L UIT HET WOORD
predikbeurten
Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld
HEI Ei IUIIIDER UIORDEII.
JEUGDLEVEN
ONDER REDACTIE VAN
0p ZONDAG 25 JAN. 1931
nbd. herv. kerk.
geref. kerk.
geref. gemeente.
doopsgezinde kerk.
Dit woord van Johannes den Dooper,
den Wegbereider en Heraut van onzen
Heiland, heeft voor elk christenhart
zijn eigenaardige bekoring, èn om de
bizondere beteekenis, die het had voor
hem, die het sprak, èn omdat het zoo
juist weergaf den ontwikkelingsg ng
li^ian het geestelijk leven van allen, die
v cie verschijning van Christus liefhebben.
In den mond van Johannes had het
een bizondere beteekenis. Deze dient
zich aan als den Vriend des Bruidegoms,
die tot taak heeft de Bruid te leiden
tot den Bruidegom en dan terug te
treden.
In verband met het straks te sluiten
huwelijk nam zulk een vriend dus een
zeer belangrijke plaats in. Hij neigde
het gemoed, vroeg de hand, effende
den weg, trad steeds als bemiddelaar
op en wanneer het bruiloftsfeest ge
vierd werd, zetelde hij ais voorzitter
of, gelijk als wij zouden zeggen, als
ceremoniemeester. Maar daarmede was
dan ook zijn taak volbracht.
De Bruidegom is Jezus, de Bruid is
de gemeente en Johannes is de vriend
des Bruidegoms, die de gemeente tot
Jezus te leiden had. En dan moest het
gaan naar den regel, die Johannes zelf
aangaf: „Hij moet wassen, maar ik
minder worden."
Dat was een heerlijke, maar tevens
een zelfverloochenende taak. Johannes
heeft die taak met voorbeeldigen trouw
vervuld, ondanks de verzoeking, die
er voor hem zelf in lag, want dat is
niet gemakkelijk om steedsde eere voor
een ander te beoogen en zichzelf te
vergeten. Johannes was een machtig
prediker, gevormd en toegerust in de
leerschool der eenzaamheid door zijn
Die hem reeds eeuwen te voren
nad aangekondigd Zijn spreekgestoelte
koos hij op een plaats, waar zeer veel
passage was, in 't bijzonder, wanneer
de groote feesten te Jeruzalem aan
staande warenl De korte inhoud van zijn
prediking was altijd weer: „Bekeert
Zijn prediking sloeg in als de bliksem
in een huis. In korten tijd was heel
het volk in beroering gebracht. Zijn
naam was op aller lippen. Duizenden
stroomen van alle zijden tot Johannes
toe. Velen werden door hem gedoopt
met den doop der bekeering tot ver
geving der zonden. De vraag rijst op,
of hij zelf niet de Messias was.
Ook Jezus wordt door hem gedoopt.
Machtige teekenen gaan er mee ge
paard. Door den hemel zelf wordt Jezus
aangewezen als 's Vaders geliefden
Zoon en de Heilige Geest daalt neder
in de gedaante van een duif. Ook Jezus
predikt en maakt discipelen. Zijn in
vloed neemt gestaag toe. Het volk raakt
in de war. De vraag rijst op„Wie
is nu de eigenlijke Messias, die beloofd
is, Johannes of Jezus." Maar Johannes
blijft getrouw in zijn taak, predikende:
„Ik ben 't niet, Jezus is het, Hij moet
wassen en ik moet minder worden. Ik
ben zelfs niet waardig Zijne schoenen
te ontbinden. Ik doop met water, maar
Hij zal u doopen met den Heiligen
Geest en met vuur."
En als Jezus weer onder de scharen
is, die tot Johannes komen en deze Hem
ziet, strekt hij den vinger uit en wijzend
op Jezus, roept hij uit: „Zie het Lam
Gods, dat de zonden der wereld weg
neemt."
Johannes wordt minder, Jezus wast.
Nog sterker wordt dit, als Johannes
straks zucht in den kerker en de twijfel
zijn ziel bestormt, of Jezus wel de
Messias was. Johannes zendt twee van
zijne discipelen om Jezus te vragen
„Zijt Gij degene, die komen zou, of
wachten wij een ander Het antwoord,
dat de boden ontvingen, luidde „Bood
schapt Johannes, de blinde worden
ziende en de kreupelen wandelen, de
melaatschen worden gereinigd en de
dooven hoorende dooden worden
opgewekt en den armen wordt het
Evangelie verkondigd en zalig is hij,
die aan Mij niet geërgerd zal worden."
Jezus' invloed is al stijgende, Foch
Johannes blijft in de gevangenis, totdat
de scherprechter een einde maakt aan
zijn leven. De vriend des bruidegoms
had zijn taak volbracht, de bruid was
op den bruidegom aangewezen.
En wat dit ons nu te zeggen heeft Dit,
dat de grondregel voor het leven van
ieder christen behoort te zijn: „De
Heere Jezus moet wassen en ik minder
worden." En dit is een moeilijk stuk
om te leeren. Omdat de mensch van
nature zoo hoogmoedig is. Al minder
worden in eigen schatting, zóó, dat we
ten slotte „niets" zijn om alleen als
goddeloozen gerechtvaardigd te worden,
door het „alles" van Christus, dat is
genade en genade alleen. Maar die
genade wil de Heere schenken door het
ontdekkend licht des Heiligen Geestes.
Wij hebben den Heere niets aan te
biedenal opze gerechtigheden zijn
als een wegwerpelijk kleed. Ook onze
goede werken kunnen voor God niet
bestaan, moet gansch volkomen en der
Wet Gods in alle deelen gelijkvormig
zijn en onze beste werken zijn in dit
leven alle onvolkomen en met zonde
bevlekt.
Minder wordenO, de Heere ge
bruikt daar allerlei middelen en wegen
voor, wegen van rampen en tegen
spoeden, van zorgen en verdrukking,
van krankheid en verliezen om ons te
leeren op niets te vertrouwen. En ge
lukkig en gezegend als we er door
geleerd worden. Ze vormen ons voor
den hemel Ze doen ons waardeeren,
wat God gedaan heeft om door Jezus
zondaren te redden en te zaligen.
Dan zal 't gaan naar den regel
Het niets uit ons, en 'tal uit Hem,
Zóó is de reis naar 't Hemelsch Jeruzalem.
Of om 't te zeggen met het hierboven
geschreven tekstwoord
„Hij moet wassen, maar ik minder
worden."
ai r pi c i lesmm
b a«aaasa m l. l. cl r\ l. el i saam
VOOR DEN ZONDAG
1 Snmmelsdijk, v.m. 9.30 Ds. Dekker van Nieuwe
Tonge en 's av. 6 uur leesdienst.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de
1 heer Barneveld van Delft (collecte).
Stad aan 't Haringvliet, v.m. Ds. Polhuijs en
V n.m leesdienst.
I Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur
I Ds van Ameide van Ouddorp.
I Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
I 6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp.
I Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. van der Wal.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Stellendam, v.m. Ds. v. d. Wal van Dirksland
(Doop) en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan
't Haringvliet.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees
dienst.
Middelharnis, v.m, 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
Zeilstra.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en n.m. Ds. de
Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Stellendam, v.m. en 's av. Ds. v. d. Velden,
em.-pred. te Rotterdam.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
SB SSiitë'üSaiS&BBBBB
STICHTELIJKE OVERDENKING
iftBB.B.B.... BB
Hij moet wassen, maar ik minder
worden. Joh 3 30.
Zóó was immers de wijze van doen
in het Oosten. Niet de bruidegom zelf
ging tot de bruid, maar hij zond zijn
vriend, die hem goed kende, zijn edele
bedoelingen, zijn liefde en trouw voor
de bruid en die dus niets anders, maar
ook niets minder te,: doen had dan, om
het zoo te zeggen, de loftrompet over
den bruidegom te blazen, en op die
wijze het hart der begeerde en beminde
bruid voor den bruidegom te veroveren
en in liefdebrand te ontsteken.
i u, bekeert u, want het Koninkrijk der
hemelen is nabij gekomen en weldra
zal de Messias komen met de wan in
Zijne hand om Zijn dorschvloer te door
zuiveren en het kaf te verbranden met
onuitblusschelijk vuur."
BS
KENNEN, BELEVEN, BELIJDEN.
Ten eerste noemen wij: kennen.
Wij kunnen kennen in meer beteekeniss'en
opvatten. Wij weten, dat Adam en Eva ge
schapen zijn in ware kennisse, gerechtigheid en
heiligheid. Dus leefden zij in volkomenheid, vol
komen goed, volkomen in kennis, volmaakt naar-
lichaam en ziel. Zij kenden alles, behalve het
kwaad. Er was één levensrichting, die hen be-
heerschte, dat was de gerechtigheid, de vervul
ling der wet, die in hunne harten was ingegrift.
Zoo zou het gebleven zijn, indien de zonde niet
verwoestend was tusschen'beide getreden. Met
de zonde was de kennis weg, ook de gerechtig
heid en heiligheid. Slechts door tusschenkomst
van den tweeden Adam is de verhouding tus-
schen God en mensch hersteld. En toch schrijft
Paulus zoolang wij hier op aarde zijn: Wij
kennen ten deele, ja alles is ten deele, totdat
straks de volkomenheid Zijns rijks aan zal
breken, waarin God alles zal zijn in allen. Maar
hoewel hier alles onvolmaakt is, toch moet er
bij ons een streven zijn om tot de volmaaktheid
te komen.
Ook als wij slechts ten deele kennen moet ons
begeeren' zijn om ook daarin tot meerderen was
dom te komen. Maar dan moeten wij eerst weten
wat kennen is, Is dat nu iets, dat een vraag
waard is zoo wordt er misschien opgemerkt.
Zeker, er is zulk een verscthil in kennen. Het
gebeurt wel eens, dat wij iemand ontmoeten.
Wij peinzen dan ons hoofd uit: Ik ken die man,
die heb ik meer ontmoet. Gij kent hem dus.
Maar een ander geval. Gij komt met dien per
soon in aanraking. Wij gaan met zoo iemand
om, dan gaan wij hem langzamerhand beter
kennen. Wij kunnen ten slotte zoo vertrouwelijk
met iemand worden, dat de eene ziel met de
andere in contact komt. Wij kennen zoo iemand,
omdat wij dan weten welke levensrichting hij
heeft, welke ideeën, hoe hij over verschillende
zaken denkt.
Wij kennen ten deele. Hoeveel menschen
zullen er zijn, die zichzelve kennen. Vandaag
beweren zij iets met stellige zekerheid, morgen
zeggen ze met een sterke overtuiging juist het
tegendeel. Onvast van karakter, zulke menschen
kennen zichzelve niet.
Kennen is dus, dat wij weten op welk terrein
wij ons bevinden. De generaal moet het terrein
kennen; om zijn leger aan te voeren, anders
zou hij niet in den strijd kunnen bestaan. Hij
zou vallen, want hij wist niets van de vijandige
stellingen.
Op kennis wordt in de H. Schrift gewezen als
een noodzakelijkheid. Kennis Gods, kennis onzer
ellende, kennis ook tegen de listige omleidingen
des Satans. Mijn volk gaat verloren, omdat het
geen kennis heeft.
Nu wordt er misschien gezegd: wat heb je
aan kennis. De kennis maakt immers opgeblazen.
Wat heb je aan een hoofd met kennis en houdt
er een koud hart bij. Verstand en gevoel moeten
samengaan.
Er zijn menschen, die-zeggen, dat de kennis
er niet op aan komt. Nou ja, 't is wel goed,
maar 't is toch lang geen hoofdzaak. Volkomen
waar. Maar niet minder waar is, dat men, wan
neer men geen kennis heeft, tot de grootste
dwaalbegrippen komt.
Zie hier nu onzen vereenigingsarbeid. Wij
-maken ons op can Gods Woord te onderzoeken.
Wij begeven' ons om -de belijdenisschriften te
bestudeeren en waarom doen we dit Doen
we dat om straks te pronken met onze kennis
Om straks iets te beteekenen in de Maat
schappij Of ook wat mee te praten in onze
kringen of in de kerk straks vooraanstaander
te zijn 't Zou een gruwel zijn wanneer we
zoo dachten.
Daarom moeten wij kennen, omdat ons leven
gevormd wordt, daarom omdat wij sterk zouden
staan op het vaste fundament, -dat God in Zijn
Woord ons gegeven heeft. Laat ons daarom
die hechte, eerst belijdenis der hope vasthouden,
want Hij, die het beloofd heeft, is getrouw.
Als wij nu kennen, volgt ook belijden. Wal
zou ons kennen zijn, wanneer we niet beleden.
Onze kennis te vermeer-en voegt aan jeugd zoo
wel als grijsheid. Maar Uw vreeze, Heer der
heeren, is het beginsel aller wijsheid. Wat ver
staan wij onder belijden Misschien herinneren
wij ons de 'belijdenis voor de gemeente. Hoe daar
in 't midden der kerk het ja geklonken heeft
op de vragen van de dienaar. Zeker is dat
belijden. Het is een groot stuk van ons leven,
want -daar werd beleden, dat wij niet op de
aarde -onzen tabernakel zochten, maar daar
boven ons huis, een stad. Wij begeeren onzen
Koning in de hemelen. Maar daar moet het niet
bij blijven. Als vrucht van die belijdenis moet
er in de wereld beleden worden. Dan komt het
er op aan voor onze jonge menschen. Och ja,
wij kunnen zeer goede vrienden zijn met de
wereld. Lot had het immers ook al aardig naar
zijn zin in de poort van Sodom. Als er maar
gezwegen wordt. Waarom komen wij niet op
voor onze zaak, daar de wereld het toch ook
doet
Wij leven in een donkeren tijd. Het ongeloof
steekt al driester den kop omhoog. Misschien
worden het donkere uren. Als alles ons mis
schien tegen komt, van buiten strijd, van binnen
vrees, de werkloosheid over de geheele wereld
groeit met den dag. De revolutie, als een drei
gend spook, komt daarmee tegelijk. En men
-hoort die duivelsche leuze, dat godsdienst opium
is voor 't volk. Dan toch belijden. Zou dat
niet moeilijk zijn Belijden als er gespot wordt.
Belijden 's Heeren naam in e'en onchristelijke
omgeving. Doen wij dat Dan is ook Christus'
woord voor ons: Wie Mij belijden zal voor de
menschen, Ik zal hem belijden voor den troon
Gods, voor Mijnen Vader die in de Hemelen is.
Wij zouden nog verder kunnen gaan, maar
dan wordt de jeugdrubriek te lang.
Daarom als wij kennen en belijden, komen
wij vanzelf tot 'beleven. De Apostel zegt, dat
ieder uwen kuischen wandel zie in vreeze en
ook: Onze wandel zij in de hemelen, waaruit
we onzen Zaligmaker verwachten. Voorts zegt
hij op een andere plaats: Al wat lieflijk, wat
aangenaam is en al wat wel luid, zij onder u.
Wat wordt er toch dikwijls geklaagd, dat het
leven niet met de leer overeenkomt. Dikwijls
hooten wij: Zijn dat nu diegenen, die op J. V.
en nog aan nog meerdere dingen doen En als
-dan die beschuldiging berust op onwaarheid,
dan zouden het alleen maar jammer voor hen
vinden, als zulke menschen de plank mis waren,
of dat het lastertongen waren. Maar is ons leven
altijd wel zoo het behoort te zijn Zou er niet
dikwijls een ban in het leger komen Dan weten
we toch zeker, dan gaat alle zegen weg. Wij
worden niet werkheilig. Want de werken kun
nen onze gerechtigheid voor God niet zijn.
Maar weet gij wat wel zijn of wenschen te
zijn: Christen, niet in woord, maar in daad. Een
Christen ondervindt, hoe verder -hij op den weg
der genade treedt, hoe meer gruwelen hij ont
dekt. Maar het is onmogelijk, dat hij, die door
een waar -geloof Christus -is ingeplant, niet zoude
vruchten voortbrengen der dankbaarheid: Dat
is onze beweging, daarvoor strijden wif. Al
hebben wij een verstand als Salomo en een
geloof, -dat wij bergen zouden verzetten, ons
werken zal vruchteloos zijn^zoo het zijn oor
sprong niet vindt in de liefde door een waar
geloof ons -ingeplant is. Dan zal ons kennen,
belijden en beleven niet vruchteloos zijn.
De God nu van alle genade en barmhartigheid
volmake u tot alle goed woord en werk, dan
zullen ook weten dat arbeid niet vruchteloos is
in den Heere en straks bij verscheiden: Ik heb
den goeden strijd gestreden, ik heb het geloof
behouden, om dan straks de kroon te ontvangen.
M. S.
BBBBBBBBBBBBBBaSB^BBilBIBBtaaBBB
Si BSSHB Bk
ÜËÜË3B KB
SOMMELSDIJK. Met ingang van I Mei
a.s, is tot onderwijzer aan de Bijzondere lagere
school alhier benoemd de heer C. van Pijlen,
thans als zoodanig werkzaam te Boskoop.
Door de Meisjesvereeniging „Lydia" alhier
zijn aan 38 gezinnen kleeren uitgereikt.
Zondag 25 Januari a.s., des voorm. 10 en
-des avonds 6.30 uur, zal vanwege de Chr.
Geref. in de zaal van de Harmonie aan den
Langeweg alhier leesdienst worden gehouden.
MIDDELHARNIS. Aan Mej. E. J. Deijs is
tegen 1 Maart eervol ontslag verleend als on
derwijzeres in de nuttige handwerken aan de
Geref. Weeshuisschool alhier.
Tot onderwijzeres aan de Chr. Weeshuis-
school alhier is in de vacature van den heer
S-truijk met ingang van 1 Maart benoemd Mej.
F. Tiemens alhier.
STAD AAN 'T HARINGVLIET. Alhier is
een Ned. Herv. Meisjesvereeniging opgericht,
welke haar vergaderingen zal houden in de con
sistorie der Ned. Herv. Kerk. Deze vereeniging
staat onder leiding van Mej. N. van den Band.
Vrijdag 6 Fe-bruari a.s. zal in de Bijz.
School ouderavond worden gehouden.
DEN BOMMEL. Door de Ned. Herv. Gem.
alhier is toezegging van beroep gedaan aan
Ds. Lekkerkerker van Molenaarsgraaf.
OOLTGENSPLAAT. Tot onderwijzer met
hoofdakte aan -de bijzondere school alhier is'
benoemd de heer J. Koppenaal, thans onderwijzer
aan de Mulo-school te Oud-Beijerland.
OUDE TONGE.* Jaarvergadering
Ned Herv. J. V.
Woensdag 20 Januari hield onze Ned. Herv.
Jotngelingsvereeniging haar vierde jaarfeest.
Ds. C. Vlasblom, die de leiding had, opende
de samenkomst door te laten zingen Ps. 86 18,
gaat voor in gebed en leest dan voor 1 Ko
ningen 18 van vers 115.
Hierover spreekt hij zijn openingsrede uit,
waarin hij in hoofdzaak wijst op het vreezen
van den Heere door Obadja van zijn jonkheid
af, en past dit daarna toe op de jongelingen.
Ten slotte wenscht hij -de vereeniging Gods
zegen toe.
Daarna lezen de Secretaris en Penningmeester
hun verslagen voor, waarna het lid C. Hartman
zijn inleiding Gew. Gesch. leest over „Mozes'
roeping".
Dan spreken de afgevaardigden van Den
Bommel en Herkingen hun zegenwenschen uit,
en wordt kennis gegeven, dat Sommelsdijk en
Middelharnis dit schriftelijk hebben gedaan.
Vervolgens geeft het lid J. Schuurman ons
een schitterende voordracht ten gehoore, ge
titeld: „Het ruischen van het ranke riet, wordt
gezongen Ps, 86 10, waarna pauze wordt ge
houden en gecollecteerd, welke collecte opbracht
de som van 13.68.
Na de pauze leest het lid C. de Vries zijn
inleiding Gew. Gesch. over „De blinde man te
Jericho", spreekt de afgevaardigde der Meisjes
vereeniging „Dorkas" haar zegenwensch uit, en
levert het lid F. H. Streizenau zijn inleiding
Kerkgesch., getiteld: „De groote vuurproef".
Na nog een korte pauze te hebben gehouden
(bij welke zoowel als de vorige werd getrac-
teerd), volgt een inleiding Vad. Gesch. over
het tijdperk tusschen de jaren 1543 en 1815.
Ten slotte verrast vr. Streizenau ons nog op
een gedicht in Geldersch dialect.
In de rondvraag dankt Ds. Vlasblom allen,
die aan het welslagen dezer vergadering hebben
medegewerkt.
De voorzitter J. Wirds wekt op tot meerdere
belangstelling voor ons werk, spreekt den
Wensch uit, dat het ledental moge vermeerderd
worden, dankt namens de vereeniging den do-
miné voor zijn goede leiding, waarna na het
zingen van Ps. 25 4 Ds. Vlasblom sluit met
dankgebed.
We mogen terugzien op een gezelligen en
welgeslaagden avond. De opkomst was naar
omstandigheden vrij goed.
HERKINGEN. D.V. zal op 1 Febr., des nam.
2 uur voor de Herv. Gem. optreden Ds. Dekker
van Nieuwe Tonge, in welke dienst bediening
van -den H. Doop zal plaats vinden. Aangifte
hiervoor kan geschieden op Zaterdagavond 24
Januari om 7 uur in de consistorie der kerk.
Ds. J. D, de Stoppelaar. f
Dinsdag overleed geheel onverwachts te
Vlaardingen in, den ouderdom van 58 jaar Ds.
J, D. de Stoppelaar, Ned. Herv. Pred. aldaar.
De overledene was van Januari 1903 tot Januari
1906 predikant te onzer plaatse en was een
geziene persoonlijkheid, bovenal wat betrof zijn
herderlijken arbeid. De begrafenis van het stof
felijk overschot heeft heden Vrijdag plaats.
Jaarvergadering Ned. Herv. Meisjesvereen.
J.l. Donderdagavond 22 dezer vierde de Ned.
Herv. Meisjesvereen, op G. G. „Dorcas" alhier
haar 2e jaarvergadering. Er was voor dezen
avond een rijk voorzien programma.
Allereerst werd -het woord gevoerd door den
Eerw. Heer J. Overweel, eere-voorz. der ver
een. Het samenzijn werd geopend met het zingen
van Ps. 77 7 en gebed, waarna spr. allen een
hartelijk welkom toeriep. Spr. wenschte dezen
avond alles te bezien bij -en onder 't licht van
Gods Woord en bepaalde zijn gehoor bij Hand.
9 36, waarin ons de geschiedenis wordt ver
haald van Tabitha of Dorcas. Spr. vroeg aan
dacht voor een 3-tal punten, n.l. Dorcas' naam,
Dorcas' hart en Dorcas' toekomst. De naam
-Dorcas -beteekent hinde. Deze heeft haar ver
blijfplaats op den tóp der bergen. Spr. hoopte,
dat er ook velen mochten gevonden worden,
die hun verblijfplaats boven op den bergtop des
geloofs mochten hebben, vanwaar ze een gezicht
hadden op 't Jeruzalem dat boven is. Dat ze
gelegerd mochten zijn op de granietrotsen en
hun fundament -mocht zijn Christus. Dorcas was
ook vol goede werken, bovenal 't hart van Dor
cas, onze tweede gedachte. Dorcas had ook de
wet haars Gods, geschreven met den vinger
Gods op de tafel haars harten. Na de weder
geboorte komt God de Wet in ons hart schrijven.
Gelijk de Wetstafelen aan beide zijden be
schreven waren, zoo ook het hart van Dorcas.
Daarom was zij vol goede werken. Wel was
zij gestorven, zooals de geschiedenis meldt, maar
Petrus heeft haar opgewekt in den Naam van
Christus. Schoone toekomst voor Dorcas met
haar werken van liefde. De stad waar zij woon
de, Joppe, zooals ons wordt verhaald gelegen
op den top van een berg, vanwaar mén een
gezicht had op Jeruzalem. Beeld van het gezicht,
dat een waar Christen heeft op 't Jeruzalem
dat boven is. Goede werken. Deze yerdienen
den hemel niet en ontsluiten ons ook niet de
poort tot de hemelstad. Toch zijn ze nood
zakelijk. Gelukkig zij, die als een Dorcas een
discipel of discipelin van Christus mag zijn.
De werken maken niet zalig, we moeten weder
om geboren worden. Alles spreekt van haar
zulke goede dingen. Wat gaat er een prediking
uit van werken. Wat spreekt ook tot ons haar
toekomst. Ook dat gezicht op Jeruzalem spreekt
boekdeelen. Mochten ook velen uit ons midden
eens genoodigd worden als getrouwe dienst
knechten en dienstmaagden in 't Koninkrijk Gods,
als weleer een Dorcas.
Hierna volgt jaarverslag secretaresse en pen-
ningmeesteresse. Daarna zingen door alle aan
wezige Meisjesvereen. staande het Bondslied met
orgelbegeleiding. Volgt inleiding Bijbelsche Ge
schiedenis „Abrahams offerande" door J. Kalle.
Ihl. wees op keurige en pakkende wijze op het
offeren van Isaak, de groote geloofsbeproeving
van Abraham. Doch de Heere verschijnt hier
aan Abraham en hij roept hem bij name, waarop
Abraham antwoordt: Zie hier -ben ik, Heere.
In -deze geschiedenis wordt schaduwachtig af
gebeeld het groote offer eenmaal aan 't kruis
geschiedt op Golgotha. Het was in één woord
een keurige en ernstige inleiding. De heer
Overweel zegt naar aanleiding hiervan, dat deze
geschiedenis zoo schoon spreekt van 't volle en
rijke Evangelie. Het spreekt op schoone wijze
van verlossing. Niet een verlossing waar onze
tijd zoo naar grijpt, doch die met de ware ver
lossing niets gemeen heeft.
Daarna zingen door de leden der Meisjes
vereeniging.
Dan volgt een gedicht door Joh. de Geus,
getiteld: „De duikel op weg naar de kerk". De
dichter van dit vers schildert op uitnemende
wijze de vele -middelen, aangewend door den
vorst der duisternis, om het zaad des Woords
te doen verstikken. Een echt stuk werk, wat
zeer leerzaam is. Zingen door de Meisjesvereen.
Volgt een inleiding door W. de Gast over den
Heidelberger Catechismus Zondag 1. Deze inl.
behandelt de daarin gestelde vragen en ant
woorden op kostelijke wijze. Op zeer duidelijke
wijze werd dit ten gehoore gebracht en zijn we
haar voor zulk werk recht dankbaar. Gemeen
schappelijk werd nu gezongen Ps. 73 13 en 14,
terwijl gecollecteerd werd. Deze collecte bracht
op 18.84. Pauze.
Na de pauze kwamen allereerst aan het woord
de afgevaardigden der zustervereenigingen e.a.
Felicitaties werden overgebracht door de M.V.
van Middelharnis „Ora et Labora", „Dorcas"
te Oude Tonge, „Tryfosa" te Dirksland, „Mo
nica" te Middelharnis en „Lydia" te Sommels
dijk. Schriftelijke felicitaties waren ingekomen
van de oud-presidente van „Dorcas alhier, Mej.
Blok-Bestman, en van den consulent der ge
meente Ds. Polhuijs. Daarna kregen nog het
woord de afgevaardigden van de Ned. Herv,
J.V. „Timotheus" en Knapenvereen. „Benjamin",
beiden alhier. Vervolgens kregen we een keurig
gedicht te hooren over „Huwelijkstrouw" door
R. v. d. Wende. Dit gedicht werd door genoem
de geheel uit het hoofd voorgedragen. Daarna
zingen door de Meisjesvereen. Volgt nog een
vrij onderwerp „Lijdelijkheid" door de presidente
K. Goedegebuur. Inl. wees hier op zeer schoone
wijze op de lijdelijkheid in haar verschillende
gedaante. Vooral vindt men in onze dagen zoo
vele valsche lijdelijkheid. Op een zeer nette en
onderhoudende wijze heeft inl. ons een prachtig
onderwerp doen hooren. We hebben nog maar
zelden zoon stuk werk, dat tot in details was
uitgewerkt, gehoord. De aanwezigen hebben dan
ook volop genoten. Door de klare en heldere
stem was het tot in de verste hoeken van 't
gêbouiw goed te hooren. We mogen zeker de
tolk van alle aanwezigen zijn, als we haar voor
haar arbeid hartelijk dank zeggen.
De heer Overweel spreekt naar aanleiding
van dit keurig onderwerp nog een passend en
waardeerend woord, waarna gezongen werd
Ps. 138 1. Namens de Meisjesvereen. dankt de
heer Overweel allen, die, op welke wijze dan
ook, hebben medegewerkt om den arbeid der
meisjes mogelijk te maken. Het verheugde spr.
ook, dat er dezen avond, en' daar wenschte hij
den nadruk nog op te leggen, geen enkele
wanklank werd gehoord en dat het zoowel op
de gaanderij als beneden rustig en stil was
geweest. Spr. hoopte ook, dat het in 't vervolg
zoo moge zijn.
Daarna werd geëindigd met dankgebed.
In de pauze werd de vrouwelijke bezoekers
een tablet chocolade en den heeren een sigaar
gepresenteerd. Er was veel belangstelling, zoo
dat alle plaatsen in de kerk waren bezet en nog
enkelen op stoeltjes moesten plaats nemen. De
Meisjesvereen. „Dorcas" mag op een goedge
slaagde jaarvergadering terugzien.
STELLENDAM. Doopouders, die a.s. Zon
dagmorgen in de Ned. Herv. Kerk hun kinderen
wenschen te doen doopen, moeten daarvan aan
gifte doen op a.s. Zaterdagavond van 7.8 uur
in de consistoriekamer.
LEVENSWIJSHEID.
Als ge kwaad zijt, tel tot tien, als ge
woedend zijt, tel tot honderd eer gij spreekt.
- Geen geluk der werkelijkheid komt dat der
verbeelding nabij.
Vergaap u niet aan 's werelds schijn,
Tevreen zoo God het voeg,
Het noodigst slechts benoodigd zijn,
Maakt weinig tot genoeg.
't Genoeg hangt aan 't verkrijgen niet,
Noch 't rijk zijn aan het veel,
En 't geen door wanverbruik vervliet,
Behoort niet tot ons deel.
Maar 't dankbaar smaken van Gods gunst,
Nooit hunk'ren naar het „meer"
Zie daar de ware levenskunst,
Vereend met Christenleer
BILDERDIJK.