voor
Orgaan
Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antire vlutionair
IN HOC SIGNO VINCES
N 3726
ZATERDAG 7 MAART 1931
46STE JAARGANG
EERSTE BLAD. p de H. Schrift alles afhangt.
Bij Scheren
Op den Uitkijk.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAin ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden anc per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 péaar»
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT,
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Teief. Interc. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent. BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worta berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Alle sttskken ?oor de aslaeti© bestemd, Advertentiën en verdere Adminlgtrsitie traste® floe te s®a«i®s aas» de Uitgevers
En die krijgt men nooit ais men het
zondeproces negeert of onderschat.
D© Vredesgedachte en Daarom kan de schrijver ook met het
de AfltireV. Partij. Babel-verhaal niet overweg. Niet, dat
de menschheid een eenheid vormt is
Wij willen nog in 't kort in één zonde:maar, dat de menschheid die
artikel terug komen op hetgeen de e^nheid misbruikt om den mensche-
schrijver van de twee voorgaande ar- 'ijken hoogmoed uit te vieren dat is
tikelen tegen ons heeft aangevoerd. de fonde en daarom wordt Babel s to-
Wij hebben tusschen zijn tekst en- f^bouw verstoord en voorgoed de
kele noten geplaatst, om ons in dit slot- braak geslagen in de menschheid.
verweer tot de hoofdzaak te kunnen, Daarom konden we ook nooit gezegd
bepalen. Men zou anders ten slotte hebben' dat "verdefe ontwikkehng
door de boomen het bosch niet meer (naar een nieuwe eenheid) een Babel-
2jen sche dus zondige gedachte is Want
Inderdaad valt het heel moeilijk in be9insel is rfedf door bet Pinkster
zoo het niet onmogelijk is - met dezen wondf de gebroken eenheid in het
modernen mensch over den Bijbel als inenschelijk leven geheeld, daar sprak
'm.. a M .t./v /vw r.1 h U W ni* 1 n rl O tl
grondslag voor dit probleem te praten.
"^Hij zegt zelf in den Bijbel de logische
eenheid niet te kunnen zien. Zij ont
breekt volgens hem zelfs geheel.
Natuurlijk ligt dat aan de verschil
lende visie, die wij hebben op dit Boek,
dat voor ons de Godsopenbaring is, dus
de hoogste Logica uitmaakt.
Daarom kan hij ook niets begrijpen
van onze artikelenreeks over den vi-
cieuzen cirkel, die wij z. i. „noodeloos
lang hebben" gemaakt
men weer één taal. Maar dat is dan
jok de rechte lijn van den Hemel, die
r. den zondigen vicieuzen cirkel van
iet menschelijk geslacht neerbliksemt.
En we zijn er ook niet tegen om die
;enheid ook in het menschelijk geslacht
veer te zoeken door een rechtsformu-
eering te krijgen in de internationale
erhoudingen, waardoor het zonde-
iroces in het volkerenleven, dat zich
n. de oorlogen openbaart, tegen te
Liy 1ICUUCH jkihhhk I
Want het thema der zonde speelt bij Mits het inderdaad een rechts-
hem een ondergeschikte rol. Hij kan het
motief niet vinden, waarom wij den
zondestaat zoo breed uitgewerkt heb
ben.
Dat is nu juist het criterium van de
heele kwestie
Want zullen we het medicijn voor
een ziekte laat ons den oorlog even
^zoo mogen noemen kunnen geven
dan is toch van overwegend belang
welke diagnose we stellen. Daarvan
hangt per slot van rekening alles af.
Erkennen wij het zondefeit niet als
allesbeheerschend, dan moeten we an
dere oorzaken gaan zoeken.
Daarom raakt deze schrijver ook tel
kens met de H. Schrift overhoop. Hij
weet er geen weg meer in en haalt de
schouders op over het heilige geschied
verhaal, waarin hij de logica mist.
Dat komt alles alleen door het feit,
dat hij de zonde-factor niet de centrale
plaats geeft in de historie der mensch
heid.
Want zonder dat is Jezus niet te ver
staan en moet men Hem, hoe boeiend
Zijn verschijning soms ook is, toch op
den duur wrevelig den rug toekeeren,
gelijk de schrijver ook doet, als hij
klaagt zelfs in Jezus de logische een
heid te missen
Daarom kan de schrijver met de
Schrift niet overweg. Wij geven hier
één voorbeeld. Hij zegt: „Jezus veroor
deelde hier den Rijkdom, want de rijke
jongeling, die Hem vraagt, wat Hij
doen moet, krijgt het bekende ant
woord".
Als we zóó Jezus zien, krijgen we
inderdaad nooit een zuiveren indruk
van de Goddelijke logica en eenheid in
Zijn optreden.
Want terwijl Hij den rijken jongeling
arm wil maken, gaat hij met verschil
lende rijken om en vindt hij onder en
kele rijke vrouwen Zijn beste verzorg
sters, wien Hij heur rijkdom laat en
met wie Hij op broederlijke wijze om
gaat.
Dat lijkt dus tweeslachtigheid.
Maar het komt door een verkeerde
visie op de H. Schrift.
Want Christus keert zich niet tegen
instellingen, als Overheid en rijkdom,
maar alleen tegen de zonde.
De rijkdom was de zonde van den
jongeling, want hij was de slaaf van
zijn geld, daarom moest hij er af, maar
dat veroordeelt niet den rijkdom, want
andere rijken, die niet de slaaf van hun
goed waren, dienden er Jezus mee, en
dan is rijkdom geen zonde meer.
•Men rgevoelt, dat van de juiste visie
erhouding zij, d. w. z. een rechtsbasis,
ie gegrond is op de ordinantiën Gods.
En hier hebt ge werkelijk de ware, de
;nig goede vredesgedachte.
Want zonder rechtsformuleering en
ichtshandhaving is geen enkele vrede
bgelijk.
jDat lijkt een waarheid, zoo eenvou-
dat een kind het haast begrijpen
echt is het hoogste goed en staat
en de liefde.
k deze stelling moet aanvaard wor-
djii zal men de verschijning van Jezus
o{ aarde ooit leeren begrijpen en lief-
kjgen.
De Liefde is de vervulling der wet
heft Hij gezegd, niet andersom. Achter
Gigotha verrijst Horeb, de berg der
wigeving. Zonder dien achtergrond
wedt Golgotha nooit verstaan.
lecht is het eerste, het hoogste ook
vor ontwikkeling der vredesgedachte.
Wrk die stelling in een stil en rustig
oopnblik persoonlijk uit en ge zult ze
mijtoestemmen.
Om dat Recht te formuleeren, d.w.z,
de rechtsordinantiën Gods in Natuur
en Schriftuur geopenbaard toepasselijk
te laken voor het publieke, aardsche
levn, hebben we een Overheid noodig,
eveizeer als wij deze noodig hebben
voc de Rechtshandhaving.
Feel de H. Schrift prent dan ook
eerb.ed en ontzag in voor de over ons
gestilde machten. Het is louter sofisme
Jezu, iets anders te willen doen voor
staai.
De Overheid heeft dus tot taak het
recht te codificeeren en te handhaven.
Daar be beschikt zij over geweldsmid
delen.
Als nen nu zegt, dat in de historie
toch nooit gebleken is, dat de vredes
gedachte hierdoor bevorderd is, dan
voeren wij tegen, dat inderdaad de
Overhéd al te veel misbruik van haar
positie ieeft gemaakt en haar machts-
middele.i niet in dienst heeft gesteld
van het recht, maar dat doet niets af
aan het principe. De vraag kan gesteld
worden, indien men het Recht om deze
reden zonder machtsmiddelen had ge
steld, waar zou het dan op uitgeloopen
zijn. We hebben nu eenmaal, hoe we
iet vraagstuk ook keeren, altijd weer
met de nuchtere werkelijkheid te ma
ten. En dan staat toch wel voor ieder
een vast, dat anarchie en nihilisme niet
bevorderlijk zijn om de vredesgedachte
te realiseeren.
Wie hier iets van de zwaarte van het
probleem aanvoelt, beseft hoe diep de
kanker van de zonde in de menschelijke
samenleving is ingevreten.
Men is tegenwoordig schuchter om
over het zondeproces te spreken. Maar
toch, zal men waarlijk pacifist zijn,
moet men juist de zonde als uitgangs
punt van het heele probleem moeten
nemen.
En dan beseft men wat het is: „de
Overheid is er om der zonde wil".
De eerste taak der Overheid is de
wreking en de beteugeling van het on
recht en de handhaving van het recht.
Wie deze macht erkent en dus niet den
anarchistischen weg op wil, zal zijn
medewerking hebben te verleenen om
haar metterdaad in staat te stellen deze
macht te gebruiken. De Overheid kan
haar roeping niet vervullen zonder Po
litie en Justitie. Dat geldt nationaal,
maar niet minder ook internationaal.
Ook internationaal moeten machtsmid
delen ten dienste staan om het recht te
handhaven.
De grondslag van het recht ligt in
God. Hij geeft Zijn ordinantiën ook
voor het volkerenleven. Het is de vloek
van Europa, dat het daarnaar niet ge
luisterd heeft.
Aan de algemeene rechtsbeginselen,
die van Goddelijken oorsprong zijn en
waaraan het verkeer tusschen de staten
gebonden is, en waaraan de internatio
nale betrekkingen behooren te worden
aangepast, kan het instituut van den
Volkenbond dienstbaar zijn.
Het Calvinisme kent geen cosmopo-
litisme en het kent evenmin nationa
lisme.
Het wil het volkenleven handhaven,
maar tevens een rechtssfeer scheppen
tusschen de betrekkingen, die er tus
schen die volken bestaan.
Dat is de principieele, positieve vre
desgedachte van de antirev. partij.
En gelukkig mogen we groei in deze
richting zien.
Juist de vorige week heeft Mr. Jhr.
Van Karnebeek voor de vereen, voor
Volkenbond en Vrede een rede ge
houden, waarin hij een meesterlijk plei
dooi voor den Volkenbond gehouden
heeft.
We meenen goed te doen het vol
gende over te nemen uit de N, Rott. Ct.
waar o.m. het volgende te lezen stond:
De spreker zet dan uiteen, dat de Volken -
bond niet is een superstaat, een bondsstaat
of statenbond, maar een vereeniging van sta
ten, die zich tot wet heeft gesteld internatio
nale belangen voortaan in georganiseerd be
raad te behandelen, bij dreigende conflicten
het mogelijke te doen orh tot vreedzame op
lossing te geraken en eventueel door machts
uitoefening op te treden tegen den staat, die
zich naar dezen laatsten eisch niet gedraagt.
Spr. vergelijkt daarna de wijze, waarop de
internationale samenleving thans is ingericht
met den toestand, die voor de stichting van
den Bond werd aangetroffen. Wat vroeger
incidenteel voorkwam is thans gemaakt tot
een reëele staatkundige instelling, waarin de
verzoenende factoren in het internationaal-
politieke leven zich permanent kunnen doen
gelden, hetgeen een diep ingrijpende veran
dering is.
Volgens spr. is deze ontwikkeling niet als
een toevalligheid of fantasie te beschouwen.
De Volkenbond is er, omdat hij moest komen.
De oorlog heeft misschien de totstandkoming
verhaast. Zij, die het voor-oorlogsche inter
nationale leven hebben gevolgd, voelden, dat
de ontwikkeling noodwendig gaan moest in
de richting eener nieuwere staatkundige ge
meenschap als logisch gevolg van den onder
den invloed der techniek toegenomen samen
hang der menschelijke belangen.
En als Zijne Exc. op enkele moeilijk
heden gewezen heeft, zegt hij
Vast staat echter, dat, ondanks deze moei
lijkheden. de Volkenbond zijn gang gaat, als
internationaal-politieke instelling dieper wor
tel schiet en bezig is, door een voortdurend
contact tusschen de staten gaande te houden,
een inniger levensgemeenschap der volken
voor te bereiden.
Inderdaad mag het instituut een ze-
I gen voor Europa genoemd worden.
We mogen wellicht zijn goeden staat
van dienst in de afgeloopen tien jaren,
voor wat betreft de groote lijnen wel
even releveeren
1. Vele ernstige geschillen bijgelegd
en daardoor eenige dreigende oorlogen
voorkomen.
2. Het Permanente Hof van Interna
tionale Justitie gesticht.
3. Oostenrijk en Hongarije van een
financieelen ondergang gered.
4. Een klein millioen Grieksche uit
gewekenen ondersteund; Russische en
Armeensche uitgewekenen bijstand ver
leend.
5. Uit Rusland 427000 krijgsgevan
genen bevrijd en in hun land terugge
bracht.
6. Typhus in Polen bestreden; een
Permanent Gezondheidsbureau inge
steld, waar o.a. malaria, kanker, slaap
ziekte en tuberculose bestudeerd wor
den.
7. Handel in blanke slavinnen
opiumkwaad tegengegaan.
8. In vele opzichten en in verschil
en
geen stukgaan en pijn meer
en ook geen naschrijnen
der huid, als men vóór het
inzeepen de huid inwrijft
met slechts een weinig
lende landen de toestanden der arbei
ders verbeterd en een begin gemaakt
met het vastleggen van algemeene in
ternationale arbeidsregelen.
9. Minderheden beschermd in hun
nationale, godsdienstige en taalrechten.
10. De geheime diplomatie tegenge
gaan; meer dan 1000 verdragen ge
publiceerd.
11. De codificatie van het Volken
recht weer opgevat.
12. Een basis gelegd voor den eco-
nomischen opbouw van Europa en voor
internationale ontwapening.
13. Door het mandatenstelsel de be
langen van nog niet voor zelfstandig
heid rijpe volksgemeenschappen be
schermd.
14. Internationale arbitrage bevor
derd.
En gelukkig mogen we er aan toe
voegen, dat mannen zooals Colijn en
Rutgers door dit instituut hun vrede
lievende stem over Europa hebben mo
gen doen hooren en waarschijnlijk
langs dien weg meer mogen doen voor
den vrede dan verscheidene menschen,
die de pacificatiegedachte als een mo
nopolie voor zich alleen opeischen.
Uitroeiing van het oorlogskwaad zal
er nooit komen. Zoo lang er de zonde
blijft, blijft er de oorlogsgruwel.
Ook dat is een Calvinistisch principe,
waarmee wij met beide voeten in de
volle werkelijkheid staan. Maar het
Calvinisme pakt toch het probleem aan,
omdat het opkomt voor het recht dat
Godes is. Het strijdt voor internationale
rechtsformuleering en rechtshandha
ving, met verwerping van eenzijdige
nationale ontwapening en dienstweige
ring, omdat deze het gezag der Over
heid ondermijnen en consequent ge
dacht moet voeren tot het standpunt,
dat de Overheid afstand van haar
plicht zal doen, wat weer tot gevolg
moet hebben, dat de rechtszekerheid
afneemt.
Door de zonde is er conflict gekomen
tusschen macht en recht. Het is de taak
van de mensch die twee begrippen
weer in juiste harmonie saam te bren
gen. De macht moet in dienst van het
recht staan, dat moet de grondslag van
de vredesgedachte zijn.
Dat geldt voor alle souvereine krin
gen, voor het gezinsleven, het maat
schappelijke leven, het sociale leven en
staatsleven en ook voor het internatio
nale leven. Aan codificatie van het
recht en aan rechtsformuleering alleen
hebben we niet genoeg, er moet macht
zijn om het recht te handhaven.
Dat is de vredesgedachte van de
antirev. partij, gegrond op haar Calvi
nistisch beginsel, dat den Bijbel niet
alleen als Boek van schoonheid, maar
ook als Boek van eenheid, wijl als de
volmaakte Godsopenbaring ziet.
Wij hebben hier nog even zeer
gecompenseerd en saamvattend het
antirev. standpunt ten aanzien van de
vredesgedachte weergegeven.
Wij begrijpen, dat we er onze tegen
standers niet mede tevreden stellen.
Maar we mogen toch vragen voor dit
standpunt, dat in ieder geval de wer
kelijkheid onder de oogen ziet en niet
in het abstracte theoretiseert, deze
waardeering te hebben, dat het iets in
het leven doet.
Want men moge op knusse vergade
ringentjes de weerloosheid prediken en
zich verheerlijken in de „mystiek der
onmacht" (de term is van een Belgisch
socialistisch partijleider), in de prak
tijk past men het zelf niet toe, maar is
op bescherming, zelfs met middelen
van geweld, bedacht, wanneer het
noodig is zichzelf om zijn vleesch en
bloed in vrouw en kinderen te ver
dedigen.
Er is toch altijd heel wat te zien in de we
reld, als men op den uitkijk staat.
Er zijn menschen, die een heel kleine wereld
hebben.
Hun belangstelling strekt niet verder dan hun
dorp. Wat daar buiten ligt heeft hun aandacht
niet. En hoe verder het weg is, hoe minder ze
zich om de dingen bekommeren.
Toch is de wereldgeschiedenis ook onze ge
schiedenis.
Maar dat gebrek aan interesse speelt ook
menig meer ontwikkeld mensch nog parten.
Dezer dagen viel mij dat nog op in een ge
sprek met iemand, die op zijn manier voor den
wereldvrede ijvert en dat doet op de manier,
welke door den Belgischen partijleider van de
soc.-dem. in dat land, Vandervelde, zoo werd
afgekeurd. Deze waarschuwde zijn partij zich
toch niet over te geVen aan de „mystiek van
de onmacht".
Nu, deze vriend wenschte zich wel over te
geven aan die mystiek, in de hoop door on
macht, vredesmacht over Europa en de wereld
te ontplooien.
Er zijn meer van die menschen.
Zij hebben nog zooveel vertrouwen in het
menschdom, dat zij meenen dat de grootste ge
weldenaar, wanneer hij tegenover een wapen
loos mensch komt te staan, zoozeer door de
„goddelijke vonk" wordt aangestoken, hij
zijn zwaard in de schede zal steken en zal
zeggen: „Kom, broeder, jij bent mij te sterk,
tegen een vechtersbaas voel ik me opgewassen,
maar iemand die met de kracht der krachteloos
heid komt, is mijn meerdere".
In den grond der zaak is dat de redeneering
van heel wat z.g. pacifisten.
Maar als men diezelfde menschen afvraagt:
„Wat doet gij als een Godvergeten mensch zich
vergrijpen wil aan uw kind. Toont gij ook dan
de mystiek der onmacht dan is het antwoord:
„Natuurlijk niet, ik zal alles aanwenden, ook
desnoods met geweldmiddelen, om mijn kind te
redden, al moest ik ook een mes in de hart
streek van den misdadiger steken".
Maar dat vinden ze dan iets anders.
Oorlog is altijd zoo ver weg. En het voor
beeld met het kind is niet hetzelfde als oorlog
voeren met gifgassen en zoo.
Is dat waar
En hier kom ik op de beperkte horizont van
den eenvoudigen dorpeling, die meent, dat alles
wat buiten zijn dorp plaats heeft, hem eigenlijk
niet aangaat.
Om die dorpsche eenvoud lacht de dntellec-
tueele pacifist, maar is hij in den grond der zaak
niet precies dezelfde naïeveling
Men begrijpt, dat de eenvoudige geest van
dien dorpschen man dwaalt, want alles wat Den
Haag beslist, heeft ook voor hem belang. Als
er besloten wordt tot belastingverhooging over
te gaan, zal hij dat in zijn beurs gevoelen en
als Den Haag economische of diplomatieke be
trekkingen aanknoopt, zal dat ook invloed heb
ben op het leven van het plattelandsch boertje.
Hetzelfde geldt ook in breeder kring,