spillig op groeien en zoo dicht mogelijk bij 't glas. Slotwenk. Vaste planten kunnen niet genoeg aanbevolen worden. Een zeer fraai effect maken deze als rand voor een groot heestervak. Ver mijdt men bij 't planten stijfheid, dan laat zich op deze wijze een zeer schoon geheel vormen. De copie van ingezonden stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggegeven. Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Mijnheer de Redacteur Zooals in het plaatselijk nieuws is gemeld, is dan de oprichting van eene afdeeling van den Chr. Landarbeidersbond hier ter plaatse een feit geworden. Dat thans reeds ongeveer 90 leden daartoe zijn aangesloten, getuigt wel voor de levensvatbaarheid van het jongste zusje onder de vele vereenigingen, die hier op verschillend gebied recht hebben op een bestaan. Wij geven den raad aan hen, die zich nog niet hebben opgegeven als lid, dit zoo spoedig mogelijk te doen aan een der leden van het bestuur. Het feit, dat deze vereeniging nog betrekkelijk onverwachts tot stand is gekomen, getuigt toch wel, dat zij geboren is door den drang der omstandigheden. Dat wij hier ter plaatse eigenaardige omstan digheden hebben, zoowel op geestelijk als op stoffelijk gebied, behoeven wij haast niet meer nader aan te toonen. De ondervinding leert, dat een groot deel der bevolking zich hier gerust gevoelt, wanneer zij onder de koestering van een warme stoof en kachel zich er op beroemen de zuivere waarheid in hun midden te hebben, of zeggen voor te staan, en voorts de oogen sluitend voor de nijpende zorgen, die thans bij de vele werk- ioozen gevonden wordt. Het is begrijpelijk, dat zulke menschen hui verig worden, wanneer men deze van uit hun dommefing wakker schudt en hun de naakte werkelijkheid met feiten aantoont. Met een meewarigen blik wordt men dan begroet, alsof men wilde zeggen: „ook al een, die afzakt naar den kant van de socialisten Gij, die zoo denkt, wij vragen U af in den geest van een David, die onder de verpletterende minachting van zijn „voortreffelijke" oudere broeders moest antwoorden: „Is er geen oor zaak Die oorzaak is er De macht van het onge loof en revolutie woedt om ons heen, en terwijl men in schijnvrome gelatenheid zich daarop blind staart, worden wij straks allen met die fast ROTTERDAM, Hoogstraat, hook Spuf OEN HAAG, Alléén „Modehuls"-Hofweg 6 aangroeiende lawine meegesleurd, indien wij al het mogelijke niet gedaan hebben, om die voort schrijdende massa in een andere bedding te leiden. Meer dan ooit moeten nu de voormannen onzes volks zich eigen maken de tale des volks, en zich niet tevreden stellen, wanneer een ander hem vleiend zegt, dat hem de „tale Kanaans" eigen is. Wij lazen onlangs van een Burgemeester in Amerika, die gedurende eenigen tijd zich als landlooper had verdekt, om zoo dat deel van zijn volk in al zijn hoedanigheden te leeren kennen. De bedoeling daarvan is ons allen duidelijk. In een volgend artikeltje hopen wij de eigen aardige verhoudingen op stoffelijk en maat schappelijk gebied aan te stippen, indien de Redactie ons daarvoor plaatsruimte toezegt. Met dank voor de plaatsing, verblijf ik, Hoogachtend, ABR. PADMOS. Ouddorp, 21 Maart 1931. Mijnheer de Redacteur Mogen ondergeteekenden een klein plaatsje in Uw veelgelezen blad Het is al lang geen geheim meer dat de Ned. Herv. gemeente te Den Bommel door een zeer •betreurenswaardige persoonlijke veete, welke er in den kerkeraad plaats heeft wordt beroerd. Het is onnoodig in de krant deze twist breed uit te meten. Het stuit ons feitelijk al tegen de bors er publiek over te schrijven, maar wij gelooven dat dit misschien nog een weg kan zijn om tot een verzoening te geraken.Want het is wel ge bleken dat het niet beter wordt, maar dat het hard tegen hard schijnt te moeten gaan. Nu ook het Provinciaal Bestuur zich met de zaak heeft ingelaten en een beslissing heeft genomen ten aanzien van het ontslag van twee ouderlingen, zouden wij de vraag willen stellen of men nu werkelijk meent dat hiermee de zaak in de ge meente uit den weg geruimd is geworden Wie zijn oor te luisteren legt, weet wel beter. Er is groote ontevredenheid en wanneer er geen ver andering plaats grijpt zal de twist straks ook in de gemeente haar onheilig werk doen. De kwestie moet niet langs hierarchieken weg en door beslissingen van hooger hand worden uitgemaakt, dat zal den vrede in de gemeente nooit kunnen brengen, maar er moet een daad werkelijke verzoening in de gemeente plaats hebben. Dat is o.i. heel goed mogelijk. Wij zouden wenschen dat de heeren Kerk voogden en Notabelen een gemeentevergadering bijeen riepen en daar de zaak in onderling over leg behandelden, opdat de gemeente zelf haar uitspraak kan doen en zoo mogelijk een ver zoening tusschen de partijen kan tot stand wor den gebracht. Dat lijkt ons de. eenige goede op lossing die er toe leiden kan dat er werkelijk weer vrede en eensgezindheid in de gemeente weerkeert. EENIGE LEDEN VAN DE NED. HERV. KERK TE DEN BOMMEL EEN NEDERLANDER TE BRUGGE GEARRESTEERD WEGENS DRANKSMOKKELHANDEL. Uit Brugge wordt gemeld De politie alhier heeft een zekeren M„ een Nederlandsch zaadhandelaar, in hechtenis ge nomen wegens ontduiking van de Alcoholwet. In een magazijn van dezen handelaar vond men 75 vaten alcohol, die in beslag zijn genomen. In totaal moet hij den schatkist voor frs. 800.000 tekort hebben gedaan. Behalve de M. zijn nog vier personen aangehouden. Het schijnt, dat de gearresteerden een uitgebreiden dranksmokkel handel hebben gedreven in heel Vlaanderen, Er zijn eveneens zakenverbindingen1 met Frankrijk geconstateerd. Verwacht wordt, dat er in de provincie nog arrestaties zullen volgen. DOOD DOOR ONGEVAL. Uit New York wordt gemeld Het aantal doodelijke ongevallen in de Ver- eenigde Staten tengevolge van verkeersongeval len heeft de 100.000 per jaarb ereikt en de cijfers bewegen zich nog steeds in stijgende richting. De voornaamste oorzaak is onoplet tendheid van chauffeurs en particuliere auto mobilisten. NA ZEVENTIEN JAAR UIT KRIJGS GEVANGENSCHAP TERUGGEKEERD. Men meldt uit Boedapest De landbouwer József Maturics, die in het jaar 1914 onder de wapenen kwam en in het zelfde jaar gevangen werd genomen, is dezer dagen na 17-jarige gevangenschap in zijn ge boortedorp teruggekeerd. Hij vertelde, dat hij den laatsten tijd in de buurt van Minsk had ge werkt en dat daar nog ten minste 300 Hongaar- sche gevangenen in allerdroevigste omstandig heden verkeeren. 1 door H, KINGMANS, 17) Maar ook die indruk was vervaagd. Andere zaken namen hem in beslag en hij troostte zich met de opmerking, dat niemand iets op zijn leven ■had aan te merken. Hij bemerkte, toilet makend, dat het kwart vóór acht was, zoodat hij zich wat haasten moest, daar ongetwijfeld de auto uit Wijk aan Zee op tijd zou zijn. Even stond hij in beraad, welk costuum hij aantrekken zou. Dan glimlachte hij: natuurlijk dat, waarover Gretha hem eenige weken ge leden zoo'n complimentje had gemaakt In zijn zitkamer sloeg hij haastig zijn ontbijt naar binnen. Precies acht uur ging de bel over en kwam zijn hospita zeggen, dat de auto vóór stond. „Zoo'n wagen ds nog eens de moeite waard, mijnheer," zeide zij. „Ik houd mij bij gelegenheid eens aanbevolen voor e'en tochtje." „Het beestje is niet van mij," lachte Heino. „Anders met genoegen." „Neen, niet van u. Maar u is al aardig op weg," lachte de hospita terug. „Wat bedoelt u?" vroeg Heino. „Och kom. 'k Heb mijn oogen niet in de zak, mijnheer. Ik ken de familie Salamons wel." „Wat valt op die familie aan te merken vroeg Heino, opeens heftig. Hij stond met de deurknop in de band en had zijn verstoord gelaat naar de hospita gewend. „Wel, totaal niets, mijnheer," zeide deze. „Daar zeg ik toch niets van U weet wel, wat u doet" „Goeden morgen," zeide hij, de deur uitgaand, nog zeggend: is bezig een roman te spinnen, geloof ik. Maar de draad van het verhaal deugt niet." Verstoord liep hij de trap af: waar bemoeide zoo'n mensch zich mee Als daar geen eind aan kwam, aan dien gemeenzamën toon, die hem al meer tegen de borst had gestuit, dan zocht hij andere kamers, al bevielen deze hem dan ook nog zoo goed. Dat was geen werk. Dat mensch had niets met hem te maken. Maar toen hij door de nog uitgestorven stra ten suisde, bracht de opmerking van de hospita hem toch tot nadenken. Hoe was het mogelijk, dat zij tot die opmer king kwam Hij had, bij zijn weten, nog nooit over de familie Salomons met haar gesproken. Hoe wist zij dan Zouzou zij wel eens in zijn schrijftafel snuffelen Hij was wat non chalant. Zeker, dat zou het zijn. Er lagen wel enkele briefjes van mijnheer Salomons, als die hem uitnoodigde, mee te gaan naar den schouw burg. Er lag ook zoo'n soort briefje van Gretha. E'en heel gewoon briefje, waaruit niets op te maken viel. En ja, dat was waar ook, hij had gister gezegd, dat hij een dagje naar een familie in Wijk aan Zee ging en nu herinnerde hij zich, een telefonisch gesprek gehad te hebben, waarin over Wijk aan Zee was gepraat. En de hos pita, die wist, wie er aan de andere zijde van den draad stond te spreken, had natuurlijk in de keuken geluisterd Dat was de oplossing van het raadselDat mensch snuffelde in zijn schrijftafel en luisterde telefonische gesprekken af. En dan ging zij aller lei gevolgtrekkingen maken, die kant noch wal raakten. Toen moest Heino toch glimlachen. Raakten zij kant noch wal Dat „mensch" had den spij ker toch feitelijk op den kop getikt, al nam bij het haar kwalijk. Hij was inderdaad goed op weg. Maar natuur lijk, zoo'n mensch dacht alleen aan het geld, dat de familie Salomons bezat. H ij had er geen oogenblik aan gedacht. Gretha was een lief meisje, hij hield van haar, waarom zou hij het zich verhelen En hij geloofde, al had hij nog niet de minste zekerheid, dat die liefde weder- keerig was. In ieder geval, dat stond vast, mocht Gretha hem gaarne lijden. Hij had zich afgevraagd, of dit nu liefde was. En toen was, al had hij het ook willen weg duwen, opeens het beeld van Martha voor hem ■opgerezen. Neen, zooals hij Martha had lief gehad hij verbeeldde zich, dat die liefde •dood wasbeminde hij Gretha niet. Maar hij had haar wel lief. Als dat niet het geval was, waarom was hij dan zoo jaloersch en ontstemd geweest, to'en hij onlangs bemerkte, dat er een kaper op de kust kwam Het stond voor hem vast, dat Weiier werk van Gretha maakte. En Weiier was ook niet onbemid deld Maar dat laatste argument had hij spoedig verworpen, 't Was bij de Salomons niet, als in sommige Groninger families, waar „geld met geld moet trouwen", wil het goed zijn. Een andere vraag was en daarover had hij nog geen zekerheid of Gretha had bemerkt, dat Weieler werk van haar maakte en of dat haar welgevallig was. Hij meende van niet, want hij dacht, dat hij wel een goede kans maakte. En Gretha was geen flirt. Zij stond ongetwijfeld hoog boven tal van jonge dames uit de kringen, waarin zij verkeerde. Dat mocht, oordeelde hij, van de geheeie familie Salomons worden gezegd. Het mochten dan vrijzinnige menschen zijn, in het oog van zijn moeder 'en Tjaard en die anderen goddeloos en verdoemd, zij leidden een1 nauwgezet leven, Van mondain gedoe moesten zij niets hebben. Dat bleek ook wel uit de keuze van de bad plaats. De Amsterdamsche families uit het mi lieu van de Salomons gingen, wanneer althans het buitenland niet dé voorkeur had, naar Sche- veningen, Zandvoort of Noordwijk. Maar de Salomons verkozen het stille Wijk aan Zee, waar van mondain gedoe niets te bespeuren was. Neen, afgedacht dan van het godsdienstige, dat een strubbeling geven zou, kon hij met Gre tha wel bij moeder komen. Natuurlijk zou zij een vooroordeel hebben, maar zij zou dat laten varen, als zij bespeurde, dat Gretha niet een wuft, ijdel ding was. Maar, zoo vroeg hij zich dan weer af, had hij een kans bij Gretha Zou zij hem, boven Weiier, die een zaak van beteekenis had, de voorkeur geven Hij meende het wel, maar vergiste hij zich niet Hij had zich wel eens voorgenomen, zich ze kerheid te verschaffen. Maar hij was er voor teruggedeinsd. Bij een weigering harerzijde, of, wat ook mogelijk was, van de zijde barer ouders, verloor hij het contact met de Salomons. En dat contact, hij verheelde het zich niet, had hem steeds meer en beter toegang verschaft in de Amsterdamsche zakenkringen. Een bescherme ling van Salomons kon er zeker van zijn, dat hij ook door anderen werd geëerd. Tóch begreep hij, dat hij doortasten moest, op het gevaar af, dat hij werd afgewezen, wat een smadelijke nederlaag zou zijn, die zijn eigen liefde sterk wonden zou. Hij moest een poging wagen, omdat hij be speurde, dat Weiier steeds driester optreden ging, misschien ook wel, omdat hij in hem, Heino, een medeminnaar zag. Maar Weiier, neen, Weiier mocht Gretha niet bezitten. H ij begeerde haar tot vrouw. Hij had haar lief. Als dat niet het geval was, als Gretha hem onverschillig liet of althans niet meer dan een vriendin voor hem was, dan kon hij haar immers Weiier gunnen Als het geschikte moment er was, moest hij doortasten. Er was risico aan verbonden, maar tenslotte werkte hij alle dagen, zij het dan op ander terrein, met risico. Zijn beele zakenleven was risico. Mislukte iets, wel, dan begon je weer van voren aan. Of je liet het loopen. Zóó moest hij dit geval ook maar beschouwen. Terwijl de auto over Haarlem naar Beverwijk gleed, geruischloos, want zijn hospita had gelijk gehad, het was een prachtwagen, piekerde Hei no zóó, dat hij niet eens een opmerking van den huisknecht-chauffeur der familie Salomons hoorde, zoodat deze zijn woorden herhalen moest. „Neem mij niet kwalijk, Jan," zei Heino, „ik geloof, dat ik nog zoowat zat te slapen." De chauffeur lachte er eens hartelijk om, waarna zich een gesprek ontspon, dat >evenwel spoedig dood liep, omdat Heino met zijn ge dachten er niet bij was. Het mooie dorp Beverwijk was gepasseerd en zij bevonden zich op den boomlooz'en weg naar Wijk aan Zee. In de verte schitterde het zilver der duinen. Vóór Wijk aan Duin was gepasseerd, was Heino tot een besluit gekomen: als de gelegen heid gunstig was, zou hij dien dag Gretha tot vrouw vragen; hij moest Weiier vóór zijn. Het gezelschap zat op het schaduwrijke terras van het groote badhotel in het dorp. Naarmate de zon hooger steeg was de hitte in niet geringe mate toegenomen. Er was weinig lust, naar het strand te gaan, omdat het verblijf er tengevolge van den warmen Oostenwind niet aangenaam was. Maar bovendien gingen de Salomons des Zondags op den dag niet naar het strand, om dat het krioelde van Amsterdamsche dagjes- menschen. Tegen elf uur ongeveer kwamen zij opzetten in groote drommen. De booten van Amsterdam naar Velsen brachten ze aan. En dan zeulden zij per fiets of te voet over den boomloozen weg van Velsen naar Wijk aan Zee, over den weg, waarop de zon schroeide. Zij vervulden het anders zoo stille dorp met veel geruisch, om vervolgens door den smallen zeeweg tusschen de duinen het strand' op te zoeken en daar uren te vertoeven. Tegen acht uur des avonds zou zich herhalen hetzelfde tooneel van dien morgen, maar dan in omge keerde volgorde. Op het terras van het hotel zaten de Salomons en de andere gasten het voorbijtrekken der dag- jesmenschen gade te slaan. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1