voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, IE 1IBÏ8IEI Abdijsiroop Antire voluiionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES IJN 6 Zn. |\|o. 3718 ZATERDAG 7 FEBRUARI 1931 45STE JAARGANG ingen* EERSTE BLAD. ie uanal 13,--. Op den Uitkijk. Stop vlug dien GRIEPaanval W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukkenvoor rïe Redactie bestemd, AdYertentlën en verdere Administratie franco toe te sesidets aan de Uitgevers Antirevolutionaire Statenpolitiek. missiebank. 503. ROTTERDAM chi jnen van N DEM IENST. 5 per deel. men bij Fa. melsdijk ting ometers ,,Voor de Borst" ol, diversen. uari. Vlas. (Opgaaf 30kg. blauw schoon, 1600 kg. dauwroot! nverkocht. Handel ri. Vlas. In het land week stil en werd verhandeld. Heden aanvoer uit 88 balen el vlas en 16 balen blauwe vlas bestond ijzen belangstelling, endeels geruimd kon dauwroot vlas was eduiiend. Mijs en J. S. Mijs nemens in het open* ari 1931 bij inzet ruari 1931 bij afslag, 3,30 uur in Hotel 60 centiaren (40 gea rnsch) Bouwland in onder Middelharnis n Hoogen Boom* en e betaling der koop- 931. n kantore van voor. de Leuvehaven 107 ruari 1931 nam. 2.30 otel van Veen, veiling bruari 1931 nam. 2 30 otel De Weerd afslag Gem. 123 R V. M.) op staande schuur te older Battenoord, aan chendijk, kad. secties 526 f m. 529. In di. inatiën. Verhuurd tot n heer K. J de Bruin 2305.— per jaar, en uur, erf en grond te 'oorstraat, kad. sectie Aren 22 c.A, in één 1 December 1936 aan de Bruin voor f 375.— an de erven van wijlen ISPELEN te Oude ER SLUYS, Dirksland. Februari 1931, in bet chipper; en afslag op 1, in het logement van Nieuwe Tonge, des Deze Cour9, it vetschaaf eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- vooruitbetaling BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telet, latere. No. 202 Postbus No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan, Adverientiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Nu de Statenverkiezing in 't zicht komt, begint men van St. Geref. zijde met nog grooter felheid dan gewoonlijk te fulmineeren tegen al wat Anti-rev. is. Het is met die partij als met de socia listen. Zij moet leven van de kritiek. Troelstra zei eens, dat critiek en actie voor de S.D.A.P. brood en champagne is. Zoo is het ook met de S.G.P. De an- tirev. bladen hebben nu al maanden lang gezwegen tegen deze partij der on- bouwland en weg aar.-^ï ^evredenen. Maar zij laat de A.R. niet ttenoord, gem. Herkin- Pjos, wel beseffend, dat w|anneer zij zwijgt tegen de A.R. partij, eigen be staansrecht verloren is. Zij moet para siteeren op de A.R. plant. Het is voor hen een kwestie van te zijn of niet te zijn. Wel een armoedig bestaan. Maar dat is nu eenmaal het lot van alles wat uit de negatie leeft en tot con structieven arbeid onbekwaam is. De Banier gaf dezer dagen in een hoofdartikel een beschouwing over de verkiezing van het College van Ged. Staten en verwijt daarin de Anti-Rev. partij dat zij een soc.-dem. in dat college heeft helpen brengen. Natuurlijk worden de dingen weer zeer eenzijdig voorgesteld, krijgt de S. G.P.-afgevaardigde alleen het woord en verzwijgt men de argumentatie van den heer Schouten, die op zoo koste- ijke wijze het beleid der A.R. partij had verdedigd tegen de aanvallen dei S.G.P. Ook wordt een geheimzinnig stilzwij gen bewaard over de houding der S.G. leden in de Staten bij de verkiezing der Eerste Kamerleden, waarvan de heer Schouten gezegd had en heer A. C. van der ris VAN ISPELEN. i 1931, 's nam. 2 uur, Saia te Oude Tonge, gegroeid op boschlana g te Oude Tonge, ten D. Mooijaart Kzn. ris VAN ISPELEN. SANGUINOSE 21 ALSMEDE le, 2e TAXATIES. 'r. A. SI ZO O. H. KUYPER. T TOCH DEZE RIJKSTE BOEK. oogstraat 132, ITERDAN. „Als de heer van Houdt van oordeel is, dat men onder alle omstandigheden de aan wezigheid van verschillende andere richtingen, soms in belangrijke sterkte, kan ignoreeren, begrijp ik inderdaad niet, wat de S.G.P. ,n de toekomst op het politieke pad moet doen. Trouwens in de werkelijkheid is het reeds zoo, dat de S.G.P. bij de verkiezing van leden der Eerste Kamer een standpunt inneemt, waardoor zij blijkbaar liever principieele te genstanders over de geheele linie van de S. G.P. in de Eerste Kamer heeft dan anderen, die in geen geval behooren tot de principieele tegenstanders over de gehêele linie van de S.G.P." Op deze terechtzetting bleef de heer v. Houdt het antwoord schuldig. Er valt ook moeilijk wat op te zeg gen. Want het is nu eenmaal zoo Theorie en praktijk zijn daar twee. En dat kan ook niet anders. Wie in ab stracta onmogelijke eischen stelt valt in concreo in zijn eigen zwaard. Ook bij de verkiezingen van Burg. en Wethouders van gemeenteraden is het voorgekomen dat de S.G.P.-afge vaardigden meehielpen een linksch raadslid in B. en W. te brengen. Intusschen verliezen de S. G. men- schen hierdoor geenszins de vrijmoe digheid om de A.R. te blijven laken. De heer v. Houdt meende dat de heer Schaper niet door de A.R. gestemd had mogen worden als lid van Ged. Staten van Z. Holland. Wat heeft de heer Schouten hierop geantwoord We achten de zaak belangrijk genoeg een en ander uit de rede van den heer Schouten te releveeren. De heer Schouten zei o.m. Mijnheer de Voorzitter Het is mij bekend, dat het U leed doet, dat thans, bij de behan deling van deze 'begrooting, door mij nog het ■woord is gevraagd. Ik was dat ook niet van voornemen, mede omdat ik hedenmiddag om ongeveer 3 uur bezet ben met een andere ver gadering, maar ik kan uw leed op het oogen- blik niet voorkomen, nu een van de andere leden der Staten gemeend heeft, van zijn recht gebruik te moeten maken om bij deze gelegenheid te handelen over de verkiezing van den heer Schaper tot lid van Gedepu teerde Staten, en in dat verband speciaal de houding van de anti-revolutionairen heeft be sproken. Het doet ook mij leed, dat meermalen ver tegenwoordigers van de Staatk.undig Gere formeerde Partij den indruk wekken, dat hun eenige tegenstanders in het land de anti-revo lutionairen zijn. Maar al doet dat ook nog zooveel leed, daaraan is door ons niets te doen. Er is alleen iets aan te doen als de be trokkenen zelf tot het inzicht komen, dat huu eigen principieele positie een dergelijke hou ding en een dergelijk optreden niet rechtvaar digt dat een dergelijke houding in strijd ge acht moet worden met de principieele positie, welke zij pretendeeren op staatkundig terrein in te nemen. De heer van Houdt heeft in zijn redevoe ring van hedenvoormiddag geciteerd een woord, dat door mij is gezegd in de vergade ring van 3 September 1923 bij de behandeling van de provinciale begrooting voor 1924. Wat de heer van Houdt geciteerd heeft staat inder daad in mijn redevoering het komt voor op bldz. 431 van de Handelingen van die verga dering. De heer van Houdt heeft echter bij het geven van dat citaat in het verband van zijne redevoering den indruk gewekt, als zou ik in dat deel van mijn rede gehandeld heb ben over de verkiezing van sociaal-democraten tot lid van Gedeputeerde Staten. Die indruk is door den heer van Houdt geheel ten on rechte gewektIk zou, zelfs met inachtne ming van alle zachtzinigheid, waarmede ik deze zaak behandelen wil, hieraan moeten toe voegen, dat het wekken van dien indruk van de zijde van den heer van Houdt strikt geno men niet door den beugel kan. Wat was het geval? Ik ben in 1923 genoodzaakt geworden aan de discussie deel te nem'en, zeer in het bijzonder door den inhoud van een redevoering welke destijds is gehouden door ons toenmalig medelid den heer de Zeeuw. Deze meende in de vergadering van de Provinciale Staten o.m. aan de orde te moeten stellen een bepaalde zinsnede uit een artikeltje, dat voorkwam in het verkiezingskrantje van de anti-revolutio nairen, uitgegeven in 'enkele nummers, met het oog op de Statenverkiezingen van 1923. In die zinsnede, welke destijds door den heer De Zeeuw uit dat artikel werd gelicht, ging het over deze zaakhoe de antirevolutionairen uit principieel gezichtspunt de sociaal-demo cratie als leer en levensovertuiging hebben te waardeeren. Ik heb het destijds in te Staten- zitting opgenomen voor dat gewraakte zinne tje en getracht er de beteekenis van uiteen te zetten. Daardoor was ik verplicht het vraag stuk van de verhouding der sociaal-democrate tot de leer der H. Schrift naar antirevolutio naire opvatting aan te roeren. Ik heb bij die geleg'enheid o. m. de woorden gebezigd, welke zoo straks door den heer van Houdt zijn ge citeerd. Deze handelen over de vraag, hoe de kiezer in Nederland bij een verkiezing van leden voor de Provinciale Staten zijn ver houding tot de sociaal-democratie moet zien, wanneer hij zich baseert op de H .Schrift. Dat blijkt duidelijk uit de geciteerde woorden, maa het blijkt bovenal duidelijk uit de woorden, welke ik in diezelfde rede heb gebruikt en die drie regels verder, dan waar de heer Van Houdt ophield te citeeren, voorkomen. Daar leest men letterlijk„Ik kom nu tot de kwes tie van de verkiezing van leden van Ged. Staten" (bid. 432 van de 'Handelingen der Staten van 1923.) Nu behoort de heer Van Houdt tot degenen, die aan zijn woord gehouden mag worden, om dat hij lezen kan. Het komt in Nederland nog wel eens voor, dat iemand technisch heeft leeren lezen, maar dat hij het logisch niet kan. Die onderscheiding tusschen lezen en lezen mag ten aanzien van den heer Van Houdt niet worden gemaakt. Hij behoort tot de men- schen, die in staat zijn den zin van eens an ders woorden objectief weer te geven. Dat heeft de heer Van Houdt van ochtend niet ge daan, naar het oordeel van vrijwel ieder. Hij had drie regels verder in mijn redevoering kunnen lezen, dat ik, na de behandeling van de vraag, of de critiek op het zinnetje uit „Stetnt antirevolutionair" van den heer De Zeeuw juist was, opzettelijk de kwestie van de ver kiezing van leden van Gedeputeerde Staten onder de oogen heb gezien. Ik heb dat gedaan op een wijze, welke m.i. niet voor tweeërlei uitlegging vatbaar was, ik mag zelfs zeggen op een wijze welke voor ieder duidelijk maak te, dat het algemeen standpunt der anti-revo lutionairen noch op dat oogenblik, noch his torisch gezien, voor iemand, die op de hoogte was, ook maar een oogenblik een vraagtee- ken kon zijn. Ik heb destijds, toen ik de kwestie van de verkiezing van leden van Gedeputeerde Sta ten behandelde, de zaak erst algemeen be sproken en zeer zeker gewraakt de stelling van den heer Ter Laan, dat een college van Ged. Staten moet worden samengesteld naar de regelen der evenredige vertegenwoordiging. Ik wil die discussie thans niet ophalen, maar moet er toch even op ingaan om wat de heer Van Houdt van ochtend ten laste der anti revolutionairen gezegd heeft, te weerleggen. -Daarop liet ik zie bladz. 436 van de Handelingen volgfen „Wanneer onzes inziens dat was dus niet mijn persoonlijke, meening, maar ik sprak namens mijn antirevolutionaire geest verwanten in deze vergadering en ik kan wel zeggen, al was het niet formeel zoo, namens de geheele rechterzijde goede be stuurskracht en een góed bestuursbeleid in het college van Gedeputeerde Staten aan wezig zijn en het is, zonder schade voor die beide; mogelijk een of meer richtingen, die er nog niet in vertegenwoordigd zijn, er invloed in te geven, dan heb ik daarop niets tegen. Als ik de zaak theoretisch behandel mag ik tevens zeggen, dat ik heel gaarne 'bereid ben, mits de goede bestuurskracht en het goede bestuursbeleid behouden blijven, niet te zeer worden geschaad of verzwakt, in hetzelfde lichaam ook invloed te geven aan andere richtingen. Mijnheer de Vo:orzitter, dat is ook een bekend gevoelen." Mijnheer de Voorzitter, hier zijn de letter lijke woorden, wat het algemeen vraagstuk betreft, over de eventueele verkiezing van sociaal-democraten tot leden van het College van Gedeputeerde Staten. Nu wil ik nog even de laatste woorden herhalen; dat is ook een bekend gevoelen. Waarom Een niet onbelangrijk deel van de historie der antirevolutionaire partij hangt samen met den strijd over de toelating in de bestuurs colleges van minderheden. Niet op den grond slag van de evenredige vertegenwoordiging was dit bepleit, al is deze zaak natuurlijk daarbij ook wel aan de orde geweest. In dit verband mag ik even in de herinnering terug roepen: het exclusivisme dat destijds de libe ralen heben toegepast tot 1901 toe, ook in de Staten van Zuid-Holland. Toen is 'het ook de anti-revolutionaire partij geweest, welke daar tegen rechtmatig is opgekomen; welke is op gekomen voor het recht, dat ook aan de min derheid een vertegenwoordiging zou worden -gegeven in dergelijke lichamen. Ik herhaal; niet op den grondslag van de evenredige ver tegenwoordiging werd dit standpunt inge nomen. Men kan nog verder teruggaan in de his torie van de anti-revolutionaire partij. Ik be hoef slechts den naam van Groen van Prin- sterer te noemen. Dan zal men weten, dat hij de man is geweest, die regelmatig opgekomen is tegen het exclusivisme van de overheer- schende richting op politiek gebied, waardoor aan de minderheid in geen geval vertegen woordiging in de bestuurscolleges werd ge geven. Hetgeen ik in 1923 gezegd heb komt dus geheel overeen met het standpunt van de antirevolutionaire partij en, ik kan er aan toevoegen: met dat van de Roomsch-Katho- lieke en de Christelijk-Historische partijen. I-k meen, dat de heer Van Houdt, alvorens op te treden als voorstander 'en vertegenwoor diger van de Staatkundig Gereformeerde Par tij, een tijd in zijn leven heeft gehad, dat hij althans behoorde tot de anti-revolutionaire richting. Mij is niet bekend, al heb ik in den loop der jaren getracht met eenige nauwgezet heid na te gaan hoe zijn verhouding tot de anti-revolutionaire partij is geweest, dat in vroegere jaren door den heer Van -Houdt ee nige aanstoot is genomen aan dat algemeene optreden van de anti-revolutionaire partij in aangelegenheden als deze, en dat doet wel ter zake. Ik heb hiermede de zaak in het algemeen afgedaan, mijnheer de Voorzitter. Daarmede staat vast, dat, hoe ook principieel door de anti-revolutionairen de sociaal-democratie ver oordeeld wordt als in strijd met de leer van de Heilige Schrift, uit die veroordeeling nooit, door wi!en ook, mag worden afgeleid, dat de antirevolutionairen nimmer mogen medewerken aan de verkiezing van een sociaal-democraat tot lid van eenig bestuurscollege. Wanneer de verkiezingen hebben plaats gehad, dan staat men voor eene nieuwe werkelijkheid, wat de samenstelling van een lichaam, ge meenteraad, Provinciale Staten of Staten-Ge- neraal betreft. Mede op grondslag van die werkelijkheid zal moeten worden beslist hoe het dagelijksch bestuur van een geme'ente, het College van Ged, Staten eener provincie en een Ministerie zal moeten' zijn samenge steld. Ik herzeg: mede op den grondslag van die werkelijkheid en niet uitsluitend op den grondslag van iemands principieele levens overtuiging. Wij kunnen onder ons over deze aangelegenheid van meening belangrijk ver schillen, maar voor wat het principe betreft, moet die door ieder worden aanvaard. Immers de verkiezingen zijn e'en feit, het lichaam is samengesteld en op den grondslag van de samenstelling van het lichaam zal men moeten nagaan wat kan worden gedaan, opdat zoo veel mogelijk het dagelijksch beheer- en be- stuurscolege wordt samengesteld in overeen stemming met zijn eigen zienswijze. Men mag echter nimmer toepassen dat exclusivisme, waardoor men opzettelijk onder alle omstan digheden elke andere richting van het ver tegenwoordigd zijn daarin uitsluit. We behoeven hier niets meer aan toe te voegen. Ik kreeg van een lezer van ons blad nog een schrijven over die zaak van de ambtenaren. Deze broeder laat het licht weer van anderen kant vallen op de kwestie. Om het belang der zaak neem ik zijn schrijven hier nog op. Hij schrijft mij Rotterdam, 2 Februari 1931. Hooggeachte Uitkijker Met genoegen lees ik al jaren Uw schrijven. Het is ook zeer leerzaam. In de laatste twee Zaterdaguitgaven kwamen er brieven' in voor over ambtenaren enz. Over het laatst verschenen nummer (31 Jan. 1931) wil ik U het een en ander mededeelen, wat betreft over den brief van v. R. Zelf ben ik ambtenaar en wel bij het Rotterdamsche Po litiecorps. v. R. heeft het over een inkoop- vereeniging. Dat is juist, die bestaat in Rotter dam. Maar niet uitsluitend van ambtenaren. Een ieder die in geme'entedienst is, kan daar lid van worden. -Dat lidmaatschap is absoluut p e r- s o o n 1 ij k. Dus die vereeniging bestaat in hoofdzaak uit gemeenente-werklieden en t r a m m a n n e n, -de rest ambtenaren. Maar ter zake. Is die inkoopvereeniging een eerlijke zaak Het is niet zooals v. R. U schrijft, de winkeliers noodzaken, maar wel willen de winkeliers gaarne in de termen vallen om 10 korting te geven (gezien de vele aanvragen van Griep is een ziektetoestand, die door Abdijsiroop op een bijzondere wijze wordt bestreden. Abdijsiroop houdt de ontwikke ling en het verder razen van een griep-aanval tegen, door de taaie slijm - bezwangerd met ziektekiemen - uit te drijven. Abdijsiroop kalmeert het hoesten, verzacht de plekken, die ruw en rauw zijn in Uw keel, en Uw gestel ondervindt den gunstigen invloed. Onovertroffen bij Hoest Griep Bronchitis Asthma, AKKER's Alom verkrijgbaar. Prijs Fl. >.50, Fi. 2-75, Fl. 4.50 Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons (60 ct.). Dan bespoedigt Ge Uw genezing. ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop winkeliers), v. R. wilde, dat alle winkeliers daar niet aan meededen. -Het zou voor onze vereeniging heusch niet erg zijn. Maar wij willen juist onze medemenschen wat gunnen. Wij kon den immers even goed een coöperatie op richten. Er zijn nog heel wat grieven geuit tegen de ambtenaren in genoemden brief. Ik zou er een lijvig stukje tegen kunnen schrijven. Feit is, dat zulke, inkoopvereenigingen al jaren bestaan. Ik kan ze U met name noemen. Ook de Christelijke Besturenbond in R'dam is voor de leden zoo'n inkoopvereeniging be gonnen. En daar zitten -gelukkig ook vele amb tenaren in (adres Kipstraat 18, R'dam). Gelukkig verkeeren veel ambtenaren in gun stige omstandigheden, wat betreft financiën. Maar de tijden der werkzaamheden zijn soms minder prettig. En nu blijf ik -bij me zelf. On geregelde dienst, nacht, Zondag, Feestdagen enz. Maar begrijp goed, het gaat ook om het bestaan. En wanneer er geen z.g.n. voordeelen bij waren, dan kon men moeilijk, in normale tijden, ambte naren krijgen, hoewel de tijd nu bedroevend is. En U, hooggeachte Uitkijker, U onderstreept al de woorden van v. R. U twijfelt niet aan de waarheid van v. R. Ik kan niet aannemen, dat U geheel met v. R. mee kunt gaan. Daar getuigt Uw wekelijksch schrijven niet van. Het is toch laster en' het zijn toch grieven tegen de ambtenaren van v. R. Er zullen wel gevallen voordoen zooals v. R. dat schrijft, maar dat gaat ook boven alle critiek. Uit den aard der zaak kom ik overal, zoowel bij hooge als lage ambtenaren (ik ben namelijk geheim politieman) Maar ik zeg U, er wordt flink aangepakt, hoor. Als ik momenteel meer tijd had, zou ik wel iets uitvoeriger zijn. Ik hoop, dat U dergelijke -brie ven niet meer op zult nemen in Uwe kolommen. En net als U schrijft, een punt daar achter. Zeer zeker zijn er wel andere zaken, die veel meer belangstelling hebben. Maar het stukje heeft intusschen doel -bereikt. Hoogachtend, Uw trouwe lezer, KL. T. Het spijt mij wel, maar ik kan dezen broeder niet in alles gelijk geven. Ik geef direct toe, dat we de zaak niet moeten generaliseeren. Ambtenaren zijn ook menschen en nuttige, zelfs noodzakelijke menschen. Een ambtenaar, -die zijn roeping goed verstaat, -heeft het niet gemakkelijk. En ik ken verscheidene ambtenaren, die zelfs een moeilijk leven hebben, bij dikwijls nog een schraal inkomen. Maar wat onze ambtenaren in Rotterdam en misschien in andere groote steden gaan doen met die inkoopvereeniging, kan ik niet goed keuren. Op welken grond hebben zij recht, ie eischen, dat hun de levensmiddelen 10 goed- kooper gegeven worden dan anderen menschen Zij blijken er de macht toe te hebben en wel door hun organisatie, maar hebben zij er ook het recht toe Ik geloof het niet. Wie betaalt ten slotte die 10 De winkelier niet, want dan zou hij er niet zoo op uit zijn om die ambtenarenklandisie machtig te worden. De winkelier moet zijn winst hebben en dus wordt het verhaald op andere koopers, op welke manier dan ook. Het één zit niet los van het andere. Onze tijd is vol van individueel- en van -groepsegoïsme. Ieder denkt alleen aan zichzelf. Maar dat beteekent de dood voor allen. Er moet in onze samenleving ook nog zooiets als solidariteitsgevoel zijn. De maatschappij is een organisatie, waarin alle leden op elkaar zijn aangewezen en de hand de voet niet kan missen. En vooral in een tijd als nu moesten onze ambtenaren de burgers door zulke dingen niet in hun nieren prikkelen. Het is voor de ambtenaren zelf van belang, dat er een goede verstandhouding bestaat tus- sch'en hen en de burgerij. Jan publiek heeft over het algemeen toch al zoo weinig gemeenschapszin, dat men niet be grijpt, dat het algemeen belang de ambtenaren eischt. Vaak wordt de ambtenaar als de natuur lijke vijand van de burgerij gezien. De menschen zijn nu eenmaal niet wijzer en kijken niet verder dan hun neus lang is. Maar met die mentaliteit hebben onze ambte naren rekening te houden. En de goede verstandhouding wordt -er met zulke praktijken niet beter op. Wanneer een eenvoudige arbeidershuismoeder in den winkel een pond suiker haalt en dat be taalt met 24 cent en een ambtenaarsvrouw, die misschien 10 of 20 meer inkomen heeft, ook -tegelijk een pond suiker haalt en betaalt maar 22 cent, zal dat die arbeidersvrouw niet gunstig gezind stemmen ten aanzien van onze ambtenaren. Laat ons toch ook wat gemeenschapszin open- harén. We kunnen toch niet buiten elkaar De Staat zorgt er voor, dat onze ambtenaren 'betrekkelijk onbezorgd kunnen leven, in ieder geval voldoende inkomen hebben om hun levens middelen te betalen tegen den prijs, die cr voor staat. Op welken grond zij daar nog een extra winstje uit moeten slaan, zie ik niet in. Ik hoop, dat iemand me dat nog eens duidelijk maakt. Overigens geef ik toe, dat onze ambtenaren recht hebben op de waardeering der burgerij. Ambtenaren het zij nog eens gezegd zijn noodzakelijk voor den goeden gang van zaken in de samenleving. En velen hebben het niet gemakkelijk. Ik denk hier b.v. aan onze ambtenaren bij den Raad van Arbeid, zij die bij den buiten dienst werken. Deze menschen kennen heusch geen achturigen arbeidsdag, maar werken -vaak van 's morgéns vroeg tot 's avonds laat voor een loon, dat nu werkelijk niet zoo heel groot is. En zoo zijn er meer te noemen. Deze menschen hebben recht op waardeering van de zijde van het publiek. De moderne maatschappij is van dien ge- compliceerden aard, dat het gemeenschapsleven overal zijn stempel op drukt. Meer dan vroeger voelen wij, dat het eenzelvig leven niet overeen stemt met den aard der menschheid. We zijn op elkander aangewezen. Er moet dus sociaal gevoel, zin voor de gemeenschap zijn. En dat maakt de ambtenaren noodzakelijk. Laat er dus wederzijdsch goed'en wil zijn. Dat zal de geheele maatschappij, dan vanzelf ook weer het indmdueele leven ten goede komen En hiermede punctum De Engelsche Zondag is over de geheele wereld bekend. Dan ligt alles stil. Geen spoortrein rijdt er, geen boot vaart er, geen winkel is geopend. Althans in theorie. In de praktijk is dat 'n de laatste jaren1 ook al weer heel wat ver anderd. Maar de Zondagswet ligt er altijd nog en 's van kracht. Evenals onze Zondagswet van 1815. Zelfs gebiedt de Engelsche Zondagswet het kerkgaan

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1