Antire volutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES N 3710 ZATERDAG 10 JANUARII1931 45ste JAARGANG EERSTE BLAD. M Op den Uitkijk* f 0,25 f 0,50 Christendom en Oorlog. Kleine doos Groote doos J. BEIJEBS Co. Deze Courait verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bflj vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSD1J X Telef. Iraterc. No. 202 Posibus No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote lettere es vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- es VRIJDAGMORGEN 10 uur. file stalikfiioi Toor d© Redactie bestemd, Advertentiën e» verdere AdniinSstratle ftraac© toe te «endeüï aam de Uitgevers ^rL - IV. Wij hebben in de drie voorgaande artikelen aangetoond, dat het natuur lijke leven gevangen ligt in den droeven keer-weer-gang van den vicieuzen cir kel. Er is een tijd van oorlog, er is een tijd van vrede. En we hebben gewezen op het feit, dat de mensch tevergeefs tracht dien cirkelgang te doorbreken. De vloek der zonde drukt op elk ding zijn luguber stempel. Niets ontkomt daaraan. Want de vloek der zonde is de o o d. En de dood mist de kracht tot het leven te komen. Met dit dogma staat de Christelijke levens- en wereldbeschouwing met bei de voeten in de werkelijkheid van iede- ren dag. Niemand zal kunnen zeggen, dat deze leer hoe pessimistisch zij klinken mo ge haar kracht in het abstracte, in het niet-werkelijke zoekt. Het is een dogma, dat volkomen past cp hetgeen we eiken dag zien en wat de historie aller eeuwen geleerd heeft. De Prediker, die op alles het somber stigma „.ijdelheid der ijdelheden" druk te, heeft de werkelijkheid aan zijn zijde. Het beste van ons leven heeft nog een schaduwzijde. Al onze begeerten, als ze werkelijkheid worden, vallen te gen. wet schoonste blijkt aangestoken zijn, niets is er gaaf, volmaakt, op 'lies rust onvoldaanheid, ongenoeg zaamheid, ontevredenheid. Dat is in het kleine en dat is in het groote zoo. Het uitnemendste is moeite en ver driet. „Opgaan, blinken en verzinken", zelfs het allerbeste ontkomt niet aan dit somber lot. We moeten over deze waarheid niet heen redeneeren. We moeten haar niet maskeeren. Struisvogelpolitiek helpt ons hier niet. Ook niet de gedachte: ,,to make the best of it", er van maken wat we kunnen. Onze oorspronkelijke staat was zoo geheel anders. Wij menschen zijn ge schapen om gelukkig te zijn, volmaakt gelukkig, zalig, zonder gebrek, zonder schaduw, zonder haat, zonder druk. zonder pijn en tranen, zonder rouw, zonder ellende, zonder armoe We moeten ons dat even indenken, voor zoover we ons dat tenminste rea- liseeren kunnen. Want alleen dan kunnen we iets van de verwoestende kracht der zonde zien. We hebben gezegd: zonde is door snijden van den levensband met God. Dus moet de menschheid sterven, den tijdelijken, geestelijken en eeuwigen dood. En dat er betrekkelijk nog levens mogelijkheid bestaat, nog een voort- sleepen van het stervende leven, komt door de algemeene genade of de ge- meene gratie, die God in ons mensche- lijke leven heeft ingestort. Over die gemeene gratie valt veel te zeggen, maar we kunnen het hier maar even aanstippen. Die gemeene gratie oefent een rem mende werking op de sloopende zonde macht uit. Al wat er nog betrekkelijk goeds is en schoon en mooi en liefelijk, danken we aan die gemeene gratie. En dat de doodende zondemacht ons niet reeds lang verteerde, komt door de stuitende t werking der gemeene gratie. De gemeente gratie is de band, die God om onze wereld geslagen heeft, op dat de vernielende kracht der zonde macht die wereld niet uit elkander zou slaan. Wie hier even bij stil staat en de moeite neemt zich dit goed in te den ken, voelt iets van de ontzettende zon dekracht, die in ons persoonlijk leven, ons gezinsleven, onze samenleving en in het volkerenleven broeit en gist. Dit is de Christelijke levens- en we reldbeschouwing, gegrond op wat de Heilige Schrift ons leert. En daarmee staat deze leer met beide voeten in de werkelijkheid. En dit gronddogma moet ook goed gekend worden, zal men iets kunnen begrijpen van het Christelijk standpunt ten aanzien van het oorlogsprobleem. Voor we hierop dieper ingaan, moe ten we echter eerst op iets anders wijzen. De mensch, die niet buigt voor het Woord van God, de moderne mensch, de vrijdenker, de atheïst, de heiden en hoe hij zich ook noemen laat, werpt ons tegen: gij kunt het probleem van den oorlog niet objectief zien, want ge gaat uit van een vooropgesteld dogma. Wij gelooven niet aan den Bijbel, zooals gij dat doet, wij staan onbevooroordeeld, en zien het probleem dus zuiverder. Gij komt direct met God en den Bijbel aan en gij eischt geloof enz. Daarom staat ge eenzijdig ten aanzien van dit vraag stuk. Volgens uw beschouwing leert de Bijbel, dat er altijd oorlog zal zijn, dus laat gij dat maar zoo ook. Uw dogma staat uw medewerking aan den wereld vrede in den weg. Zoo redeneert de „vrije" mensch, d.w.z. de niet-aan-Gods-Woord-geloo- vende mensch, de ongebonden mensch dus. Nu zouden we al aanstonds de vraag kunnen stellen: is dat een zooveel gun stiger positie: „ongebonden" te zijn Ware vrijheid is niet mogelijk zonder banden. De wet bindt, maar alleen daar waar de wet heerscht is ook ware vrij heid. De boom is slechts dan waarlijk vrij in zijn groei en bloei, als hij met de wortels in den grond gebonden staat. Als men hem er uit haalt en de onge bondenheid geeft, is dat zijn dood. Maar dit terzijde. Deze vraag moeten we hier stellen: is de niet-geloovende mensch werkelijk objectief, onbevooroordeeld En achter deze vraag ligt nog een andere vraag, die om antwoord roept: is er waarlijk een niet-geloovende mensch Welk mensch gelooft er niet Het antwoord hierop moet zijn: er is geen mensch niet-geloovend. We gaan allen uit van een dogma, hoe verachtelijk vele menschen ook over het „dogma" spreken mogen, wij allen liggen gebonden aan dogma's, aan leerstellingen, aan praemissen, aan hy pothesen en wat dies meer zij. „Vrijdenker" is een woord voor een ding, dat niet bestaat. Niemand is vrij denker. Geen mensch denkt er vrij. Het is klare onzin zich met dit predicaat te willen „sieren". Het is eigenlijk een symptoom van hoogmoedswaanzin zich „vrijdenker" te willen noemen. Want al ons denken ligt gebonden en ieder ster veling gelooft op gezag. Belachelijk is daarom de mensch, die zich verheven waant boven den „achterlijken" Chris ten, die nog alles gelooft wat de Bijbel zegt. Want feit is, dat van den mensch, die niet in den Bijbel gelooft, een veel grooter wondergeloof geëischt wordt, dan van hem, die Gods Woord aan vaardt. Als ik het ontstaan aller dingen lees in Genesis één, dan vindt mijn logica hierbij aansluiting, maar als ik gelooven moet, dat alles vanzelf gekomen is of uit een nevelvlek die er eerst toch niet geweest moet hebben dan moet ik mijn verstand op non-actief zetten en een dogma aanvaarden zóó groot, zóó wonderbaar, zóó mijn geheele verstand bindend, dat de naam „vrijdenker" op dit alles als een parodie klinkt. Maar dat geldt niet alleen het ont staan der dingen, maar evenzeer van de verschijnselen aller dingen, ook van oorlog en vrede. Wanneer ik de Christelijke levens beschouwing toepas op het probleem van den oorlog, dan vind ik harmonie, conformiteit tusschen dit dogma en wat ik iederen dag om mij heen zie. Maar als ik de „vrijdenkende-vredes- menschen" hoor, dan vraag ik mij af: zijn die menschen dan blind voor de werkelijkheid Hun dogma want ze zijn niet vrijdenkend of objectief leert hen, dat de mensch in wezen goed is, maar dat de omstandigheden hem slecht maken. Neem die omstandig heden weg en gij hebt den ideaal- mensch, dus den wereldvrede. Maar past op die theorie de werke lijkheid De vraag stellen is haar beantwoor den. 'Het geloof van den man, die denkt vrij te denken, ligt zóó vast gebonden in een vooroordeel, in een vooringe nomen standpunt, in een dogma, dat hij blind wordt voor de werkelijkheid en ook na zesduizend jaren van volslagen fiasco van het menschelijk goed willen, nog niet ziet, dat zijn theorie, zijn ge loof niet past op de werekelijkheid. En daarom kan hij het geweldige probleem van den oorlog ook niet in het hart aantasten. Het blijft bij hem maar oppervlakkig gepraat over ge weren en kanonnen en gifgassen en ka pitalisten en officieren en oorlogssche pen enz. Hij ziet slechts enkele ver schijnselen van den oorlog en meent, dat hij daarmee het geheele probleem ziet. En dan denkt hij ook het redmiddel te hebben: staak den oorlog, ontwapen, weiger dienst en we zijn klaar Zóó dwaas is de mensch, die denkt vrij te denken Dat hij met dit alles het probleem niet oplost, niet eens ziet, gelooft hij riet. En toch is het zoo. Want met een poging tot cureering der v e r s c h ij n- s e 1 e n, neemt men de oorzaak niet weg. En zonder wegsnijding van de oorzaak blijven de ziekteverschijnselen zich telkens weer openbaren. Al deze dingen zijn zóó eenvoudig, dat als de .vrijdenkende" mensch niet in zijn starre dogma's gebonden lag, hij verwonderd zou staan over de eenvou digheid dezer waarheid. Maar hij kan het niet zien, want hij wil den vicieuzen cirkel niet uit. Hij is als de witte muis, die in het molentje van haar kooi blijft rond dribbelen, denkend eens een uitweg te vinden. Maar als zij niet ophoudt loopt zij zich dood. Met een trap naar den cirkelgang van het leven, met een gebalde vuist naar de keer-weer-gang en zelfs met het zetten van een koevoetsijzer tus schen de cirkelbinten om hem met ge weld los te wringen, breekt men hem niet open. Als men het eind meent te hebben, heeft men weer het begin. Zelfs ter plaatse des gerichts waar de hoogste gerechtigheid dient te zetelen aldaar is goddeloosheid. En er blijft een tijd van oorlog en een tijd van vrede. Als mijn geloof dit dogma aanvaardt, ziet het zich gesteund door de realiteit van iederen dag. Het argument van den „vrijdenker", dat de mensch, die zijn denken gebon den legt aan de Godsopenbaring, niet nuchter ziet en bevooroordeeld de pro bleemstelling aanvoelt, werpen we van ons. Want ook de „vrijdenker" ligt in zijn denken gebonden, en daar zijn den ken niet vrijgemaakt werd door de vrij makende Godsopenbaring, geldt juist hem het verwijt, dat hij de levensver schijnselen niet objectief en conform de realiteit ziet. Wij durven als Christenen het ge weldige probleem van den oorlog dan ook gerust aan. Er is reeds gedacht, dat wij onder ons derde artikel een punt zouden gezet hebben. We hebben den pessimistischen Prediker laten spreken, en daarmee achtte men, dat het Christendom was uitgepraat. „Een tijd van oorlog, een tijd van vrede", „voila qui est fait". Daarmede bewijst men evenwel niets meer dan zijn grove onkunde omtrent de leer van het positieve Christendom. En men staat versteld, dat menschen, die zich „vrijdenker" wanen, zoo opper vlakkig kunnen oordeelen over dingen, die zij niet eens aan den buitenkant blijken te kennen. Neen, Gode zij dank is het niet zoo, dat het Christendom den oorlog aan vaardt als gevolg der zonde, zonder meer. Het Christendom geeft niet slechts zuivere probleemstelling, deinst niet te rug voor de hardste waarheid, voor de pessimistische gedachte, zij verbloemt de dingen niet, flatteert niet, maar juist door het „nuda veritas", de naakte waarheid te laten zien, doet het een poging, ja de eenige poging, die kans van slagen heeft, om tot oplossing van het probleem te komen. Wij willen daar graag in nog enkele vervolgartikelen iets van zeggen. N.B. Schrijver van het stuk: „Jezus Vooraan Gij ziet, dat ge U al weer vergist hebt. Probeer behalve het zilver van het spreken, ook eens het goud van geduldig te luisteren. Wij willen U gaarne later gelegenheid tot spreken geven. Een ander lezer verzocht ons ook een paar artikelen over dit onderwerp te mogen geven. Wij willen dat niet wei geren. De Christen staat sterk in zijn overtuiging en kan daarom op zijn tijd geduldig luisteren. Het blijkt wel, dat het onderwerp „Oorlog en Vrede" urgent is. En we begrijpen, dat niet-Christenen het moei lijk met ons eens kunnen zijn. Zoo ook de „Voorwaarts", het Rot- terdamsche dagblad der S.D.A.P. niet, die het wel met ons eens is, dat de Bijbel niet als grabbelton dienst kan doen, doch meent, dat we ons daar zelf aan schuldig maken. Het is heel moeilijk met de „Voor waarts" hierover te polemiseeren. Met een blad, dat steeds zoo weinig ernst toont omtrent den Bijbel als Godsopen baring en de Christelijke levens- en we reldbeschouwing, kan men over deze dingen niet gaan redetwisten. Van men schen, die leven uit een wereldbeschou wing wier groote profeet godsdienst „opium voor het volk" achtte, kan men niet verlangen, dat zij nog eenige waar de aan den dienst van God of Zijn openbaring in het Woord toekennen. Deze week trok een berichtje in Het Volk, het hoofdorgaan der S.D.A.P. wel zeer mijn aandacht. Ik zal het hier even laten volgen. Er staat met dikke letters boven „Kerkdwang" „Dwingt ze tot betalen." En dan komt het volgénde BEETGUM, 30 December. Al eenige jaren is hier geen predikant. Men mocht er geen beroepen, omdat men de schulden der kerk niet wilde of kon betalen. De leden der kerk, waaronder talrijke rijke boeren, weiger den hun deel bij te dragen. Voor eenige weken vernamen we echter, dat er een predikant beroepen zou worden. „Men" dacht algemeen, dat de liefde voor hun kerk, zich bij de leden eindelijk in een daad had om gezet en 't geld er dus was. Gisteren echter bleek, dat de kerkvoogden der Ned. Herv. Krke een midel gevonden had den om 't geld uit adermans zakken te kloppen, om zoodoende zelf voor een belangrijk deel vrij te komen van betalen. Ze hebben n.l. kans gezien ieder inwoner, lidmaat of met, e'en aanslagbiljet thuis gezon den, in een termijn te betalen op 28 Januari a.s., minimum voor arbeiders 1.50. Als men nu weet, dat talrijke inwoners nooit in de kerk komen, geen lidmaat zijn, hun kin deren zelfs niet hebben laten doopen, kan men zich voorstellen, met hoeveel verwondering men elkaar afvraagt, wie dien heeren het recht geeft, om voor inrichting en instandhou ding van hun kerk geld op te eischen van niet-leden en tegenstanders zelfs. De werkloosheid is grooter dan ooitmen staat paf van de brutaliteit om van arbeiders meer dan een halven dag loon te eischen in één termijn te betalen. Hoe heet het ook weer Wie; heeft, dien zal gegeven worden, van wien niet heeft, dien zal genomen worden, óók als hij niet geven wil. Eenige onzer partijgenooten hebben het plan deze kerkelijke christenen ook een gedrukt aanslagbiljet per post te bezorgen met eisch tot betaling in één termijn aan onze S.D.A.P. (die meer voor den vrede op aarde doet, dan alle kerken samen) van een bedrag ad 10 DAT HELPT voor Springende handen Brand en Snuwonden1! KLoVer hoofdzeer Hlier Huiduitslag Exzema enz ENZ Waar niet ver» krijgbaar, zendt 30 cent postzegels aan Gtoenewegje 97, Den Haag. elk. Gekkemanswerk Toch zeker niet doller dan wat de boeren-kerkvoogden doen. Wie kan ons inlichten of en hoe er tegen dezen dwang kan worden opgetreden De Redactie van Het Volk voorziet het be richt van een onderschrift. Dit is van den vol genden inhoud (Niet-leden behoeven natuurlijk niet te be talen. Echter worden Ned. Herv. Gedoopten veelvuldig als leden („doop-leden") be schouwd en zeker zij, die „bevestigd" (.aan genomen") zij.n Wie zich niet meer als lid van een kerk beschouwt, dient, liefst bij aan- geteekend schrijven of nog zekerder bij deur- waardersexploit, zijn lidmaatschap op te zeg gen, wil hij voor het vervolg vrij zijn van contributieplicht. Red.). Het bericht in Het Volk heeft veel waar scherpe critiek op uit te oefenen zou zijn. Het is o.i. geen brutaliteit dat arbeiders (na tuurlijk moeten het belijdende leden der kerk zijn) meer dan een halven dag loon voor de kerk betalen. Ik kan mij wel begrijpen dat de heeren so cialisten dat al verbazend veel vinden, maar zij kunnen zich er van overtuigd houden dat er dui zenden christen-arbeiders in ons landje zijn die per jaar vijftig keer een halven dag loon aan de kerk offeren, en dat gebeurt dan niet per ge dwongen aanslagbiljet, maar vrijwillig, uit liefde tot de kerk des Heeren. Ik kan mij indenken, zooals ik reeds zei, dat de roode heeren dat niet begrijpen. Die zijn niet gewend te geven. Al wat ze voor hun partij geven is alleen maar om tienvoudig terug te otnvangen. Het gaat bij de S.D.A.P. om de cen ten en wie daaraan vast zit verstaat niet de kunst van geven. Ik heb eenvoudige arbeidersmenschen gekend, die van hun weekgeld allereerst een vast be drag weglegden voor de kerk, dat moest er eerst af. En dat offeren gebeurde met groote liefde. Maar zulke orakels verstaat men in het roode leger niet. Daar is het om het heb'en te doen. Maar een andere zaak is nu of die kerk van Beetgum zuiver in haar schoenen staat. Dat geloof ik niet. Trouwens het zal daar wel een moderne kerk zijn. In gezond gereformeerde streeken bestaan zulke praktijken niet, bij mijn weten. Deze praktijk toont echter het diep verval der kerk. Alleen de kerk die volkskerk werd, komt tot zulke vreeselijke toestanden. Wanneer er geen tucht meer is, alles maar gedoopt wordt, wat in het doophuis gebracht wordt, er niet meer naar dl leden wordt omgekeken, wordt een kerk volkskerk, d.w.z. is ze geen kerke Christi meer, maar een doodgewone vereeniging, misschien nog met een moreel en zedelijk doel. Maar God is uit zulk een kerk weg en Christus is haar Koning niet meer. Het is een ontzettende aanklacht tegen een kerk, als zij haar ingeschreven leden alleen maar weet te vinden als het om geld te doen is. Het

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1931 | | pagina 1