Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden,
m-
m
FEUILLETON
No. 3713
WOENSDAG 21 JANUARI 1931
45ste JAARGANG
IN HOC SIGNO VINCES
Brieven uit Amerika.
Winterteenen
KLOOSTERBALSEM
KLATERGOUD
Oeze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— NI vooruitbetaling.
BUITENLAND bi? vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
Fa. W. BOEKHOVEN (ZOMEN
SOMMELSDIJK
Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sij besism.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur
4 !le ie t ra k k si voor «f© Redactie bestemd, Adv©rtentiëa era verdere Administratie, frattro toe t© aeeradera aast de Uitgever®
NIEUWJAARSREDEVOEMNGEN.
Het is een goede gewoonte van onze burge
meesters in steden en dorpen bij de eerste ver
gadering van den Raad in het nieuwe jaar een
rede te houden, waarin een blik wordt geworpen
op het afgeloopen jaar en zoo mogelijk enkele
richtlijnen worden aangewezen voor het jaar,
dat men intrad.
Het spreekt vanzelf, dat in die redevoeringen
bij den aanvang van 1931 de economische ma
laise in herinnering wordt gebracht.
In stoffelijk 'en geestelijk leven hebben we
meer dan ooit Gods zegen van noode.
Daarop wees een Rotterdamsch raadslid in
antwoord op de speech van den Burgemeester
dier stad, maar het communistisch raadslid sprak
daarop de snoevende taal: Gods zegen hebben
we niet noodig 1
Het gaat wel ver in onzen tijd. De geesten
komen openbaar en men ontzet zich over het
en hierbij uit den afgrond opwelt.
Tegenover dezen geest is het ook meer dan
ooit noodzakelijk, dat wie nog den Christus der
Schriften belijden, dit ook zonder schroom too-
nen ook in het publieke ambt.
Het is een zegen van onzen God, dat er nog
Antirevolutionaire burgemeesters zijn, die in hun
Nieuwjaarsrede den Naam van God noemen en
het al afhankelijk stellen van Diens onmisbaren
zegen.
Wanneer wij wel de economische crisis zien,
wel oog hebben voor de werkloosheid en haar
groote ellende en niet anders hebben dan een
wensch, dat het verbeteren moge, zijn we er
wel ongelukkig aan toe.
Het woord van den burgemeester van Oolt-
gensplaat in zijn Nieuwjaarsrede gesproken, is
ons dan ook uit het hart gegrepen: de draden
van het wereldbestuur liggen ook nu in Gods
Hand. Dat geeft rust en kalmte, dat kan zelfs
in de bangste dagen nog een optimisme in onze
■ziel doen opleven, want we keeren dan terug
tot de schoone belijdenis onzer vaderen, dat ook
onvruchtbare jaren, ook duren tijd en honger
snood in Gods Hand liggen en dan kan het
zelfs zijn, dat economische ellende onze ziel tot
heil wordt. „Voorspoed" is altijd nog geen
zegen!
Het doet goed van het hoofd der gemeente
een heenwijzen naar deze waarheid te mogen
ontvangen.
En het is een zegen, dat te midden van den
geest van materialisme, die door onzen tijd
vaart, nog zulke klanken gehoord worden.
NEUTRAAL.
Binnen enkele weken kan op Flakkee ver
wacht worden een actie voor den Ned. Chris-
telijken Blindenbond. In verschillende plaatsen
van het eiland hoopt de heer Wagemaker uit
Rotterdam, weleer landbouwleeraar en op Flak
kee geen onbekende, het eiland te bezoeken en
te spreken over: „Uit het lichtlooze land".
Het is begrijpelijk, dat er zijn, die zich af
vragen: Waarom nog weer een afzonderlijke
Christelijke organisatie van onze Blinden
Waarom op dit terrein geen neutraliteit
We gelooven er een afdoend antwoord op te
geven, als we weergeven wat „De Blindengids",
het orgaan van den Ned. Chr. Blindenbond, er
in zijn Januari-nummer over schreef
NIET TEVREDEN.
De Ned. Blindenbond is niet tevreden met
de actie, die van onze Christelijke Blinden-
organisatie uitgaat. Hij komt met de pretentie
„neutraal" te zijn, meent dat de Christen-
blinden bij hem thuis behooren en erkent al
lerminst de noodzakelijkheid van een Chris
telijke Blindenvereeniging.
Het spreekt vanzelf, dat wij het met dit
standpunt niet eens zijn.
In verschillende bladen van de Christelijke
pers is er reeds op gewezen, dat de z.g.n.
neutrale Blindenbond in het geheel niet neu
traal is. Dat door deze organisatie omtrent de
taak der Overheid, de roeping der particuliere
weldadigheid 'en onderscheiden andere vraag-
stukken opvattingen worden voorgestaan, wel
ke in onzen Christelijken kring contrabande
zijn.
De Ned. Blindenbond en de Ned. Christe
lijke Blindenbond streven beide naar ver
betering van de positie der blinden. De wegen
waarop zij dit doel trachten te bereiken loopen
echter uiteen. En hier ligt reeds dadelijk een
groot principieel verschil tusschen beide Bon
den.
De Ned. Blindenbond strijdt voor geme'en-
schapszorg, verwacht allereerst hulp van de
Overheid. Gemeente- en Staatsinstellingen
moeten voor de blinden verrijzen. Overheids
zorg wordt aangeprezen als doel van den
strijd, op de philantropie wordt laag neer
gezien. Men ontziet zich daarbij niet min
achtend over het werk der barmhartigheid
zich uit te laten. Zoo luidt een der coupletten
van het bondslied van den neutralen Bond,
gepubliceerd in De Blindenbode van Nov. '29:
Hoe walgt ons hart de bitt're bete
Van 't lang gewend genadebrood
Wij willen nu het einde weten
Van armoe en van geestesnood.
Dat slechts Gemeenschap zal vermogen
Ons dit te brengen, weten wij
O volk, versta en steun dit streven,
Gij, ziel en kracht der maatschappij.
De neutrale Bond meent reden te hebben
voor die bittere klachten, voor die walging:
het Christendom heeft zijn plicht niet ver
staan, is schromelijk tekort geschoten, in liefde
'en in arbeid voor de blinden.
Daarom vragen „de neutralen" nu hulp aan
den Staat.
Van onvolkomenheid en tekortkomingen is
elk christen zich bewust, maar het is hem
toch niet onverschillig, wie hem zijn fouten
verwijt. En dan mogen we er in dit geval wel
op wijzen, dat lang vóórdat de „neutralen"
geld voor de blinden beschikbaar wilden stel
lenuit de staatskas, door de Christenen
in Nederland uit eigen beurs duizenden en
duizenden zijn gegeven om de positie der
blinden te verbeteren.
Verleden jaar is in dit blad gewezen op
het ontstaan van de Chr. Werkinrichting te
Rotterdam, waar enkele christenen de bedelarij
tegengingen en de blinden in staat stelden
iets te verdienen.
En wanneer in dezen tijd, dank zij opleiding
en leermiddelen en andere omstandigheden, de
eischen hooger moeten worden gesteld, dan is
daarin o.i. nog geen reden om de philantropie
als onwaardig op zij te zetten, veel eerder
om die ook van Overheidswege te steunen.
Inderdaad „neutraliteit" is op geestelijk ge
bied een onding. Het bestaat niet. En hoe zou
het ook, waar God de Heere, Zijne ordinantiën
stelt voor geheel het leven. Zou er dan een ter
rein zijn waar die ordinantiën genegeerd kun
nen worden
Beste Vriend!
Onze Bond van Mannenvereenigingen hield
haar jaarvergadering in Central avenu Christian
Ref. Churchh te Holland Michigan. En uw
wekelijksche briefschrijver is er ook he'en ge
weest. Niet alleen dat ik als lid van onze
plaatselijke mannenvereeniging verplicht was
daar heen te gaan, maar zoo'n bondsvergadering
op zichzelf is kostelijk om eens te hooren wat
de geest is van ons volk, dat zoo ver van
elkander verwijderd leeft in dit groote land. Ik
vond daar afgevaardigden van Denver Colo
rado, ruim twee dagen en twee nachten sporens
hier vandaan. Ook waren er van Paterson en
Pasaak, een dag en nacht met den trein het
Oosten in.
De invloed, die er van zulk een meeting op je
zelf uitgaat, is alle'en al waard om daar een
dag door te brengen. Deze jaarvergadering van
den Bond was de derde. Hij is dus nog jong,
maar heeft ontegenzeggelijk een toekomst. Vroe
ger was ik zelf niet zoo warm voor een man
nen vereeniging. Zeker, een flinke jongelings
vereeniging, dat is het ideaal. Jongelingen in
een vereeniging tezamen om zich te bekwamen
voor het Kerkelijk, Staatkundig en Maatschap
pelijk leven. Wie zou dat niet toejuichen
Maar mannen, vaders van groote gezinnen,
moesten' toch zeker uitwerken wat zij in de
jongelingsvereenigingen geleerd hadden Een
mannenvereeniging, die feitelijk niet anders doet,
dan wat de jongelingsvereeniging doet, had
volgens mij geen rechtsbestaan. Maar ik ben
van dat standpunt bekeerd. In de eerste plaats
missen onze mannen hier zooveel wat men bij
U in Nederland heeft. Het terrein van de po
litiek ligt hier voor een Gereformeerd Christen
nog braak. Aan het Christelijke Arbeidersvraag
stuk is nog geen aandacht geschonken door ons
volk, omdat men er geen ook voor heeft. En
onze jongelingsvereeniging, die betrekkelijk nog
jong is, heeft nog lang niet de plaats bij ons
volk, waarop zij recht heeft. Dit ligt echter niet
aan hen. Ik heb veel respect voor onze Fede
ratie of Young mans societies. Haar ijver draagt
reeds vele vruchten, maar er zijn nog predikan
ten zelfs, die maar niet kunnen zien, hoe noodig
en nuttig een flinke jongelingsvereeniging is.
Maar gelukkig, onze jongere predikanten zien
het beter in en steunen hun beweging. Maar
waar dit zoo is, zult ge wel begrijpen, dat daar
door een mannenvereeniging meer rechtsbestaan
krijgt. En waar nu deze mannenvereenigingen in
een bond vereenigd zijn, zoodat zij allen één doel
beoogen, kan zeer zeker onze mannenvereeniging
■in de toekomst een grooten zegen zijn.
Volgens het rapport van den secretaris zijn
er 60 vereenigingen bij den bond aangesloten.
With a membership of approxemately 1550.
In den namiddag hadden wij onze bussiness-
meeting. Ongeveer alle vereenigingen waren door
afgevaardigden vertegenwoordigd, 's Avonds om
7.30 was de inspirational meeting. De Kerk,
waar deze vergadering gehouden werd, heeft on
geveer 1300 zitplaatsen, 'en zij was meer dan
gevuld. Velé stoelen moesten de menschen, die
De gruwelijke jeuk ver
dwijnt onmiddellijk met
AKKER'*
zuivert - verzacht
geneest
,,Geen goud
too goed.'
stonden, overhandigd worden, om hen te doen
zitten. De voorzitter van den bond is de leiding
van zulke vergaderingen goed toevertrouwd.
Alle vergaderingen worden gehouden in de taal
des lands. Maar onze voorzitter liet de avond
vergadering openen met een Hollandschen Psalm.
En spontaan klonk het: „Hoe zalig is het volk,
dat naar Uw klanken hoort" uit den mond
van H00 a 1500 mannen. Het zingen van dien
Hollandschen Psalm was op zichzelf al een be
zieling, die aan een genotvollen avond vooraf
ging. Ja, daaruit kon men afleiden, dat men in
een vergaderinfg was van mannen, die nog goed
thuis waren in het Holl. Psalmboek, want ook
Spalm 73 werd uit volle borst gezonden zonder
boek. De voorzitter was dezen zomer naar
Nederland geweest en had als bondsvoorzitter
ook enkele mannenvereenigingen in Nederland
bezocht. Hij noemde „Voetius" in Rotterdam.
Daar had hij een vergadering bijgewoond, waar
eene broeder, van Mazijk, een inleiding hield
over een gedeelte van ons Avondmaalsformulier.
Hij sprak hierover met lof en ook over de dis
cussie, die daarop volgde, en het groote aantal
dat aan die discussie deelnam. Op de hem eigene
manier gaf hij rapport van vele dingen, die met
zijn bezoek aan Nederland in verband stonden.
Toen gevoelde ik mij zelf ook weer in mijn oude
vaderland. Zooveel werd weer in mijn herinne
ring opgewekt. Zelfs die broeder van Mazijk
kon ik mij ook nog herinneren met dien broeder
was ik lid van de Kiesvereeniging „Nederland^
en Oranje" IV te Rotterdam geweest. Van alle
die mannen moest onze bondsvoorzitter ons de
groeten overbrengen. Ik was voor een oogenblik
in Nederland en die voorzitter wekte bij mij
aangename herinneringen op. Toen ik in Neder
land woonde, was ik in 't bestuur van de Chr.
Schoolvereeri. „Asch van Wijk" en toen was
de toestand met het schoolwezen anders dan
nu. Het was altijd geld tekort. Het suppletiefonds
was altijd ten achter bij den penningmeester van
de school. Haar als wij dan alles gedaan hadden
om dies chuld te betalen, maar desondanks toch
nog een 800 of 1000 gulden tekort kwamen, dan
gingen wij naar eenen broeder Bos en die gaf
ons dan een cheque voor het tekortZoo'n man
is ook onze bondsvoorzitter. Ook onze Chr.
school in zijn omgeving geniet van de rijkdom
men, die deze broeder bezit en niet alleen die
school, maar geheel het terrein van Gods Ko
ninkrijk wordt door hem rijk bedacht. Ds. M.
Monsma van Detroit heeft de „inspirational
scheech" (het opwekkend woord) gehouden. Hij
begon ons een oud kasteel te teekenen uit de
middeleeuwen, met zijn wachttoren en wallen,
met zijn waters 'en bruggen. Hoe dit kasteelbe-
waar den verdedigd werd. Dit bracht hij over
op onze roeping. Het erfstuk der vaderen, ons
als een onschatbare erfenis achtergelaten, te
bewaren en te verdedigen. Hij wees ons op onze
vijanden, waarvóór wij op onze hoede moeten
zijn. Het Methodisme met zijn „vrijen wil theo
rie", waar wij dagelijks mee in aanraking komen,
met wiens gezangen wij reeds vertrouwd zijn,
met het Rationalisme, dat alles verklaren en
begrijpen wil zonder Gods Woord, een zucht
van den tegenwoordigen tijd, waar wij zelf al
verder met meegaan dan wij zelf wel weten. En
op vele „ismes" meer, waar ons land zoo vol
van is. Te midden van al die ismes staat het
Calvinisme. Onze roeping ons van God opgelegd
is: dit Calvinisme te verdedigen en te bewaren.
Het was een schitterende vergadering. Op
gewekt gingen we naar huis.
Zij de roeping van onze mannenvereeniging
in Amerika ter eere Gods en tot heil van land
en volk 1
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
P.S. Op deze bondsvergadering ontmoette ik
o.m. broeder Peters. Deze vertelde mij, dat hij
op Melissant geweest was, toen hij in Neder
land was en zich daar gegeVen had om te spre
ken voor een schare van menschen bij de ope
ning van de Chr. Bewaarschool. Hij vertelde
mij hoe hij er tegen op had gezien, hij was al
40 jaar in Amerika, kon het Engelsch natuurlijk
veel beter dan het Hollandsch, maar ondanks
dit bezwaar had hij er toch aan voldaan. Onder
zijn gehoor waren onderwijzers en predikanten.
Die zullen misschien wel gedacht hebben, dat is
Amerikaansch-Hollandsch, maar Br. Peters is
een goed Amerikaan„als je het niet goed kan,
doe het dan maar half goed, maar doe het
Wel, als mijn brieflezers op Melissant zich
Mr. Peters nog kunnen herinneren, dan wilde
ik hun mededeel'en, dat hij op de vergadering
van den bond Engelsch heeft gesproken. En dit
was geheel in zijn lijn, het is de taal die voor
hem leeft en waarin hij zich beweegt. Maar
bovenal mr. Peters is een meelevend Christen.
door
H. KINGMANS.
6)
Terwijl mevrouw Heerema deze dingen in
haar hart overlegde, las Martha den langen,
opgewekten brief, die haar toch niet opwekte.
Aanvankelijk kon zij zich niet realiseeren, waar
om het schrijven waarin toch ook eenige
vriendelijkheden aan haar adres voorkwamen
haar terneer drukte. Maar al lezende, werd
het haar duidelijker: deze brief was vol over
moed; het was al zelfvertrouwen, wat er tus
schen de regels doorschemerde.
Dan, opeens, steeg een blos haar naar het
gelaat. Zij voelde haar hart kloppen. En iets,
dat zij geen naam had kunnen geven, deed haar
bloed sneller jagen, 't Was, toen zij las de
passage over den huidigen dief van het Am-
sterdamsche filiaal.
„k Heb u, geloof ik, wel eens gezegd of
geschreven, dat die mijnheer Jansma weduwnaar
is. Hij bezit, evenals ik, niets op de wereld dan
zijn handen, zijn werkkracht, die niet gering is,
«n zijn kennis, die er ook wezen mag. En die
Dee?1'j me daar plotseling zijn ontslag met de
inededeeling, dat hij zichzelf een zaak gaat
S u Cfn' k Verbaasde mij er over, want zonder
9rid kan men op de wereld nu eenmaal niets
beginnen.
Maar ongezocht kwam ik in eenen achter de
Waarheid. Mijnheer gaat volgende maand met
een schatrijke vrouw hertrouwen. Beleefdheids
halve zullen wij aannemen, dat het geld voor
hem een bijkomstige zaak was. Zoo ja, dan
neemt hij het gratis tnee. In ieder geval heeft
bij een verstandigen zet gedaan.
Er zijn toch altijd menschen, wie het geluk
als het ware tegenkomt. Ik zou ook gaarne doen,
wat Jansma nu doet. Ik bedoel: een eigen zaak
stichten, U weet wel, dat ik niet jaloursch ben
op Tjaard. Maar dat neemt niet weg, dat ik
wel gaarne in zijn schoenen zou staan. Ook mijn
ideaal is, een eigen, flinke zaak te bezitten,
waarin men door hard werken goed vooruit
komt.
Maar daarvoor is geld noodig. En dat be
zit Heino Heerema niet. Zooals het Tjjaard
gegaan is, zal hem allicht niet overkomen. En
de gebraden duiven, als bij Jansma, vliegen
slechts een enkele in den mond
Intusschen niet getreurd. Ik krijg nu een
flinke positie in Amsterdam. Met een behoorlijk
salaris, dat' opgevoerd worden kan met dien
verstande, dat er veel tantièmes bij kunnen ko
men. Dat ligt natuurlijk aan den omzet. En die
omzet houdt verband met mijn werken."
Martha las deze passage met gemengde ge
voelens. Maar toch drong zij met kracht terug
de opdoemende gedachte: hij vindt, dat Jansma
een verstandigen zet heeft gedaan, door een
vrouw met geld te trouwen; natuurlijk was het
hem alleen om het geld te doen; als Heino kans
zag, deed hij het ook
Raadde mevrouw Heerema haar gedachten
„Ik vind, dat Heino over dien mijnheer Jansma
wat al te streng oordeelt," zeide zij. „Hij weet
er totaal niets van en dan mag hij niet sug-
gereeren, dat het dien man om het geld te doen
was. Want dat bedoelt Heino natuurlijk, al
zegt hij het niet. Het sarcasme ligt er dik op.
Hij schijnt het een verstandigen weg te vinden-
Maar die mijnheer Jansma zal, als het waar is,
wat Heino hem toedicht, wel ervaren, dat geld
geen geluk aanbrengt. En de Heere beware
Heino er voor, dat ook hij dien weg opgaat.
Ik zal hem er eens op wijzen, dat hij alleen goed
doet, als hij trouwt uit oprechte liefde, al is
zijn aanstaande vrouw ook nog zoo arm. 't Is
Heino's fout, meer en meer wordt het mij dui
delijk, dat hij te veel aan het geld hecht. Geld
voert ten verderve, als men er zijn hart op zet."
Het stond Martha thans klaar voor den geest,
dat mevrouw Heerema precies dacht als zij. Er
was alleen dit verschil, dat haar tante de be
kommernis van een liefhebbende moeder uit
sprak, terwijl zij besefte: als het Heino inder
daad om een vrouw met geld te doen is, dan
breekt hij het woord, dat hij mij gegeven
heeft; want dan heeft hij aan mij, arm meisje,
niets
Het werd haar bang om het hart. De verugde,
in haar opgekomen, toen ze zijn promotie en zijn
komst in verband bracht met het korte oogenblik
van geluk, anderhalf jaar geleden ongeveer, toen
hij haar vroeg te wachten en zij, vol geluk en
dankbaarheid 'en liefde, beloofde te zullen wach
ten, was versmolten als sneeuw voor de zon.
Zij slikte iets weg en verliet dan haastig het
vertrek, met groote moeite nog kunnende zeggen;
,,'k Zal eens zien, of er een briefkaart is; dan
moet u maar gauw schrijven; over een half uur
wordt de bus gelicht."
Buiten de kamer, op d'en corridor, sprongen de
tranen haar in de oogen.
Iets onverklaarbaars maakte haar beangst.
HOOFDSTUK IV.
De reis naar huis.
Er had enkele dagen een voor de maand Mei
ongekende warmte geheerscht, een warmte, die
drukkend was geweest en die was uitgeloopen
op een onweer, zooals ieder had verwacht, een
vroeg onweer in den voorzomer.
Des middags om vier uur, op dien Zaterdag,
was de lucht inktzwart geworden, had de blik
sem geflitst en de donder over de stad gerateld,
waar de electrische trams met licht-op reden.
De hitte was verdwenen. Het was koel ge
worden. En toen Martha Biermasz om half acht
de woning in de „schildersbuurt" verliet, be
sloot zij dan ook over de 'Singels naar het
station te wandelen, over de Singels, waar het
jonge groen zich ontplooide, de boomen uit
botten en de eerste voorjaarsbloemen in de goed
onderhouden perken werden gezien.
Zij liep langzaam, omdat zij een taak moest
vervullen, die zij liever niet had verricht: Heino
van den trein halen.
Tot op het laatste oogenblik had zij nog ge
hoopt, dat mevrouw Heerema zou gaan. maar
deze, die zich reeds enkele dagen niet bepaald
wel gevoelde, had het verstandiger gevonden,
thuis te blijVen. 's Middags had Martha Tjaard
nog opgebeld, om hem te vragen, naar den trein
te gaan, maar Truus vertelde, dat Tjaard de
provincie in was en eerst te acht uur thuis zou
zijn. Zij had met hem afgesproken, dat zij
's avonds even bij moeder zouden aanloopen,
om Heino te verwelkomen.
Dus zat er voor Martha niets anders op, dan
zelf naar den trein te gaan. Wat zij vroeger met
vreugde zou hebben gedaan, maar wat haar
thans tegen de borst stuitte.
Zij ging meer en meer denken, dat Heino
met haar gespeeld had. Hij was het feitelijk niet
waard, dat zij hem aan het station ging verwel
komen, alsof zij, de miskende, toenadering zocht.
Echter, zij stond voor het geval. Het was im
mers zoo logisch mogelijk, dat z ij ging, nu me
vrouw Heerema moeilijk kon
Dus liep zij langzaam over de Singels, langs
het Verbindingskanaal en het Diaconessenhuis,
niet genietend van de bloemen- en boomen-
weelde, waarin zij anders zoo kon opgaan, daar
zij tot haar tiende jaar te midden van Gelder
lands natuurschoon had gewoond, een natuur
schoon, dat Groningen en omgeving ten eenen-
■male missen.
Zij genoot er thans niet van. Want haar ge
dachten vertoefden bij hem, dien zij thans halen
ging en dien zij in een klein jaar niet had ont
moet.
Martha wist niet, wat zij er van denken moest.
Als zij Heino's promotie in de zaak combineerde
met zijn komst, dan gloorde er weer hoop: hij
kwam om haar; Dinsdag of Woensdag vertrok
hij weer, maar dan had hij met zijn moeder
gepraat en dan waTen' zij in den kleinen, in-
tiemen familiekring verloofd. Dat m o c h t zij
toch denken? Was Heino zelf, een anderhalf
jaar geleden, niet tot haar gekomen Z ij had
er niet de minste aanleiding toe gegeven, hoe
wel zij hem liefhad. De vrouwelijke schuchter
heid, haar bovendien nog in hooge mate aan
geboren, had het haar verboden. H ij was ge
komen en hij had gezegd wordt mijn vrouw,
als ik eenmaal ver genoeg ben, En zij had, vol
liefde, „ja" gezegd. Hij kwam dus, om te
bezegelen zijn belofte.
Maar als zij zich dan herinnerde zijn wonder
lijk gedrag; als zij dan nadacht over de woorden
in zijn laatsten brief aan zijn moeder, de-woor
den betreffende mijnheer Jansma; en zij dacht
aan de woorden van mevrouw Heerema, die
haar bange vrees had uitgedrukt, dan neen,
zij moest er niet aan denken.
En dan was gekomen die bittere strijd, die de
laatste dagen al heviger geworden was.
A1 s Heino haar nu weer eens behandelde,
als vóór ongeveer een jaar; hij, als het ware,
haar links liggen liet, om mogelijk den avond
vóór zijn vertrek even een praatje te komen
maken, dat heenwees naar het gebeuren van
toen; al s dat gebeurde had zij dan niet ten
volle het recht, hem om een verklaring te
vragen van zijn vreemd gedrag Deed zij met
zóó te handelen tekort aan de vrouwelijke
schuchterheid Er w a s toch iets voorgevallen
Waren zij voor God niet verloofd Had Zijn
heilig ook niet aanschouwd, dat Heino, geheel
eigener beweging, tot haar gekomen was Had
Zijn oor niet gehoord de wederzijdsche beloften,
die gegeven waren Heino had, door het door
haar geschonken woord, rechten op haar, maar
had zij niet dezelfde rechten op hem
Zij kon niet anders dan op al die vragen,
die op haar gefolterde ziel aanstormden, een
volmondig „ja" zeggen. En dan stond het voor
haar vast: ik zal hem dwingen, een verklaring
te geven van zijn vreemde, krenkende handel
wijze; ik wil geen speelbal zijn; ik moet zeker
heid hebben; zekerheid, hoe vreeselijk ook, is
ten slotte beter dan pijnlijke onzekerheid.
(Wordt vervolgd).