IÏIEEL
inenü!
Antirevolutionair
Orgaan
I. H. BUIJS
CHINES
IfZHEI-
p
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
FLIRTEN
IN HOC SIGNO VINCES
|raak~
No. 3723
WOENSDAG 25 FEBRUARI 1931
45STE JAARGANG
leenbank
Rheumatiek
irdigd, weder-
30
>ÖP
Isten
lijsten 17 ct.-
>p alle maten,
enkt om onze
ïem in
lOP
lieren.
htooruren 9—3
fbank.
Fa. W. BOEKHOVEN A JEONEN
isschart &Zoosi
iPPERT,
liddelharnis
S—SONIIHELSBiJK'
|nt gelden aan leden
's-jaars. Ze neemt
n 3,6 pCt. 's-jaars,
den. Voorschotten
lijks aangevraagd
ti der leden van het
enheid tot inbreng-
g van gelden eiken
lagauonis van 8-8
m kassier DJ9FKS7.
Brieven uit Amerika.
Ingezonden Stukken
KLOOSTERBALSEM
Land- @21 Tuinbouw.
Een.
i STRAAT 95.
|AM.
•iftelijken Cursus lot
odsdienstige vakken.
ÉDE leer. Eenvoudig
leek. f 3.— of i' 5.—
ps en prospectus aan
'ERDAM
iliou wer Ij
v
Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f l.~ b| vooruitbetaling.
BUITENLAND taïj vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAQEN en DIENSTAANBIEDINGEN 1 1.- per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die beslaan,
Adverteattën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
if e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentië® en verdere Administratie, franco toe te ssenden aan de Uitgevers
Oudste fabrikaat,
r o o t s t e sorteering.
hngdurige garantie,
akkundig onderricht,
•rtrouwd adres
CERDAM
32717
'ENTEN gevraagd
3e Bereplaats LAAN
5TEIN, begin Lijn 1
)AM. Bestaande uit
Kraaldelen, Binten.
Ijnen. Spiegels, Ser»
Binten, Marmeren
en Blauwe Dak'
Brief adres
135, Telef. 13964
BRDAML 15
SCHOEN te dragen
tage schoenwerk
kter en Apotheker
jlroge en warme voeten
bevelend,
EN t Middelharn's
)n No. 236.
gelijks 8'/i tot 10 uur
behalve 's Maandags
lens afspraak,
11005 en 11946
partijen TE KOOP
|MAN, Heinenoord.
33208
sn tegen con»
pe prijzen de
DONDERDAG HULPCENTRALE.
Wij herineren nog even aan de vergadering
van Donderdag a.s. De zaken die daar bespro
ken zullen worden zijn van groot belang voor
dedoorwerking der Antirev. beginselen op
Flakkee.
'Laat ons niet verzuimen daar aanwezig te
zijn. t
Dagelijksche propageering onzer beginselen
en bestrijding van valsche ideeën is een machtig
wapen, dat niet licht overschat wordt.
In dit opzicht is er op Flakkee nog heel wat
te doen.
Laat ons uit alle deelen van het eiland op
komen ter vergadering, opdat zij slagen moge.
*f STAD EN LAND.
Ds. v. Lummel schrijft in de Brielsche Kerk
bode
Vroeger was de tegenstelling tuschen de
stad en het „platte" land veel scherper dan
tegenwoordig.
In den ouden tijd was het een onderneming
om van Flakkee naar Rotterdam te gaan.
Als dé winter in het land kwam was het
bijna niet om te doen.
-*T oen was 'n „stadsmensch" iemand, daar
-men naar ging kijken, als hij op het eiland
kwam.
En wie van het eiland naar Rotterdam was
geweest en over de stad kon meepraten, was
een vraagbaak voor iedereen.
Maar de stoomboot kwam en de -tram. Nu
trekt men heen en weer op één dag.
Een „daagje" naar Rotterdam is niets bij-
- zonders.
Zoo is het hier en zoo is het door het heele
land. De menschen van het -„land" kennen
de stad.
Er komen heel wat menschen van „buiten"
die in Rotterdam den weg weten net zoo goed
als de Rotterdammers.
- Die twee stad en land zijn dichter bij elkaar
gekomen. De afstand is kleiner geworden.
- Net „platte" land heeft heel wat van de
„stad" overgenomen.
Daar zijn goede dingen onder, waarover
men zich moet verheugen.
Maar er wordt ook heel wat uit de „stad
overgenomen, dat men beter daar had kunnen
laten.
Dat leven enkel voor zijn p 1 e i z i e r, en
niet voor zijne roeping; dat leven in
uiterlijk vertoon en niet in de oude
degel ij kheid; dat leven, alsof men zijn
buren niet kent en met andere menschen niets
te maken had was veel beter niet op het
„land" gebracht.
Die losheid van familie, van huiselijken
en kerkelijken band doet in de stad al kwaad
genoeg.
Dat onkruid moest men niet meenemen. Dt
eenvoud, de degelijkheid, de ingetogenheid, de.
al was het daar maar uitwendige, godsvrucht
moet ons landelijk leven behouden.
Dien schat moet het land zich niet later
rooven.
Wie daarvoor in de plaats krijgt stadsche
kleertjes, stadsche praatjes, stadsche manier
tjes, betaalt het veel te duur.
Z. v. L.
Verscheidene jaren geleden, kwam hier uit
Nederland een boerenjongen uit Friesland. Hij
kwam uit een gereformeerd gezin. Zijn vader
was een meelevend Christen, maar de zoon die
naar Amerika emigreerde was bij de Huzaren
in dienst geweest en had daar door kennis ge
kregen aan het ruwe soldatenleven. Toen hij in
Amerika aankwam, kreeg hij vast werk als in-
wonenende knecht bij een Arnerikaanschen far
mer. Een farmer van het oude type. Een ge-
loovig Christen, ofschoon methodist. Deze
menschen verschillen vooral ook in hun gods
dienst van ons. 's Morgens vroeg bedienden zij
zooals zij dat noemen het „familie-altaar". Va
der leest Gods Woord. En daarna buigt het ge-
heele gezin de knieën,' en legt de nooden voor
dien dag die a.s. is in het gebed voor hun God.
't Avonds doet men ongeveer hetzelfde voor men
zich ter ruste begeeft.
Maar onze Friesche jongen was hieraan niet
gewend, en kon er ook geen woord van ver
staan, dus als hij zich gekleed had, wachtte hij
die plechtigheid niet af, maar ging alvast naar
de schuur. Doch de lady, die zijn kamer moest
onderhouden had een Hollandsch bijbeltje in
zijn koffertje gevonden en dacht die jongen kon
wel van christelijken huize zijn. Den anderen
morgen toen de Vader des huizes zijn bijbel be
gon te lezen, legde hij zijn Hollandsch bijbeltje
voor hem neer en zei tegen hem „here boy,
you read to" (hier jongen, gij leest ook mee).
En het waren zulke lieve menschen voor hem,
wat zou hij anders doen dan gehoorzamen
Na het lezen verzocht zij hem met hen neer te
knielen. Dat was echter voor onze stoere
Friesche Huzaar niet gemakkelijk. Zelfs de
Geref. Christenen knielen bijna nooit in tegen
woordigheid van anderen. Alles wat in hem was
kwam daartegen in verzet. Immers in dat knie
len ligt iets van die onderwerpelijke leidelijk-
heid, die zich moeilijk laat aanpassen bij het
protestantsch Geref. volk in Friesland. Men be
hoeft zich tenslotte ook niet aan alles te onder
werpen, al is men inwonend bij een Methodist.
Maar de lady hield aan. Er sprak een dringen
van de liefde van Christus in haar oog. En de
Friesche jongen brak. Hij ging als de anderen
voor zijn stoel en bad
Nu is hij Grootvader en zegtde oude Me
thodisten-lady is midel geweest, dat ik als
zondaar voor God kwam.
Ik dacht toen hij mij dit verteldehier is
een les te leeren ook voor ons Gereformeerden.
Over het algemeen is het knielen bij ons niet
veel in gebruik. En juist dat ootmoedige, dat
onderwerpelijke dat daarin spreekt moest ons
■meer tot die heilige verrichting aanzetten. Ook
met onze kinderen in het gezinsleven.
Een onzer oude predikanten vertoefde in
het oosten van ons land bij zijn kinderen, en
snuffelde daar in de bibliotheek de oude ge
schriften na, die handelden over de eerste Hol
landers in Amerika. Hiervan geeft hij nu af en
toe een stukje in ons kerkelijk orgaan. Ik lees
dat altijd graag. Wat is thans alles anders dan
toen. Het gaat nu over Piet Stuivesant, de eerste
Gouverneur die Nederland uitzond naar haar
nieuwe kolonie in Amerika. Het was een raar
heer, die maar één been had, het andere hadden
ze afgeschoten in Indië. Uit veel is wel af te
leiden, dat Holland in den beginne niet veel
gaf om deze westersche kolonie. Het minste
was schijnbaar goed genoeg. Toch is door het
nageslacht een groot monument gemaakt van
dezen eenbeenigen gouverneur en dit staat in
het rijke centrum van de groote wereldstad
New-York. Ook krijgt men geen gunstigen in
druk van de Hollanders die toien naar Ame
rika eenmigreerden. En misschien was dit ook
niet het beste deel van Nederland in die dagen.
O.a. las ik, dat de Classis Amsterdam op ver
zoek van Stuivesand een predikant naar de ko
lonie zond. Deze kolonie bestond uit drie dor
pen, gelegen op een lang eiland, vlak bij wat
tegenwoordig de groote stad New-York is. Alle
drie de z.g. dorpen hadden Hollandsche namen
Brooblijn was vroeger Breukelen, Midwood
Amersfoort en later kwam daar Vlissingen
's Gravenzande en Heemstede nog bij. Al die
namen zijn nu verengelscht.
Het verzoek om een predikant kwam niet van
de eilandbewoners, maar door de bewindhebbers
van de West-Indische Compagnie, Blijkbaar om
stoffelijke redenen kwam dit verzoek tot den
Gouverneur. Toen de classis Amsterdam aan
dit verzoek gehoor gaf, zond Stuivesand een
vlot planken naar de kolonie om een pastorie
te bouwen voor den predikant, maar de kolo
nisten verbeterden van dit hout hun eigen hui
zen en lieten' het overige, wat zij niet noodig
hadden, stil aan het strand liggen, zoodat de
dominé toen hij kwam zijn intocht moest nemen
in een hut, waar het van binnen even hard re
gende en sneeuwde als buiten. De roodhuiden,
of zoo onze eerste emigranten ze noemden, d e
wilden, maakten het hun zeer moeilijk.
Brandstichten en moorden was aan de orde van
den dag. Menig fatsoenlijk huis werd door de
Indianen ten hunnen bate veroverd. Later toen
dit alles wat beter werd en de Indianen door
de hulp van de soldaten wat bang waren gewor
den, werden in alle dorpen kerken of kerkjes
gebouwd, maar over het bouwen van een pas
torie was altijd ruzie. Het dorp dat de dominé
wilde hebben moest maar voor een huis zorgen.
Als men dit alles leest, dan komt men tot de
conclusie, dat het geestelijk leven bij die men
schen op laag peil stond. Het is dan ook geen
wonder, dat toen Engeland bezit nam van alles
wat daar door de Hollanders was gesticht, er
schier geen spoor van dat Hollandsch over
bleef. Al heel spoedig konden zij het onder
het Engelsch regiem goed vinden. Blijkbaar zal
hun Hollandsche zin niet diep. Is het evenwel
onverklaarbaar dat Holland zoo weinig moeite
deed om zijn vlag te handhaven in deze nieuwe
wereld. Had het dit gedaan, dan was ontegen
zeggelijk de Hollandsche taal onze taal geweest.
•De eerste predikant waarvan de geschiedenis
melding maakt, was Ds. Johannes Theodoras
Aalheim. Hij was predikant geweest te Paltz.
Daarna naar Meppel vertrokken' en ten tweede
male weer naar de Paltz terug. Dat hij wegens
nieuwe vervolging weer moest verlaten. In de
vergadering van de Classis Amsterdam op 3
December 1635 verzocht hij als predikant naar
West-Indië gezonden te mogen worden. Hij
overhandigde zijn getuigschriften van de ge
meenten Meppel en Gieten, waarop de Classis
besloot hem voort te helpen. Toen de Hollan
ders in 1654 Brazilië moesten ontruimen is Ds.
Palheim aanstonds naar Nieuw Nederland (zoo
werd de kolonie genoemd) gezonden. Maar Ds.
Palheim was zeker niet erg welkom of er moet
niet veel behoefte gevoeld zijn aan geestelijke
voeding. Ook de persoon Palheim was niet wat
van hem verwacht was. In ieder geval betaal
den de kolonisten hem slecht. Ieder oogenblik
moest hij naar Stuivesand om ondersteuning,
want de toegezegde 600 gulden waren door de
West-Indische Compagnie ook ingehouden, met
de mededeeling dat de gemeenten voor hun leer-
aar moesten zorgen.
Er is nog een briefje bewaard, geschreven
door Peter Stuivesand, waarop vermeld staat
dat de kolonisten aan hun Dominé eenige Se-
wants (dit is een Indiaansch geldstuk gemaakt
van schelpen) zouden geven ter waarde van
30 gulden én 5 of 6 pond kruit. Dat was zeker
om watwild te schieten.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
De copie van ingezonden stukken, die niet ge
plaatst zijn, wordt niet teruggegeven. Bulten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers.
De „VOORWAARTS" schrijft;
GELIJK OP DEELEN!
Nadat de Bestuursleden ieder 500,— in hut1,
zak gestoken hadden.
Voorwendsel bleek onjuist.
STELLENDAM, 21 Februari. Bij de voort
schrijdende electrificatie van het platteland is
eindelijk ook de beurt aan Goeree-Overflakte
gekomen, althans voor zoover het de westelijke
helft van het eiland betreft. Het oostelijk gedeelte
is nog eenige jaren gebonden aan de concessie,
verleend aan een maatschappij die hier een gas
fabriek exploiteert.
De electriciteit-voorziening geschiedt door de
N.V. Electriciteits-Maatschappij „Goeree-Over-
flakkee" (E.M.G.O.), die te Middelharnis ge
vestigd is.
Nu was sinds een zevental jaren Stellendam In
het bezit van een eigen electrische centrale, een
coöperatieve onderneming, die door de ingeze
tenen dezer gemeente was gesticht en in stand
werd gehouden. De centrale telde bij de stichting
een 100-tal leden. Na eenigen tijd echter ont
stond er onéenigheid, daar een deel der leden
zich met de leiding niet kon vereenigen. Dit
had het uittreden van een 30-tal ten gevolge.
De ontevredenheid werd vooral veroorzaakt
door het optreden van den Voorzitter, den heer
W. Bouman, godsdienstonderwijzer te Stellen
dam, een man die op een deel van de eenvoudige
visschersbevolking van het dorp grooten in
vloed heeft. Het waren dan ook vooral de no
tabelen, onder andere de burgurgemeester, de
meente-secretaris, de wethouders enz., die niet
van zins om in alles voor den heer Bouman te
bukken, als lid der coöperatieve centrale bedank
ten, temeer waar zijn wijze van optreden ook
op ander gebied groote ontstemming werkte.
Wat evenwel een paar maanden geleden ge
beurd is, heeft er zeer toe bijgedragen de ver
houdingen in het dorp nog meer te bederven dan
reeds geschied was.
Toen het westelijk gedeelte van Flakkee ge-
electrificeerd werd was het bezit van een eigen
centrale voor Stellendam een overbodige weelde.
Er werd dan ook tot liquidatie besloten. De
E.M.G.O. had besloten het bedrijf en de maga
zijn-voorraden over te nemen.
Artikel 41 van de centrale bepaalt, dat bij
ontbinding der vereeniging het bestuur met de
liquidatie belast is. Indien er bij de vereffening
een overschot blijkt te zijn, wordt dit tuschen de
leden gelijkelijk verdeeld. Artikel 14 behelst de
bepaling, dat de bestuursleden en hun plaatsver
vangers geen bezoldiging genieten.
Daarmee staat dus onomstootelijk vast, dat
de bestuursleden geen enkel recht op eenige
vergoeding hebben. Wat deden zij echter onder
leiding van den heer W. Bouman, om toch maar
aan een doceurtje te komen
Steekpenningen.
Zij kwamen niet royaal bij de ledenverga
dering met een voorstel om hen voor hun
moeite een bedrag te geven boven de uitkeering,
die ieder lid zou krijgen als zijn aandeel in het
geen er van de koopsom over zou blijven als
rekening en verantwoording gedaan waren. Ze
deden' het voorkomen alsof zij hoegenaamd niets
voor hun moeite wilden hebben van de centrale,
■maar wel van de E.M.G.O. Van deze maat
schappij hadden ze ieder 500 gekregen. Dom
als zij in hun vermeende slimheid waren, be
seften ze blijkbaar niet, dat dit, indien het waar
was, niets meer of minder zou beteekenen dan
dat zij zich met steekpenningen hadden laten
omkoopen.
De eenvoudige visschers, die in de ledenver
gadering aanwezig waren, aanvaardden echter
de mededeeling van het bestuur temeer waar de
meesten in den godsdienstonderwijzer Bouman
een onbeperkt vertrouwen hadden. Zij namen
genoegen met de 200, die ieder van hen kreeg,
en lieten rustig toe, dat de bestuursleden daar
boven elk nog 500 in hun zak staken.
Toen deze zaak ruchtbaar werd, rees bij
enkele leden, die niet ter vergadering aanwezig
waren, al spoedig twijfel aan de juistheid van
de gedane mededeeling. Zij richtten zich tot het
bestuur van de E.M.G.O. om inlichtingen bij
schrijven van 7 November 1930, deelde dit
bestuur mede dat de overnamesom van dit be
drijf heeft bedragen 51.585.61, terwijl de ma
gazijn-voorraden zijn overgenomen voor
608.89. Het gerucht, dat het bestuur van de
centrale een bedrag van 2500 van de E.M.G.
O. heeft gekregen boven de koopsom werd van
allen grond ontbloot verklaard.
Groote verontwaardiging.
Hetgeen de voorzitter op de ledenvergadering
meedeelde is dus een volkomen uit de lucht
gegrepen smoesje om in strijd met de statuten
toch aan de bestuursleden bezoldiging toe te
kennen. De verontwaardiging over deze handel
wijze, waarbij aan eenige arme visschers het
hun toekomende geld werd onthouden ten be
hoeve van een vijftal beter gesitueerde Stellen-
dammers is groot. Dat blijkt wel uit een inge
zonden stuk, dat kortgeleden voorkwam onder
het opschrift„De werkloosheid" en dat als
volgt luidt
Nu op Stellendam de werkloosheid zich ook
meer dan ooit doet gevoelen, zou het wel aan
beveling verdienen als de heer W. Bouman,
voorzitter van de Coöp. Electricische Cen
trale eens spoedig eene algemeene ledenverga
dering uitschreef om de 100, die voor een
procedure in kas zijn gebleven onder hen te
verdeeien.
Onze hoop is dat de heer Bouman ons
daarin ter wille zal zijn.
Misschien is het bestuur wel tot de over
tuiging gekomen dat zij de 25 gulden, die ze
gezamenlijk hebben verdeeld nu in dezen tijd
maar beter konden verdeeien onder de leden,
zij die zoo gezegend zijn met aardsche goe
deren tellen zoo'n bedrag immers niet en wij
arme stakers kunnen het zoo goed gebruiken.
De pijn is te verzachten,
het lijden te verminderen!
Wacht niet tot de kwaal ver
ergert, masseer direct met
AK.K.ER'»
verzacht verrassend^
snel.
ZOeen goad
ioo goed."
Met belangstelling zien wij een oproep tot
vergadering tegemoet.
Enkele leden der Centrale.
Stellendam, 9 Februari 1931.
Op dit stukje is geen tegenspraak gevolgd.
Ook is de met verlangen tegemoet geziene op
roep tot vergadering niet verschenen. De leden
zullen verstandig doen de koppen bij elkaar
te steken en zelf de vergadering uit te schrij
ven.
Mijnheer de Redacteur
Beleefd 'verzoek ik U plaatsruimte voor het
volgende
Arme stakkers.
De heer O. G. beweert in zijn ingezonden
stuk in „Eilanden Nieuws" d.d. 21 dezer, dat
de bestuursleden van de Centrale alhier 2500
guilden hebben gehad van de E.M.G.O. Dit
lichaam schijnt dus nogal royaal te zijn, dat ze
zich inlaat met transacties, welke, voor zoover
mij bekend, nergens in den handel gebruikelijk
zijn.
O. G. is waarschijnlijk niet goed ingelicht of
spreekt tegen beter weten in.
Ondergeteekende zou ook wel graag van des
E.M.G.O.'s vrijgevigheid hebben willen profitee-
ren, daar hij door reorganisatie van zijn radio
distributiebedrijf een schade van pl.m. 500.
heeft geleden.
Inderdaad heeft hij moeite gedaan vergoeding
te krijgen, maar tevergeefs.
Gaarne zou hij willen weten op welke wijze
de N.V. „E.M.G.O." te vermurwen is. Daar
over kan O. G. hem misschien inlichten.
O. G. vraagt zeer belangstellend of de 200
al opgemaakt zijn door de visschers. Hierop kan
ik hem antwoorden, dat zulks naar alle waar
schijnlijkheid wel het geval zal zijn. Er zijn
hier vischers, die sedert vijf maanden geen of
weinig inkomsten hebben gehad.
Kunnen O. G. en zijn vrienden leven van 40
gulden per maand, zonder vrij vuur of licht.
O. G. verwijt de arme stakers, dat ze Bou
man persoonlijk willen aanvallen. Ja, ze weten
zeer goed, dat Bouman de ziel van de zaak is.
Er zijn zelfs bestuursleden, die beweren niet te
weten waar de 500 gulden, die ze hebben aan
genomen, vandaan komen.
De arme stakkers hadden persoonlijk naar
Bouman moeten gaan om een aalmoes. Neen,
O. G„ dat is het ware niet. Zij wenschen dat
hun recht wordt gedaan. De statuten wijzen uit,
dat het Bestuur niets extra's toekomt en dat
alle baten gelijkelijk onder de leden verdeeld
moeten worden.
Dat de arme stakkers zoo slecht met het ver-
eenigingsleven bekend zijn is juist ten hunnen
nadeele uitgevallen. Bouman heeft hen op de
laatst gehouden vergadering leelijk bij den neus
gehad en ze met een kluitje in 't riet gestuurd,
wel wetend wat voor vleesch hij in de kuip had.
Het Bestuur was „wijzer", mijnheer O, G„ maar
deze wijsheid is niet van het zuiverste water
en heeft niet het belang van de leden gediend.
De „domme" visschers had U echter wel be
reid gevonden, om gezamenlijk, na de verdeeling
een bedrag af te zonderen, om de bestuursleden
een cadeau aan te bieden. Op deze wijze hadden
de bestuursleden een blijk van waardeering ont
vangen, waarvan ze meer plezier zouden hebben
gehad en dit zou ook geen stof hebben opge
waaid, omdat aldus de zaak een normaal ver
loop zou hebben gehad.
Ook de arme stakkers slapen 's nachts niet al
tijd, vermoedelijk wél minder dan Bouman. Zij
moeten 's nachts wel eens in kou en regen
naar zee.
Tenslotte, mijnheer O. G„ U bent verbazend
dapper, waar U de arme stakkers verwijt, dat ze
niet met hun naam voor den dag durven komen.
Maar waar blijft uw naam U brengt me een
bekend spreekwoord van een splinter en een
balk te binnen.
U, mijnheer de Redacteur dankend voor de
plaatruimte,
Hoogachtend,
JOH. DE JAGER.
KALKSTIKSTOF OP KLEIGROND.
In het afgeloopen jaar zijn door het In'
lichtingsbureau voor kalkstikstof te Amsterdam
onder de gemeente Melissant een tweetal proef»
velden aangelegd, welke onder toezicht van
ondergeteekende stonden
Het eene proefveld was een vergelijkende
proef met kalkstikstof, zwavelzure ammoniak,
kalksalpeter en chilisalpeter op mangels. Op
elk veldje werd van elke meststof 500 kg. per
H.A. uitgestrooid. De opbrengsten waren als
volgt
öaaaaaaaa
o,
jjóaaaaaaaa
inCOOrONOOWDCSOO
Cd O *-«
"*rt
a *ut 'S ui
*±;ouioiu,nno
S5 !/)"->.
.JiS
S 11 tl KI M
a
O»
JD
AAAAAAA~
O
a
O
O
AAAAAAAA
Bij vergelijking van de opbrengsten der ver»
schillende paralellen komen we tot de conclusie,
dat deze proef niet geheel geslaagd is, daar
de verschillen tusschen de opbrengsten der
overeenkomstige perceelen te groot zijn. Wil»
len we toch eenige beschouwingen houden
over het resultaat dezer proef, dan blijkt het
volgende
De gemiddelde opbrengst per H.A. was bij
bemesting met 500 kg. kalkstikstof 114210 kg.,
bij bemesting met 500 kg. Zw. ammoniak
112888 kg., bij bemesting met 500 kg. kalk»
salpeter 113152 kg en bij bemesting met 500
kg. chilisalpeter 122182 kg., terwijl de op»
brengst van het niet met stikstof bemeste
perceel 78068 kg. bedroeg.
De meeropbrengst met kalkstikstof bedroeg
dus 36143 kg., met Zw. ammoniak 34821 kg.,
met kalksalpeter 35085 kg. en met Chilisalpeter
44115 kg.
Per stikstof gaven de 4 meststoffen achter»
eenvolgens een meeropbrengst van 361,4 kg.,
348 2 kg., 452 kg. en 569 kg.
Wanneer de kalkstikstof f 8,70 kost, de Zw.
ammoniak f 9,20, de kalksalpeter f 9,70 en
de Chilisalpeter f 11,—dan verkrijgt men voor
elke cent aangewende meststof een meer»
opbrengst van resp 8.4 kg., 7,7 kg., 7,2 kg.
en 8,3 kg., of 1000 kg mangels kosten achter»
eenvolgens f 1,81, f 1,32, f 1,38 en f 1,25.
Het suikergehalte der verschillende per»
ceeltjes bleek te zijn: zonder kalkstikstof
8,6 7,7 van de Zw. ammoniak 9,7
en 8 van de kalksalpeter 8,6 en 9,1
en van de Chilisalpeter 7,4 en 7,6%. On.
bemest bad een gehalte van 8,4
Om op grond van deze gehaltecijfers een
conclusie te trekken, is wel wat gewaagd.
Immers zien we bij de Zw. ammoniak een
verschil van niet minder dan 1,7 bij kalk»
stikstof van 0,9 Het eenige, wat we kunnen
zeggen is, dat een Chili-bemesting wel eenigs»
zins de neiging schijnt te hebben het gehalte
aan suiker niet te verhoogen, terwijl dit bij
kaE salpeter en Zw. ammoniak schijnbaar wel
het geval is. Intusschen naderen ook bij deze
meststoffen de gehalten weldra van het nul»
perceeltje, waarom deze conclusie ook maar
zeer voorloopig is. Andere proeven zullen
hierin meer licht moeten geven Wel mogen
we concludeeren, dat de kalkstikstof het suiker»
gehalte niet noemenswaard verhoogt, wat
verwacht werd.
Bij het andere proefveld waren suikerbieten
de proefvruebt. Hier werd kalkstikstof ver'
geleken met kalksalpeter.