voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
v>
m
Antirevolutionair
Orgaan
Het Reuolotionaire Karakter
der openbare Sckoet.
Vergeet niet
IN HOC SIGNO VINCES
Ninni
li
'ii
No» 3730
ZATERDAG 21 MAART 1931
46ste JAARGANG
w. boekhoven mmmm
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk
IG
DE
tijdens de schoonmaak
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
markt,
lijk vlug-
besteed.
fee markt
koeien,
-104 c.,
soorten
aelk- en
Itte kal-
1-90 c„
|5 nuch-
-40 per
[310 kg.
Itte var-
56 paar-
leren uit
Jt. Aan-
1—47 c„
19-21
lunderen
aanvoer
middel-
aanvoer
6e 2700
36—
|atig.
per kg.
110.000
PELEN.
aren de
Irielsche
uwe 6
6—
rriesche
1.25, red
malta's
lanvoer,
|ommers
-22.80.
amkom-
7.50—
zaden.
126—28,
1 18-
8-
vitbloei
|Opgaaf
blauw
-65 c.,
■oor het
llling en
dauw-
>30.
liddel>
pn 7.00
dagen)*
laardin»
.00 v.m.
pterdam
n.m. f
dagen),
tv. en
rdingen
a.
7ebr.
3 nm.f
|an 7.21
gen.
:in van
dingen.
n 14.40
.m.) te
;in van
a.m.) te
en
artsdag
agen
mis en
ideren
en, zal
dag ge»
VAN
OM*
traaf.
n tijd,
[T met
iineum
>n.
zt be*
n wor*
oöden
Goeree
Incten
üeze Courait verschijnt eiken WOENSDAG es>. ZATERDAG.
ABOWNEA4ENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b% vooruitbetaling,
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.30 per jaar,
AFZONDERLIKE NUMMERS 5 CENT,
UITGEVERS
SOMMELSDIJX
Telef. latere. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 een! per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
m, t sa Sc k ss voor de Redactie feestesnd, Ad vertetttiëm es» werd ©r e AdfanisaSstrati© franco toe t© as©ml©ö aaes d© Uitgevers
ii.
Want de wijze dier Priesteren met
■het volk was, dat wanneer iemand eene
offerande offerde, des Priesters jongen
kwam, terwijl het vleesch kookte, met
een drietandigen krauwel in zijne hand
en Slloeg in de teil of in den ketel of
in de pan of in den pot: al wat de
krauwel optrok, dat nam de Priester
voor zich. AIzóó deden zij allen den
Israëlieten, die daar te Silo kwamen,
1 Samuel 2 vers 13 en 14.
iWe hebben uiteengezet, dat de
«hristen, die met recht dien naam
agen mag, zich allereerst rekenschap
geeft van zijn verhouding tegenover
God, zijn Schepper, De eerste tafel der
wet gaat vóór de tweede, waar de ver
houding tot den naaste geregeld wordt.
En het is nu de groote zonde van het
openbaar onderwijs, dat het met die
eerste tafel geen rekening houdt.
God wordt in de openbare school
niet erkent en openlijk beleden en aan
gebeden.
En daarom is al dat gebazel van het
„waar Christelijk karakter" der open
bare school, omdat zij „verdraagzaam
heid" heet te prediken, bekoorlijk ge
fluisterd van den booze, die in de ge
daante van den engel des lichts ver
schijnt.
De openbare school buigt niet voor
Jiet gezag van God en is derhalve Re
volutionair van karakter.
Nu kan de Revolutie zich ook wel
in een vroom gewaad tooien. Dat heeft
men zelfs bij de Fransche Revolutie nog
wel gedaan, toen men zong van vrij
heid, gelijkheid en broederschap. En
ook in ons land hebben zelfs orthodoxe
dominé's die Revolutie als een ge
schenk van God aanvaard en danste
men met tranen van blijde ontroering
in de oogen om den vrijheidsboom.
Maar het is ook toen gebleken hoe licht
men zich in den aard en de verhouding
der dingen vergist.
Maar nimmer vergist zich de mensch,
die als maatstaf aanlegt: Wat eischt
God in de allereerste plaats van ons
Want hier wordt het gezagsvraag-
stuk gesteld.
Het gaat er ten slotte om of men het
absoluut souverein gezag van God over
al het geschapene erkent. Doet men dat
niet, dan kan men nog wel vroom en
humaan blijven redeneeren over liefde
en verdraagzaamheid, maar met dat al
verwerpt men God en zal men dus ook
met die „liefde" en „verdraagzaam
heid" bedrogen uitkomen.
De aanbidding van de absolute Sou-
vereiniteit Gods gaat vóór alle dingen.
Christus heeft dat zoo ontroerend
schoon en eenvoudig in het volmaakte
gebed Zijn discipelen voorgehouden.
En juist die belijdenis van de Souve-
reiniteit Gods wordt uit de lokalen der
Openbare School geweerd, en daardoor
is de Openbare School een Godlooze,
een revolutionaire school, waarvan
ieder christenouder zijn kinderen verre
heeft te houden.
Men denke daarover niet gering.
Er wordt zoo lichtvaardig gezegd
ik laat mijn kind naar de catechisatie
gaan, naar de kerk, de Zondagsschool,
het hoort er thuis van, laat de School er
nu dus maar buiten.
Maar het gaat in de allereerste plaats
er niet over of uw kind wel Christelijke
wetenschap opdoet, maar het gaat om
de vraag of gij uw kind met geheel zijn
leven, met geheel zijn ziel zult stellen
voor het aangezicht var# Zijn Schepper.
Het gaat om de s f e e r waarin gij uw
kind groot gebracht wilt zien.
Gij kunt het leven van uw kind niet
in stukken knippen, niet in een deel
catechisatieleven, kerkleven, gezinsle
ven, en een afzonderlijk deel schoolle
ven, waarbij ge denktdie eerste stuk
ken stelt God in het centrum en dus
behoeft bij dat stuk schoolleven God
er niet ingemengd te worden.
Want dat is juist de revolutie-ge
dachte, die ook het leven in stukken
gaat knippen een afzonderlijk deeltje
voor den mensch en het aardsche en
een afzonderlijk deeltje voor God (de
binnenkamer) gereserveerd wilt how
den.
Maar dat juist duldt uw Schepper
niet.
Uitdrukkelijk zegt Hij in de eerste
tafel der wet dat Hij geen goden ne
vens Zich toelaat, dat alle afgoderij
vervloekt is, dat gij met geheel uw ziel,
geheel uw verstand, geheel uw wil en
al uw krachten God zult liefhebben en
dienen, boven alles, dat wil zeggen dat
gij u zult buigen en Hem aanbidden als
de Souverein van alles wat is, dus ook
de Souverein van het schoolleven van
uw kind.
Men gevoelt dat wij zóó de diepte
van het probleem benaderen. Dan
houdt het vlakke gebazel over een
schoolboekje op, dan praten wij niet
langer over een „christelijke rekensom"
over een „christelijke vaderlandsche
geschiedenis". Men gevoelt dat dit alles
pas in de tweede plaats komt, dat het
alles in de eerste plaats over een diep
gaand, den levenswortel rakend prin
cipe gaat: over de Souvereiniteit Gods.
God schept het leven van uw kind,
Hij beslist hoe dat leven zijn zal, wat
er uit groeien zal. Het is alles Zijn
eigen werk. Zullen we dan een deel
van dit leven aan God ontnemen en
zeggen mijn kind zal iederen dag een
zeker aantal uren in een gebouw door
brengen waar men God heeft uitge
bannen, waar Zijn Woord geen plaats
gegund wordt, waar Hij Zelfs niet mag
worden aangebeden
Dat is de v 1 o e k brengen in het jon
ge leven van uw kind, het leven van
uw kind in stukken knippen, en een
deel daarvan den moloch offeren.
Want gij belijdt met het brengen van
uw kind op de openbare school, dat
God niet souverein is over al het ge
schapene, dat er een deel is, wel een
zeer belangrijk deel, dat buiten die sou
vereiniteit ligt, waar Zijn Woord geen
bevel, Zijn heiligen wil geen wet is.
Ge keert de orde der dingen daarmee
om. Ge haalt God van Zijn troon en
plaatst er den mensch op, en dat is nu
juist de revolutie die gij zelf in het le
ven van uw kind indraagt.
Want nu moge die openbare school
verder nog zoo goed en uiterlijk vroom
zijn, zelfs een schijn van neutraliteit
behouden, uw kind ademt in het aller
gewichtigste tijdperk zijns levens in
een revolutionaire sfeer, leert zich ge
wennen aan de beperking van Gods
Souvereiniteit over het al het gescha
pene, leert met hart en ziel en leven
ademen in een sfeer van z.g.n. neutrali
teit, d.w.z. in een sfeer waar God niet
erkend en beleden wordt.
Dat is de schrikkelijke vloek die gij
in de beste levensjaren van uw kind in
draagt als gij het op zesjarigen leeftijd
brengt in de openbare school.
Al uw huisgodsdienst, de catechisa
tieuurtjes, de kerk- en zondagsschool
uurtjes kunnen dien alles overheer-
schenden indruk uit de ziel van uw
kind niet uitwisschen, want gij zelf hebt
met uw kind in de openbare school te
brengen, het leven van uw kind, dat
één geheel moet vormen voor Gods
aangezicht, in stukjes geknipt, waarbij
ge een deel van God hebt afgenomen.
Het is de zonde van de zonen van Eli,
die het beste 4ecl van hetgeen Gode
geofferd moest worden, met den krau
wel van het altaar trokken en voor zich
opeischten.
Een vreeselijke zonde die God met
den dood gestraft heeft.
Want Hij is een jaloersch God op
Zijn eer en is met een deel niet tevre
den, waar Zijn Goddelijke Souvereini
teit recht heeft op geheel ons leven.
Bij de volkstelling die bij de jongste jaars
wisseling gehouden is, werd van de zijde der
dageraadsmenschen een sterke propaganda ge
maakt om de bevolking te bewegen op de kaart
in te vullen, dat men tot geen enkele kerk be
hoorde. De Vrijdenkersvereeniging „De Dage
raad" liet strooibiljetten rondbrengen, waarin
o.m. te lezen stond„Zooveel innerlijke over
tuiging als geweten, dat wij allen ons tegen de
kerk keeren, dat wij haar bij de a.s. volkstel
ling in 't hart trachten te treffen. Meer dan
500.000 Nederlanders verklaarden zich bij de
vorige volkstelling, die van 1920, kerkloos.
Thans moet het minstens 1 millioen- worden."
Wij weten op 't oogenblik nog niet welke
getallen de nieuwe volkstelling openbaar zal
maken. We vreezen wel erg, dat het aantal
kerkloozen in de laatste tien jaren sterk zal
zijn toegenomen.
De Godsdienst heeft het bij heel velen nog
altijd gedaan. Er zijn veel menschen die mee-
nen dat de Godsdienst werkelijk de oorzaak
van de wereldellende is. Ook in Rusland denkt
men er zoo over, en daar wordt alles in 't
werk gesteld om den Godsdienst uit te roeien.
Ook de circulaire van bovengenoemde ver-
eeniging geven de kerk de schuld van de el
lendige wereld van vandaag. De kerk bevor
dert de domheid en de onwetendheid, zij houdt
alle verbeteringen en hervormingen tegen en
vertragen elke vooruitgang op ieder gebied.
En tenslotte wordt er ook op gewezen dat
de kerken in Nederland de schatkist plunderen.
Dat is eigenlijk nog wel het voornaamste argu
ment. Want er staat een plaatje op het pam
flet, waarop een kist met geld geteekend staat,
op welker rand drie zwarte raven zitten. De
bedoeling is wel duidelijk.
Nu zijn wij het in dit opzicht wel met de
dageraadsmannen eens. Het zou beter zijn als
de finantieele band tusschen staat en kerk
werd losgemaakt. De huidige toestand is in
dit opzicht lang niet zuiver. Het pamflet zegt
er van„Indien er menschen zijn, die niet zon
der de kerk kunnen leven, dat dezen dan in
de kerk blijven. Mogen deze geloovigen dan
echter ook zoo flink zijn, om hun kerken vol
komen uit eigen middelen te onderhouden en
ophouden met via de staatskas ongeloovigen
er gedeeltelijk voor te doen opdraaien."
Het zou wel eerlijk geweest zijn als de dage-
raadsvereen. er bij verteld had, dat juist de
orthodoxe christenen, het in dit opzicht over
het algemeen met haar eens is, maar dat juist
de menschen die het dichts bij de dageraads
vereen. staan, het liefst willen1 dat het maar
zoo blijft, omdat zij anders vreezen geen fond
sen over te houden om hun kerk op de been
ta houden
Overigens is het verwonderlijk met welk
een vrijmoedigheid die dageraadsvereen. er op
los zwamt als het gaat over het zonderegister
van de kerk. Het is wel meer beweerd (nooit
bewezen) en in zonderheid de dageraadsmen
schen hebben er een handje van, dat de kerk
het volk wenscht dom te houden en de voor
uitgang tegen houdt.
Ons dunkt, dat wie iets van de historie af
weet, hier toch zijn hoofd schudt.
Een vergelijk met de landen waar men aan
geen kerk doet, leert toch dat we in Europa,
hoe ellendig het er in vele opzichten ook moge
zijn, toch op elk gebied 'heel ver bij de heiden
wereld vooruit zijn. Wetenschap en Kunst,
Cultuur en moraal zoo als we die in Europa
kennen, danken we aan de kerk.
En nu moge het waar zijn dat de kerk een
vijandin der vooruitgang genoemd kan worden,
maar dan toch alleen maar van de vooruitgang
zooals de dageraadsvereen. deze wenscht.
Zij schrijft toch „De kerkelijke partijen ver
klaren zich tegen verbetering der huwelijks
wetgeving, tegen hervorming van het straf
recht, tegen bewuste regeling van het kindertal
en tegen duizend andere goede dingen"
Nu als men dit vooruitgang noemt, dan moet
inderdaad gezegd worden, dat de kerk tegen
„vooruitgang" is. Maar er is een vooruitgang,
die naar den afgrond voert. En dan is het toch
altijd nog maar beter, even stil te staan en des
noods een stapje achteruit te doen.
Het lijkt of de menschen met blindheid ge
slagen zijn. En dat zijn ze feitelijk ook. De
Schrift zegt van dit soort menschen, dat zij
hoor'ende doof en ziende blind zijn.
Juist door het verlaten van de kerk en den
Godsdienst en eigen gekozen paden te volgen,
stort de wereld van heden zich in een zee van
leed en jammer.
De moderne literatuur is vol van het zwartste
pessimisme. Wie de zedenromans van onzen
tijd leest, huivert van de trieste vaalheid, de
bittere armoede en de onverzadigbare zielehon-
ger der moderne wereld, die zich van God heeft
afgekeerd. Men heeft geroepen om emancipatie
op alle gebied. De mensch wilde zich zelf uit
leven 'en alle banden van Godsdienst en moraal
werden verscheurd, maar het is een vrijheid ge.
worden, die niet anders is dan losbandigheid
en wat de filosofen voor hondervijftig jaar ge
leerd hebben en in de laatste veertig, vijftig
jaar gemeen goed werd van het volk, heeft den
mensch niet „verlicht" en .veredeld", maar ont
aard en verdierlijkt. Men heeft zich aan de
zonde, die in onze dagen schaamteloos kan wor.
den gevierd, den dood gegeten, men is er al
op twintigjarigen leeftijd blasé van. Het mo
derne kind is cynisch en al uitgeleefd eer het
eigenlijk begint te leven. Echtscheidingen, zelf
moorden, rauwe zonden nemen hand over hand
toe. En dat alles alleen, omdat de mensch der
twintigste eeuw geen banden meer wil erkennen,
alleen van recht en niet meer van plichten
spreekt.
In dit alles zien wij het woord der H, Schrift
bevestigd.
God bestaat en regeert, ondanks het woeden
der volken 'en Die in den hemel woont zal
lachen
Uw handen ook vooral 's avonds in te wrijven
met Purol, dan blijven ze, ondanks al het natte
en ruwe werk, toch gaaf en zacht.
PUROL doos 30 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Straks vieren we weer het Paasch-evangelie,
waarbij we herdenken de opstanding van onzen
Heiland en Zaligmaker, Jezus Christus, den
Zoon van God. Dat Evangelie is de regene-
reerende kracht der wereld. Men kan als blinde
wel zeggen: ik geloof in geen zon, want ik zie
haar niet, maar daarom is zij er toch wel. En
millioenen menschen op de wereld verheugen
zich in deze Zonne der gerechtigheid, die Haar
stralen blijft werpen op deze, door de zonde
zoo verkilde wereld. Christus is waarlijk op
gestaan. Hij heeft Zijn kerk gesticht en de
poorten' der hel zullen haar niet overweldigen.
Dat kan niet, want wij hebben in den opgevaren
Heiland het zekere onderpand, dat zij zal blijven
bestaan tot Zijn wederkomst, die aanstaande is.
Dat is een heerlijk geloof.
Dat geeft kracht om te strijden en te lijden
en nochtans welgemoed te zijn.
De christen is geen pessimist. Hij alleen kent
de ware blijdschap en ziet over de duistere
wereld heen naar de lichtende verten, waar de
werkelijke dageraad van den nieuwen Dag
gloort, een Dag die nimmer einden zal.
De kerk des Heeren mocht wel wat meer in
deze adventsgedachte leven. De wereld en haar
ellende gaat voorbij. God haast zich naar het
wereldgericht en het woeden der godloozen wijst
er op, dat we in het laatst der dagen leven.
We leven in den tijd van den grooten afval.
Wat in Rusland gebeurt, moet ons niet ver
wonderen.
In ons land worden dezelfde klanken beluis
terd. Ook hier wordt openlijk geschreven, dat
de kerk een belemmering is voor den „vooruit
gang", dat zij het volk dom houdt. Welnu, als
dezulken de macht in handen krijgen gaat ook
hier de kerk de geloofsvervolging tegemoet,
want alle eenwen door moesten zij, die een
belemmering heetten voor den vooruitgang, on
der het juk door. En nu zijn er nog wel heel
wat fatsoenlijke menschen, die ook wel niets
van de kerk hebben moeten en toch niet zoo
ver willen gaan, dat zij de kerk haar plaats in
het volkenleven onthouden willen, maar dat zijn
menschen, die niet tegen den stroom op kunnen.
Als zij kiezen moeten, staan zij aan de zijde
van de vijanden der kerk. Vele fatsoenlijke
menschen keuren de vreeselijke Godslastering
van het communistisch blad „De Tribune" af,
maar als de Minister een wetsontwerp maken
wil om dat tegen te gaan, staat alles wat
links is schouder aan schouder en denkt geen
een van hen er aan het voor ieder christen diep
krenkende van die Godslastering mee te helpen
bestrijden.
God en godsdienst trekken bij den wereldling
altijd aan het kortste eind.
Miaar al deze dingen zullen straks in het
wereldgericht gewogen worden
UITKIJK.
li.
(Slot).
Over de historie met Anjou schrijft Groen
o.m. (blz. 160): „De Prins had reeds voorlang
het oog naar Frankrijk, tegenwicht van het Huis
van Oostenrijk, gewend. Hij kon dus niet af-
keerig zijn van het voortzetten der onderhande
lingen met den hertog van Anjou, waaraan de
verlegenheid der Staten bevorderlijk was; en
het gelukte hem, ondanks veler pogingen in
anderen zin, zich ook met dezen vorst in goede
verstandhouding te stellen."
I (blz. 161): „Eerst den 13en Augustus 1578,
na velerlei moeilijkheden, werd hij tot Bescher
mer van de vrijheid der Nederlanden benoemd;
met belofte, dat bij verandering van Souverein,
de keus op bem vallen zou. Verbintenissen met
Protestantsche vorsten; de Koningin van Enge
land, den Koning van Navarre en Hertog Ca-
simir. Dit was voor de Waalsche Gewesten,
die van toen af tot verzoening met den Koning
hebben overgeheld."
(blz. 162): „De Ultra-Gereformeerden, onder
leiding van Hembyse en Casimir, hebben hun
voornaamste steunpunt in Gent; de hevige
Roomsch-gezinden zijn meester in de Waalsche
Gewesten. De uitbarsting der vijandelijkheden
wordt niet lang meer tegengehouden door den
Prins, om een gematigdheid, die door weinigen
begrepen werd, van weerszijden verdacht en
belasterd."
(bldz. 164): „De Prins van Oranje heeft voor
al in deze jaren, bij rusteloozen arbeid en on
ophoudelijke zelfopoffering, van verschillenden
kant miskenning, beleediging, teleurstelling on
dergaan. Gehaat bij den Koning en bij de meeste
Roomsch-Katholieken, was hij insgelijks bij een
groot deel der Gereformeerden verdacht; terwijl
door de bekwaamheden van Parma, door de
traagheid en tweespalt der Staten, en door de
trouwloosheidd van Anjou, de toestand gedurig
hachelijker werd.
De Prins zelf schrijft: „de Roomschen be
klagen zich, dat ik hen, door het invoeren van
den Gereformeerden Godsdienst, tegen mijn eed
om den tuin heb geleid; de Gereformeerden, dat
ik door de Roomschen met giften en beloften
omgekocht ben; Roomschen én Onroomschen
beide zijn tegen mij, om den Religie-vrede, mis
noegd. Mij wordt de Unie van Utrecht ver
weten, alsof ik daardoor aan Holland de ove
rige gewesten opgeofferd had. Velen zeggen,
dat ik mij tot Heer van het Land verheffen wil;
dat ik den zoo gewenschte vrede tegenhoudt, en
dat enkel om meester te blijven van het gezag."
bldz. 165/6): „Voornamelijk drie verwijten
werden -tegen den Prins van Oranje gericht.
Verdraagzaamheid jegens den Roomschen werd
uitgekreten als begunstiging der Roomsche Kerk;
onderhandeling met Anjou als overlevering aan
Fransche heerschappij; weigering om een vrede
te sluiten, die voor den Godsdienst verderfelijk
was, als opruiing van het volk tegen den wet
tigen Vorst, ten einde zelf meester te worden
van het land.
Steeds heeft Willem I recht en billijkheid ook
jegens de Roomschen gewild; uit staatkunde en
uit plichtsgevoel. Nauwgezet in het nakomen
van zijn eed. „Wij hebben: nooit toegelaten, dat
iemand eenig leed of ongelijk zou geschieden
altijd voor oogen houdende, dat God recht is
en geen valschen eed ongestraft laat."
Sommige Hervormden hielden het uitroeien
der Roomsche Kerk voor een onvoorwaardelijke
verplichting; de Papist was hun een heiden, een
Kanaaniet; „doet de afgodendienaars uit uw
midden weg; verbreek hun afgoden; sluit met
hen geen verbond; het is noodig, en ook be
tamelijk en Godzalig, de beloften 'en eeden
geenszins te houden, welke men hun, met mis
kenning der eere Christi, gedaan heeft." Der
gelijke uitspraken hadden invloed, zelfs op
Graaf Johan. Van hier den wederstand tegen
den Religie-vrede, en tegen het huldigen van
een Roomschen vorst. Als Oranje dachten, on
danks de onverdraagzaamheid der Roomsch-
Katholieke Kerk, zijne meeste raadslieden (Mar-
nix, Villiers, Taffin); ook de voornaamste Pro
testanten buiten 's Lands (Olevianus, Beza).
„Houd uwe overéénkomsten jegens allen. Ge
bruik uw gezag naar de voorwaarden, waarop
gij het bezit. De Roomschen zijn geen Heidenen;
wij staan tot hen als Juda tot Israël. Om de
afgoderij niet te verdragen moet men gerechtigd
zijn haar te verbannen. Een valsche Godsdienst
tegen te gaan is goed, mits het middel deugde
lijk zij. De Kerk wordt niet met de wapens
gesticht; de waarheid niet voortgeplant door
lichamelijk geweld. Die buiten zijn, trachte men
door het zwaard des Geeestes en de vervulling
van eiken liefdeplicht te winnen. Alleen op een
rechtvaardige handelwijs kan Gods zegen wor
den verwacht." Desniettemin ontbrak het aan de
grofste smaadredenen niet; dat de Prins de Re
ligie zoo licht veranderde, als een omhangsel
van een kleed; dat hij om God noch religie gaf,
dat hij van staat en nut zijn afgod 'had ge
maakt."
(bldz. 170): „Anjou had een ander ontwerp.
Niet tevreden met een gezag, waarbij hij veel
eer dienaar dan Souverein zijner onderdanen
was, tracht hij zich, door trouweloos geweld,
van lastige voorwaurden te ontslaan. Aldus ver
beurt hij het Landsheerlijk gezag; ook naar het
gevoelen van den Prins, die echter, in het al
gemeen belang, verzoening wenschelijk en nood
zakelijk keurt. Doch velen beklagen zich ten
behoeve van zulk een vorst, Roomschgezind en
verrader, den wettigen Landsheer afgezworen te
hebben; liever dan naar Frankrijk wordt het
oog naar Spanje, of althans, vooral ook bij de
waarschijnlijkheid van een nieuwen religiekrijg,
naar Duitschland gericht."
De Prins van Oranje drong steeds op ver
zoening met Anjou aan. Groen schrijft echter
(bldz. 174);
„Ondragelijk was aan menigeen verzoening met
Anjou: „al die zonder partijschap en affectie
spreken, moeten bekennen, dat het afzweren
van den Koning van Spanje en het aannemen
van den Franschman niet goed, maar zeer scha-