L UIT HET WOORD predikbeurten Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld HEI Ei IUIIIDER UIORDEII. JEUGDLEVEN ONDER REDACTIE VAN 0p ZONDAG 25 JAN. 1931 nbd. herv. kerk. geref. kerk. geref. gemeente. doopsgezinde kerk. Dit woord van Johannes den Dooper, den Wegbereider en Heraut van onzen Heiland, heeft voor elk christenhart zijn eigenaardige bekoring, èn om de bizondere beteekenis, die het had voor hem, die het sprak, èn omdat het zoo juist weergaf den ontwikkelingsg ng li^ian het geestelijk leven van allen, die v cie verschijning van Christus liefhebben. In den mond van Johannes had het een bizondere beteekenis. Deze dient zich aan als den Vriend des Bruidegoms, die tot taak heeft de Bruid te leiden tot den Bruidegom en dan terug te treden. In verband met het straks te sluiten huwelijk nam zulk een vriend dus een zeer belangrijke plaats in. Hij neigde het gemoed, vroeg de hand, effende den weg, trad steeds als bemiddelaar op en wanneer het bruiloftsfeest ge vierd werd, zetelde hij ais voorzitter of, gelijk als wij zouden zeggen, als ceremoniemeester. Maar daarmede was dan ook zijn taak volbracht. De Bruidegom is Jezus, de Bruid is de gemeente en Johannes is de vriend des Bruidegoms, die de gemeente tot Jezus te leiden had. En dan moest het gaan naar den regel, die Johannes zelf aangaf: „Hij moet wassen, maar ik minder worden." Dat was een heerlijke, maar tevens een zelfverloochenende taak. Johannes heeft die taak met voorbeeldigen trouw vervuld, ondanks de verzoeking, die er voor hem zelf in lag, want dat is niet gemakkelijk om steedsde eere voor een ander te beoogen en zichzelf te vergeten. Johannes was een machtig prediker, gevormd en toegerust in de leerschool der eenzaamheid door zijn Die hem reeds eeuwen te voren nad aangekondigd Zijn spreekgestoelte koos hij op een plaats, waar zeer veel passage was, in 't bijzonder, wanneer de groote feesten te Jeruzalem aan staande warenl De korte inhoud van zijn prediking was altijd weer: „Bekeert Zijn prediking sloeg in als de bliksem in een huis. In korten tijd was heel het volk in beroering gebracht. Zijn naam was op aller lippen. Duizenden stroomen van alle zijden tot Johannes toe. Velen werden door hem gedoopt met den doop der bekeering tot ver geving der zonden. De vraag rijst op, of hij zelf niet de Messias was. Ook Jezus wordt door hem gedoopt. Machtige teekenen gaan er mee ge paard. Door den hemel zelf wordt Jezus aangewezen als 's Vaders geliefden Zoon en de Heilige Geest daalt neder in de gedaante van een duif. Ook Jezus predikt en maakt discipelen. Zijn in vloed neemt gestaag toe. Het volk raakt in de war. De vraag rijst op„Wie is nu de eigenlijke Messias, die beloofd is, Johannes of Jezus." Maar Johannes blijft getrouw in zijn taak, predikende: „Ik ben 't niet, Jezus is het, Hij moet wassen en ik moet minder worden. Ik ben zelfs niet waardig Zijne schoenen te ontbinden. Ik doop met water, maar Hij zal u doopen met den Heiligen Geest en met vuur." En als Jezus weer onder de scharen is, die tot Johannes komen en deze Hem ziet, strekt hij den vinger uit en wijzend op Jezus, roept hij uit: „Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld weg neemt." Johannes wordt minder, Jezus wast. Nog sterker wordt dit, als Johannes straks zucht in den kerker en de twijfel zijn ziel bestormt, of Jezus wel de Messias was. Johannes zendt twee van zijne discipelen om Jezus te vragen „Zijt Gij degene, die komen zou, of wachten wij een ander Het antwoord, dat de boden ontvingen, luidde „Bood schapt Johannes, de blinde worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatschen worden gereinigd en de dooven hoorende dooden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd en zalig is hij, die aan Mij niet geërgerd zal worden." Jezus' invloed is al stijgende, Foch Johannes blijft in de gevangenis, totdat de scherprechter een einde maakt aan zijn leven. De vriend des bruidegoms had zijn taak volbracht, de bruid was op den bruidegom aangewezen. En wat dit ons nu te zeggen heeft Dit, dat de grondregel voor het leven van ieder christen behoort te zijn: „De Heere Jezus moet wassen en ik minder worden." En dit is een moeilijk stuk om te leeren. Omdat de mensch van nature zoo hoogmoedig is. Al minder worden in eigen schatting, zóó, dat we ten slotte „niets" zijn om alleen als goddeloozen gerechtvaardigd te worden, door het „alles" van Christus, dat is genade en genade alleen. Maar die genade wil de Heere schenken door het ontdekkend licht des Heiligen Geestes. Wij hebben den Heere niets aan te biedenal opze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Ook onze goede werken kunnen voor God niet bestaan, moet gansch volkomen en der Wet Gods in alle deelen gelijkvormig zijn en onze beste werken zijn in dit leven alle onvolkomen en met zonde bevlekt. Minder wordenO, de Heere ge bruikt daar allerlei middelen en wegen voor, wegen van rampen en tegen spoeden, van zorgen en verdrukking, van krankheid en verliezen om ons te leeren op niets te vertrouwen. En ge lukkig en gezegend als we er door geleerd worden. Ze vormen ons voor den hemel Ze doen ons waardeeren, wat God gedaan heeft om door Jezus zondaren te redden en te zaligen. Dan zal 't gaan naar den regel Het niets uit ons, en 'tal uit Hem, Zóó is de reis naar 't Hemelsch Jeruzalem. Of om 't te zeggen met het hierboven geschreven tekstwoord „Hij moet wassen, maar ik minder worden." ai r pi c i lesmm b a«aaasa m l. l. cl r\ l. el i saam VOOR DEN ZONDAG 1 Snmmelsdijk, v.m. 9.30 Ds. Dekker van Nieuwe Tonge en 's av. 6 uur leesdienst. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de 1 heer Barneveld van Delft (collecte). Stad aan 't Haringvliet, v.m. Ds. Polhuijs en V n.m leesdienst. I Den Bommel, v.m. 9.30 leesdienst en n.m. 2 uur I Ds van Ameide van Ouddorp. I Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. I 6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp. I Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. van der Wal. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Stellendam, v.m. Ds. v. d. Wal van Dirksland (Doop) en 's av. de heer Bouman. Goedereede, n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan 't Haringvliet. Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees dienst. Middelharnis, v.m, 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Zeilstra. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en n.m. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Stellendam, v.m. en 's av. Ds. v. d. Velden, em.-pred. te Rotterdam. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. Dirksland, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. SB SSiitë'üSaiS&BBBBB STICHTELIJKE OVERDENKING iftBB.B.B.... BB Hij moet wassen, maar ik minder worden. Joh 3 30. Zóó was immers de wijze van doen in het Oosten. Niet de bruidegom zelf ging tot de bruid, maar hij zond zijn vriend, die hem goed kende, zijn edele bedoelingen, zijn liefde en trouw voor de bruid en die dus niets anders, maar ook niets minder te,: doen had dan, om het zoo te zeggen, de loftrompet over den bruidegom te blazen, en op die wijze het hart der begeerde en beminde bruid voor den bruidegom te veroveren en in liefdebrand te ontsteken. i u, bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen en weldra zal de Messias komen met de wan in Zijne hand om Zijn dorschvloer te door zuiveren en het kaf te verbranden met onuitblusschelijk vuur." BS KENNEN, BELEVEN, BELIJDEN. Ten eerste noemen wij: kennen. Wij kunnen kennen in meer beteekeniss'en opvatten. Wij weten, dat Adam en Eva ge schapen zijn in ware kennisse, gerechtigheid en heiligheid. Dus leefden zij in volkomenheid, vol komen goed, volkomen in kennis, volmaakt naar- lichaam en ziel. Zij kenden alles, behalve het kwaad. Er was één levensrichting, die hen be- heerschte, dat was de gerechtigheid, de vervul ling der wet, die in hunne harten was ingegrift. Zoo zou het gebleven zijn, indien de zonde niet verwoestend was tusschen'beide getreden. Met de zonde was de kennis weg, ook de gerechtig heid en heiligheid. Slechts door tusschenkomst van den tweeden Adam is de verhouding tus- schen God en mensch hersteld. En toch schrijft Paulus zoolang wij hier op aarde zijn: Wij kennen ten deele, ja alles is ten deele, totdat straks de volkomenheid Zijns rijks aan zal breken, waarin God alles zal zijn in allen. Maar hoewel hier alles onvolmaakt is, toch moet er bij ons een streven zijn om tot de volmaaktheid te komen. Ook als wij slechts ten deele kennen moet ons begeeren' zijn om ook daarin tot meerderen was dom te komen. Maar dan moeten wij eerst weten wat kennen is, Is dat nu iets, dat een vraag waard is zoo wordt er misschien opgemerkt. Zeker, er is zulk een verscthil in kennen. Het gebeurt wel eens, dat wij iemand ontmoeten. Wij peinzen dan ons hoofd uit: Ik ken die man, die heb ik meer ontmoet. Gij kent hem dus. Maar een ander geval. Gij komt met dien per soon in aanraking. Wij gaan met zoo iemand om, dan gaan wij hem langzamerhand beter kennen. Wij kunnen ten slotte zoo vertrouwelijk met iemand worden, dat de eene ziel met de andere in contact komt. Wij kennen zoo iemand, omdat wij dan weten welke levensrichting hij heeft, welke ideeën, hoe hij over verschillende zaken denkt. Wij kennen ten deele. Hoeveel menschen zullen er zijn, die zichzelve kennen. Vandaag beweren zij iets met stellige zekerheid, morgen zeggen ze met een sterke overtuiging juist het tegendeel. Onvast van karakter, zulke menschen kennen zichzelve niet. Kennen is dus, dat wij weten op welk terrein wij ons bevinden. De generaal moet het terrein kennen; om zijn leger aan te voeren, anders zou hij niet in den strijd kunnen bestaan. Hij zou vallen, want hij wist niets van de vijandige stellingen. Op kennis wordt in de H. Schrift gewezen als een noodzakelijkheid. Kennis Gods, kennis onzer ellende, kennis ook tegen de listige omleidingen des Satans. Mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft. Nu wordt er misschien gezegd: wat heb je aan kennis. De kennis maakt immers opgeblazen. Wat heb je aan een hoofd met kennis en houdt er een koud hart bij. Verstand en gevoel moeten samengaan. Er zijn menschen, die-zeggen, dat de kennis er niet op aan komt. Nou ja, 't is wel goed, maar 't is toch lang geen hoofdzaak. Volkomen waar. Maar niet minder waar is, dat men, wan neer men geen kennis heeft, tot de grootste dwaalbegrippen komt. Zie hier nu onzen vereenigingsarbeid. Wij -maken ons op can Gods Woord te onderzoeken. Wij begeven' ons om -de belijdenisschriften te bestudeeren en waarom doen we dit Doen we dat om straks te pronken met onze kennis Om straks iets te beteekenen in de Maat schappij Of ook wat mee te praten in onze kringen of in de kerk straks vooraanstaander te zijn 't Zou een gruwel zijn wanneer we zoo dachten. Daarom moeten wij kennen, omdat ons leven gevormd wordt, daarom omdat wij sterk zouden staan op het vaste fundament, -dat God in Zijn Woord ons gegeven heeft. Laat ons daarom die hechte, eerst belijdenis der hope vasthouden, want Hij, die het beloofd heeft, is getrouw. Als wij nu kennen, volgt ook belijden. Wal zou ons kennen zijn, wanneer we niet beleden. Onze kennis te vermeer-en voegt aan jeugd zoo wel als grijsheid. Maar Uw vreeze, Heer der heeren, is het beginsel aller wijsheid. Wat ver staan wij onder belijden Misschien herinneren wij ons de 'belijdenis voor de gemeente. Hoe daar in 't midden der kerk het ja geklonken heeft op de vragen van de dienaar. Zeker is dat belijden. Het is een groot stuk van ons leven, want -daar werd beleden, dat wij niet op de aarde -onzen tabernakel zochten, maar daar boven ons huis, een stad. Wij begeeren onzen Koning in de hemelen. Maar daar moet het niet bij blijven. Als vrucht van die belijdenis moet er in de wereld beleden worden. Dan komt het er op aan voor onze jonge menschen. Och ja, wij kunnen zeer goede vrienden zijn met de wereld. Lot had het immers ook al aardig naar zijn zin in de poort van Sodom. Als er maar gezwegen wordt. Waarom komen wij niet op voor onze zaak, daar de wereld het toch ook doet Wij leven in een donkeren tijd. Het ongeloof steekt al driester den kop omhoog. Misschien worden het donkere uren. Als alles ons mis schien tegen komt, van buiten strijd, van binnen vrees, de werkloosheid over de geheele wereld groeit met den dag. De revolutie, als een drei gend spook, komt daarmee tegelijk. En men -hoort die duivelsche leuze, dat godsdienst opium is voor 't volk. Dan toch belijden. Zou dat niet moeilijk zijn Belijden als er gespot wordt. Belijden 's Heeren naam in e'en onchristelijke omgeving. Doen wij dat Dan is ook Christus' woord voor ons: Wie Mij belijden zal voor de menschen, Ik zal hem belijden voor den troon Gods, voor Mijnen Vader die in de Hemelen is. Wij zouden nog verder kunnen gaan, maar dan wordt de jeugdrubriek te lang. Daarom als wij kennen en belijden, komen wij vanzelf tot 'beleven. De Apostel zegt, dat ieder uwen kuischen wandel zie in vreeze en ook: Onze wandel zij in de hemelen, waaruit we onzen Zaligmaker verwachten. Voorts zegt hij op een andere plaats: Al wat lieflijk, wat aangenaam is en al wat wel luid, zij onder u. Wat wordt er toch dikwijls geklaagd, dat het leven niet met de leer overeenkomt. Dikwijls hooten wij: Zijn dat nu diegenen, die op J. V. en nog aan nog meerdere dingen doen En als -dan die beschuldiging berust op onwaarheid, dan zouden het alleen maar jammer voor hen vinden, als zulke menschen de plank mis waren, of dat het lastertongen waren. Maar is ons leven altijd wel zoo het behoort te zijn Zou er niet dikwijls een ban in het leger komen Dan weten we toch zeker, dan gaat alle zegen weg. Wij worden niet werkheilig. Want de werken kun nen onze gerechtigheid voor God niet zijn. Maar weet gij wat wel zijn of wenschen te zijn: Christen, niet in woord, maar in daad. Een Christen ondervindt, hoe verder -hij op den weg der genade treedt, hoe meer gruwelen hij ont dekt. Maar het is onmogelijk, dat hij, die door een waar -geloof Christus -is ingeplant, niet zoude vruchten voortbrengen der dankbaarheid: Dat is onze beweging, daarvoor strijden wif. Al hebben wij een verstand als Salomo en een geloof, -dat wij bergen zouden verzetten, ons werken zal vruchteloos zijn^zoo het zijn oor sprong niet vindt in de liefde door een waar geloof ons -ingeplant is. Dan zal ons kennen, belijden en beleven niet vruchteloos zijn. De God nu van alle genade en barmhartigheid volmake u tot alle goed woord en werk, dan zullen ook weten dat arbeid niet vruchteloos is in den Heere en straks bij verscheiden: Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb het geloof behouden, om dan straks de kroon te ontvangen. M. S. BBBBBBBBBBBBBBaSB^BBilBIBBtaaBBB Si BSSHB Bk ÜËÜË3B KB SOMMELSDIJK. Met ingang van I Mei a.s, is tot onderwijzer aan de Bijzondere lagere school alhier benoemd de heer C. van Pijlen, thans als zoodanig werkzaam te Boskoop. Door de Meisjesvereeniging „Lydia" alhier zijn aan 38 gezinnen kleeren uitgereikt. Zondag 25 Januari a.s., des voorm. 10 en -des avonds 6.30 uur, zal vanwege de Chr. Geref. in de zaal van de Harmonie aan den Langeweg alhier leesdienst worden gehouden. MIDDELHARNIS. Aan Mej. E. J. Deijs is tegen 1 Maart eervol ontslag verleend als on derwijzeres in de nuttige handwerken aan de Geref. Weeshuisschool alhier. Tot onderwijzeres aan de Chr. Weeshuis- school alhier is in de vacature van den heer S-truijk met ingang van 1 Maart benoemd Mej. F. Tiemens alhier. STAD AAN 'T HARINGVLIET. Alhier is een Ned. Herv. Meisjesvereeniging opgericht, welke haar vergaderingen zal houden in de con sistorie der Ned. Herv. Kerk. Deze vereeniging staat onder leiding van Mej. N. van den Band. Vrijdag 6 Fe-bruari a.s. zal in de Bijz. School ouderavond worden gehouden. DEN BOMMEL. Door de Ned. Herv. Gem. alhier is toezegging van beroep gedaan aan Ds. Lekkerkerker van Molenaarsgraaf. OOLTGENSPLAAT. Tot onderwijzer met hoofdakte aan -de bijzondere school alhier is' benoemd de heer J. Koppenaal, thans onderwijzer aan de Mulo-school te Oud-Beijerland. OUDE TONGE.* Jaarvergadering Ned Herv. J. V. Woensdag 20 Januari hield onze Ned. Herv. Jotngelingsvereeniging haar vierde jaarfeest. Ds. C. Vlasblom, die de leiding had, opende de samenkomst door te laten zingen Ps. 86 18, gaat voor in gebed en leest dan voor 1 Ko ningen 18 van vers 115. Hierover spreekt hij zijn openingsrede uit, waarin hij in hoofdzaak wijst op het vreezen van den Heere door Obadja van zijn jonkheid af, en past dit daarna toe op de jongelingen. Ten slotte wenscht hij -de vereeniging Gods zegen toe. Daarna lezen de Secretaris en Penningmeester hun verslagen voor, waarna het lid C. Hartman zijn inleiding Gew. Gesch. leest over „Mozes' roeping". Dan spreken de afgevaardigden van Den Bommel en Herkingen hun zegenwenschen uit, en wordt kennis gegeven, dat Sommelsdijk en Middelharnis dit schriftelijk hebben gedaan. Vervolgens geeft het lid J. Schuurman ons een schitterende voordracht ten gehoore, ge titeld: „Het ruischen van het ranke riet, wordt gezongen Ps, 86 10, waarna pauze wordt ge houden en gecollecteerd, welke collecte opbracht de som van 13.68. Na de pauze leest het lid C. de Vries zijn inleiding Gew. Gesch. over „De blinde man te Jericho", spreekt de afgevaardigde der Meisjes vereeniging „Dorkas" haar zegenwensch uit, en levert het lid F. H. Streizenau zijn inleiding Kerkgesch., getiteld: „De groote vuurproef". Na nog een korte pauze te hebben gehouden (bij welke zoowel als de vorige werd getrac- teerd), volgt een inleiding Vad. Gesch. over het tijdperk tusschen de jaren 1543 en 1815. Ten slotte verrast vr. Streizenau ons nog op een gedicht in Geldersch dialect. In de rondvraag dankt Ds. Vlasblom allen, die aan het welslagen dezer vergadering hebben medegewerkt. De voorzitter J. Wirds wekt op tot meerdere belangstelling voor ons werk, spreekt den Wensch uit, dat het ledental moge vermeerderd worden, dankt namens de vereeniging den do- miné voor zijn goede leiding, waarna na het zingen van Ps. 25 4 Ds. Vlasblom sluit met dankgebed. We mogen terugzien op een gezelligen en welgeslaagden avond. De opkomst was naar omstandigheden vrij goed. HERKINGEN. D.V. zal op 1 Febr., des nam. 2 uur voor de Herv. Gem. optreden Ds. Dekker van Nieuwe Tonge, in welke dienst bediening van -den H. Doop zal plaats vinden. Aangifte hiervoor kan geschieden op Zaterdagavond 24 Januari om 7 uur in de consistorie der kerk. Ds. J. D, de Stoppelaar. f Dinsdag overleed geheel onverwachts te Vlaardingen in, den ouderdom van 58 jaar Ds. J, D. de Stoppelaar, Ned. Herv. Pred. aldaar. De overledene was van Januari 1903 tot Januari 1906 predikant te onzer plaatse en was een geziene persoonlijkheid, bovenal wat betrof zijn herderlijken arbeid. De begrafenis van het stof felijk overschot heeft heden Vrijdag plaats. Jaarvergadering Ned. Herv. Meisjesvereen. J.l. Donderdagavond 22 dezer vierde de Ned. Herv. Meisjesvereen, op G. G. „Dorcas" alhier haar 2e jaarvergadering. Er was voor dezen avond een rijk voorzien programma. Allereerst werd -het woord gevoerd door den Eerw. Heer J. Overweel, eere-voorz. der ver een. Het samenzijn werd geopend met het zingen van Ps. 77 7 en gebed, waarna spr. allen een hartelijk welkom toeriep. Spr. wenschte dezen avond alles te bezien bij -en onder 't licht van Gods Woord en bepaalde zijn gehoor bij Hand. 9 36, waarin ons de geschiedenis wordt ver haald van Tabitha of Dorcas. Spr. vroeg aan dacht voor een 3-tal punten, n.l. Dorcas' naam, Dorcas' hart en Dorcas' toekomst. De naam -Dorcas -beteekent hinde. Deze heeft haar ver blijfplaats op den tóp der bergen. Spr. hoopte, dat er ook velen mochten gevonden worden, die hun verblijfplaats boven op den bergtop des geloofs mochten hebben, vanwaar ze een gezicht hadden op 't Jeruzalem dat boven is. Dat ze gelegerd mochten zijn op de granietrotsen en hun fundament -mocht zijn Christus. Dorcas was ook vol goede werken, bovenal 't hart van Dor cas, onze tweede gedachte. Dorcas had ook de wet haars Gods, geschreven met den vinger Gods op de tafel haars harten. Na de weder geboorte komt God de Wet in ons hart schrijven. Gelijk de Wetstafelen aan beide zijden be schreven waren, zoo ook het hart van Dorcas. Daarom was zij vol goede werken. Wel was zij gestorven, zooals de geschiedenis meldt, maar Petrus heeft haar opgewekt in den Naam van Christus. Schoone toekomst voor Dorcas met haar werken van liefde. De stad waar zij woon de, Joppe, zooals ons wordt verhaald gelegen op den top van een berg, vanwaar mén een gezicht had op Jeruzalem. Beeld van het gezicht, dat een waar Christen heeft op 't Jeruzalem dat boven is. Goede werken. Deze yerdienen den hemel niet en ontsluiten ons ook niet de poort tot de hemelstad. Toch zijn ze nood zakelijk. Gelukkig zij, die als een Dorcas een discipel of discipelin van Christus mag zijn. De werken maken niet zalig, we moeten weder om geboren worden. Alles spreekt van haar zulke goede dingen. Wat gaat er een prediking uit van werken. Wat spreekt ook tot ons haar toekomst. Ook dat gezicht op Jeruzalem spreekt boekdeelen. Mochten ook velen uit ons midden eens genoodigd worden als getrouwe dienst knechten en dienstmaagden in 't Koninkrijk Gods, als weleer een Dorcas. Hierna volgt jaarverslag secretaresse en pen- ningmeesteresse. Daarna zingen door alle aan wezige Meisjesvereen. staande het Bondslied met orgelbegeleiding. Volgt inleiding Bijbelsche Ge schiedenis „Abrahams offerande" door J. Kalle. Ihl. wees op keurige en pakkende wijze op het offeren van Isaak, de groote geloofsbeproeving van Abraham. Doch de Heere verschijnt hier aan Abraham en hij roept hem bij name, waarop Abraham antwoordt: Zie hier -ben ik, Heere. In -deze geschiedenis wordt schaduwachtig af gebeeld het groote offer eenmaal aan 't kruis geschiedt op Golgotha. Het was in één woord een keurige en ernstige inleiding. De heer Overweel zegt naar aanleiding hiervan, dat deze geschiedenis zoo schoon spreekt van 't volle en rijke Evangelie. Het spreekt op schoone wijze van verlossing. Niet een verlossing waar onze tijd zoo naar grijpt, doch die met de ware ver lossing niets gemeen heeft. Daarna zingen door de leden der Meisjes vereeniging. Dan volgt een gedicht door Joh. de Geus, getiteld: „De duikel op weg naar de kerk". De dichter van dit vers schildert op uitnemende wijze de vele -middelen, aangewend door den vorst der duisternis, om het zaad des Woords te doen verstikken. Een echt stuk werk, wat zeer leerzaam is. Zingen door de Meisjesvereen. Volgt een inleiding door W. de Gast over den Heidelberger Catechismus Zondag 1. Deze inl. behandelt de daarin gestelde vragen en ant woorden op kostelijke wijze. Op zeer duidelijke wijze werd dit ten gehoore gebracht en zijn we haar voor zulk werk recht dankbaar. Gemeen schappelijk werd nu gezongen Ps. 73 13 en 14, terwijl gecollecteerd werd. Deze collecte bracht op 18.84. Pauze. Na de pauze kwamen allereerst aan het woord de afgevaardigden der zustervereenigingen e.a. Felicitaties werden overgebracht door de M.V. van Middelharnis „Ora et Labora", „Dorcas" te Oude Tonge, „Tryfosa" te Dirksland, „Mo nica" te Middelharnis en „Lydia" te Sommels dijk. Schriftelijke felicitaties waren ingekomen van de oud-presidente van „Dorcas alhier, Mej. Blok-Bestman, en van den consulent der ge meente Ds. Polhuijs. Daarna kregen nog het woord de afgevaardigden van de Ned. Herv, J.V. „Timotheus" en Knapenvereen. „Benjamin", beiden alhier. Vervolgens kregen we een keurig gedicht te hooren over „Huwelijkstrouw" door R. v. d. Wende. Dit gedicht werd door genoem de geheel uit het hoofd voorgedragen. Daarna zingen door de Meisjesvereen. Volgt nog een vrij onderwerp „Lijdelijkheid" door de presidente K. Goedegebuur. Inl. wees hier op zeer schoone wijze op de lijdelijkheid in haar verschillende gedaante. Vooral vindt men in onze dagen zoo vele valsche lijdelijkheid. Op een zeer nette en onderhoudende wijze heeft inl. ons een prachtig onderwerp doen hooren. We hebben nog maar zelden zoon stuk werk, dat tot in details was uitgewerkt, gehoord. De aanwezigen hebben dan ook volop genoten. Door de klare en heldere stem was het tot in de verste hoeken van 't gêbouiw goed te hooren. We mogen zeker de tolk van alle aanwezigen zijn, als we haar voor haar arbeid hartelijk dank zeggen. De heer Overweel spreekt naar aanleiding van dit keurig onderwerp nog een passend en waardeerend woord, waarna gezongen werd Ps. 138 1. Namens de Meisjesvereen. dankt de heer Overweel allen, die, op welke wijze dan ook, hebben medegewerkt om den arbeid der meisjes mogelijk te maken. Het verheugde spr. ook, dat er dezen avond, en' daar wenschte hij den nadruk nog op te leggen, geen enkele wanklank werd gehoord en dat het zoowel op de gaanderij als beneden rustig en stil was geweest. Spr. hoopte ook, dat het in 't vervolg zoo moge zijn. Daarna werd geëindigd met dankgebed. In de pauze werd de vrouwelijke bezoekers een tablet chocolade en den heeren een sigaar gepresenteerd. Er was veel belangstelling, zoo dat alle plaatsen in de kerk waren bezet en nog enkelen op stoeltjes moesten plaats nemen. De Meisjesvereen. „Dorcas" mag op een goedge slaagde jaarvergadering terugzien. STELLENDAM. Doopouders, die a.s. Zon dagmorgen in de Ned. Herv. Kerk hun kinderen wenschen te doen doopen, moeten daarvan aan gifte doen op a.s. Zaterdagavond van 7.8 uur in de consistoriekamer. LEVENSWIJSHEID. Als ge kwaad zijt, tel tot tien, als ge woedend zijt, tel tot honderd eer gij spreekt. - Geen geluk der werkelijkheid komt dat der verbeelding nabij. Vergaap u niet aan 's werelds schijn, Tevreen zoo God het voeg, Het noodigst slechts benoodigd zijn, Maakt weinig tot genoeg. 't Genoeg hangt aan 't verkrijgen niet, Noch 't rijk zijn aan het veel, En 't geen door wanverbruik vervliet, Behoort niet tot ons deel. Maar 't dankbaar smaken van Gods gunst, Nooit hunk'ren naar het „meer" Zie daar de ware levenskunst, Vereend met Christenleer BILDERDIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 5