Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, m- m FEUILLETON No. 3713 WOENSDAG 21 JANUARI 1931 45ste JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES Brieven uit Amerika. Winterteenen KLOOSTERBALSEM KLATERGOUD Oeze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— NI vooruitbetaling. BUITENLAND bi? vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER Fa. W. BOEKHOVEN (ZOMEN SOMMELSDIJK Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing, Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sij besism. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur 4 !le ie t ra k k si voor «f© Redactie bestemd, Adv©rtentiëa era verdere Administratie, frattro toe t© aeeradera aast de Uitgever® NIEUWJAARSREDEVOEMNGEN. Het is een goede gewoonte van onze burge meesters in steden en dorpen bij de eerste ver gadering van den Raad in het nieuwe jaar een rede te houden, waarin een blik wordt geworpen op het afgeloopen jaar en zoo mogelijk enkele richtlijnen worden aangewezen voor het jaar, dat men intrad. Het spreekt vanzelf, dat in die redevoeringen bij den aanvang van 1931 de economische ma laise in herinnering wordt gebracht. In stoffelijk 'en geestelijk leven hebben we meer dan ooit Gods zegen van noode. Daarop wees een Rotterdamsch raadslid in antwoord op de speech van den Burgemeester dier stad, maar het communistisch raadslid sprak daarop de snoevende taal: Gods zegen hebben we niet noodig 1 Het gaat wel ver in onzen tijd. De geesten komen openbaar en men ontzet zich over het en hierbij uit den afgrond opwelt. Tegenover dezen geest is het ook meer dan ooit noodzakelijk, dat wie nog den Christus der Schriften belijden, dit ook zonder schroom too- nen ook in het publieke ambt. Het is een zegen van onzen God, dat er nog Antirevolutionaire burgemeesters zijn, die in hun Nieuwjaarsrede den Naam van God noemen en het al afhankelijk stellen van Diens onmisbaren zegen. Wanneer wij wel de economische crisis zien, wel oog hebben voor de werkloosheid en haar groote ellende en niet anders hebben dan een wensch, dat het verbeteren moge, zijn we er wel ongelukkig aan toe. Het woord van den burgemeester van Oolt- gensplaat in zijn Nieuwjaarsrede gesproken, is ons dan ook uit het hart gegrepen: de draden van het wereldbestuur liggen ook nu in Gods Hand. Dat geeft rust en kalmte, dat kan zelfs in de bangste dagen nog een optimisme in onze ■ziel doen opleven, want we keeren dan terug tot de schoone belijdenis onzer vaderen, dat ook onvruchtbare jaren, ook duren tijd en honger snood in Gods Hand liggen en dan kan het zelfs zijn, dat economische ellende onze ziel tot heil wordt. „Voorspoed" is altijd nog geen zegen! Het doet goed van het hoofd der gemeente een heenwijzen naar deze waarheid te mogen ontvangen. En het is een zegen, dat te midden van den geest van materialisme, die door onzen tijd vaart, nog zulke klanken gehoord worden. NEUTRAAL. Binnen enkele weken kan op Flakkee ver wacht worden een actie voor den Ned. Chris- telijken Blindenbond. In verschillende plaatsen van het eiland hoopt de heer Wagemaker uit Rotterdam, weleer landbouwleeraar en op Flak kee geen onbekende, het eiland te bezoeken en te spreken over: „Uit het lichtlooze land". Het is begrijpelijk, dat er zijn, die zich af vragen: Waarom nog weer een afzonderlijke Christelijke organisatie van onze Blinden Waarom op dit terrein geen neutraliteit We gelooven er een afdoend antwoord op te geven, als we weergeven wat „De Blindengids", het orgaan van den Ned. Chr. Blindenbond, er in zijn Januari-nummer over schreef NIET TEVREDEN. De Ned. Blindenbond is niet tevreden met de actie, die van onze Christelijke Blinden- organisatie uitgaat. Hij komt met de pretentie „neutraal" te zijn, meent dat de Christen- blinden bij hem thuis behooren en erkent al lerminst de noodzakelijkheid van een Chris telijke Blindenvereeniging. Het spreekt vanzelf, dat wij het met dit standpunt niet eens zijn. In verschillende bladen van de Christelijke pers is er reeds op gewezen, dat de z.g.n. neutrale Blindenbond in het geheel niet neu traal is. Dat door deze organisatie omtrent de taak der Overheid, de roeping der particuliere weldadigheid 'en onderscheiden andere vraag- stukken opvattingen worden voorgestaan, wel ke in onzen Christelijken kring contrabande zijn. De Ned. Blindenbond en de Ned. Christe lijke Blindenbond streven beide naar ver betering van de positie der blinden. De wegen waarop zij dit doel trachten te bereiken loopen echter uiteen. En hier ligt reeds dadelijk een groot principieel verschil tusschen beide Bon den. De Ned. Blindenbond strijdt voor geme'en- schapszorg, verwacht allereerst hulp van de Overheid. Gemeente- en Staatsinstellingen moeten voor de blinden verrijzen. Overheids zorg wordt aangeprezen als doel van den strijd, op de philantropie wordt laag neer gezien. Men ontziet zich daarbij niet min achtend over het werk der barmhartigheid zich uit te laten. Zoo luidt een der coupletten van het bondslied van den neutralen Bond, gepubliceerd in De Blindenbode van Nov. '29: Hoe walgt ons hart de bitt're bete Van 't lang gewend genadebrood Wij willen nu het einde weten Van armoe en van geestesnood. Dat slechts Gemeenschap zal vermogen Ons dit te brengen, weten wij O volk, versta en steun dit streven, Gij, ziel en kracht der maatschappij. De neutrale Bond meent reden te hebben voor die bittere klachten, voor die walging: het Christendom heeft zijn plicht niet ver staan, is schromelijk tekort geschoten, in liefde 'en in arbeid voor de blinden. Daarom vragen „de neutralen" nu hulp aan den Staat. Van onvolkomenheid en tekortkomingen is elk christen zich bewust, maar het is hem toch niet onverschillig, wie hem zijn fouten verwijt. En dan mogen we er in dit geval wel op wijzen, dat lang vóórdat de „neutralen" geld voor de blinden beschikbaar wilden stel lenuit de staatskas, door de Christenen in Nederland uit eigen beurs duizenden en duizenden zijn gegeven om de positie der blinden te verbeteren. Verleden jaar is in dit blad gewezen op het ontstaan van de Chr. Werkinrichting te Rotterdam, waar enkele christenen de bedelarij tegengingen en de blinden in staat stelden iets te verdienen. En wanneer in dezen tijd, dank zij opleiding en leermiddelen en andere omstandigheden, de eischen hooger moeten worden gesteld, dan is daarin o.i. nog geen reden om de philantropie als onwaardig op zij te zetten, veel eerder om die ook van Overheidswege te steunen. Inderdaad „neutraliteit" is op geestelijk ge bied een onding. Het bestaat niet. En hoe zou het ook, waar God de Heere, Zijne ordinantiën stelt voor geheel het leven. Zou er dan een ter rein zijn waar die ordinantiën genegeerd kun nen worden Beste Vriend! Onze Bond van Mannenvereenigingen hield haar jaarvergadering in Central avenu Christian Ref. Churchh te Holland Michigan. En uw wekelijksche briefschrijver is er ook he'en ge weest. Niet alleen dat ik als lid van onze plaatselijke mannenvereeniging verplicht was daar heen te gaan, maar zoo'n bondsvergadering op zichzelf is kostelijk om eens te hooren wat de geest is van ons volk, dat zoo ver van elkander verwijderd leeft in dit groote land. Ik vond daar afgevaardigden van Denver Colo rado, ruim twee dagen en twee nachten sporens hier vandaan. Ook waren er van Paterson en Pasaak, een dag en nacht met den trein het Oosten in. De invloed, die er van zulk een meeting op je zelf uitgaat, is alle'en al waard om daar een dag door te brengen. Deze jaarvergadering van den Bond was de derde. Hij is dus nog jong, maar heeft ontegenzeggelijk een toekomst. Vroe ger was ik zelf niet zoo warm voor een man nen vereeniging. Zeker, een flinke jongelings vereeniging, dat is het ideaal. Jongelingen in een vereeniging tezamen om zich te bekwamen voor het Kerkelijk, Staatkundig en Maatschap pelijk leven. Wie zou dat niet toejuichen Maar mannen, vaders van groote gezinnen, moesten' toch zeker uitwerken wat zij in de jongelingsvereenigingen geleerd hadden Een mannenvereeniging, die feitelijk niet anders doet, dan wat de jongelingsvereeniging doet, had volgens mij geen rechtsbestaan. Maar ik ben van dat standpunt bekeerd. In de eerste plaats missen onze mannen hier zooveel wat men bij U in Nederland heeft. Het terrein van de po litiek ligt hier voor een Gereformeerd Christen nog braak. Aan het Christelijke Arbeidersvraag stuk is nog geen aandacht geschonken door ons volk, omdat men er geen ook voor heeft. En onze jongelingsvereeniging, die betrekkelijk nog jong is, heeft nog lang niet de plaats bij ons volk, waarop zij recht heeft. Dit ligt echter niet aan hen. Ik heb veel respect voor onze Fede ratie of Young mans societies. Haar ijver draagt reeds vele vruchten, maar er zijn nog predikan ten zelfs, die maar niet kunnen zien, hoe noodig en nuttig een flinke jongelingsvereeniging is. Maar gelukkig, onze jongere predikanten zien het beter in en steunen hun beweging. Maar waar dit zoo is, zult ge wel begrijpen, dat daar door een mannenvereeniging meer rechtsbestaan krijgt. En waar nu deze mannenvereenigingen in een bond vereenigd zijn, zoodat zij allen één doel beoogen, kan zeer zeker onze mannenvereeniging ■in de toekomst een grooten zegen zijn. Volgens het rapport van den secretaris zijn er 60 vereenigingen bij den bond aangesloten. With a membership of approxemately 1550. In den namiddag hadden wij onze bussiness- meeting. Ongeveer alle vereenigingen waren door afgevaardigden vertegenwoordigd, 's Avonds om 7.30 was de inspirational meeting. De Kerk, waar deze vergadering gehouden werd, heeft on geveer 1300 zitplaatsen, 'en zij was meer dan gevuld. Velé stoelen moesten de menschen, die De gruwelijke jeuk ver dwijnt onmiddellijk met AKKER'* zuivert - verzacht geneest ,,Geen goud too goed.' stonden, overhandigd worden, om hen te doen zitten. De voorzitter van den bond is de leiding van zulke vergaderingen goed toevertrouwd. Alle vergaderingen worden gehouden in de taal des lands. Maar onze voorzitter liet de avond vergadering openen met een Hollandschen Psalm. En spontaan klonk het: „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort" uit den mond van H00 a 1500 mannen. Het zingen van dien Hollandschen Psalm was op zichzelf al een be zieling, die aan een genotvollen avond vooraf ging. Ja, daaruit kon men afleiden, dat men in een vergaderinfg was van mannen, die nog goed thuis waren in het Holl. Psalmboek, want ook Spalm 73 werd uit volle borst gezonden zonder boek. De voorzitter was dezen zomer naar Nederland geweest en had als bondsvoorzitter ook enkele mannenvereenigingen in Nederland bezocht. Hij noemde „Voetius" in Rotterdam. Daar had hij een vergadering bijgewoond, waar eene broeder, van Mazijk, een inleiding hield over een gedeelte van ons Avondmaalsformulier. Hij sprak hierover met lof en ook over de dis cussie, die daarop volgde, en het groote aantal dat aan die discussie deelnam. Op de hem eigene manier gaf hij rapport van vele dingen, die met zijn bezoek aan Nederland in verband stonden. Toen gevoelde ik mij zelf ook weer in mijn oude vaderland. Zooveel werd weer in mijn herinne ring opgewekt. Zelfs die broeder van Mazijk kon ik mij ook nog herinneren met dien broeder was ik lid van de Kiesvereeniging „Nederland^ en Oranje" IV te Rotterdam geweest. Van alle die mannen moest onze bondsvoorzitter ons de groeten overbrengen. Ik was voor een oogenblik in Nederland en die voorzitter wekte bij mij aangename herinneringen op. Toen ik in Neder land woonde, was ik in 't bestuur van de Chr. Schoolvereeri. „Asch van Wijk" en toen was de toestand met het schoolwezen anders dan nu. Het was altijd geld tekort. Het suppletiefonds was altijd ten achter bij den penningmeester van de school. Haar als wij dan alles gedaan hadden om dies chuld te betalen, maar desondanks toch nog een 800 of 1000 gulden tekort kwamen, dan gingen wij naar eenen broeder Bos en die gaf ons dan een cheque voor het tekortZoo'n man is ook onze bondsvoorzitter. Ook onze Chr. school in zijn omgeving geniet van de rijkdom men, die deze broeder bezit en niet alleen die school, maar geheel het terrein van Gods Ko ninkrijk wordt door hem rijk bedacht. Ds. M. Monsma van Detroit heeft de „inspirational scheech" (het opwekkend woord) gehouden. Hij begon ons een oud kasteel te teekenen uit de middeleeuwen, met zijn wachttoren en wallen, met zijn waters 'en bruggen. Hoe dit kasteelbe- waar den verdedigd werd. Dit bracht hij over op onze roeping. Het erfstuk der vaderen, ons als een onschatbare erfenis achtergelaten, te bewaren en te verdedigen. Hij wees ons op onze vijanden, waarvóór wij op onze hoede moeten zijn. Het Methodisme met zijn „vrijen wil theo rie", waar wij dagelijks mee in aanraking komen, met wiens gezangen wij reeds vertrouwd zijn, met het Rationalisme, dat alles verklaren en begrijpen wil zonder Gods Woord, een zucht van den tegenwoordigen tijd, waar wij zelf al verder met meegaan dan wij zelf wel weten. En op vele „ismes" meer, waar ons land zoo vol van is. Te midden van al die ismes staat het Calvinisme. Onze roeping ons van God opgelegd is: dit Calvinisme te verdedigen en te bewaren. Het was een schitterende vergadering. Op gewekt gingen we naar huis. Zij de roeping van onze mannenvereeniging in Amerika ter eere Gods en tot heil van land en volk 1 Je AMERIKAANSCHE VRIEND. P.S. Op deze bondsvergadering ontmoette ik o.m. broeder Peters. Deze vertelde mij, dat hij op Melissant geweest was, toen hij in Neder land was en zich daar gegeVen had om te spre ken voor een schare van menschen bij de ope ning van de Chr. Bewaarschool. Hij vertelde mij hoe hij er tegen op had gezien, hij was al 40 jaar in Amerika, kon het Engelsch natuurlijk veel beter dan het Hollandsch, maar ondanks dit bezwaar had hij er toch aan voldaan. Onder zijn gehoor waren onderwijzers en predikanten. Die zullen misschien wel gedacht hebben, dat is Amerikaansch-Hollandsch, maar Br. Peters is een goed Amerikaan„als je het niet goed kan, doe het dan maar half goed, maar doe het Wel, als mijn brieflezers op Melissant zich Mr. Peters nog kunnen herinneren, dan wilde ik hun mededeel'en, dat hij op de vergadering van den bond Engelsch heeft gesproken. En dit was geheel in zijn lijn, het is de taal die voor hem leeft en waarin hij zich beweegt. Maar bovenal mr. Peters is een meelevend Christen. door H. KINGMANS. 6) Terwijl mevrouw Heerema deze dingen in haar hart overlegde, las Martha den langen, opgewekten brief, die haar toch niet opwekte. Aanvankelijk kon zij zich niet realiseeren, waar om het schrijven waarin toch ook eenige vriendelijkheden aan haar adres voorkwamen haar terneer drukte. Maar al lezende, werd het haar duidelijker: deze brief was vol over moed; het was al zelfvertrouwen, wat er tus schen de regels doorschemerde. Dan, opeens, steeg een blos haar naar het gelaat. Zij voelde haar hart kloppen. En iets, dat zij geen naam had kunnen geven, deed haar bloed sneller jagen, 't Was, toen zij las de passage over den huidigen dief van het Am- sterdamsche filiaal. „k Heb u, geloof ik, wel eens gezegd of geschreven, dat die mijnheer Jansma weduwnaar is. Hij bezit, evenals ik, niets op de wereld dan zijn handen, zijn werkkracht, die niet gering is, «n zijn kennis, die er ook wezen mag. En die Dee?1'j me daar plotseling zijn ontslag met de inededeeling, dat hij zichzelf een zaak gaat S u Cfn' k Verbaasde mij er over, want zonder 9rid kan men op de wereld nu eenmaal niets beginnen. Maar ongezocht kwam ik in eenen achter de Waarheid. Mijnheer gaat volgende maand met een schatrijke vrouw hertrouwen. Beleefdheids halve zullen wij aannemen, dat het geld voor hem een bijkomstige zaak was. Zoo ja, dan neemt hij het gratis tnee. In ieder geval heeft bij een verstandigen zet gedaan. Er zijn toch altijd menschen, wie het geluk als het ware tegenkomt. Ik zou ook gaarne doen, wat Jansma nu doet. Ik bedoel: een eigen zaak stichten, U weet wel, dat ik niet jaloursch ben op Tjaard. Maar dat neemt niet weg, dat ik wel gaarne in zijn schoenen zou staan. Ook mijn ideaal is, een eigen, flinke zaak te bezitten, waarin men door hard werken goed vooruit komt. Maar daarvoor is geld noodig. En dat be zit Heino Heerema niet. Zooals het Tjjaard gegaan is, zal hem allicht niet overkomen. En de gebraden duiven, als bij Jansma, vliegen slechts een enkele in den mond Intusschen niet getreurd. Ik krijg nu een flinke positie in Amsterdam. Met een behoorlijk salaris, dat' opgevoerd worden kan met dien verstande, dat er veel tantièmes bij kunnen ko men. Dat ligt natuurlijk aan den omzet. En die omzet houdt verband met mijn werken." Martha las deze passage met gemengde ge voelens. Maar toch drong zij met kracht terug de opdoemende gedachte: hij vindt, dat Jansma een verstandigen zet heeft gedaan, door een vrouw met geld te trouwen; natuurlijk was het hem alleen om het geld te doen; als Heino kans zag, deed hij het ook Raadde mevrouw Heerema haar gedachten „Ik vind, dat Heino over dien mijnheer Jansma wat al te streng oordeelt," zeide zij. „Hij weet er totaal niets van en dan mag hij niet sug- gereeren, dat het dien man om het geld te doen was. Want dat bedoelt Heino natuurlijk, al zegt hij het niet. Het sarcasme ligt er dik op. Hij schijnt het een verstandigen weg te vinden- Maar die mijnheer Jansma zal, als het waar is, wat Heino hem toedicht, wel ervaren, dat geld geen geluk aanbrengt. En de Heere beware Heino er voor, dat ook hij dien weg opgaat. Ik zal hem er eens op wijzen, dat hij alleen goed doet, als hij trouwt uit oprechte liefde, al is zijn aanstaande vrouw ook nog zoo arm. 't Is Heino's fout, meer en meer wordt het mij dui delijk, dat hij te veel aan het geld hecht. Geld voert ten verderve, als men er zijn hart op zet." Het stond Martha thans klaar voor den geest, dat mevrouw Heerema precies dacht als zij. Er was alleen dit verschil, dat haar tante de be kommernis van een liefhebbende moeder uit sprak, terwijl zij besefte: als het Heino inder daad om een vrouw met geld te doen is, dan breekt hij het woord, dat hij mij gegeven heeft; want dan heeft hij aan mij, arm meisje, niets Het werd haar bang om het hart. De verugde, in haar opgekomen, toen ze zijn promotie en zijn komst in verband bracht met het korte oogenblik van geluk, anderhalf jaar geleden ongeveer, toen hij haar vroeg te wachten en zij, vol geluk en dankbaarheid 'en liefde, beloofde te zullen wach ten, was versmolten als sneeuw voor de zon. Zij slikte iets weg en verliet dan haastig het vertrek, met groote moeite nog kunnende zeggen; ,,'k Zal eens zien, of er een briefkaart is; dan moet u maar gauw schrijven; over een half uur wordt de bus gelicht." Buiten de kamer, op d'en corridor, sprongen de tranen haar in de oogen. Iets onverklaarbaars maakte haar beangst. HOOFDSTUK IV. De reis naar huis. Er had enkele dagen een voor de maand Mei ongekende warmte geheerscht, een warmte, die drukkend was geweest en die was uitgeloopen op een onweer, zooals ieder had verwacht, een vroeg onweer in den voorzomer. Des middags om vier uur, op dien Zaterdag, was de lucht inktzwart geworden, had de blik sem geflitst en de donder over de stad gerateld, waar de electrische trams met licht-op reden. De hitte was verdwenen. Het was koel ge worden. En toen Martha Biermasz om half acht de woning in de „schildersbuurt" verliet, be sloot zij dan ook over de 'Singels naar het station te wandelen, over de Singels, waar het jonge groen zich ontplooide, de boomen uit botten en de eerste voorjaarsbloemen in de goed onderhouden perken werden gezien. Zij liep langzaam, omdat zij een taak moest vervullen, die zij liever niet had verricht: Heino van den trein halen. Tot op het laatste oogenblik had zij nog ge hoopt, dat mevrouw Heerema zou gaan. maar deze, die zich reeds enkele dagen niet bepaald wel gevoelde, had het verstandiger gevonden, thuis te blijVen. 's Middags had Martha Tjaard nog opgebeld, om hem te vragen, naar den trein te gaan, maar Truus vertelde, dat Tjaard de provincie in was en eerst te acht uur thuis zou zijn. Zij had met hem afgesproken, dat zij 's avonds even bij moeder zouden aanloopen, om Heino te verwelkomen. Dus zat er voor Martha niets anders op, dan zelf naar den trein te gaan. Wat zij vroeger met vreugde zou hebben gedaan, maar wat haar thans tegen de borst stuitte. Zij ging meer en meer denken, dat Heino met haar gespeeld had. Hij was het feitelijk niet waard, dat zij hem aan het station ging verwel komen, alsof zij, de miskende, toenadering zocht. Echter, zij stond voor het geval. Het was im mers zoo logisch mogelijk, dat z ij ging, nu me vrouw Heerema moeilijk kon Dus liep zij langzaam over de Singels, langs het Verbindingskanaal en het Diaconessenhuis, niet genietend van de bloemen- en boomen- weelde, waarin zij anders zoo kon opgaan, daar zij tot haar tiende jaar te midden van Gelder lands natuurschoon had gewoond, een natuur schoon, dat Groningen en omgeving ten eenen- ■male missen. Zij genoot er thans niet van. Want haar ge dachten vertoefden bij hem, dien zij thans halen ging en dien zij in een klein jaar niet had ont moet. Martha wist niet, wat zij er van denken moest. Als zij Heino's promotie in de zaak combineerde met zijn komst, dan gloorde er weer hoop: hij kwam om haar; Dinsdag of Woensdag vertrok hij weer, maar dan had hij met zijn moeder gepraat en dan waTen' zij in den kleinen, in- tiemen familiekring verloofd. Dat m o c h t zij toch denken? Was Heino zelf, een anderhalf jaar geleden, niet tot haar gekomen Z ij had er niet de minste aanleiding toe gegeven, hoe wel zij hem liefhad. De vrouwelijke schuchter heid, haar bovendien nog in hooge mate aan geboren, had het haar verboden. H ij was ge komen en hij had gezegd wordt mijn vrouw, als ik eenmaal ver genoeg ben, En zij had, vol liefde, „ja" gezegd. Hij kwam dus, om te bezegelen zijn belofte. Maar als zij zich dan herinnerde zijn wonder lijk gedrag; als zij dan nadacht over de woorden in zijn laatsten brief aan zijn moeder, de-woor den betreffende mijnheer Jansma; en zij dacht aan de woorden van mevrouw Heerema, die haar bange vrees had uitgedrukt, dan neen, zij moest er niet aan denken. En dan was gekomen die bittere strijd, die de laatste dagen al heviger geworden was. A1 s Heino haar nu weer eens behandelde, als vóór ongeveer een jaar; hij, als het ware, haar links liggen liet, om mogelijk den avond vóór zijn vertrek even een praatje te komen maken, dat heenwees naar het gebeuren van toen; al s dat gebeurde had zij dan niet ten volle het recht, hem om een verklaring te vragen van zijn vreemd gedrag Deed zij met zóó te handelen tekort aan de vrouwelijke schuchterheid Er w a s toch iets voorgevallen Waren zij voor God niet verloofd Had Zijn heilig ook niet aanschouwd, dat Heino, geheel eigener beweging, tot haar gekomen was Had Zijn oor niet gehoord de wederzijdsche beloften, die gegeven waren Heino had, door het door haar geschonken woord, rechten op haar, maar had zij niet dezelfde rechten op hem Zij kon niet anders dan op al die vragen, die op haar gefolterde ziel aanstormden, een volmondig „ja" zeggen. En dan stond het voor haar vast: ik zal hem dwingen, een verklaring te geven van zijn vreemde, krenkende handel wijze; ik wil geen speelbal zijn; ik moet zeker heid hebben; zekerheid, hoe vreeselijk ook, is ten slotte beter dan pijnlijke onzekerheid. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1