voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden,
IE
1IBÏ8IEI
Abdijsiroop
Antire voluiionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
IJN
6 Zn.
|\|o. 3718
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1931
45STE JAARGANG
ingen*
EERSTE BLAD.
ie uanal 13,--.
Op den Uitkijk.
Stop vlug
dien GRIEPaanval
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukkenvoor rïe Redactie bestemd, AdYertentlën en verdere Administratie franco toe te sesidets aan de Uitgevers
Antirevolutionaire
Statenpolitiek.
missiebank.
503. ROTTERDAM
chi jnen van
N DEM
IENST.
5 per deel.
men bij Fa.
melsdijk
ting
ometers
,,Voor de Borst"
ol, diversen.
uari. Vlas. (Opgaaf
30kg. blauw schoon,
1600 kg. dauwroot!
nverkocht. Handel
ri. Vlas. In het land
week stil en werd
verhandeld. Heden
aanvoer uit 88 balen
el vlas en 16 balen
blauwe vlas bestond
ijzen belangstelling,
endeels geruimd kon
dauwroot vlas was
eduiiend.
Mijs en J. S. Mijs
nemens in het open*
ari 1931 bij inzet
ruari 1931 bij afslag,
3,30 uur in Hotel
60 centiaren (40 gea
rnsch) Bouwland in
onder Middelharnis
n Hoogen Boom* en
e betaling der koop-
931.
n kantore van voor.
de Leuvehaven 107
ruari 1931 nam. 2.30
otel van Veen, veiling
bruari 1931 nam. 2 30
otel De Weerd afslag
Gem. 123 R V. M.)
op staande schuur te
older Battenoord, aan
chendijk, kad. secties
526 f m. 529. In di.
inatiën. Verhuurd tot
n heer K. J de Bruin
2305.— per jaar, en
uur, erf en grond te
'oorstraat, kad. sectie
Aren 22 c.A, in één
1 December 1936 aan
de Bruin voor f 375.—
an de erven van wijlen
ISPELEN te Oude
ER SLUYS, Dirksland.
Februari 1931, in bet
chipper; en afslag op
1, in het logement van
Nieuwe Tonge, des
Deze Cour9, it vetschaaf eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- vooruitbetaling
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telet, latere. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan,
Adverientiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Nu de Statenverkiezing in 't zicht
komt, begint men van St. Geref. zijde
met nog grooter felheid dan gewoonlijk
te fulmineeren tegen al wat Anti-rev. is.
Het is met die partij als met de socia
listen. Zij moet leven van de kritiek.
Troelstra zei eens, dat critiek en actie
voor de S.D.A.P. brood en champagne
is.
Zoo is het ook met de S.G.P. De an-
tirev. bladen hebben nu al maanden
lang gezwegen tegen deze partij der on-
bouwland en weg aar.-^ï ^evredenen. Maar zij laat de A.R. niet
ttenoord, gem. Herkin- Pjos, wel beseffend, dat w|anneer zij
zwijgt tegen de A.R. partij, eigen be
staansrecht verloren is. Zij moet para
siteeren op de A.R. plant. Het is voor
hen een kwestie van te zijn of niet te
zijn.
Wel een armoedig bestaan.
Maar dat is nu eenmaal het lot van
alles wat uit de negatie leeft en tot con
structieven arbeid onbekwaam is.
De Banier gaf dezer dagen in een
hoofdartikel een beschouwing over de
verkiezing van het College van Ged.
Staten en verwijt daarin de Anti-Rev.
partij dat zij een soc.-dem. in dat college
heeft helpen brengen.
Natuurlijk worden de dingen weer
zeer eenzijdig voorgesteld, krijgt de S.
G.P.-afgevaardigde alleen het woord
en verzwijgt men de argumentatie van
den heer Schouten, die op zoo koste-
ijke wijze het beleid der A.R. partij had
verdedigd tegen de aanvallen dei
S.G.P.
Ook wordt een geheimzinnig stilzwij
gen bewaard over de houding der S.G.
leden in de Staten bij de verkiezing der
Eerste Kamerleden, waarvan de heer
Schouten gezegd had
en heer A. C. van der
ris VAN ISPELEN.
i 1931, 's nam. 2 uur,
Saia te Oude Tonge,
gegroeid op boschlana
g te Oude Tonge, ten
D. Mooijaart Kzn.
ris VAN ISPELEN.
SANGUINOSE
21
ALSMEDE le, 2e
TAXATIES.
'r. A. SI ZO O.
H. KUYPER.
T TOCH DEZE
RIJKSTE BOEK.
oogstraat 132,
ITERDAN.
„Als de heer van Houdt van oordeel is,
dat men onder alle omstandigheden de aan
wezigheid van verschillende andere richtingen,
soms in belangrijke sterkte, kan ignoreeren,
begrijp ik inderdaad niet, wat de S.G.P. ,n
de toekomst op het politieke pad moet doen.
Trouwens in de werkelijkheid is het reeds
zoo, dat de S.G.P. bij de verkiezing van leden
der Eerste Kamer een standpunt inneemt,
waardoor zij blijkbaar liever principieele te
genstanders over de geheele linie van de S.
G.P. in de Eerste Kamer heeft dan anderen,
die in geen geval behooren tot de principieele
tegenstanders over de gehêele linie van de
S.G.P."
Op deze terechtzetting bleef de heer
v. Houdt het antwoord schuldig.
Er valt ook moeilijk wat op te zeg
gen. Want het is nu eenmaal zoo
Theorie en praktijk zijn daar twee. En
dat kan ook niet anders. Wie in ab
stracta onmogelijke eischen stelt valt
in concreo in zijn eigen zwaard.
Ook bij de verkiezingen van Burg.
en Wethouders van gemeenteraden is
het voorgekomen dat de S.G.P.-afge
vaardigden meehielpen een linksch
raadslid in B. en W. te brengen.
Intusschen verliezen de S. G. men-
schen hierdoor geenszins de vrijmoe
digheid om de A.R. te blijven laken.
De heer v. Houdt meende dat de heer
Schaper niet door de A.R. gestemd had
mogen worden als lid van Ged. Staten
van Z. Holland.
Wat heeft de heer Schouten hierop
geantwoord
We achten de zaak belangrijk genoeg
een en ander uit de rede van den heer
Schouten te releveeren.
De heer Schouten zei o.m.
Mijnheer de Voorzitter Het is mij bekend,
dat het U leed doet, dat thans, bij de behan
deling van deze 'begrooting, door mij nog het
■woord is gevraagd. Ik was dat ook niet van
voornemen, mede omdat ik hedenmiddag om
ongeveer 3 uur bezet ben met een andere ver
gadering, maar ik kan uw leed op het oogen-
blik niet voorkomen, nu een van de andere
leden der Staten gemeend heeft, van zijn
recht gebruik te moeten maken om bij deze
gelegenheid te handelen over de verkiezing
van den heer Schaper tot lid van Gedepu
teerde Staten, en in dat verband speciaal de
houding van de anti-revolutionairen heeft be
sproken.
Het doet ook mij leed, dat meermalen ver
tegenwoordigers van de Staatk.undig Gere
formeerde Partij den indruk wekken, dat hun
eenige tegenstanders in het land de anti-revo
lutionairen zijn. Maar al doet dat ook nog
zooveel leed, daaraan is door ons niets te
doen. Er is alleen iets aan te doen als de be
trokkenen zelf tot het inzicht komen, dat huu
eigen principieele positie een dergelijke hou
ding en een dergelijk optreden niet rechtvaar
digt dat een dergelijke houding in strijd ge
acht moet worden met de principieele positie,
welke zij pretendeeren op staatkundig terrein
in te nemen.
De heer van Houdt heeft in zijn redevoe
ring van hedenvoormiddag geciteerd een
woord, dat door mij is gezegd in de vergade
ring van 3 September 1923 bij de behandeling
van de provinciale begrooting voor 1924. Wat
de heer van Houdt geciteerd heeft staat inder
daad in mijn redevoering het komt voor op
bldz. 431 van de Handelingen van die verga
dering. De heer van Houdt heeft echter bij
het geven van dat citaat in het verband van
zijne redevoering den indruk gewekt, als zou
ik in dat deel van mijn rede gehandeld heb
ben over de verkiezing van sociaal-democraten
tot lid van Gedeputeerde Staten. Die indruk
is door den heer van Houdt geheel ten on
rechte gewektIk zou, zelfs met inachtne
ming van alle zachtzinigheid, waarmede ik
deze zaak behandelen wil, hieraan moeten toe
voegen, dat het wekken van dien indruk van
de zijde van den heer van Houdt strikt geno
men niet door den beugel kan. Wat was het
geval? Ik ben in 1923 genoodzaakt geworden
aan de discussie deel te nem'en, zeer in het
bijzonder door den inhoud van een redevoering
welke destijds is gehouden door ons toenmalig
medelid den heer de Zeeuw. Deze meende in
de vergadering van de Provinciale Staten o.m.
aan de orde te moeten stellen een bepaalde
zinsnede uit een artikeltje, dat voorkwam in
het verkiezingskrantje van de anti-revolutio
nairen, uitgegeven in 'enkele nummers, met het
oog op de Statenverkiezingen van 1923. In
die zinsnede, welke destijds door den heer De
Zeeuw uit dat artikel werd gelicht, ging het
over deze zaakhoe de antirevolutionairen
uit principieel gezichtspunt de sociaal-demo
cratie als leer en levensovertuiging hebben te
waardeeren. Ik heb het destijds in te Staten-
zitting opgenomen voor dat gewraakte zinne
tje en getracht er de beteekenis van uiteen te
zetten. Daardoor was ik verplicht het vraag
stuk van de verhouding der sociaal-democrate
tot de leer der H. Schrift naar antirevolutio
naire opvatting aan te roeren. Ik heb bij die
geleg'enheid o. m. de woorden gebezigd, welke
zoo straks door den heer van Houdt zijn ge
citeerd. Deze handelen over de vraag, hoe de
kiezer in Nederland bij een verkiezing van
leden voor de Provinciale Staten zijn ver
houding tot de sociaal-democratie moet zien,
wanneer hij zich baseert op de H .Schrift. Dat
blijkt duidelijk uit de geciteerde woorden, maa
het blijkt bovenal duidelijk uit de woorden,
welke ik in diezelfde rede heb gebruikt en die
drie regels verder, dan waar de heer Van
Houdt ophield te citeeren, voorkomen. Daar
leest men letterlijk„Ik kom nu tot de kwes
tie van de verkiezing van leden van Ged.
Staten" (bid. 432 van de 'Handelingen der
Staten van 1923.)
Nu behoort de heer Van Houdt tot degenen,
die aan zijn woord gehouden mag worden, om
dat hij lezen kan. Het komt in Nederland nog
wel eens voor, dat iemand technisch heeft
leeren lezen, maar dat hij het logisch niet kan.
Die onderscheiding tusschen lezen en lezen
mag ten aanzien van den heer Van Houdt
niet worden gemaakt. Hij behoort tot de men-
schen, die in staat zijn den zin van eens an
ders woorden objectief weer te geven. Dat
heeft de heer Van Houdt van ochtend niet ge
daan, naar het oordeel van vrijwel ieder. Hij
had drie regels verder in mijn redevoering
kunnen lezen, dat ik, na de behandeling van de
vraag, of de critiek op het zinnetje uit „Stetnt
antirevolutionair" van den heer De Zeeuw
juist was, opzettelijk de kwestie van de ver
kiezing van leden van Gedeputeerde Staten
onder de oogen heb gezien. Ik heb dat gedaan
op een wijze, welke m.i. niet voor tweeërlei
uitlegging vatbaar was, ik mag zelfs zeggen
op een wijze welke voor ieder duidelijk maak
te, dat het algemeen standpunt der anti-revo
lutionairen noch op dat oogenblik, noch his
torisch gezien, voor iemand, die op de hoogte
was, ook maar een oogenblik een vraagtee-
ken kon zijn.
Ik heb destijds, toen ik de kwestie van de
verkiezing van leden van Gedeputeerde Sta
ten behandelde, de zaak erst algemeen be
sproken en zeer zeker gewraakt de stelling
van den heer Ter Laan, dat een college van
Ged. Staten moet worden samengesteld naar
de regelen der evenredige vertegenwoordiging.
Ik wil die discussie thans niet ophalen, maar
moet er toch even op ingaan om wat de heer
Van Houdt van ochtend ten laste der anti
revolutionairen gezegd heeft, te weerleggen.
-Daarop liet ik zie bladz. 436 van de
Handelingen volgfen
„Wanneer onzes inziens dat was dus
niet mijn persoonlijke, meening, maar ik
sprak namens mijn antirevolutionaire geest
verwanten in deze vergadering en ik kan
wel zeggen, al was het niet formeel zoo,
namens de geheele rechterzijde goede be
stuurskracht en een góed bestuursbeleid in
het college van Gedeputeerde Staten aan
wezig zijn en het is, zonder schade voor die
beide; mogelijk een of meer richtingen, die
er nog niet in vertegenwoordigd zijn, er
invloed in te geven, dan heb ik daarop niets
tegen. Als ik de zaak theoretisch behandel
mag ik tevens zeggen, dat ik heel gaarne
'bereid ben, mits de goede bestuurskracht en
het goede bestuursbeleid behouden blijven,
niet te zeer worden geschaad of verzwakt,
in hetzelfde lichaam ook invloed te geven
aan andere richtingen.
Mijnheer de Vo:orzitter, dat is ook een
bekend gevoelen."
Mijnheer de Voorzitter, hier zijn de letter
lijke woorden, wat het algemeen vraagstuk
betreft, over de eventueele verkiezing van
sociaal-democraten tot leden van het College
van Gedeputeerde Staten.
Nu wil ik nog even de laatste woorden
herhalen; dat is ook een bekend gevoelen.
Waarom
Een niet onbelangrijk deel van de historie
der antirevolutionaire partij hangt samen met
den strijd over de toelating in de bestuurs
colleges van minderheden. Niet op den grond
slag van de evenredige vertegenwoordiging
was dit bepleit, al is deze zaak natuurlijk
daarbij ook wel aan de orde geweest. In dit
verband mag ik even in de herinnering terug
roepen: het exclusivisme dat destijds de libe
ralen heben toegepast tot 1901 toe, ook in de
Staten van Zuid-Holland. Toen is 'het ook de
anti-revolutionaire partij geweest, welke daar
tegen rechtmatig is opgekomen; welke is op
gekomen voor het recht, dat ook aan de min
derheid een vertegenwoordiging zou worden
-gegeven in dergelijke lichamen. Ik herhaal;
niet op den grondslag van de evenredige ver
tegenwoordiging werd dit standpunt inge
nomen.
Men kan nog verder teruggaan in de his
torie van de anti-revolutionaire partij. Ik be
hoef slechts den naam van Groen van Prin-
sterer te noemen. Dan zal men weten, dat hij
de man is geweest, die regelmatig opgekomen
is tegen het exclusivisme van de overheer-
schende richting op politiek gebied, waardoor
aan de minderheid in geen geval vertegen
woordiging in de bestuurscolleges werd ge
geven. Hetgeen ik in 1923 gezegd heb komt
dus geheel overeen met het standpunt van de
antirevolutionaire partij en, ik kan er aan
toevoegen: met dat van de Roomsch-Katho-
lieke en de Christelijk-Historische partijen.
I-k meen, dat de heer Van Houdt, alvorens
op te treden als voorstander 'en vertegenwoor
diger van de Staatkundig Gereformeerde Par
tij, een tijd in zijn leven heeft gehad, dat hij
althans behoorde tot de anti-revolutionaire
richting. Mij is niet bekend, al heb ik in den
loop der jaren getracht met eenige nauwgezet
heid na te gaan hoe zijn verhouding tot de
anti-revolutionaire partij is geweest, dat in
vroegere jaren door den heer Van -Houdt ee
nige aanstoot is genomen aan dat algemeene
optreden van de anti-revolutionaire partij in
aangelegenheden als deze, en dat doet wel ter
zake.
Ik heb hiermede de zaak in het algemeen
afgedaan, mijnheer de Voorzitter. Daarmede
staat vast, dat, hoe ook principieel door de
anti-revolutionairen de sociaal-democratie ver
oordeeld wordt als in strijd met de leer van de
Heilige Schrift, uit die veroordeeling nooit,
door wi!en ook, mag worden afgeleid, dat de
antirevolutionairen nimmer mogen medewerken
aan de verkiezing van een sociaal-democraat
tot lid van eenig bestuurscollege. Wanneer
de verkiezingen hebben plaats gehad, dan
staat men voor eene nieuwe werkelijkheid,
wat de samenstelling van een lichaam, ge
meenteraad, Provinciale Staten of Staten-Ge-
neraal betreft. Mede op grondslag van die
werkelijkheid zal moeten worden beslist hoe
het dagelijksch bestuur van een geme'ente,
het College van Ged, Staten eener provincie
en een Ministerie zal moeten' zijn samenge
steld. Ik herzeg: mede op den grondslag van
die werkelijkheid en niet uitsluitend op den
grondslag van iemands principieele levens
overtuiging. Wij kunnen onder ons over deze
aangelegenheid van meening belangrijk ver
schillen, maar voor wat het principe betreft,
moet die door ieder worden aanvaard. Immers
de verkiezingen zijn e'en feit, het lichaam is
samengesteld en op den grondslag van de
samenstelling van het lichaam zal men moeten
nagaan wat kan worden gedaan, opdat zoo
veel mogelijk het dagelijksch beheer- en be-
stuurscolege wordt samengesteld in overeen
stemming met zijn eigen zienswijze. Men mag
echter nimmer toepassen dat exclusivisme,
waardoor men opzettelijk onder alle omstan
digheden elke andere richting van het ver
tegenwoordigd zijn daarin uitsluit.
We behoeven hier niets meer aan toe
te voegen.
Ik kreeg van een lezer van ons blad nog een
schrijven over die zaak van de ambtenaren.
Deze broeder laat het licht weer van anderen
kant vallen op de kwestie.
Om het belang der zaak neem ik zijn schrijven
hier nog op.
Hij schrijft mij
Rotterdam, 2 Februari 1931.
Hooggeachte Uitkijker
Met genoegen lees ik al jaren Uw schrijven.
Het is ook zeer leerzaam. In de laatste twee
Zaterdaguitgaven kwamen er brieven' in voor
over ambtenaren enz.
Over het laatst verschenen nummer (31 Jan.
1931) wil ik U het een en ander mededeelen,
wat betreft over den brief van v. R. Zelf ben
ik ambtenaar en wel bij het Rotterdamsche Po
litiecorps. v. R. heeft het over een inkoop-
vereeniging. Dat is juist, die bestaat in Rotter
dam. Maar niet uitsluitend van ambtenaren. Een
ieder die in geme'entedienst is, kan daar lid van
worden. -Dat lidmaatschap is absoluut p e r-
s o o n 1 ij k. Dus die vereeniging bestaat in
hoofdzaak uit gemeenente-werklieden en
t r a m m a n n e n, -de rest ambtenaren. Maar
ter zake. Is die inkoopvereeniging een eerlijke
zaak Het is niet zooals v. R. U schrijft, de
winkeliers noodzaken, maar wel willen de
winkeliers gaarne in de termen vallen om 10
korting te geven (gezien de vele aanvragen van
Griep is een ziektetoestand, die door
Abdijsiroop op een bijzondere wijze wordt
bestreden. Abdijsiroop houdt de ontwikke
ling en het verder razen van een
griep-aanval tegen, door de taaie slijm -
bezwangerd met ziektekiemen - uit te
drijven. Abdijsiroop kalmeert het hoesten,
verzacht de plekken, die ruw en rauw
zijn in Uw keel, en Uw gestel ondervindt
den gunstigen invloed. Onovertroffen bij
Hoest Griep Bronchitis Asthma,
AKKER's
Alom verkrijgbaar. Prijs Fl. >.50, Fi. 2-75, Fl. 4.50
Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons
(60 ct.). Dan bespoedigt Ge Uw genezing.
ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop
winkeliers), v. R. wilde, dat alle winkeliers
daar niet aan meededen. -Het zou voor onze
vereeniging heusch niet erg zijn. Maar wij willen
juist onze medemenschen wat gunnen. Wij kon
den immers even goed een coöperatie op
richten.
Er zijn nog heel wat grieven geuit tegen de
ambtenaren in genoemden brief. Ik zou er een
lijvig stukje tegen kunnen schrijven. Feit is, dat
zulke, inkoopvereenigingen al jaren bestaan. Ik
kan ze U met name noemen.
Ook de Christelijke Besturenbond in R'dam
is voor de leden zoo'n inkoopvereeniging be
gonnen. En daar zitten -gelukkig ook vele amb
tenaren in (adres Kipstraat 18, R'dam).
Gelukkig verkeeren veel ambtenaren in gun
stige omstandigheden, wat betreft financiën.
Maar de tijden der werkzaamheden zijn soms
minder prettig. En nu blijf ik -bij me zelf. On
geregelde dienst, nacht, Zondag, Feestdagen enz.
Maar begrijp goed, het gaat ook om het bestaan.
En wanneer er geen z.g.n. voordeelen bij waren,
dan kon men moeilijk, in normale tijden, ambte
naren krijgen, hoewel de tijd nu bedroevend is.
En U, hooggeachte Uitkijker, U onderstreept
al de woorden van v. R. U twijfelt niet aan
de waarheid van v. R. Ik kan niet aannemen,
dat U geheel met v. R. mee kunt gaan. Daar
getuigt Uw wekelijksch schrijven niet van. Het
is toch laster en' het zijn toch grieven tegen de
ambtenaren van v. R. Er zullen wel gevallen
voordoen zooals v. R. dat schrijft, maar dat
gaat ook boven alle critiek. Uit den aard der
zaak kom ik overal, zoowel bij hooge als lage
ambtenaren (ik ben namelijk geheim politieman)
Maar ik zeg U, er wordt flink aangepakt, hoor.
Als ik momenteel meer tijd had, zou ik wel iets
uitvoeriger zijn. Ik hoop, dat U dergelijke -brie
ven niet meer op zult nemen in Uwe kolommen.
En net als U schrijft, een punt daar achter.
Zeer zeker zijn er wel andere zaken, die veel
meer belangstelling hebben. Maar het stukje
heeft intusschen doel -bereikt.
Hoogachtend,
Uw trouwe lezer,
KL. T.
Het spijt mij wel, maar ik kan dezen broeder
niet in alles gelijk geven.
Ik geef direct toe, dat we de zaak niet moeten
generaliseeren. Ambtenaren zijn ook menschen
en nuttige, zelfs noodzakelijke menschen. Een
ambtenaar, -die zijn roeping goed verstaat, -heeft
het niet gemakkelijk. En ik ken verscheidene
ambtenaren, die zelfs een moeilijk leven hebben,
bij dikwijls nog een schraal inkomen.
Maar wat onze ambtenaren in Rotterdam en
misschien in andere groote steden gaan doen
met die inkoopvereeniging, kan ik niet goed
keuren.
Op welken grond hebben zij recht, ie
eischen, dat hun de levensmiddelen 10 goed-
kooper gegeven worden dan anderen menschen
Zij blijken er de macht toe te hebben en wel
door hun organisatie, maar hebben zij er ook
het recht toe
Ik geloof het niet.
Wie betaalt ten slotte die 10
De winkelier niet, want dan zou hij er niet
zoo op uit zijn om die ambtenarenklandisie
machtig te worden. De winkelier moet zijn winst
hebben en dus wordt het verhaald op andere
koopers, op welke manier dan ook. Het één zit
niet los van het andere.
Onze tijd is vol van individueel- en van
-groepsegoïsme.
Ieder denkt alleen aan zichzelf. Maar dat
beteekent de dood voor allen.
Er moet in onze samenleving ook nog zooiets
als solidariteitsgevoel zijn. De maatschappij is
een organisatie, waarin alle leden op elkaar
zijn aangewezen en de hand de voet niet kan
missen.
En vooral in een tijd als nu moesten onze
ambtenaren de burgers door zulke dingen niet
in hun nieren prikkelen.
Het is voor de ambtenaren zelf van belang,
dat er een goede verstandhouding bestaat tus-
sch'en hen en de burgerij.
Jan publiek heeft over het algemeen toch al
zoo weinig gemeenschapszin, dat men niet be
grijpt, dat het algemeen belang de ambtenaren
eischt. Vaak wordt de ambtenaar als de natuur
lijke vijand van de burgerij gezien. De menschen
zijn nu eenmaal niet wijzer en kijken niet verder
dan hun neus lang is.
Maar met die mentaliteit hebben onze ambte
naren rekening te houden.
En de goede verstandhouding wordt -er met
zulke praktijken niet beter op.
Wanneer een eenvoudige arbeidershuismoeder
in den winkel een pond suiker haalt en dat be
taalt met 24 cent en een ambtenaarsvrouw, die
misschien 10 of 20 meer inkomen heeft,
ook -tegelijk een pond suiker haalt en betaalt
maar 22 cent, zal dat die arbeidersvrouw niet
gunstig gezind stemmen ten aanzien van onze
ambtenaren.
Laat ons toch ook wat gemeenschapszin open-
harén. We kunnen toch niet buiten elkaar
De Staat zorgt er voor, dat onze ambtenaren
'betrekkelijk onbezorgd kunnen leven, in ieder
geval voldoende inkomen hebben om hun levens
middelen te betalen tegen den prijs, die cr
voor staat.
Op welken grond zij daar nog een extra
winstje uit moeten slaan, zie ik niet in. Ik hoop,
dat iemand me dat nog eens duidelijk maakt.
Overigens geef ik toe, dat onze ambtenaren
recht hebben op de waardeering der burgerij.
Ambtenaren het zij nog eens gezegd
zijn noodzakelijk voor den goeden gang van
zaken in de samenleving. En velen hebben het
niet gemakkelijk.
Ik denk hier b.v. aan onze ambtenaren bij
den Raad van Arbeid, zij die bij den buiten
dienst werken. Deze menschen kennen heusch
geen achturigen arbeidsdag, maar werken -vaak
van 's morgéns vroeg tot 's avonds laat voor
een loon, dat nu werkelijk niet zoo heel groot is.
En zoo zijn er meer te noemen.
Deze menschen hebben recht op waardeering
van de zijde van het publiek.
De moderne maatschappij is van dien ge-
compliceerden aard, dat het gemeenschapsleven
overal zijn stempel op drukt. Meer dan vroeger
voelen wij, dat het eenzelvig leven niet overeen
stemt met den aard der menschheid. We zijn
op elkander aangewezen. Er moet dus sociaal
gevoel, zin voor de gemeenschap zijn. En dat
maakt de ambtenaren noodzakelijk.
Laat er dus wederzijdsch goed'en wil zijn. Dat
zal de geheele maatschappij, dan vanzelf ook
weer het indmdueele leven ten goede komen
En hiermede punctum
De Engelsche Zondag is over de geheele
wereld bekend.
Dan ligt alles stil. Geen spoortrein rijdt er,
geen boot vaart er, geen winkel is geopend.
Althans in theorie. In de praktijk is dat 'n
de laatste jaren1 ook al weer heel wat ver
anderd.
Maar de Zondagswet ligt er altijd nog en 's
van kracht. Evenals onze Zondagswet van 1815.
Zelfs gebiedt de Engelsche Zondagswet het
kerkgaan