Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3711 WOENSDAG 14 JANUARI 1931 45ste JAARGANG f Winterhanden^ Kloosterbalsem Fa. W. 3BOEKH0VEM A ZONEN „Geen goud zoo goed*' Brieven uit Amerika. KLATERGOUD Deze Courant versch|nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.™ b% vooruitbetaling. BUITENLAND vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADYERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DSENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing, Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die x| beslaan. Adverientiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur 411e stukken voor de Redactie bestemd, Ad vertentiën en verdere Administratie, franco toe te aeenden aan de Uitgevers HET WOORD AAN DE GEMEENTE BESTUREN. In ons jj.i. Vrijdagnummer hebben we een verslag opgenomen van de vergadering, die op initiatief van Ged. Staten te Minddelharnis is gehouden in verband met de verbeteringen der uitwegen van Flakkee. Zooals men ziet bevindt Flakkee zich in zeer gunstige conditie. Ook Dr. van Gelder wees ■;u een ingezonden stuk in ons blad hier reeds op. Zelfs al werd er geen enkele veerverbetering aangebracht, dan zou alléén om het groote voor deel der tariefsverlaging het reeds gewenscht zijn op het voorstel in te gaan en zich te ver binden 153-2 ceit per inwoner bij te dragen. Oude Tonge gaf reeds het goede voorbeeld. Binnenkort zullen de andere gemeenteraden te beslissen hebben. We vertrouwen, dat geheel Flakkee spoedig en eensgezind dit voorstel zal aanvaard hebben. In de a.s. voorjaarszitting der Prov. Staten kan dan de definitieve beslissing vallen =s* FARIZEEERS. Het is een scherpe veroordeeling, maar vol komen waar, welk de „Avondpost" (lib.) geeft over de S.D.A.P.'sche praktijk Het blad schrijft De vermaarde heer Duijs, die al een halven menschenleeftijd non-activiteits-traotement van de Rijksverzekeringsbank in de wacht sleept, die een geweldig kampioen is voor de open bare school, maar zijn eigen kroost naar de bijzondere (standen)-school stuurt, heeft de afdeeling Leiden van z'n partij weer eens ge lukkig gemaakt met een van z'n hoogstaande redevoeringen. En daarin had hij het ook over de „farizee-ërs-bende", die wèl Kerstmis viert, maar tegelijk de bewapening in stand houdt. Farizee-ërs Een paar dagen later verklaarde de leider der Belgische socialisten Emile van der Velde zich weer uit drukkelijk tegen eenzijdige ont wapening en vóór het handhaven van een weermacht, zoolang de ontwapening niet in ternationaal mogelijk is. Farizee-ërs. In Engeland handhaaft het socialistische ka binet een der sterkste vloten van de wereld, laat nieuwe kruisers bouwen, en viert een godsdienstig Kerstfeest. Farizee-ërs In Duitschland denkt de sterke socialistische partij er geen oogenblik aan, om den eisch van eenzijdige ontwapening te stellen. Farizee-ërs Zoo zouden wij immers kunnen doorgaan Maar aan zulke dingen denkt de heer Jan Duys niet, wanneer hij zijn tegenstanders in het eigen land, maar daarmee tegelijk de so cialisten in den vreemde, voor farizee-ërs uit scheldt. Het is een fijn soort politiek Ja, die vergelijking tusschen de Nederlandsche en de buitenlandsche socialisten is altijd leer zaam Zoo ook wat pas in Engeland weer ge beurde. Daar werden n.b. verschillende leiders van roode vereenigingengeridderd Een „Koninklijke" onderscheiding kregen ze en geen onbeduidende ook. Sexton en Young, bekende socialistische figuren in Engeland, wer den tot „Knight" verheven oftewel in den „adelstand" opgenomen. En in België loopt het nakroost van Karl Marx ook al met Koninklijke lintjes in het knoopsgat. En als 31 Augustus gepasseerd is staan in „Het Volk" en de „Voorwaarts" schimp- en spotartikelen over de „lintjesregen". „Wie het kostelijks zwijgt", enz.1 WEL VERDIEND. De bekende figuur uit Rotterdam, de heer J. Schouten, ons Anti-Rev. Kamerlid, deelde aan het bestuur der Centrale A.R. Kiesvere'en. te Rotterdam mede, dat hij zich wegens drukke werkzaamheden niet meer beschikbaar zal stellen voor een candidatuur bij de raadsverkiezingen in dit jaar. We kunnen ons begrijpen, dat dit voor de Rotterdamsche broeders een groote teleurstel ling is, hij de primus inter paris, de eerste, de lijstaanvoerder, de populaire figuur in de Maas- "stad 1 Maar die wat breeder ziet, kan dit besluit van den heer Schouten niet anders dan toe juichen. Een figuur als hij behoort ons geheele Nederlandsche A.-R. volk toe. Het vraagstuk der cumulatie van functiën en ambten is in meer dan één partij urgent. Het verheugt ons, dat de heer Schouten voor zich dezen knoop aldus heeft doorgehakt We hebben hem dringend noodig, zoowel voor onze provinciale- als landspolitiek. Een welverdiend getuigschrift reikt de N. Rott. Courant aan den' heer Schouten uit. Het blad schrijft „Dit is een groot verlies voor den raad, waar de heer Schouten een van de belang rijkste figuren was: bekwaam, degelijk en militant tegelijk. Hiervan getuigde nog de be handeling van de laatste begrooting, welke hij tot in haar schuilhoeken had ontleed. Een van de weinige sprekers was hij, naar wie men altijd moest hooren. En ook gaarne hoorde. Weemoedig stemt het verschieten van deze ster aan het toch al niet zoo buitenge woon flonkerende firmament van onzen raad. Wij zien hem nog in 1915 in het oude stadhuis voor het eerst zijn plaats in den raad innemen en daarmede zijn politieke loop baan aanvangen. Bijzonder snel verwierf hij zich onder zijn collega's gezag. De vroegere tuinmansjongen, die tot zijn 19e jaar werk zaam was geweest in een bloemisterij, maar in 1908, op 25-jarigen leeftijd, de akte middel baar onderwijs boekhouden had behaald, werd in 1918 ook in de Tweede Kamer gekozen, kreeg voorts zitting in de provinciale staten, werd leider van zijn raadsfractie en ten slotte wethouder van financiën. In de geschiedenis van onze gemeentepolitiek vindt men op alle, aan belangrijke gebeurtenissen gewijde blad zijden zijn naam. Nu de metalen stem van Schouten niet meer aan den Coolsingel zal klinken, staat de Anti-Revolutionaire Partij voor een zware taak, de door hem open gelaten plaats weer dusdanig te bezetten, dat de invloed voor haar raadsfractie niet zal lijden." Dr. COLIJN OVER DE CRISIS. Onze partijleider heeft in het Noorden des lands voor ons Anti-Rev. volk enkele rede voeringen gehouden, die zooals altijd waard zijn door ons geheele volk gehoord te worden. Van zeer veel belang is wat Dr. Colijn zei over de crisis. We laten dat onderdeel uit zijn redevoering hier volgen Als spr. over de omstandigheden gaat spreken, die 1930 hebben gekenmerkt, dan denkt spr. in de allereerste plaats aan de zorgvolle econo mische omstandigheden, aan de zorg voor het dagelijksch brood, die hoe langer zoo meer en in steeds breeder kringen de zorg van eiken dag gaat uitmaken. Als men daarop let, naast die andere verschijnselen, kan gezegd worden, dat 1930 wegstierf in onzekerheid en verwarring. En als we aan den ingang van 1931 met den Piofeet van den ouden dag vragen: Wachter, wat is er van den nacht? Hoe ver is die nacht reeds gevorderd? dan moet ons antwoord ook luiden: de morgen is gekomen en het is nog nacht. Er is zelfs nog geen begin van de schemering te ontwaren, die hopen doet dat de onzekerheid en de verwarring zullen optrekken, en dat geldt niet alleen voor het economische, maar evenzeer voor het geestelijke en politieke leven. Misschien gevoelen we het het sterkst op het economisch terrein, omdat we daarmee eiken dag, van den vroegen morgen tot den laten avond, in aanraking komen. De Spreukendichter wist dat ook, toen hij bad, dat hij niet zou worden gezegend met rijkdom en behoed zou worden voor armoede, om alleen het brood zijns bescheiden deels te mogen ontvangen. De zorgen van het dagelijksch brood, als ze nijpen dag in dag uit, kunnen wel tot God voeren en ze doen dat scans ook, maar vaker voeren ze van God af. Ook daaraan moeten we, omdat we anti revolutionair zijn, aandacht schenken. Spr. zelf heeft dat reeds jaren gedaan. Wat nu over ons gekomen is en wat nu iedereen begint in te zien, mag spr. zeggen voorzien te hebben in de jaéen 1923-'24, toen hem het beheer van het depar tement van financiën was toevertrouwd. Spr.'s geheele beleid stond toen in het teeken van de verwachting dat gebeuren zou wat nu is in getreden. Want deze crisis, waarvoor we staan, is geen nieuwe crisis, maar een voortzetting van de crisis, die reeds in 1922 aangevangen is, alleen enkele jaren door opbloei en opleving onderbroken. Wat in 1922 begonnen is, is nu ir zijn eindperiode: de ineenstorting van het wrakke getimmerte, opgezet in de na-oorlogs- jar'en. Het verstoorde evenwicht. Er was in de eerste jaren na den oorlog een bijna onverzadigbare honger naar goederen. De heele wereld was kaal gegeten. Alle voorraden waren opgebruikt. De industrie van alle landen was er opgericht geweest vernielende oorlogs wapenen te maken. Na den oorlog kwam weer de begeerte naar goederen en het productie apparaat werd dermate in werking gezet, dat men boven het normale gebruik uitgekomen is, waardoor de gaten al spoedig gestopt waken. Het gevolg is geweest, dat er thans aan levens middelen en grondstoffen 25 pet. meer wordt geproduceerd dan in het laatste aan den oorlog voorafgaande jaar, terwijl de bevolking sedert dien tijd slechts met 10 pet. is toegenomen. Dat is de eerste oorzaak van de verstoring van het evenwicht tusschen voortbrenging en verbruik. De tweede oorzaak ligt hierin, dat ook het normale verbruik van de wereld afgenomen is. behoeft niet bang te zijn, ook win ters Uw handen te laten zien, want winterhanden zijn te voorkomen. Akker'* Kloosterbalsem verzacht, herstelt en voorkomt erger. Neem, zoodra zich de eerste verschijnselen voordoen, Akkec'a zaak noemde spr. ten slotte het tribuut dat door Europa opgebracht moet worden aan Ame rika, als gevolg van de internationale schuld regeling. Spr. heeft al die oorzaken opgesomd, opdat het duidelijk zij, dat we hier niet te doen hebben met een nationaal probleem, maar met factoren, die een crisis in de gansche wereld in het leven hebben geroepen, en om het bewustzijn bij te brengen, dat internationale crises niet door nationale middelen geheel kunnen worden ver holpen. Lanbouwers, die vol kritiek zijn op het beleid onzer regeering, mogen hier wel eens ernstig nota van nemen. Er zijn in verschillende deelen der wereld be volkingsgroepen, die als verbruikers bijna niet meer meetellen. In Centraal en Zuid-Oost Eu ropa, waar mén uitsluitend aangewezen is op den akkerbouw, is de opbrengst der producten dermate gedaald, dat hun koopkracht verloren gegaan is. Ook Rusland kan als verbruiker van goederen niet meer worden meegeteld. De derde oorzaak ligt in de toestand in een groot deel van Azië, waar onlusten de koop kracht der bevolking ten zeerste hebben doen afnemen. Azië, Rusland en Centraal Europa vertegen woordigen de helft van de bevolking der aarde, waarvan het verbruiksvermogen veel lager is dan 't voor den oorlog was. Spr. noemde als vierde oorzaak van grooten invloed op de consumptie de daling van dén zil- verprijs in een groot deel van Azië; als 5e de gebrekkige circulatie van het goud en 6e de verminderde emigratie uit Europa. Voor den oorlog vertrokken er gemiddeld uit Europa per jaar 1.300.000 menschen. Dat getal is thans afgenomen tot 600.000, zoodat er dus ieder jaar 700.000 meer blijven. Dit geschiedt thans reeds 10 jaar, wat z'n invloed doet gelden op de werkloosheid en daardoor weer op de koop kracht der massa. Als zevende en laatste oor- Beste Vriend I Het is Kerstfeest, als ik mij neerzet om mijn laatsten brief voor de „Maas- en Scheldebode" in dit jaar te schrijven. Heerlijke tijd vooi; een Christen Toen ik van morgen onder de bediening van het Woord de behandeling volgde van het „eere zij God in de hoogste Hemelen, vrede op aarde, in de menschen een welbehagen", dacht ik aan het gebed van onzen Heiland, waarin hij den Vader dankt, dat hij dit voor de wijzen en verstandigen verborgen en het den kinder- kens geopenbaard heeft. Het welbehagen Gods in den mensch is een mysterie, maar het geloof zegt er amen op. Over de radio klinkt het door onze woning: „geen plaats voor Hem in de herberg". Is dat zoo'n wonder Niemand zag in dat kindeke de „vleeschwording des Woords". Veel erger is het, dat waar het Nieuwe Testament breedvoerig ons mededeelt wie Hij was en ooggetuigen het ons verzekeren en de Heilige Geest nimmer moede wordt van Hem te getuigen, veel erger, zegt de radio-prediker, is het, dat er n u geen plaats voor Hem is, geen plaats zelfs niet meer in den stal, geen plaats in het gezin, geen plaats in de wetenschap en zelfs bij velen geen plaats meer in de kerk. Ik weet niet tot welke kerk de prediker behoort, maar zijn praktische predikatie was een waarschuwend woord, wat door elk Christen wel met instemming aangehoord kon worden. Dit is dan de laatste brief in 1930. En als gij hem leest, dan tellen we reeds 1931. Ik kan het mij haast niet voorstellen, dat het een jaar geleden is, dat ik U een oudejaarsbrief schreef. En wat is er in dat kort tijdsbestek veel ge beurd. Een Amerikaansch geleerde schreef on langs, dat het hem dagelijksche studie nam, niet om 'het verleden, maar het .reden bij te houden. De eene ingrijpende gebeurtenis volgt de andere op. En daarom is het, dat wij zoo snel leven. Er gebeurt nu meer in een jaar dan vroeger in tien. Het treurig bericht van onzen Amerikaanschen consul ten uwent gewerd ons 40 minuten, nadat hij in Den Haag gestorven was. Dit was voor ons, Geref. Amerikanen, eën zware slag. Yes, this sad news, was a great shok to Michigan, j as it was to official Washington. Wat had hij i zich in een korten tijd ook bij U minzaam ge maakt, zooals hij dit bij ons was. Wat waren door H. KINGMANS. 4) „Zeker, zeker," antwoordde hij haastig. Daarop verliet de hospita het vertrek, waarop het dienstmeisje zeer spoedig het eten kwam opdienen. Heino haastte zich niet, wat meestal wel het geval was, daar hij geregeld des avonds op zijn kamer werkte. Altijd wist hij boeken machtig te worden, die betrekking hadden op de branche, waarin hij werkzaam was. Bovëndien bekwaam de hij zich steeds meer in administratieve aan gelegenheden, terwijl hij de op de H.B.S. ver kregen talenkennis vermeerderde door zelfstudie en door lessen te nemen. Hij was altijd een harde werker geweest. Reeds op twaalfjarigen leeftijd was hij op de H.B.S. gekomen en vóór hij zeventien was, had hij het einddiploma gehaald. Maar dien avond had hij geen lust, om te werken. Hij zou, na het eten, maar wat gaan lezen ëri dan een brief naar huis schrijven, om ook moeder op de hoogte te brengen. Hij zag reeds haar blijdschap, als zij lezen zou, hoe een vordering hij weer had gemaakt En dan zou hij ook schrijven, dat hij binnen zeer korten tijd, misschien de volgende week zou WenreedS' V°°r enkele dagen naar huis •t \x? Zi'a 01)611 9elaat kwam een onwillige trek zon hu rTlend' dat Martha 6r wa*. Anders geregeld thuis komen. Want het wr ®rd' m°eder zoo te verwaarloo- 'i s, j l altijd wel, dat het in de zaak kon !»rni **5 was> dat hij niet één dag gemlst worden, maar moeder zou toch wel begrijpen, dat dat overdreven was. En anders zou Tjaard het haar wel opmerken. Hij moest maar door den zuren appel heen- bijten. En dan was het ook het verstandigst, Martha te laten blijken, dat zij niet meer op hem rekenen moest. Mogelijk kon zij dan een andere partij doen. En dn eenen dacht hij aan wat hij over Jansma gehoord had. Die had toch een linken zet ge daan, door een vrouw met flink kapitaal te nemen. Hij dacht, eVenals zijn kennis, dat het Jansma om het geld te doen was geweest. Per saldo was hij een en veertig en hij had al een dochter van achttien, die aardig zijn huishouden bestierde. Dolf was er wel eens geweest en Jansma pochte op zijn dochter. Neen, neen, zoo'n man neemt geen vrouw van een en vijftig, zij was immers tien jaar ouder, 't Was louter om het geld te doen geweest. Nu, Jansma had gelijk. Geld is de ziel van de negotie. Als Martha een meisje van geld was, dan had hij het al lang geweten. Maar nu Zij bezat ge'en sou op de wereld. Uit medelijden had moeder had opgenomen. Zij was met hem op gevoed en opgegroeid Tjaard was zes jaar ouder dat had nog geld gekost. Want haar opvoeding, ook haar intellectueels, was goed geweest, daar hadden vader en moeder op ge staan en toen vader overleden was, had moeder de traditie voortgezet. Deksel, die Jansma had toch een goeden zet gedaan, daar ging niets van af. Jammer voor den man, dat hij de veertig al gepasseerd was. Dan was het een geduchte onderneming, nog een geheel nieuwe zaak te beginnen. Heino hoopte altijd, hij streefde er naar, dat hem dat ook nog eens gelukken zou. Hij had een beste positie, die nu nog veel verbeterde, maar je bleef ten slotte toch ondergeschikte, 't Was veel heerlijker, een eigen zaak te heb ben, al was daaraan dan risico verbonden. Juist dat risico lokte hem aan. Als het goed ging en waarom zou het niet goed gaan; hij had er toch alle vereischte bekwaamheden voor, dat zag elk. anders zond men hem ook niet naar Amsterdam dan was er in zijn branche flink geld te verdienen. Maar dan moest het niet, zooals met Tjaard. Die had een aardige, vooruitgaande fabriek en op den duur kwam hij misschien wel, waar Heino wilde komen, maar het bleef toch tobben, omdat hij niet over veel kapitaal beschikte. Dat bleef toch ploeteren. Als Tjaard een vrouw met geld getrouwd had, zooals Jansma nu ging doen, dan was hij in eenen „boven Jan" ge weest. Maar hij had het niet gedaan. Zijn vrouw had geen sou meegebracht, alleen „haar groote liefde", zooals Tjaard het altijd uitdrukte. Nu ja, dat was wel aardig en er zat iets idealistisch 'en romantisch in, maar met liefde alleen kon men ten slotte geen zaken doen. Als er bij de liefde bovendien ook geld meekwam, dan werd het anders. Als Martha kapitaal bezat, dan Als om een onaangename gedachte weg te werken, maakte Heino een onwillekeurige be weging met de hand voor de oogen. Hij had zijn maal beëindigd, vouwde de han den, sloot de oogen en dankte. Wat hij zeide, wist hij nietEn hij vergat ook, zooals hij steeds, louter uit gewoonte, deed, een hoofdstuk uit den Bijbel te lezen Eenigen tijd later schreef hij een brief naar huis ën' besloot toen, dien te gaan posten en wat te gaan wandelen door de drukke straten, zooals hij des Zaterdagsavonds steeds deed. Van lezen zou er toch niets komen. Hij had er zijn ge dachten niet bij. Zijn promotie, zoo plotseling en ongedacht, had hem ietwat uit het evenwicht geslagen. En Jansma, die goochemerd, had toch maar een verstandigen zet gedaan HOOFDSTUK III. De brief van Heino. In de stille, rustige „schildersbuurt" van Gro ningen zoo genoemd, omdat verschillende straten waren geheeten naar bekende kunst schilders, als de Mesdagh, Jozef Israël en Otto Erelman maakte de brievenbesteller zijn op wachting bij de bewoners. Hij deponeerde ook een brief in de bus van mevrouw Heerema's woning. En luid klonk de schel. Geen seconde later werd voor het raam der voorsuite een jong meisjesgelaat zichtbaar. „O, de post", zeide zij tot een veel oudere dame, die verdiept was in de lecttuur van het locale christelijke dagblad, de „Nieuwe Provin ciale Groninger Courant". En met gezwinden tred verliet zij de met smaak gemeubileerde kamer, liep ijlings naar de bus, om den brief er uit te nemen, dien de besteller er gedeponeerd had. Zij zag het handschrift en het poststempel. „Van Heino", fluisterde zij, even staan blij vend. Dan liep zij terug. „Een brief van Heino," zeide zij. „Van Heino was de verbaasde wedervraag. „Wat zou hij hebben Pas verleden week heeft hij geschreven." Met min of meer nieuwsgierigheid opende me vrouw Heerema het couvert: Heino schreef vrij geregeld, maar nooit elke week; er moest wel een bijzondere reden zijn, dat hij, na een week, weer een brief zond; zijn laatste was nog niet eens bearitwoord. Het meisje had zich in een fauteuil bij het raam gevlijd, lezend .de courant, althans zich het air gevend, dat zij het blad las. In werke lijkheid was zij ook brandend nieuwsgierig. Want voor haar stond het vast, dat er bij Heino iets bijzonders was. Zoo nu en dan keek zij dan ook tersluiks naar de lezeres. „Een brief van vier zijdjes," had deze al op gemerkt, tóen de brief uit het couvert te voor schijn was gehaald. „Heino overtreft waarlijk zichzelf." Daarna had zij zich tot lezen gezet. „Neen maar, Martha," zei ze dan plotseling, „dat is van alle kanten goed nieuws." „O ja vroeg het meisje geïnteresseerd. „Allereerst komt Heino binnenkort voor een paar dagen, misschien aanstaanden Zaterdag of anders Zaterdag over een week." Op het lieve, aantrekkelijke gelaat van het meisje verscheen een diepe blos. Om die te ver bergen, keek zij haastig naar buiten. In de stille straat was echter geen levend wezen te bespeu ren. 't Was ook niet noodig geweest, om het hoofd af te wenden. De moeder was te veel ver diept in den brief van haar zoon, om de ver warring van haar gezellin op te merken. „En in de tweede plaats heeft hij een geduchte promotie gemaakt. Hij wordt over een paar maanden chef van het filiaal in Amsterdam. Wat gelukkig, dat hij het zoo goed maakt, hé „Ik feliciteer u, tante," antwoordde het meisje. „Dank je, mijn kind. Ik ben er voor den jongen heel blij om. Maar het meest verheugt 't mij, dat hij nu eindelijk eens thuis komt. 't Is al een klein jaar geleden. Tjaard begrijpt er ook niets van. Hij heeft toch zijn vacantie." Martha Biermasz begreep het nog veel min der, al had zij het nooit, nooit gezegd. 't Was ongeveer anderhalf jaar geleden, dat Heino haar in zijn armen had genomen, haar gekust had en gezegd: „Ik zal in Rotterdam bard werken en verder promotie maken. Wil je dan over enkele jaren mijn vrouw worden Zij waren alleen in huis geweest, want me vrouw Heerema was op bezoek in Helpman, bij haar zoon Tjaard, die daar zijn zaak had. En zij had toegelaten, dat hij haar kuste. Zij had zich in zijn armen genesteld. Want zij had hem lief. God alleen 'wist, hoe lief zij diem had. En zij had een blonde lok van zijn voorhoofd weggestreken en hem op dat voorhoofd gekust en gezegd: „Ik heb je lief, mijn jongen. En ik zal op je wachten." Dat was een heilige gelofte geweest. Dat was een belofte voor het leven. En die zou zij houden. „Met niemand nog over praten, Martha," had hij gezegd, ,,'t Moet nog een heerlijk ge heimpje tusschen ons beidjes blijven." Helpman is een deel van Groningen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1