■I i ifl Gemeenteraad. fill jflC i II it, I fff: fü Vergadering van den Vredeskring. )le i 1 rwl 8 -68 jl i Voor groote kapitalen aan huisraad en voor raden gingen verloren. Zelfs vielen enkele men- schen ten offer aan den waterwolf. VERGADERING van den gemeenteraad van MIDDELHARNIS op Donderdag 29 Januari des nam. 4 uur. Afwezig met kennisgeving de heer Struijk we gens ziekte. De Voorzitter Wethouder Vroegindeweij opent de vergadering met gebed, waarna hij me dedeelt, dat de Burgemeester niet presideeren kan wegens ziektegeval in de familie. De notulen worden voorgelezen. Naar aanleiding hiervan zegt de heer VAN DER MEIDE dat het niet juist is wat in de notulen staat, dat de raad besloten heeft die aandeelen van de E.M.G.O. vol te storten. Er is wel over gepraat maar een besluit is er niet gevallen. De VOORZITTER zegt dlat er wel een be sluit genomen is. De heer VAN DER MEIDE ontkent het. De heer VOGELAAR meent eveneens dat er wel besloten is de aandeelen vol te storten. De heer VAN DER MEIDE vraagt in ver band met de notulen of B. en W. nog uitge haald hebben op de circulaires van den Minister over de werkloosheid. De VOORZITTER zegt dat de Minister be reid is te steunen 25% 50% of 75 naar zijn eigen oordeel. Er werken nu 1 ómenschen aan den Langaweg. Spr. heeft er niet Ir. Geloof over gesproken of ze om de 14 dagen kunnen wisselen, opdat ze allemaal aan de beurt kun nen komen. En met Ir. Van Rooijen heeft spr. gesproken om er meer aan te stellen. Het is om de derde verdeeld met Sommelsdijk en Nieuwe Tonge. Maar in Sommelsdijk werken er veel aan den Dirkslandschendijk en Nieuwe Tonge heeft niet zooveel werkloozen. Maar Ged. Staten wil len het op 1/3 houden. De heer VAN DER MEIDE bewondert den ijver van den Voorzitter, maar spr. vraagtWat denkt de gemeente zelf te doen Waarom wordt het Zandpad niet afgegraven. Dat besluit ligt er nog altijd, maar is nooit uitgevoerd. Dat is prachtig productief werk. Spr. deelt de bezwaren niet die er tegen worden aangevoerd en vraagt Waarom zijn B. en W. niet daar mede geko men De gemeente kan daar een prachtige weg krijgen en het is een mooi stuk werkloosheids voorziening, waar veel menschen mee geholpen zijn. De VOORZITTER zegt dat de Minister voor werkverschaffing stellig te spreken zal zijn, maar het Zandpad is geen belang der gemeente. De gemeente kan niets doen voor de Minister er in erkend is, anders wordt er geen toeslag gegeven. Bovendien moet men bedenken, dat de werkloos heid een gevolg is van de wereldcrisis. De heer VAN DER MEIDE vindt het merk waardig dat de Voorzitter de eigenlijke rede van het Zandpad verzwijgt. Het afgraven van het Zandpad is wel terdege een algemeen belang, er is daar een mooie rechte weg te krijgen. Maar de Voorzitter verzwijgt dat de gasfabriek een sta-in-de-weg is en dat dit verzwegen wordt ds niet in den haak. De VOORZITTER Als er iets een sta-in- den-weg is kan men toch niet doorwerken, of die sta-in-den-weg moet eerst opgeruimd zijn En dat is niet zoo gemakkelijk. Ér zal een stel ling gemaakt moeten worden waaricings de coces vervoerd kan worden. En dat kost veel geld. Bovendien zou het Zandpad opnieuw verhard moeten worden dat kost schepen vol grint. De heer KOESE Als er een stelling voor de gasfabriek te maken is, is spr. het wel met den heer Van der Meide eens. De heer VAN DER MEIDE het bezwaar van de gasfabriek is gemakkelijk te ondervangen. Spr. zou willen dat B. en W. hierover met een rijp overwogën plan kwam. Dat zou tenminste iets zijn om de werklooze menschen te helpen. De heer SLIS zou alsnog bij Ged. Staten wil len vragen meer werkloozen uit Middelharnis aan den Langeweg te werk te willen stellen. De VOORZITTER daar is al aan gewerkt. Maar in het openbaar kan ik er niet meer van zeggen. Straks in besloten zitting wil ik hier over wel mededeelingen doen. Ged. Staten berichten dat zij de goedkeuring van den grondaankoop voor de Ned. Herv. Schoolvereeniging hebben verdaagd. De VOORZITTER zegt dat hij namens den Burgemeester de heer VAN DER MEIDE mede moest deelen, dat hij zijn voorstel betreffende de pensioenaftrek voor gemeenteambtenaren maar moest intrekken, daar de gemeentebegrooting door Ged. Staten niet is goedgekeurd en dus opnieuw in den raad komt. De heer VAN DER MEIDE is de begrooting niet goedgekeurd omdat Ged. Staten niet mee gaan met de pensioenaftrek De VOORZITTER zoo is het. De heer VA NDER MEIDE dan heb ik geen bezwaar om het uit te stellen, want dan blijkt dat Ged. Staten er precies over denken als ik. De heer DOORNBOS Officieel is nog niet gebleken dat Ged. Staten de begrooting niet goedkeuren. Beter is het dus maar, dat Van der Meide zijn voorstel in trekt. De heer VOGELAAR als het toch weer in den raad moet komen kan Van der Meide net zoo goed zijn voorstel aanhouden. De heer VAN DER MEIDE zegt zijn voorstel te zullen aanhouden. De VOORZITTER zegt dat wat de voor stellen van den heer Van der Meide betreffende de kaaigelden aangaat, B. en W. voorstellen hierover in besloten zitting te praten. De heer VAN DER MEIDE dat is zich er gemakkelijk van afmaken. Spr. is bijna geneigd te zeggen dat B. en W. hier weinig ontwikkeld sociaal-rechtvaardigheidsgevoel openbaren. De bieten worden hier in vergelijking met andere producten buitensporig hoog belast en het is een belasting die drukt op enkele personen in de gemeente. Spr. stelt voor over zijn voorstel te stemmen. En daarvoor heeft spr geen steun uit den raad noodig want de voorstellen waren schriftelijk ingediend en kwamen voor op de agenda, zoodat het hiergeen onderwerp betrof vreemd aan de orde van den dag. De heer SLIS Je hebt geen steun noodig, maar als je geen steun krijgt is het onzin om het te behandelen. De heer VAN DER MEIDE: Ik wil een uit spraak van den Raad hebben over deze zaak. De heer KOESE We kunnen beter wachten tot de regeering een regeling omtrent den bieten- bouw getroffen heeft. De heer VAN DER MEIDEhet octrooi wordt geheven om de schade in de gemeente. En alleen de Waterweg wordt hiervoor gebruikt, waaraan de gemeente bijna geen onderhoud heeft. De gemeente mag op het octrooi- en ha vengeld niet verdienen. En er bestaat nog een leemte. De verhouding tusschen wat de Middel- harnische Boot en Bol betalen is ook niet goed. De heer SLIS als er geen regeeringsteun komt zal geen eene boer het meer in zijn hoofd halen bieten te zaaien. De heer VOGELAAR wil het octrooi- en ha vengeld meer als één geheel beschouwen. Het is gevaarlijk om er in openbare vergadering over te praten. Het is mogelijk dat het eene wat te hoog en het andere wat te laag wordt betaald. Maar voor de kunstmest betalen de boeren1 in Stad aan 't Haringvliet 60 cent per ton en in Middelharnis maar 5 cent. Dat is dus weer een voordeeltje. Verder raadt spr. aan er niet in het openbaar over te spreken. De heer DOORNBOS te meer waar er nog meer aan vast zit. De heer KOOTEen vergeet niet dat de Waterweg expres voor het bietenvervoer is be straat. Dat is ook een 20.000.—. De heer VOGELAAR het beste is dat alle artikelen zoo'n beetje naar evenredigheid belast worden. Da VOORZITTER: Het is al verder ge- loopen dan het gaan mocht in deze bespreking. Art. 9 van het reglement van orde zegt, dat er steun voor dit voorstel noodig is. De heer VAN DER MEIDE ontkent dat De heer VOGELAAR: De heer v. d. Meide weet heel goed waarom we deze zaak van de octrooigelden niet openbaar kunnen behandelen: Het gaat hier niet over de menschen op Flakkee maar er is gevaar voor de gemeente zelf. De heer DOORNBOS: Als in het geheime vergadering gebeurt, is het binnen 5 minuten afgehandeld. De heer KOOTE: In geheime vergadering kan v. d. Meide geen propaganda maken, in open bare vergadering wel. De heer VAN DER MEIDE keurt zulk zeg gen af. Spr. roept ieder tot getuige, dat hij zich altijd gelijk blijft en vlak na de verkiezingen precies spreekt als er vlak voor. In stemming gebracht wordt besloten geen verandering in de octrooigelden te brengen. Al- len de heer v. d. Meide stemde er voor. Dan gaat de vergadering in geheime zitting ter bespreking sollicitatie van gemeente-opzich ter. Twaalf personen hadden gesolliciteerd. Na heropening der deuren wordt tot stemming overgegaan. Benoemd blijkt de heer P. van Rikxoord met 6 stemmen. J. G. van Eek had 1 stem 'en' J. Mosselman 3 stemmen. Dan sluiting. VERGADERING van den Raad der ge meente OUDE TONGE op Donderdag 29 Januari, des voorm, 10 uur. De Voorzitter, burgemeester Van Schouwen, opent de vergadering, waarna de notulen worden voorgelezen en vastgesteld Ged. Staten berichten, dat de gemeente de keien van den Oudelandschen dijk spoedig terug krijgt. De heer BEIJER vindt „spoedig" vaag uit gedrukt. De gemeente weet bij ondervinding wat „spoedig" bij de provincie zeggen wil. Weth. DE WIT zegt er met den hoofdinge nieur over gesproken te hebben. Het zou zoo spoedig mogelijk in orde komen. Het is de be doeling van Ged. Staten dezen zomer den dijk nog aan te pakken. De heer BEIJER wil in verband met punt 10 der agenda hierop nog terug komen. De Chr. en R.-K. school k/ijgen voorschot in- gevolge art. 101 der L. O. wet. A. Blaak en A. Munters reclameeren tegen hun aanslag in de hondenbelasting. De eerste krijgt gelijk, de tweede niet. Met het oog op den zomertijd wordt wijziging gebracht in de begrafenisrechten. Na 1 uur betaalt men evenveel als voor 12 uur in ver band met het klokluiden. B. en W. stellen voor het salaris van den klokluider te brengen van 125 op 200 De heer VAN DEN BERG wil er 250 van maken. Dit laatste wordt aangenomen. Voor stemden de heeren v. d. Swaluw, v. d. Berg, Beijer, Los, Tuns, Kievit en v. d. Boogert. Het suppletoir kohier der hondenbelasting wordt vastgesteld. Benoemd wordt tot onderwijzer aan de O. L. school de heer Kruidering alhier. No. 2 van de voordracht was D. Raatsveld te Oosterbeek. Benoemd tot leden der commissie tot wering schoolverzuim worden de heeren H. J. Meijer, Sterk, K. van Asperen, C. L. de Wit, J. v. d. Tol, L. A. Mooijaart en G. Verweij Jz. En tot leden der commissie van plaatselijk schooltoezicht de heeren W. Slijper en Sterk. En tot leden der schattingscommissie de heeren P. van Schouwen, J. Prince, Tuns en C. Snijder. Tot leden van stembureau I worden benoemd de heeren G. C. van Schouwen en Beijer, plaats vervangers De Wit en Faase; tot leden van stembureau II, voorzitter L. v. d. Boogert, leden Los en v. d. Swaluw, en plaatsvervangers v. d. Berg en Prince. Aan de orde is bespreking van reparatie Nieuwstraat, aanleg van wegen, verbetering ha venterrein, rioleering enz. Dit in verband met de werkverschaffing. Weth. DE WIT geeft een uiteenzetting van de voorstellen van B. en W. Voorgesteld wordt rioleering aan te brengen in het verlengde van de Julianastraat en dan zoo vlug mogelijk daar een looppad te maken van koolasch, opdat de menschen er over heen naar het dorp kunnen komen. Dan de sloot dempen en gelijk laten maken en voorloopig ook met koolasch verhar den, tot zij voldoende verzakt is en van den zomer verharden met grint. De rioleering zal gelegd worden door het land van Stoop. Daar wordt dan een pad over heen gelegd. Er zal over gesproken kunnen worden met het polder bestuur. Het best is om geen buizen aan te leggen, want die moeten een diameter van 1.50 Meter binnenwerks hebben. Een betonnen brug kost maar net zooveel. Verder willen B. en W. een greppel dempen en buizen leggen van 6 c.M. en dan een laag mustert, waarop planken gelegd worden en weer een buis er over heen. Op die manier zal de begraafplaats voldoende ontwaterd kunnen worden. De begraafplaats zelf kan op het lage gedeelte ook wat opgehoogd worden, want nu komen sommige graven in het water te liggen. Dit kan uit de gewone middelen betaald worden. Dan willen B. en; W. de Nieuwstraat opknappen door er vlamtegels te leggen, die heel sterk zijn en langs de kanten tegels van lichtere kwaliteit. De heer VAN DEN BERG vraagt of eerst de adressen over de werkloosheid niet kunnen worden voorgelegd. De heer BEIJER: Ja, dat komt nu wel een beetje in het gedrang. Weth. DE WIT vindt het geen bezwaar eerst de adressen te behandelen. Het geldt toch dezelfde zaak. Dan worden de adressen voorgelezen. Eén van den R.-K. en één van den Modernen Bond van Landarbeidersvereenigingen, waarin voorziening in de heerschende werkloosheid gevraagd wordt. De VOORZITTER zegt, dat B. en W. deze zaak onder de oogen hebben gezien en zooveel mogelijk werkloozen te werk willen stellen. Voorts kan de regeering gevraagd wordeij in verband met pas genomen crisesbesluit door den Minister, om verlenging der uitkeeringen. Een moeilijke vraag is maar: waar houdt de crises- werkloosheid op en waar begint de jaarlijksche seizoenwerkloosheid. De Minister zal echter zelf beoordeelen welk karakter de werkloosheid draagt. De heer VAN SCHOUWEN wijst op de crises in het landbouwbedrijf. Het is wel haast zeker, dat de Minister de werkloosheid in de akkerbouwbedrijven zal aanmerken als crises- werkloosheid. Spr. dringt er bij B. en W. op aan, dat zij den Minister vragen de uitkeering aan werkloozen te verlengen. De heer BEIJER heeft zijn rede op schrift staan en zegt Mijnheer de Voorzitter Het verzoek van beide afdeeling der Landar beidersbonden werd gedaan toen nog niet bekend was, dat de onderhandelingen over de verlenging van steun uit de Werkloozenkassen met de re- geering waren beëindigd. Thans nu verlenging door de regeering is toegestaan en waarbij ook ongetwijfeld de kassen der Landarbeiders zijn betrokken, nu staat de zaak wel een weinig anders. De gemeente wordt er door ontlast. O.i. wil dat echter niet zeggen, dat we nu maar moeten doen alsof er niets te doen is. De werk loosheid is steeds hoog. Ook vóór den tijd, dat de Werkloozenkassen in werking waren, de maand November van 't vorig jaar dus, waren velen zonder werk. Toen het December werd, kregen de georganiseerden uitkeering uit de Werkloozenkas, Deze uitkeering, het is vol- doendeb ekend, isz eer laag. Bovendien moet de arbeider het heele jaar door z'n contributie be talen. Dit is voor een landarbeider, met het ge ringe inkomen dat hij heeft, een belangrijk offer. Men moet dit niet onderschatten. De georga niseerde landarbeiders in de verschilende vak bonden georganiseerd, betalen met elkaar per jaar ongeveer 200.000 alleen voor de Werk- loozenverzekering. De contributie voor de vak beweging als zoodanig is hierbij niet inbegrepen, die moeten de georganiseerde arbeiders daar boven ook nog betalen. Deden ze 't niet, dan was het nog slechter met hen gesteld. Het is dus wel een prestatie van den georganiseerden landarbeider, die zeer zeker waardeering ver dient. Een waardeering, die mede op den weg ligt van het gemeentebestuur. De georganiseerde arbeiders, die weken lang van nog minder dan 7.— moeten leven met hun gezin, hebben daar recht op. Het zijn niet meer de arbeiders van 40 jaar terug. Thans is ook de arbeider door middel van zijn organisatie m e n s c h geworden. De Overheid, waartoe ook de Femeente, ga niet al te onvoorzichtig te werk, door zich steeds afzijdig te houden. De onvoldoende gelegenheid om zich in deze maatschappij een menschwaardig bestaan te verschaffen, werkt demoraliseerend en zal zich op den duur wreken. Aan die zijde waar men steeds die arbeiders als revolutiemakers en oproerkraaiers beschouwt diene men zich daar vooral rekenschap van te geven. Wij achten hetb eter ook om den de moraliseerenden invloed der werkloosheid tegen te gaan -dat de arbeider werkt. Maar waar de Gemeente deo bjecten mist, die voldoende en onmiddellijk voor werk aan werkloozen in aan merking komen, meenen wij, dat er andere mid delen aangewend dienen te worden, die den nood der slachtoffers dezer maatschappij eenig- zins helpen verzachten. Het is daarom, mijnheer de Voorz., dat wij voorstellen om op de uitkeering der werkloozen kassen een toeslag te verleenen van 0.50 per dag, benevens een kindertoeslag van 0.10 per kind tot een max. van 5 kinderen. Als we zien, mijnh. de Voorz., dat een der gelijke regeling door vele plattelandsgemeenten in Nederland vanaf 't begin der uitkeering wordt toegepast, verwachten we, dat ze thans, nu de nood hoog is gestegen in deze gemeente, nu pas toegepast, geen verzet zal ondervinden. Te meer niet, waar ook de organisaties der arbeiders zich niet hebben verzet, integendeel hun volle mede- werking gaven aan den steun voor de land bouwers. In dit licht bezien, mijnh. de Voorz., gelooven we niet, dat er één lid in dezen Raad is, die tegen ons voorstel zal zijn. Wanneer ze het des- ondanks toch zijn, verwaarloost men het alge meen belang en doet men het louter uit kiezers vrees. Maar daartoe achten wij de vertegen woordigers in dezen Raad niet in staat. Wij hopen dan ook, dat tot leniging in den nood der werkloozen onze voorstellen genade vinden. De VOORZITTER zegt, dat vooraf zal moe ten gaan de vraag aan den Minister of de be taling aan de uitgetrokken werkloozen doorgaat. De heer BEIJER: Dat gaat feitelijk buiten mijn voorstel om. Spr. gelooft wel, dat de uit keering verlengd zal worden. Maar spr. heeft zelf tegen de werkloozen gezegd: B. en W. zien geen kans om 100 werkloozen in de gemeente aan het werk te houden. Spr. zelf zou daar ook geen kans toe zien. Maar de menschen kun nen van 6.80 in de week niet leven. De toe stand kan zoo niet voortduren. De heer VAN SCHOUWEN zegt, dat vol gens het voorstel-Beijer het maximum der uit keering zou komen boven wat de menschen op het oogenblik verdienen als ze normaal werk hebben. Dat is nooit te verdedigen. Bovendien heeft de heer Beijer vergeten de middelen aan te wijzen, waaruit dat alles moet betaald wor den. En welk bedrag is er totaal toe noodig Heeft de heer Beijer heelemaal geen berekening gemaakt? Beter zou het geweest zijn als Beijer met uitgewerkte plannen was gekomen bij B. en W., dan waren deze voorbereid en konden er ten minste in deze vergadering besluiten ge nomen worden. De heer BEIJER: Dat ik niet de middelen kan aanwijzen is mede de schuld van den heer Van Schouwen -die er tegen heeft gestemd toen ik bij de begrooting voorstelde 3000 te voteeren vopr steun bij werkloosheid. Daarom wordt het mij nu onmogelijk gemaakt de middelen aan te wijzen. Maar er is groote nood in vele gezinnen en'dan moet het maar-gehaald worden waar het te krijgen is. Oude Tonge is lang niet arm. De heer VAN SCHOUWEN wil even het geen de heer Beijer daar zegt recht zetten. Spr. heeft bij de begrooting gezegd er tegen te stem men, omdat het niet gewenscht is oij voorbaat dat geld ter beschikking van B. en W. te stellen. Ik heb er uitdrukkelijk bij gezegd: als 't noodig is, kan de Raad er altijd nog toe besluiten. Spr. neemt van hetgeen hij gezegd heeft geen woord terug. Als er uitgaven voorgesteld worden, moe ten ook de middelen aangewezen worden. Of Oude Tonge arm is of niet zal Beijer moeilijk kunnen beoordeelen, maar de tijdsomstandig heden zulen het wel spoedig leeren, dat Oude Tonge arm is. Spr is er tegen, dat de menschen uit een steunregeling meer -krijgen dan zij hebben bij normale verdienste. Dat zou een object vor men, waardoor de tegenstand tegen het werken vanzelfsprekend gemaakt wordt. De heer VAN DEN BOOGAARD vraagt wat het heele voorstel-Beijer zal kosten. Er is een noodtoestand en er zal ongetwijfeld geholpen moeten worden. Maar spr. zou er niet voor zijn meer te geven dan het stationnaire daggeld. De VOORZITTER: De gemeente mag de werkloosheid niet in de hand werken. De heer VAN DEN BOOGAARD: Werk verschaffing verdient boven steunverleening de voorkeur. Wanneer het werk aan de wegen gebeurt, zou de grond b.v. met den kruiwagen vervoerd kunnen worden' inplaats van met de auto. De menschen zullen het zelf ook liever verdienen, dan dat ze het krijgen. Weth. DE WIT: Het is moeilijk voor B. en W. veel werk op te zoeken. Er zijn er te veel werkloos om aan allen werk te geven. Maar bij de werkverschafing functioneeren drie licha men: het Rijk, de gemeente en de menschen zelf. Spr. kan op het voorstel-Beijer zoo niet stem men. Spr. weet niet de draagwijdte er van. Het wordt zoo maar rauwelings in deze vergadering gebracht, zonder dat B. en W. er iets van af weten. Spr. wil er niet tegen stemmen ook, om dat de menschen geholpen moeten worden. Spr. stelt voor het een week aan te houden. Dan kun nen B. en W. overleg olegen met afgevaardigden der betrokken organisaties. De heer BEIJER vindt een maximum van 12.80 niet te veel. Het loon op het land moet niet als maatstaf gebruikt worden. Dat is veel te laag. Rondom de kaai wordt veel meer ver diend. Spr. legt zich bij het voorstel-De Wit neer. De heer VAN DEN BOOGAARD: Staan er nog buiten de organisatie ook. Die menschen kunnen' toch niet overal buiten worden ge houden De heer KIEVIT: Die zouden ook in aan merking moeten komen. De heer VAN SCHOUWEN is het hiermee eens. Spr. stelt B. en W. voor telegrafisch den Minister te vragen het laatste besluit van toe passing op deze gemeente te brengen en' de uitkeering te continueeren. Daartoe wordt besloten. Besloten wordt Zaterdagmorgen te conferee- ren met de commissie voor de werkloosheid en volgende week weer te vergaderen en met de finitieve planen te komen. Besloten wordt voorts een geldleening aan te gaan van 24000 tot uitvoering der genoemde werken en hierbij zooveel mogelijk werkloozen te werk te stellen. Dan sluiting. MIDDELHARNIS.* Maandagvond werd hier een bijeenkomst gehouden van de nieuw opge richte Vredeskring, die zich ten doel stelt, de vraagstukken, die met oorlog en vrede samen hangen van alle kanten te bezi'en. De Voorzitter, de heer A. J. S. van Dam deelde mee, dat dit doel zal worden nagestreefd langs den weg van een studie-club, die eens per maand bijeen zal komen, door openbare lezin gen, waar sprekers van verschillende- richting het woord zullen voeren en door het rondzenden van een portefeuille met geschriften ook weer van verschillende zijde. Het bestuur hoopt, dat ieder, die zichh ëerï overtuiging wil vormen of een overtuiging op zakelijke wijze wil verkondi gen, als lid zal toetreden. De contributie be draagt minimum 0.50 per jaar, ofschoon ver wacht wordt dat ieder lid naar vermogen zal bijdragen. Men kan zich opgeven bij Mevr. Van Paasschen-Van den Blink Middelharnis. Hierna was het woord aan Ds. A. Priester van Nieuw-Helvoet over „Christendom en Oor log", sprekende als vertegenwoordiger van „Kerk en Vrede". Spreker dringt er op aan, dat de vredesbeweging zal worden opgebouwd in een rustige, zuivere geest, zonder persoonlijke ver dachtmakingen. Gelukkig komt in het hedendaag- sche Protestantisme een nieuwe tegenstelling op naast de oude orthodox-vrijzinnige, n.l. die wel ke bepaald wordt door vragen van socialen aard (Militarisme, nationalisme, ontwapening e. d.) Het christendom moet niet slechts iets zijn voor het persoonlijke maar ook voor het maat schappelijke leven. Dit blijkt uit de groeiende samenwerking tusschen verschillende cristelijke kerken en groepen bij de bestrijding van oorlog en oorlogstoerusting. Als voorbeeld noemt spr. de groei van de Kerk- en Vrede-beweging (1924 ontstaan en thans reeds meer dan 6500 leden en 310 godsdienstige voorgangers tellend, van wie ongeveer 20 orthodox.) Verder de actie van den heer H. L. van Bruggen te De Bildt, die een Gereformeerde vereeniging heeft opge richt voor vredes actie op principieel gerefor meerden grondslag. Het is een fout volgens spr. dat door vele orthodoxe christenen vaak kortweg geleerd wordt dat de Bijbel zegt, dat er altijd oorlogen geweest zijn en zijn zullen. De Bijbel echter is geen vast staande eenheid van gedachte, die alle op de zelfde hoogte liggen, maar een organische een heid, die gegroeid is tot een steeds vollere open baring van de bedoelingen van God met de menschheid. De wereldgeschiedenis kan men beschouwen als een opvoedingsgeschiedenis van de menschheid door God. Eerst werd de oorlog nog niet gevoeld als iets dat streed met Gods wil, later wel. Dit blijkt uit het feit, dat in het Oude Testament twee reeksen van gedachten zijn, de de eene krijgszuchtig, sterk nationaal gekleurd, de andere daarboven uitgegroeid en aanknoopend bij het zesde gebod. Zoo ziet Je- saja 2 e entijd, waarin de zwaarden tot spa den worden omgesmeed en de spiesen tot sik kelen. (Zie ook in Jes. 31 1 een afkeuren van het betrouwen op menschelijke machtsmiddelen dan op God.) Bij deze gedachtenreeks sluit het Nieuwe Testament aan. (Matth. 22 37-40) Jezus heeft Wet en Profeten vervult (men lette ook op zijn uitdrukkelijke verklaring„tot de ouden is gezegdmaar Ik zeg u in de Bergrede). Zijn godsdienst is geen godsdienst van voorschriften en geboden, maar van de vrije gezindtheid van liefde tot God en den naaste. Alles, wat in den oorlog gebeurd, is hiermede in strijd. In dit verband werd het aanhalen van Rom. 13 1-7 gelaakt. Hierin erkent Paulus alleen de rechtsorde van d'en Staat ,maar het oorlogsvraagstuk is hier niet aan de orde. Ook t'.o.v. dit vraagstuk was van doorslaande be- teekenis, wat Petrus en de Apostelen antwoor den aan den Joodschen Raad „Men moet Gode meer gehoorzamen dan de menschen. (Handl. 5 29.) Gewezen werd na de pauze op de gevaren van de geheime diplomatie waarvan destijds Mr. J. J. van Bolhuis in zijn „Geheime diplo matie" reeds tallooze voorbeelden gaf. Tevens op de fatale invloed van de internationale ver bonden, bewapeingsindustrie, op de bewapenings politiek van de regeeringen. Deze industriën heb ben belang bij zoo hoog mogelijk opvoeren van bewapening en bij zoo groot mogelijk'en afzee- gebied. Zoo kon in den wereldoorlog het feit zich voordoen, dat Engelsche soldaten in de Dardanellen door kanonnen beschoten werden, door Engelsche kameraden vervaordigd en de Duitsche soldaten in Frankrijk bleven hangen in prikkeldraad uit Duitsche fabrieken afkomstig, terwijl door Krupp het patent voor een granaat- ontsteker aan de Engelsche firma Vickars werd verkocht, waarmede tienduizende Duitschers werden vermoord 'en waarvan de betaling van Vickers aan Krupp na den oorlog is geschied, waarvan een proces nog het gevolg is geweest. (Men laze over deze dingen O. Lehman Rusz- buldt „De bloedige internationale der bewape ningsindustrie). Over het wezen van den mo dernen oorlog en over de onmogelijkheid om de burgerbevolking door gasmaskers en onderaard- sche schuilplaatsen te beschermen tegen den gif gasoorlog licht ons zeer goed het officieele rap port in van de Internationale Conferentie te Frankfort in Januari 1929 gehouden, uitgaande van de „Internationale vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid." Hierin zijn korte referaten samen gevat, die vooraanstaande scheikundigen, tech nici, straategen, enz., hebben gehouden en waar in het satanische van den modernen oorlog in het licht werd gesteld. Het gifgassen-rapport van den Volkenbond (1924) dat het noodzakelijk achte, dat alle Volkeren zich van den verschrik- kelijken omvang van het gevaar dat hen be dreigt ten volle rekenschap zullen geven, en dat de Nederlandsche regeering verkort en nog wel i nhet Fransch in slechts 800 ex. heeft gepubli ceerd, niettegenstaande de vergaderingen van den Volwenbond tot driemalen' toe met klem hebben aangedrongen op volledigste en alge- meensteb ekendmaking is hierdoor ten volle in zijn waarheid bevestigd. De Roode Kruis Conferenties hebben tot nu toe steeds de onmo gelijkheid van het beschermen der burgerbevol king betoogd (N.R.Ct. 11 Oct. 1930, Ochtend blad B). Oorlog is geen beslisting van geschillen door het Recht, inaar door de Macht. Wat in vredes tijd ongeoorloofd is, is in oorlogstijd plicht moord, vrijheidsberooving, brandstichting, ver nieling. Door deze dubbele moraal (één voor oorlog 'en één voor vrede) ondermijnt de staat zijn eigen gezag. Het oorlogsbedrijf is erger Godloochening dan de denkbeelden van de ergste atheïsten. De meest onmenschelijke daden moe ten worden verricht: fusilleeren, bajonetaanval- len, gasaanvallen enz. Ook de verdediging van land en volk zijn geheel denkbeeldig. Zelfs groo te mogendheden met groote eigen chemische industrie kunnen zich zelf niet helpen, maar moeten' hrun heil zoeken in repressaille-maat- regelen. Daarom kan men van verdediging nooit meer spreken; een doeltreffende verdediging moet een aanval worden, om den tegenstander voor te zijn met zijn gasaanvallen. Zulk oorlogs bedrijf moet door het Christendom absoluut ver oordeeld worden, want hierin is niets meer van de Evangelische moraal terug te vinden. Ge- lukig, dat zich een nieuwe openbare meening in dit opzicht aan het vormen is en deze komt tot uitdrukking in een ten sterkste protesteeren te gen alle oorlogsbedrijf en oorlogstoerusting, als volkom enin strijd met het Christelijk beginsel. Verder in een steunen van den Volkenbond met kritiek, omdat hij nog niets deed voor werkelijke ontwapening, waarvoor hij toch in het leven is geroepen. Van beslissende beteekenis zal zonder twijfel de a.s. Ontwapeningsconferentie van 1932 worden. De volken zullen de regeeringen aan het verstand moeten brengen', dat het nu eindelijk anders moet. Op gèwetensgronden moet ook op gekomen worden voor nationale ontwapening, al zal dat waarschijnlijk offers vragen. Maar dit zullen offers zijn voor het hoogste, waarvoor een volk zich geven kan en waartoe het moet worden opgevoed. Ten slotte zal men moeten inzien, dat het oorlogsvraagstuk een gewetens zaak en dus ook een persoonlijke zaak is. Hier kornt de vraag van den dienstplicht aan de orde. Art. 183 van de Grondwet en de wet op de dienstweigering bieden hier reeds mogelijkheid, om aan den zedelijk veroordeelden dienstplicht te ontkomen door het verrichten van langdurigen burgerdienst. Alleen zij, die door het geloof in Gods rea liteit gedreven worden, zullen op grond hiervan 't krachtigst voor den vrede werken. Ongetwij feld heeft ook het kwaad van den oorlog zijn oorsprong in het zondige menschenhart, maar wij mogen daarom nog niet zeggen: eerst moet het menschenhart anders worden en dan pas kan de oorlog verdwijnen. Dat is wel gemakkelijk, om zelf van alle daadwerkelijk handelen af te komen, maar het miskent de waarheid, dat de oorlog ook weer de zonde van het hart vast- hamert. Daarom moeten' èn de zonde èn de zondige gebruiken worden bestreden. Met een krachtige aansporing tot het kweeken van een nieuwe geestesgesteldheid, waardoor gemeenschap onder menschen en volken en iets lielde tot God en den naaste in Christus' geest tot openbaring kan komen, besloot spreker zijn rede. De Voorzitter dankte hierna den spreker voor zijn eenvoudige, geestrijke en opvoedende rede en sloot deze bijeenkomst. M. J- M. v. P. CHRISTENDOM EN ONTWAPENING. Zij, die op grond van het Christendom eischen, dat Nederland zich internationaal weerloos zal zal maken, gebruiken het begrip Christendom om zichzelf op een zoo hoog mogelijk standpunt te plaatsen. Of zij daarbij de geschiedenis en de redelijkheid aan hunne zijde hebben is een vraag, die voor hen niet van de eerste orde is. Wat voor hen den doorslag geeft is, dat zij op grond van hun „christelijk geweten" niet willen meewerken tot iets wat met staatsverdediging in verband staat en zich geroepen achten hen, die daarover anders oordeelen, met alle kracht te bestrijden. Niet dat zij niet gaarne de geschie denis van het Christendom zóó trachten voor te stellen alsof hun verzet tegen' verdediging en krijgsdienst door het oudste Christendom werd geleerd 1 Heering heeft daarvan in zijn boek De Zondeval van het Christendom het bewijs geleverd, door te betoogen, dat het oude Chris tendom van den soldatenstand en van gewapend verweer niet wilde weten. Doch, als hem dan op grond van het N. T. en de oudste christelijke schrijvers wordt aangetoond, dat deze con structie der geschiedenis fout is, neemt dit niet weg, dat hij hierin toch geen aanleiding vindt een ander standpunt in te nemen en een tweede uitgave doet verschijnen, onder denzelfden' ver keerden titel, die precies hetzelfde beoogt als de eerste. Daar het Nieuwe Testament voor den Christen het boek is waarop zijn godsdienst steunt, wordt de begripsverwarring op die ma nier niet weggeruimd maar verergerd. Ook de redelijkheid wordt terzijde geschoven. Het gebod van de Bergrede: hebt uwen vijand lief, doet wel degenen, die u haten, heeft be trekking op de burgermaatschappij. Als wij op dien grondslag voortwerken, het beginsel be schouwen als een zuurdeesem, die het geheele internationale leven moet doortrekken, ook de verhouding van volk tot volk, dan bewegen wij ons in een richting, die van de tegenwoordige ellende een wereld wil maken, waarnaar het hart van millioenen verlangend uitgaat. Maar sluit dit nu in zich, dat het Christelijk geweten eischt, dat wij daarom nationaal weerloos moeten zijn? Is c-at nu werkelijk de eenige en de beste weg daartoe Ons wordt tegemoet gevoerd, dat gewapend verzet oorlog is, dat oorlog zondig is en dat wij aan zonde niet mogen meedoen. Wij leven te midden van een gewapende wereld. In onze onmiddellijke nabijheid leeft oorlogszucht en lust tot wraak. Wij spelen, met vuur als wij ons in zulke omstandigheden weerloos maken. Wij behoeven ons waarlijk niet in te beelden dat wij niet zouden meedoen aan de zonde, als wij de oorzaak zijn, dat oorlog wordt uitgelokt. Als wij ons vrijwillig openstellen voor bezet te worden door een ander land, doen wij dit. Wij zijn dan heel wat meer zondig, dan in dien wij geen bezwaar hadden gemaakt tegen het in stand houden van een weermacht. Het bestaan daarvan zal geen krijg ontketenen maar de weerloosheid schept minstens oorlogsgevaar. Wij zijn als redelijke wezens geschapen en weten dat uitlokken tot misdaad niet minder zondig is dan de misdaad zelf. De mannen en vrouwen van het Christen geweten zulen ons toestemmen, dat de letterlijke opvolging van de geboden van het Nieuwe Tes tament voor hen geen eisch van het Christen dom is. Ware dat wel zoo, dan zouden zij zelf den naam Christen ruiterlijk moeten prijsgeven en er op aandringen, dat iedereen, die zich thans Christen noemt, hun voorbeeld zou volgen. Want dan zou geen eed meer mogen worden gedaan, geen recht gesproken, geen persoonlijk bezit bestaan enz. enz. Een maatschappij, waarin dit alles wel plaats had en waarin bezit en rechtspraak onmisbaar wordt geacht, zou zich niet christelijk mogen Ei

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 4