voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. v> m Antirevolutionair Orgaan Het Reuolotionaire Karakter der openbare Sckoet. Vergeet niet IN HOC SIGNO VINCES Ninni li 'ii No» 3730 ZATERDAG 21 MAART 1931 46ste JAARGANG w. boekhoven mmmm EERSTE BLAD. Op den Uitkijk IG DE tijdens de schoonmaak Hoe men de Kiezers voorlicht. markt, lijk vlug- besteed. fee markt koeien, -104 c., soorten aelk- en Itte kal- 1-90 c„ |5 nuch- -40 per [310 kg. Itte var- 56 paar- leren uit Jt. Aan- 1—47 c„ 19-21 lunderen aanvoer middel- aanvoer 6e 2700 36— |atig. per kg. 110.000 PELEN. aren de Irielsche uwe 6 6— rriesche 1.25, red malta's lanvoer, |ommers -22.80. amkom- 7.50— zaden. 126—28, 1 18- 8- vitbloei |Opgaaf blauw -65 c., ■oor het llling en dauw- >30. liddel> pn 7.00 dagen)* laardin» .00 v.m. pterdam n.m. f dagen), tv. en rdingen a. 7ebr. 3 nm.f |an 7.21 gen. :in van dingen. n 14.40 .m.) te ;in van a.m.) te en artsdag agen mis en ideren en, zal dag ge» VAN OM* traaf. n tijd, [T met iineum >n. zt be* n wor* oöden Goeree Incten üeze Courait verschijnt eiken WOENSDAG es>. ZATERDAG. ABOWNEA4ENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b% vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.30 per jaar, AFZONDERLIKE NUMMERS 5 CENT, UITGEVERS SOMMELSDIJX Telef. latere. No. 202 Postbus No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 een! per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. m, t sa Sc k ss voor de Redactie feestesnd, Ad vertetttiëm es» werd ©r e AdfanisaSstrati© franco toe t© as©ml©ö aaes d© Uitgevers ii. Want de wijze dier Priesteren met ■het volk was, dat wanneer iemand eene offerande offerde, des Priesters jongen kwam, terwijl het vleesch kookte, met een drietandigen krauwel in zijne hand en Slloeg in de teil of in den ketel of in de pan of in den pot: al wat de krauwel optrok, dat nam de Priester voor zich. AIzóó deden zij allen den Israëlieten, die daar te Silo kwamen, 1 Samuel 2 vers 13 en 14. iWe hebben uiteengezet, dat de «hristen, die met recht dien naam agen mag, zich allereerst rekenschap geeft van zijn verhouding tegenover God, zijn Schepper, De eerste tafel der wet gaat vóór de tweede, waar de ver houding tot den naaste geregeld wordt. En het is nu de groote zonde van het openbaar onderwijs, dat het met die eerste tafel geen rekening houdt. God wordt in de openbare school niet erkent en openlijk beleden en aan gebeden. En daarom is al dat gebazel van het „waar Christelijk karakter" der open bare school, omdat zij „verdraagzaam heid" heet te prediken, bekoorlijk ge fluisterd van den booze, die in de ge daante van den engel des lichts ver schijnt. De openbare school buigt niet voor Jiet gezag van God en is derhalve Re volutionair van karakter. Nu kan de Revolutie zich ook wel in een vroom gewaad tooien. Dat heeft men zelfs bij de Fransche Revolutie nog wel gedaan, toen men zong van vrij heid, gelijkheid en broederschap. En ook in ons land hebben zelfs orthodoxe dominé's die Revolutie als een ge schenk van God aanvaard en danste men met tranen van blijde ontroering in de oogen om den vrijheidsboom. Maar het is ook toen gebleken hoe licht men zich in den aard en de verhouding der dingen vergist. Maar nimmer vergist zich de mensch, die als maatstaf aanlegt: Wat eischt God in de allereerste plaats van ons Want hier wordt het gezagsvraag- stuk gesteld. Het gaat er ten slotte om of men het absoluut souverein gezag van God over al het geschapene erkent. Doet men dat niet, dan kan men nog wel vroom en humaan blijven redeneeren over liefde en verdraagzaamheid, maar met dat al verwerpt men God en zal men dus ook met die „liefde" en „verdraagzaam heid" bedrogen uitkomen. De aanbidding van de absolute Sou- vereiniteit Gods gaat vóór alle dingen. Christus heeft dat zoo ontroerend schoon en eenvoudig in het volmaakte gebed Zijn discipelen voorgehouden. En juist die belijdenis van de Souve- reiniteit Gods wordt uit de lokalen der Openbare School geweerd, en daardoor is de Openbare School een Godlooze, een revolutionaire school, waarvan ieder christenouder zijn kinderen verre heeft te houden. Men denke daarover niet gering. Er wordt zoo lichtvaardig gezegd ik laat mijn kind naar de catechisatie gaan, naar de kerk, de Zondagsschool, het hoort er thuis van, laat de School er nu dus maar buiten. Maar het gaat in de allereerste plaats er niet over of uw kind wel Christelijke wetenschap opdoet, maar het gaat om de vraag of gij uw kind met geheel zijn leven, met geheel zijn ziel zult stellen voor het aangezicht var# Zijn Schepper. Het gaat om de s f e e r waarin gij uw kind groot gebracht wilt zien. Gij kunt het leven van uw kind niet in stukken knippen, niet in een deel catechisatieleven, kerkleven, gezinsle ven, en een afzonderlijk deel schoolle ven, waarbij ge denktdie eerste stuk ken stelt God in het centrum en dus behoeft bij dat stuk schoolleven God er niet ingemengd te worden. Want dat is juist de revolutie-ge dachte, die ook het leven in stukken gaat knippen een afzonderlijk deeltje voor den mensch en het aardsche en een afzonderlijk deeltje voor God (de binnenkamer) gereserveerd wilt how den. Maar dat juist duldt uw Schepper niet. Uitdrukkelijk zegt Hij in de eerste tafel der wet dat Hij geen goden ne vens Zich toelaat, dat alle afgoderij vervloekt is, dat gij met geheel uw ziel, geheel uw verstand, geheel uw wil en al uw krachten God zult liefhebben en dienen, boven alles, dat wil zeggen dat gij u zult buigen en Hem aanbidden als de Souverein van alles wat is, dus ook de Souverein van het schoolleven van uw kind. Men gevoelt dat wij zóó de diepte van het probleem benaderen. Dan houdt het vlakke gebazel over een schoolboekje op, dan praten wij niet langer over een „christelijke rekensom" over een „christelijke vaderlandsche geschiedenis". Men gevoelt dat dit alles pas in de tweede plaats komt, dat het alles in de eerste plaats over een diep gaand, den levenswortel rakend prin cipe gaat: over de Souvereiniteit Gods. God schept het leven van uw kind, Hij beslist hoe dat leven zijn zal, wat er uit groeien zal. Het is alles Zijn eigen werk. Zullen we dan een deel van dit leven aan God ontnemen en zeggen mijn kind zal iederen dag een zeker aantal uren in een gebouw door brengen waar men God heeft uitge bannen, waar Zijn Woord geen plaats gegund wordt, waar Hij Zelfs niet mag worden aangebeden Dat is de v 1 o e k brengen in het jon ge leven van uw kind, het leven van uw kind in stukken knippen, en een deel daarvan den moloch offeren. Want gij belijdt met het brengen van uw kind op de openbare school, dat God niet souverein is over al het ge schapene, dat er een deel is, wel een zeer belangrijk deel, dat buiten die sou vereiniteit ligt, waar Zijn Woord geen bevel, Zijn heiligen wil geen wet is. Ge keert de orde der dingen daarmee om. Ge haalt God van Zijn troon en plaatst er den mensch op, en dat is nu juist de revolutie die gij zelf in het le ven van uw kind indraagt. Want nu moge die openbare school verder nog zoo goed en uiterlijk vroom zijn, zelfs een schijn van neutraliteit behouden, uw kind ademt in het aller gewichtigste tijdperk zijns levens in een revolutionaire sfeer, leert zich ge wennen aan de beperking van Gods Souvereiniteit over het al het gescha pene, leert met hart en ziel en leven ademen in een sfeer van z.g.n. neutrali teit, d.w.z. in een sfeer waar God niet erkend en beleden wordt. Dat is de schrikkelijke vloek die gij in de beste levensjaren van uw kind in draagt als gij het op zesjarigen leeftijd brengt in de openbare school. Al uw huisgodsdienst, de catechisa tieuurtjes, de kerk- en zondagsschool uurtjes kunnen dien alles overheer- schenden indruk uit de ziel van uw kind niet uitwisschen, want gij zelf hebt met uw kind in de openbare school te brengen, het leven van uw kind, dat één geheel moet vormen voor Gods aangezicht, in stukjes geknipt, waarbij ge een deel van God hebt afgenomen. Het is de zonde van de zonen van Eli, die het beste 4ecl van hetgeen Gode geofferd moest worden, met den krau wel van het altaar trokken en voor zich opeischten. Een vreeselijke zonde die God met den dood gestraft heeft. Want Hij is een jaloersch God op Zijn eer en is met een deel niet tevre den, waar Zijn Goddelijke Souvereini teit recht heeft op geheel ons leven. Bij de volkstelling die bij de jongste jaars wisseling gehouden is, werd van de zijde der dageraadsmenschen een sterke propaganda ge maakt om de bevolking te bewegen op de kaart in te vullen, dat men tot geen enkele kerk be hoorde. De Vrijdenkersvereeniging „De Dage raad" liet strooibiljetten rondbrengen, waarin o.m. te lezen stond„Zooveel innerlijke over tuiging als geweten, dat wij allen ons tegen de kerk keeren, dat wij haar bij de a.s. volkstel ling in 't hart trachten te treffen. Meer dan 500.000 Nederlanders verklaarden zich bij de vorige volkstelling, die van 1920, kerkloos. Thans moet het minstens 1 millioen- worden." Wij weten op 't oogenblik nog niet welke getallen de nieuwe volkstelling openbaar zal maken. We vreezen wel erg, dat het aantal kerkloozen in de laatste tien jaren sterk zal zijn toegenomen. De Godsdienst heeft het bij heel velen nog altijd gedaan. Er zijn veel menschen die mee- nen dat de Godsdienst werkelijk de oorzaak van de wereldellende is. Ook in Rusland denkt men er zoo over, en daar wordt alles in 't werk gesteld om den Godsdienst uit te roeien. Ook de circulaire van bovengenoemde ver- eeniging geven de kerk de schuld van de el lendige wereld van vandaag. De kerk bevor dert de domheid en de onwetendheid, zij houdt alle verbeteringen en hervormingen tegen en vertragen elke vooruitgang op ieder gebied. En tenslotte wordt er ook op gewezen dat de kerken in Nederland de schatkist plunderen. Dat is eigenlijk nog wel het voornaamste argu ment. Want er staat een plaatje op het pam flet, waarop een kist met geld geteekend staat, op welker rand drie zwarte raven zitten. De bedoeling is wel duidelijk. Nu zijn wij het in dit opzicht wel met de dageraadsmannen eens. Het zou beter zijn als de finantieele band tusschen staat en kerk werd losgemaakt. De huidige toestand is in dit opzicht lang niet zuiver. Het pamflet zegt er van„Indien er menschen zijn, die niet zon der de kerk kunnen leven, dat dezen dan in de kerk blijven. Mogen deze geloovigen dan echter ook zoo flink zijn, om hun kerken vol komen uit eigen middelen te onderhouden en ophouden met via de staatskas ongeloovigen er gedeeltelijk voor te doen opdraaien." Het zou wel eerlijk geweest zijn als de dage- raadsvereen. er bij verteld had, dat juist de orthodoxe christenen, het in dit opzicht over het algemeen met haar eens is, maar dat juist de menschen die het dichts bij de dageraads vereen. staan, het liefst willen1 dat het maar zoo blijft, omdat zij anders vreezen geen fond sen over te houden om hun kerk op de been ta houden Overigens is het verwonderlijk met welk een vrijmoedigheid die dageraadsvereen. er op los zwamt als het gaat over het zonderegister van de kerk. Het is wel meer beweerd (nooit bewezen) en in zonderheid de dageraadsmen schen hebben er een handje van, dat de kerk het volk wenscht dom te houden en de voor uitgang tegen houdt. Ons dunkt, dat wie iets van de historie af weet, hier toch zijn hoofd schudt. Een vergelijk met de landen waar men aan geen kerk doet, leert toch dat we in Europa, hoe ellendig het er in vele opzichten ook moge zijn, toch op elk gebied 'heel ver bij de heiden wereld vooruit zijn. Wetenschap en Kunst, Cultuur en moraal zoo als we die in Europa kennen, danken we aan de kerk. En nu moge het waar zijn dat de kerk een vijandin der vooruitgang genoemd kan worden, maar dan toch alleen maar van de vooruitgang zooals de dageraadsvereen. deze wenscht. Zij schrijft toch „De kerkelijke partijen ver klaren zich tegen verbetering der huwelijks wetgeving, tegen hervorming van het straf recht, tegen bewuste regeling van het kindertal en tegen duizend andere goede dingen" Nu als men dit vooruitgang noemt, dan moet inderdaad gezegd worden, dat de kerk tegen „vooruitgang" is. Maar er is een vooruitgang, die naar den afgrond voert. En dan is het toch altijd nog maar beter, even stil te staan en des noods een stapje achteruit te doen. Het lijkt of de menschen met blindheid ge slagen zijn. En dat zijn ze feitelijk ook. De Schrift zegt van dit soort menschen, dat zij hoor'ende doof en ziende blind zijn. Juist door het verlaten van de kerk en den Godsdienst en eigen gekozen paden te volgen, stort de wereld van heden zich in een zee van leed en jammer. De moderne literatuur is vol van het zwartste pessimisme. Wie de zedenromans van onzen tijd leest, huivert van de trieste vaalheid, de bittere armoede en de onverzadigbare zielehon- ger der moderne wereld, die zich van God heeft afgekeerd. Men heeft geroepen om emancipatie op alle gebied. De mensch wilde zich zelf uit leven 'en alle banden van Godsdienst en moraal werden verscheurd, maar het is een vrijheid ge. worden, die niet anders is dan losbandigheid en wat de filosofen voor hondervijftig jaar ge leerd hebben en in de laatste veertig, vijftig jaar gemeen goed werd van het volk, heeft den mensch niet „verlicht" en .veredeld", maar ont aard en verdierlijkt. Men heeft zich aan de zonde, die in onze dagen schaamteloos kan wor. den gevierd, den dood gegeten, men is er al op twintigjarigen leeftijd blasé van. Het mo derne kind is cynisch en al uitgeleefd eer het eigenlijk begint te leven. Echtscheidingen, zelf moorden, rauwe zonden nemen hand over hand toe. En dat alles alleen, omdat de mensch der twintigste eeuw geen banden meer wil erkennen, alleen van recht en niet meer van plichten spreekt. In dit alles zien wij het woord der H, Schrift bevestigd. God bestaat en regeert, ondanks het woeden der volken 'en Die in den hemel woont zal lachen Uw handen ook vooral 's avonds in te wrijven met Purol, dan blijven ze, ondanks al het natte en ruwe werk, toch gaaf en zacht. PUROL doos 30 ct. Bij Apoth. en Drogisten. Straks vieren we weer het Paasch-evangelie, waarbij we herdenken de opstanding van onzen Heiland en Zaligmaker, Jezus Christus, den Zoon van God. Dat Evangelie is de regene- reerende kracht der wereld. Men kan als blinde wel zeggen: ik geloof in geen zon, want ik zie haar niet, maar daarom is zij er toch wel. En millioenen menschen op de wereld verheugen zich in deze Zonne der gerechtigheid, die Haar stralen blijft werpen op deze, door de zonde zoo verkilde wereld. Christus is waarlijk op gestaan. Hij heeft Zijn kerk gesticht en de poorten' der hel zullen haar niet overweldigen. Dat kan niet, want wij hebben in den opgevaren Heiland het zekere onderpand, dat zij zal blijven bestaan tot Zijn wederkomst, die aanstaande is. Dat is een heerlijk geloof. Dat geeft kracht om te strijden en te lijden en nochtans welgemoed te zijn. De christen is geen pessimist. Hij alleen kent de ware blijdschap en ziet over de duistere wereld heen naar de lichtende verten, waar de werkelijke dageraad van den nieuwen Dag gloort, een Dag die nimmer einden zal. De kerk des Heeren mocht wel wat meer in deze adventsgedachte leven. De wereld en haar ellende gaat voorbij. God haast zich naar het wereldgericht en het woeden der godloozen wijst er op, dat we in het laatst der dagen leven. We leven in den tijd van den grooten afval. Wat in Rusland gebeurt, moet ons niet ver wonderen. In ons land worden dezelfde klanken beluis terd. Ook hier wordt openlijk geschreven, dat de kerk een belemmering is voor den „vooruit gang", dat zij het volk dom houdt. Welnu, als dezulken de macht in handen krijgen gaat ook hier de kerk de geloofsvervolging tegemoet, want alle eenwen door moesten zij, die een belemmering heetten voor den vooruitgang, on der het juk door. En nu zijn er nog wel heel wat fatsoenlijke menschen, die ook wel niets van de kerk hebben moeten en toch niet zoo ver willen gaan, dat zij de kerk haar plaats in het volkenleven onthouden willen, maar dat zijn menschen, die niet tegen den stroom op kunnen. Als zij kiezen moeten, staan zij aan de zijde van de vijanden der kerk. Vele fatsoenlijke menschen keuren de vreeselijke Godslastering van het communistisch blad „De Tribune" af, maar als de Minister een wetsontwerp maken wil om dat tegen te gaan, staat alles wat links is schouder aan schouder en denkt geen een van hen er aan het voor ieder christen diep krenkende van die Godslastering mee te helpen bestrijden. God en godsdienst trekken bij den wereldling altijd aan het kortste eind. Miaar al deze dingen zullen straks in het wereldgericht gewogen worden UITKIJK. li. (Slot). Over de historie met Anjou schrijft Groen o.m. (blz. 160): „De Prins had reeds voorlang het oog naar Frankrijk, tegenwicht van het Huis van Oostenrijk, gewend. Hij kon dus niet af- keerig zijn van het voortzetten der onderhande lingen met den hertog van Anjou, waaraan de verlegenheid der Staten bevorderlijk was; en het gelukte hem, ondanks veler pogingen in anderen zin, zich ook met dezen vorst in goede verstandhouding te stellen." I (blz. 161): „Eerst den 13en Augustus 1578, na velerlei moeilijkheden, werd hij tot Bescher mer van de vrijheid der Nederlanden benoemd; met belofte, dat bij verandering van Souverein, de keus op bem vallen zou. Verbintenissen met Protestantsche vorsten; de Koningin van Enge land, den Koning van Navarre en Hertog Ca- simir. Dit was voor de Waalsche Gewesten, die van toen af tot verzoening met den Koning hebben overgeheld." (blz. 162): „De Ultra-Gereformeerden, onder leiding van Hembyse en Casimir, hebben hun voornaamste steunpunt in Gent; de hevige Roomsch-gezinden zijn meester in de Waalsche Gewesten. De uitbarsting der vijandelijkheden wordt niet lang meer tegengehouden door den Prins, om een gematigdheid, die door weinigen begrepen werd, van weerszijden verdacht en belasterd." (bldz. 164): „De Prins van Oranje heeft voor al in deze jaren, bij rusteloozen arbeid en on ophoudelijke zelfopoffering, van verschillenden kant miskenning, beleediging, teleurstelling on dergaan. Gehaat bij den Koning en bij de meeste Roomsch-Katholieken, was hij insgelijks bij een groot deel der Gereformeerden verdacht; terwijl door de bekwaamheden van Parma, door de traagheid en tweespalt der Staten, en door de trouwloosheidd van Anjou, de toestand gedurig hachelijker werd. De Prins zelf schrijft: „de Roomschen be klagen zich, dat ik hen, door het invoeren van den Gereformeerden Godsdienst, tegen mijn eed om den tuin heb geleid; de Gereformeerden, dat ik door de Roomschen met giften en beloften omgekocht ben; Roomschen én Onroomschen beide zijn tegen mij, om den Religie-vrede, mis noegd. Mij wordt de Unie van Utrecht ver weten, alsof ik daardoor aan Holland de ove rige gewesten opgeofferd had. Velen zeggen, dat ik mij tot Heer van het Land verheffen wil; dat ik den zoo gewenschte vrede tegenhoudt, en dat enkel om meester te blijven van het gezag." bldz. 165/6): „Voornamelijk drie verwijten werden -tegen den Prins van Oranje gericht. Verdraagzaamheid jegens den Roomschen werd uitgekreten als begunstiging der Roomsche Kerk; onderhandeling met Anjou als overlevering aan Fransche heerschappij; weigering om een vrede te sluiten, die voor den Godsdienst verderfelijk was, als opruiing van het volk tegen den wet tigen Vorst, ten einde zelf meester te worden van het land. Steeds heeft Willem I recht en billijkheid ook jegens de Roomschen gewild; uit staatkunde en uit plichtsgevoel. Nauwgezet in het nakomen van zijn eed. „Wij hebben: nooit toegelaten, dat iemand eenig leed of ongelijk zou geschieden altijd voor oogen houdende, dat God recht is en geen valschen eed ongestraft laat." Sommige Hervormden hielden het uitroeien der Roomsche Kerk voor een onvoorwaardelijke verplichting; de Papist was hun een heiden, een Kanaaniet; „doet de afgodendienaars uit uw midden weg; verbreek hun afgoden; sluit met hen geen verbond; het is noodig, en ook be tamelijk en Godzalig, de beloften 'en eeden geenszins te houden, welke men hun, met mis kenning der eere Christi, gedaan heeft." Der gelijke uitspraken hadden invloed, zelfs op Graaf Johan. Van hier den wederstand tegen den Religie-vrede, en tegen het huldigen van een Roomschen vorst. Als Oranje dachten, on danks de onverdraagzaamheid der Roomsch- Katholieke Kerk, zijne meeste raadslieden (Mar- nix, Villiers, Taffin); ook de voornaamste Pro testanten buiten 's Lands (Olevianus, Beza). „Houd uwe overéénkomsten jegens allen. Ge bruik uw gezag naar de voorwaarden, waarop gij het bezit. De Roomschen zijn geen Heidenen; wij staan tot hen als Juda tot Israël. Om de afgoderij niet te verdragen moet men gerechtigd zijn haar te verbannen. Een valsche Godsdienst tegen te gaan is goed, mits het middel deugde lijk zij. De Kerk wordt niet met de wapens gesticht; de waarheid niet voortgeplant door lichamelijk geweld. Die buiten zijn, trachte men door het zwaard des Geeestes en de vervulling van eiken liefdeplicht te winnen. Alleen op een rechtvaardige handelwijs kan Gods zegen wor den verwacht." Desniettemin ontbrak het aan de grofste smaadredenen niet; dat de Prins de Re ligie zoo licht veranderde, als een omhangsel van een kleed; dat hij om God noch religie gaf, dat hij van staat en nut zijn afgod 'had ge maakt." (bldz. 170): „Anjou had een ander ontwerp. Niet tevreden met een gezag, waarbij hij veel eer dienaar dan Souverein zijner onderdanen was, tracht hij zich, door trouweloos geweld, van lastige voorwaurden te ontslaan. Aldus ver beurt hij het Landsheerlijk gezag; ook naar het gevoelen van den Prins, die echter, in het al gemeen belang, verzoening wenschelijk en nood zakelijk keurt. Doch velen beklagen zich ten behoeve van zulk een vorst, Roomschgezind en verrader, den wettigen Landsheer afgezworen te hebben; liever dan naar Frankrijk wordt het oog naar Spanje, of althans, vooral ook bij de waarschijnlijkheid van een nieuwen religiekrijg, naar Duitschland gericht." De Prins van Oranje drong steeds op ver zoening met Anjou aan. Groen schrijft echter (bldz. 174); „Ondragelijk was aan menigeen verzoening met Anjou: „al die zonder partijschap en affectie spreken, moeten bekennen, dat het afzweren van den Koning van Spanje en het aannemen van den Franschman niet goed, maar zeer scha-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1