UIT HET W00R0 p MUMONDER REDACTIE VAN ■MHHHMHHHBHHHHB Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; G. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld wem PREDIKBEURTEN OP ZONDAG 22 FEBR. 1931 STICHTELIJKE OVERDENKING mm JEUGDLEVEN Toch denzelfden weg? VOOR DEN ZONDAG fl NED .HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. Ds. Vlasblom van O. Tonge en 's avonds leesdienst. Middelharnis, v.tn. leesd. en 's av. Ds. v. d. Wal van Dirksland. Ooltgensplaat, v.m. 9,30 uur leesd. en s av. 6 uur de heer Vetter. Nieuwe Tonge, v.m. 9,30 ur leesd. en 's av. 6 uur Ds. Dekker (Voorb. H. A.). iHerkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, v.m. Ds. v. Ameide van Ouddorp en 's av. leesdienst. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. v. Ameide GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en n.m. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9,30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. 9,30 en n.m. 2 uur Ds. C. W. J. v. Lummel van Zuidland. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Cand. Sie- besma van Dedemsvaart. GEREF GEMEENTEN. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesd. Oudorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m, en 's av. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. M BI IM GEENSZINS VOLGEN. „Maar eenen vreemde zullen zij geenszins volgen, maar zullen van hem vlieden, overmits zij de stem des vreemden niet kennen." Johannes 10 15. Groot en machtig is de verandering die daar plaats grijpt, wanneer een mensch wederom geboren en van dood levend gemaakt wordt. Hij is een nieuw .j^Pschepsel geworden, het oude is voorbij gegaan, ziet het is alles nieuw gewor den. De genade, die hem bewezen wordt, is een onwederstandelijk werk en brengt een radicale omzetting te weeg. Als het er op aankwam, zou hij dat ook bewijzen, zelfs ten koste van het dierbaarste wat hij bezit, zijn eigen leven. O, ja, we weten het wel, ook de begenadigde mensch kan ver afdwalen en diep vallen, hij kan er zelfs toe ko men om zijn Heiland te verloochenen. We zien het aan Petrus, den Rotsman. Maar, hoe 't ook ga, hij komt terug met boete en berouw. Daarbij b 1 ij v e n kan hij niet. Duidelijk wordt ons dat voorgesteld in de verhouding van de schapen eener kudde tot den herder. Vooral zooals dit het geval was in het Oosten. Wat vertrouwelijke omgang bestond daar tusschen den herder en zijn schapen Ze leefden één leven. De herder kende de schapen bij name en dezen herken den reeds van verre de stem van hun herder. Liet die welbekende stem zich hooren, dan wisten ze 't, dat ze er goed aan deden om aan die stem gevolg te geven maar, was 't daarentegen een vreemde, die hen riep, ja, al was hij dan ook met hetzelfde herderskleed bedekt en al voerde hij denzelfden herderstaf, dan kwamen ze niet, maar vloden veel eer beducht weg, overmits zij de stem des vreemden niet kenden. Eigenaardig van zulke schapen, dat ze dat zoo precies wistendat ze de eene stem van den anderen onderschei den. Nu weten we 't, dat er geen twee menschelijke stemmen eender zijn. Hier is een rijkdom van verscheidenheid. El ke stem heeft iets bijzonders. Zoo ook de stem van den herder. En de schapen zijn er op geoefend, dat ieder de stem van zijn eigen herder duidelijk herkent. Den vreemden zullen zij geenszins vol gen, maar van hen vlieden, overmits zij de stem des vreemden niet kennen. Dat is het beeld van den geloovige in zijn verhouding tot den Heere Jezus Christus Wiens stem hij ook herkent uit duizenden en tienduizenden van klanken, die tot hem doordringen. Het >s hen de stem van den goeden Herder, die immer het beste met hem voorheeft. En al is 't dat hij moet erkennen zelf dwaalziek te zijn en geneigd te wezen eigen paden te volgenmaar als 't er op aan komt, te toonen, welken Heer men toebehoort, dan is er geen aarzelen en wankelen, maar vaste beslistheid eenen vreemde zullen zij geenszins vol gen, maar van hem vlieden, overmits zij de stem des vreemden niet kennen. O, wat moet de geloovige vaak in de schuld voor zijnen God, omdat hij geen rechte paden maakt voor zijne voeten en in ongehoorzaamheid doet, wat Gode mishaagd. Dagelijks struikelt hij in vele en met gedachten, woorden en werken overtreedt hij des Heeren heilige geboden. Maar, als hij werkelijk een geloovige is, een kind van God, veranderd en vernieuwd door den Hei lige Geest, dan komt ook menigwerf uit, dat hij zijn beeld vindt in dat schaap van de kudde, dat den vreemde geens zins zal volgen, maar van hem vlieden, overmits het de stem des vreemden niet kent. De stem des vreemden. O, wat ver schillen vreemde stemmen lokkend, lachend, vleiend, streelend, noodigend om het smalle pad te verlaten en den breeden weg te betreden om den Heere Jezus Christus den scheidbrief te geven en de vreugde des levens te genieten. Men mag er een wijle naar luisteren, gelijk het schaap, dat een oogenblik zijn kop opsteektja zelfs er telang naar luisteren en ook teveel belangstelling voor toonen met be schaamdheid moet het getuigd maar volgen, voor goed volgen, neen dat niet, dat nooit. Al zouden dan ook al de schatten der wereld op het spel staan Wel gelukzalig de mensch, die zich zóó,n schaap weet van den goeden Herder Maar dan ook niets van zichzelf ver wacht, maar alles van Hem, Die niet laat varen het werk Zijner handen en Die Zijne kracht in onze zwakheid vol brengt. BB BBBBB9BBBBEB9 meer of min zuiver bewaard zijn gebleven. Toen Mozes nu ongeveer 2500 jaren na de schepping van Adam door God voorbe reid en geroepen werd tot zijn bijzonder werk, werd hij zoo door Gods Geest verlicht, dat hij een helder en juist inzicht had van awt ge beurd was. Hij maakte nochthans gebruik van de reetls bestaande geschriften bij 't opstellen van zijn scheppingsverhaal en de verdere geschiedenis der menschheid, zoover zijn taak zich uitstrekte. Indien er nu in die stukken onjuistheden waren ingeslopen, zuiverde hij ze uit. Maar waar hij 't verhaal juist vond nam hij 't op in zijn boek zonder aanhalingsteekens en zonder de bron te vermelden waaruit hij ge put had. En soms schreef hij niet eens over wat hij geschikt vond, maar voegde het in, door dat stuk aan zijn rol perkament aan te naaien. Want 't schrijven ging in die dagen moeilijk en was kostbaar ook. En de lezer moet in gedachten houden, dat men schreef op rollen van perkament, en niet op papier of in boeken, zooals wij thans heb ben. Dit verklaart dan ook waarom men in de BED sa ea VOOR TWIJFELAARS. DE GELOOFWAARDIGHEID DER HEILI GE SCHRIFT. Het is zeker wel een der kenmerken van den waren Christen dat hij zich onvoorwaardelijk onderwerpt aan de uitspraken der Schrift. En dit doet hij natuurlijk omdat hij overtuigd is van haar geloofwaardigheid. Toch gaat er van het geloof veler Christenen weinig invloed uit op het publieke leven. Om den tegenstander van antwoord te kun nen dienen, waarom men de Schrift aan vaardt, als het Woord van God, is menigeen niet in staat. En toch hoe redelijk is het niet om aan te nemen dat de God, Die alles geschapen heeft, ook openbaring van Zichzelven aan den mensch geschonken heeft. Nu was er zeker de algemeene openbaring Gods, waardoor de mensch in zijn ongevallen toestand zijn Maker kende aan den wind des daags. Maar waar zijn geestesoog door de zonde verdonkerd werd, daar konden de kleine over- brengselen van de natuurlijke Godskennis hem niet meer brengen tot den waren Godsdienst. Waar het heengegaan zou zijn zonder bij zondere Godsopenbaring, zien we aan de hei denen. Bij hen is toch de godsdienst ontaard in een carricatuur van den oorspronkelijken eere- dienst van God. Waarom de Schrift er is, wordt ons uit deze dingen wel helder en duidelijk. De bijzondere Godsopenbaring ons voor oogen te houden is haar doel. Bij de mededeeling hiervan aan ons worden we getroffen door de soberheid en waardigheid waarmee zulks plaats vindt. Zoo wordt b.v. de geschiedenis van de eerste wereld ons in 6 hoofdstukken medegedeeld. Be halve de Schepping wordt ons uit dien tijd slechts een enkel hoofdfeit vermeld. Ware menschelijke fantasie aan het woord geweest, zoo had men gewis hier een ruim veld gehad om deze bot te vieren. Maar hier is juist de soberheid ons een krach tig bewijs van de echtheid. In de eerste wereld was er vermoedelijk toch nog slechts de mondelinge overlevering. Deze kon te gemakkelijker plaats vinden, daar de menschen toen veel langer leefden dan thans. Zoo was Adam nog een tijdgenoot van den grootvader van Noach, Methusalah. Noach, de tweede stamvader had dus deze dingen nog slechts uit de 'tweede hand. Wanneer men dus aanneemt dat er een God is en wie kan hieraan nog twijfelen dan zullen we ook de geloofwaardigheid der Schrift moeten toestemmen. We mogen hier de meening van zeker schrij ver wel citeeren, als hij schrijft„Mij schijnt het redelijk het volgende aan te nemen Adam wist hoe zich de schepping had toegedragen, want voor den val had hij volkomen kennis, daar zijn verstand nog niet door de zonde be neveld was. Wat hij alzoo van de schepping wist deelde hij aan zijn nakomelingen mede, en zoo ging 't over van geslacht tot geslacht, tot dat men later op welken tijd dan ook een middel vond om die gewijde oorkonden op schrift te stellen. In 't geslacht van Abel, en1 1 later van Noach, die God vreesden, zullen zij geschriften van Mozes meer dan een stijl ont dekt." Tot zoover de geachte schrijver, welks be schouwing hierover niets aan helderheid te wen- schen overlaat. Nu heeft zeer zeker de moderne critiek Gods Woord onder haar ontleedmes genomen, maar terwijl deze haar gevaarlijk werk verrichtte, heben de opgravingen in het Oosten juist de waarheid der Schrift bevestigd. En waar som mige van Gods kinderen tegenover de critici mochten gezwegen hebben, daar is hier in fi guurlijk in vervulling gegaan „De steenen zul len roepen." Welaan dan, waar dit nu alles zoo heeft plaats gehad, zoo zullen we toch aan het Woord Qods, aan den Bijbel ons geloof niet langer kunnen onthouden. Over „de roepende steenen" D. V. echter een volgende maal. M. J. v. D. Ringvergadering van den Ring Flakkee van Ned. Herv. Jongelingsvereenigingen op G.G. Donderdagavond 19 Februari hield bovenge noemde Ring- haar laatste vergadering in dit seizoen te Ooltgensplaat in het Zondagsschool gebouw der Ned. Herv. Kerk. Even over 7 uur opent de Voorzitter de Wel- Eerw. heer Overweel van Herkingen, de verga dering door te laten zingen Ps. 119 1, waarna hij in gebed voorging. Aan de hand van Genesis 4 1—16 dat voor gelezen werd, spreekt de voorzitter een kort openingswoord. Hij wijst er op dat Kaïn en Abel de eerste J. V. hebben gevormd dat er goeds van te zeggen viel, immers ze waren bezig met de dingen Gods, zij offerden, maar ook dat er kwaad aan te wijzen viel, daar Kaïn als instru ment in de hand des duivels Abel vermoordde. Van de J. ,V- onzer dagen is ook veel goeds te zeggen. Het leven wordt er bezien in het licht van Gods Woord zij scharen zich om dat Woord dat de lijnen voor alle terreinen des levens aangeeft. Van de tegenwoordige Jonge lingsvereenigingen kan ook veel kwaads gezegd worden als ze ontaarden. Als er geen beginsel studie meer wordt verricht, maar wordtlouter een ontspanningsclub. Evenals bij Kaïn en Abel wordt van de jongelingen een offer geëischt, n.l. zichzelven en al hun krachten in den dienst des Heeren te stellen'. De secretaris leest dan de Notulen van de vorige Ringvergadering voor, welke worden goedgekeurd. Vr. Wittekoek van Ooltgensplaat leest dan zijn inleiding voor over „De profeet Jona." Op duidelijke wijze wordt deze geschiedenis behandeld. De roeping van Jona, diens vlucht naar Tarcis, de storm op Zee, die gestild wordt door het overboord werpen van Jona, de groote visch door God daartoe beschikt slokte den profeet op, en deze wordt zoo door Gods gena de bewaard om straks gehoorzaam te doen wat God eischt. Op dit onderwerp volgt een algemeene Bijbel bespreking, waaraan verschillende leden en an dere personen deelnemen. Bij deze zeer aangename bespreking wordt op verschillende dingen nader ingegaan. Nadat nu gezongen is Ps. 105 1. wordt en kele oogenblikken gepauzeerd. Na de pauze, wordt het onderwerp vaderlandsche geschiedenis: Frederik Hendrik ingeleid door Vr. Edewaard. Verschillende episoden uit het leven van de „Stedendringer" worden geschetst, waaruit blijkt dat de naam „Stedendwinger" niet ten onrechte aan Frederik Hendrik werd gegeven. Ook op dit onderwerp volgt eenige bespreking. Vr. Krijger van Middelharnis handelt daarna over „De prediker van Geneve." Inl. 'begint met te schetsen de algemeene ont wrichting en demoralisatie van onzen tijd een tijd waarin zoo weinig meer wordt gezien van het biddend werken. Een biddende werker dat was Calvijn, die eenmaal Geneve zuiverde van de plaatsen der ongerechtigheid. Nagegaan wordt dan Calvijns jeugd en opleiding tot geestelijke zijn breken met Rome, zijn samenspreking met Farel, die hem beweegt in Geneve te blijven als prediker. De groote invloed van Calvijn op het leven van Geneve's inwoners de vlucht en te rugkomst uit en naar Geneve, zijn ontzagge lijken arbeid door hem verrichtkortom heel de levensgeschiedenis van dezen grooten kerkherl vormer wordt door inl. op schoone wijze ge schilderd. Ook op deze inleiding volgt eenige besepre- king. Bij de nu volgende rondvraag worden nog enkele dingen van belang voor de vereenigingen besproken. O. a. werd besloten voortaan op elke Ringvergadering het Bondslied te zingen. In het slotwoord van den Voorzitter wordt dank gebracht aan allen, die dezen avond hun medewerking hebben verleend en aan allen die zijn opgekomen. Na het 'Zingen van Ps. 33 11 sluit de eere voorzitter van de J. V. te Ooltgensplaat, de heer P. den Braber, de vergadering met dankzegging. Vertegenwoordigd waren de J. V. van Oolt gensplaat, Oude Tonge, Den Bommel, Sommels dijk, Middelharnis en Herkingen, terwijl van Dirksland bericht van verhindering ingekomen was. Het was een goeden avond, waarop de Ring met voldoening mag terugzien. SOMMELSDIJK. Dinsdag 24 Februari a.s, 's avonds 6 30 uur, hoopt in zaal van de Harmonie aan den Langeweg alhier op te treden, de Weleerw. Heer Ds. Alberts, Em. predikant der Chr. Geref Kerk te Rotterdam. Woensdag 25 Februari a.s., 's avonds om balf zeven uur, hoopt in de zaal van de Harmonie aan den Langeweg alhier op te treden, de Heer D. Rustige van Leerdam. MIDDELHARNIS* De Jongelingsvereen. op Geref. Grondslag Ps. 119 vers 9 alhier hield haar 18e jaarvergadering in het gebouw »Rehoboth«. De vergadering die zeer druk bezocht was stond onder leiding van den voorzitter, den heer Mol, die haar op de gebruikelijke wijze opende. Het openingswoord werd gesproken door den WelEerw. Heer Ds. P. A. Zeilstra, die sprak naar aanleiding van den naam der ver» eeniging: «Waarmede zal de jopgeling zijn pad zuiver houden Als hij dat houdt naar Uw woord«. Na de gebruikelijke jaarverslagen die ge» lukkig zoowel wa* het ledental als de financiën betreft in optimistischen toon gesteld was, werd een goed voorbereid onderwerp geleverd door vr. Adr. Satter Na een humoristische voordracht van vr. J Visser werd een eveneens goed ingestudeerd onderwerp voorgedragen door vr. C de Bakker, over de Evolutieleer en de Chr. leve^sbe» schouwing. Na een paar declamaties van de vrienden J. Visser en J. Koster, refereerde de voorzitter, vr. Mol, over«Gerechtigheid als eisch voor de oplossing van de sociale kwestie*. Vr. v. d. Stoep sloot met een humoristische voordracht. Op een paar onderwerpen werd een levendige gedachtenwisseliog gevoerd. In de pauze werd getracteerd. Er heerschte een opgewekte stemming. Het eerelid der vereeniging, de heer v Spron» sen, sprak een kort slotwoord en sprak het dankgebed. De J.V. Ps. 119 9 mag op een goed ge» slaagde jaarvergadering terug zien. DEN BOMMEL. Naar wij uit betrouwbare bron vernemen, hebben in de Ned. Herv. Kerk de ouderlingen J. Melissant en S de Lint, wegens oneenigheden bedankt. OOLTGENSPLAAT. Jaarvergadering der Meisjesvereniging Bidt en Werkt alhier op 15 Februari ten 6.30 uur in de Geref. Kerk. De eere-Voorzitter Ds. de Lange, aai wien de leiding van dezen avond is opgedragen laat zingen Ps. 119 53. Hierna gaat Z.Eerw. in gebed voor. Vervolgens wordt gelezen een gedeelte van Lucas 10, naar aanleiding van dit ScanFge- deelte wordt het openingswoord door de voorz. besproken, Thans volgt het jaarverslag van de Secreta resse mej. K. Buth, 72 Inleidingen werden ge leverd en wel 45 gewijde geschiedenis. 6 kerk geschiedenis,5 geloofsgelijdenis, 5 Maa schappe lijke onderwerpen, 4 vaderlandsche geschiedenis. 4 opvoedkunde, 4 A. R. beginselen. De vereeni ging telt 16 leden. De penningmeesteres mej. Jo. Beijer brengt verslag uit over het beheer der gelden. Een klein batig saldo was nog aanwezig. Als eerste inleidster treedt naar voren mej. A. Korteweg A.J.d. en behandeld de gewijde geschiedenis met het onedrwerp Ruth. Hierop volgde eenige bespreking. Daarna kwam een ernstige voordracht door mej, J. van Putten Jd. getiteld Zonder liefde geen waar geloof. Hieraan werd alle aandacht geschonken. Na een korte pauze en tractatie werden eenige coupletten van het Bondslied gezongen. Felicitaties worden uitgesproken namens de J. V. Obadja, alhier door J. van Kempen. Door mej. Buth van Den Bommel namens de Geref. Meisjesvereen. Door mej. L. de Vos Dd. namens de Ned. Herv. Meisjesvereen. op G. G. Namens de Herv. Jongelingsvereen. op G. G. alhier door Wittekoek. Door den heer C. J. Oostdijk na mens de knapenvereeniging alhier. Daarna volgde een maatschappelijk onderwerp „Het Huisgezin" waarop ook vele besprekingen volgden. Door mej. K. Buth werd een gedicht voorgelezen getiteld Bouwen en Bewaren. In de tweeed pauze werd weder getracteerd. Na het zingen van het laatste gedeelte van het Bondslied en collecte, verkrijgt mej. Buth het woord voor een vrij onderwerp. Onderzoek de Schriften waarop geen besprekingen volgden, niettemin was er voor deze inleiding veel aan dacht. Tenslotte een voordracht getiteld „Een Moe der,". Deze ernstige voordracht welke goed werd voorgedragen, maakte een goeden indruk op de aanwezigen. Nadat de Voorzitter allen dank had gebracht voor de geleverde inleidingen en voordrachten, en de wensch had uitgesproken op den ingesla gen weg voort te gaan en vooral sterk te zijn in deze dagen waar de gevaren van alle zijden dreigen, werd gezongen Ps. 103 1, waarna Ds. die Lange met dankzegging sloot, NIEUWE TONGE. A s. Dinsdagavond zal in de consistoriekamer der Ned Herv. Kerk alhier de stemming plaats hebben, wegens periodieke aftreding als Notabel voor de Heeren L. Zwerus, L. Kareis en M. J. v. Driel. DIRKSLAND. Thans is alhier een commissie gevormd om gelden in te zamelen voor het Jubileum-fonds van den Geref. Bond. De rekening van de N. H. Kerk over 1931 is voorloopig vastgesteld en ligt ter inzage bij den boekhouder. DIRKSLAND. Maandag 16 Februari hield de J. V. Jonathan haar-17e jaarvergadering met de knapenvereniging „Samuel" in het koor der Ned. Herv. Kerk. Het koor was goed bezet. Er was veel meer belangstelling dan bij vorige jaarvergaderingen. Een verblijdend en hoopvol verschijnsel, want de christelijke vereenigingen hebben recht op aller belangstelling en medewerking. Aan het begin werd gezongen Ps. 27 5 waarna de Eere voorzitter voorlas 2 Kron. 34 1—7 en ging daarna in gebed voor, Ds. van der Wal sprak zijn openingswoord naar aanleiding van het voorgelezen gedeelte de hervorming van Josia een der vrome Koningen uit Davids geslacht. Uitvoerig werd stilgestaan bij dezen knaap, die op achtjarigen leeftijd den God van zijn vader David begon te zoeken', die op zijn 12e jaar zulk een hervorming aanbracht in Israël, dat nu nog vol bewondering zijn voor den jongen ko ning die met zulk een moed des geloofs alle af goderij uit Israël verhandde. Dezen waarlijk vromen, jeugdigen Koning werd den jongelingen ten voorbeeld gesteld. Nn dit inleidend woord kwamen de jaarver slagen aan de beurt, waaruit bleek, adt het le dental van Jongelingsvereeniging en knapenver eeniging nu niet bepaald schitterend was. De bibliotheek werd flink uitgebreid. Dit jaar wer den ruim 3000 boeken uitgeleend.. Punt 4 was een ileiding door P. Both Az waar in duidelijk werd uieeengezet het verschil tus schen de goede Herder en de huurling. De goede Herder ,die Zijn leven voor de schapen stelde en de huurling die vliedt,omdat hij geen zorg heeft voor de schapen. Inplaats van enkele stuk jes zang door mej. C. Jansen, die verhinderd was, speelde Ds. van der Wal enkele stukken op het orgel, o.a. Een Kerstfantasie. Op werke lijk uitnemende wijze werden deze stukken uitge voerd en het hartelijk applaus bewees wel, hoezeer de aanwezigen deze muzikale versna pering op prijs stelden. Vervolgens hield J. Vijfhuizen een inleiding over Koningin Wilhelmina, waarna staande 2 coupletten van het Wilhelmus werden gezongen. Voor de pauze kregen we van een lid der knapenvereeniging, W. van Lenten nog een voordracht te hooren getiteld de actieve koster. In de pauze werden de dames getracteerd op een reepje chocolade en de heeren op een si gaar terwijl intusschen gecollecteerd werd voor het Herdenkingscomité van de Geref. Bond, wel ke collecte opbracht 14.56. Na de pauze liet W. Kastelein, lid der K.V. ons iets hooren uit het leven van Samuel. Ver volgens speelde Ds. C. van der Wal enkele stukken van den componist Bach, 't Was prach tig. Wat is de muziek toch een heerlijke gave Gods. Daarna hield de Voorzitter A. A. Jansen een inleiding over het dal van Josafat, het kerkhof der Joden. Inlèidier liet zien hoe door verkeerd verstaan van een' tekst uit Joël, de Jood be graven wil worden in het dal van Jasafat, om er getuige van te zijn, als in dat dal God de Heidenen zal oordeelen in den dag des gerichts Omdat mijnheer Potter wegens ziekte niet aan wezig kon zijn, las A. A. Jansen voor Een ka per op de Kust. Nadat de Voorzitter ds. Van der Wal be dankt had voor de uitstekende leiding en de aanwezigen voor hun belangstelling, werd deze gezellige jaarvergadering door den eere-voor- zitter, na het zingen van Ps. 119 88, met dank gebed gesloten. OUDDORP. Aan een Chr. School te Papen» drecht, hoofd de heer Rijsdijk, is als onder» wijzer benoemd de heer G. Schermers, alhier aan de Chr. School werkzaam. Het Zendingsbureau schrijft ons: Wij hebben in de tot dusver gegeven be» richten een zooveel mogelijk optimistischen toon laten hooren en er was daartoe ook aanleiding Maar het is ons de laatste week niet gemakkelijk gemaakt om op dezen toon voort te gaan Konden wij in ons vorig bericht nog zeggen, dat de eerste week van deze maand f 12.000,— had opgebracht, wij kunnen nu over de tweede week der maand niet meer vermelden dan f 5000,—. Een totaal van f 17000,— is evenwel te weinig en op deze wijze zou het toch den schijn krijgen, dat het met de inkomsten denzelfden weg gaat van andere jaren, toen ook de eerste maan» den een te grooten achterstand hebben op» geleverd, Intusschen blijven onze verwachtingen van betere dingen gehandhaafd. Er bereiken ons berichten van verschillende zijden, dat men in het voorjaar bijzondere maatregelen wil nemen ten bate der inkomsten. Daarom blij» ven wij de hoop voeden, dat men ook het totaal van deze Februari»maand nog zoo hoog mogelijk zal opvoeren en dat een volgend bericht daarover reeds iets zal kunnen melden. DE ZONDAAR, LICHT KRIJGENDE IN CHRISTUS. 'k Ben in mij zelf voor God verloren, Ik sta verdoemelijk voor Hem Maar nog doet de Évangeliestem Mij 't woord van vrije ontferming hooren. Daar zie ik Christus bitter lijden Hij, zelf zoo heilig, onbesmet, Droeg aan het hout den vloek der wet, Om daarvan zondaars te bevrijden. En Hij, Gods Zoon, aan 't kruis gestorven, Volbracht in 's zondaars plaats 't gebod,, Den mensch eenmaal gezet door God, En heeft hem 't leven zoo verworven. Dus zie 'k genade en recht zich paren, 'k Zie Gods gerechtigheid vervuld, Als Hij, in Christus, zonde en schuld Vergeeft aan hen, die zondaars waren. In Christus is voor al mijn nooden Volkomen algenoegzaamheid Hij is gewillig en bereid, Kom ik maar recht tot Hem gevloden. Maar ook, er worden in mijn harte Gedurig zwarigheên verwekt Nü ben ik niet genoeg ontdekt En heb te weinig zondensmarte, Dan is 't de grootheid van mijn zonden. Die mij belet om toe te gaan 'k Heb tegen licht en plicht misdaan, Te lang, te snood Gods wet geschonden. Nü weer ben 'k niet genoeg verlegen, Dan is 't vertrouwen weer te klein, Alsof ik eerst geschikt moest zijn, Om daardoor Jezus te bewegen Zoo kan ik dan maar niet gelooven, Zoo maakt de kracht van 't ongeloof Voor 't woord van Gods gena mij doof Och Heer zend kracht en licht van boven I Die kracht, dat licht zal God u zenden, Hij wordt gewis u eens te sterk Want op Zijn tijd zal Hij het werk. Dat Hij in u èegon, volenden. Wijlen Ds. G. RINGNALDA.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 5