OVIUSES
Woens lag 7 Januari 1931. l¥o» 3709
TWEEDE BLAD.
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
Land- en Tuinbouw.
De Rechtsgrond der
Souvereinitlet.
Buitenland.
Gemengd Nieuws.
Bi] een dezer dagen gehouden debat over het
vraagstuk van Oorlog en Weerloosheid, werden
door een debater een drietal opmerkingen ge
maakt, die al vaak weerlegd zijn, maar telkens
opnieuw worden naar voren gebracht. Gewoon
lijk wordt dan uit het hoofd niet geheel juist ge
citeerd. Het kan daarom nuttig zijn de waarheid
nog eens weer te stellen tegenover de looze
legenden.
Ie. De debater beweerde op gezag van
Prof. Van Embden, naar hij zei dat niemand
minder dan de oud-opperbevelhebber, gen. Snij
ders, het volstrekt onvoldoende onzer weermacht
in Aug. '14 zou erkend hebben.
De waarheid is, dat Generaal Snijders op 27
Juni 1923 gezegd heeft:
„Welnu, als oud-opperbevelhebber, wil ik dan
nogmaals en voor de zooveelste maal getuigen,
dat onze gemobiliseerde weermacht haar voort
durende gereedheid een factor van de grootste
waarde voor het beleid van de toenmalige Re
geering is geweest bij haar streven, om onze
inmenging in den oorlog te verhoeden. Niet, dat
ons leger en onze vloot in staat zouden zijn
geweest op den duur eiken rechtstreekschen
overmachtigen aanval te weerstaan, maar omdat
de sterkte en de militaire beteekenis onzer weer
macht zoodanige waren, dat zij de oorlogvoeren
den van zulk een aanval terughield, omdat zij
voldeed aan den minimum eisch, dat haar ver
nietiging zoodanige offers aan tijd en krachten
van den schender van ons gebied zou vorderen,
dat de met deze schending beoogde voordeelen
zouden worden opgewogen. De feiten wijzen dit
uit."
2. Ons land zou volgens den debater, in 1914
slechts „toevallig" voor den oorlog gespaard
zijn. Het lag geenszins in het plan van Duitsch-
land ons in den oorlog te betrekken. Dat ware
ook dwaasheid geweest. De Duitschers wilden
naar Parijs en de weg daarheen lag niet over ons
grondgebied.
Zie hier de waarheid in dezen, medegedeeld
door Kap. van Voorst tot Voorst in zijn ge
schrift „Over Roermond"
„Graaf Schlieffen de chef van den Duit-
schen generalen staf in het eerste decennium de
zer eeuw had in zijn operatieplan genomen
een opmarsch van Duitsche troepen door het
Zuidelijk deel van Nederland, omdat hij aan
nam, dat Nederland wel tegen deze schending
der neutraliteit zou protesteeren, echter niet zich
.daartegen verzetten.
Graaf Moltke de chef vein den generalen
staf bij het uitbreken van den oorlog heeft
dit plan veranderd 'en den opmarsch door Ne-
derlandsch gebied doen vervallen, hoe moeilijk
dat voor het Duitsche leger was, omdat hij niet
aannam, dat Nederland lijdelijk zou berusten in
neutraliteitsschending en daardoor te veel troe
pen aan het opmarcheerende Duitsche leger zou
den worden onttrokken."
3e. De heer J. J. C. van Dijk zou als Minister
van Oorlog gezegd hebben Het is beter in mas
sa te vermoorden dan in massa vermoord te
worden.
't Is duidelijk de bedoeling om met dit ver
haal den antirevolutionairen oud-Minister, krach
tig verdediger van de weerbaarheid, een uiter
mate cynische en immoreele stelling in den mond
te geven. Een zeer immoreel bedrijf, omdat het
allen grond mist.
Op 27 Maart '24 bij het debat over de be
grooting van oorlog in de Tweede Kamer pro
testeerde de heer Van Zadelhof tegen den post
voor chemische strijdmiddelen, welke evenwel
blijkens het antwoord van den Minister niet
bestemd was voor den aanmaak van „vergiftige
gassen", wel voor den aanmaak van gasmaskers,
en voor proefnemingen met gasgranaten. Er was
voorshands nog slechts een „permanente stu
diecommissie" ingesteld. Ondanks deze toelich
ting achtte de heer Zadelhoff het noodig, zijn
zienswijze omtrent den gasoorlog te demonstree-
rfen, en zeide daartoe
„Want als er zoo een commissie bezig is,
dan zijn dat natuurlijk wetenschappelijke man
nen en dan wil ik wel zeggen, dat die commissie
voor mij misdadig werk verricht. Die commissie
is dan rustig en wetenschappelijk bezig mas-
salen moord voor te bereiden, zij is bezig ver
giftige gassen te maken om die zoo noodig te
kunnen gebruiken voor vernietiging van men-
schenlevens op groote schaal. Voor mij zijn dat
moderne giftmengers. Omdat ik die voorberei
ding tot massalen moord niet wil ik weet wel,
de consequentie van het in stand houden van
een oorlogsleger brengt het mede zou ik
gaarne willen weten, waar dat artikel op de
begrooting is te vinden, waarbij de gelden voor
den aanmaak van die vergiftige gassen worden
uitgetrokken en welke die commissie is."
Daarop antwoordde de Minister
„Mijnheer de Voorzitter. De heer Zadelhoff
heeft in de eerste plaats de vraag gesteld Waar
staat op de begrooting de aanmaak van giftige
gassen. Mijn antwoord isnergens. Duidelijk
toch is in de Memorie van antwoord aangegeven
dat van de aangevraagde som van 105.000 een
bedrag zal' worden bestemd tot verbetering van
gasmaskers, die wij in voorraad hebben, dat is
dus uitsluitend e'en' defensief middel, en de rest
van het bedrag voor proefnemingen, die verder
moeten worden gedaan om te zorgen, dat wij
te allen tijde gereed kunnen zijn ons defensief
middel tegen een offensief chemisch middel te
kunnen toepassen.
Het ligt in de bedoeling daarbij niet te blijven
stilstaan, want, als de heer Zadelhoff zegt, dat
we hier te doen hebben met de voorbereiding
van een massalen moord, geloof ik, dat het veel
erger zou zijn om in massa vermoord te worden
en dat dus defensieve middelen en de offensieve
middelen hand in hand moeten gaan, als ik dat
zoo eens mag uitdrukken."
Hier is nu de officieele tekst der gewraakte
uitdrukkinq (Hand He Kamer, '23-'24, bldz.
1530.)
We geven toe, dat ze voorzichtiger had kun
nen gesteld worden. Maar de niet-bevooroor-
deelde lezer, die niet de bedoeling heeft aan deze
woorden een leelijke tendentieuze strekking te
geven, zal wel erkennen, dat er niets anders in
te lezen is dan dit
"Wanneer een vijand opkomt met gifgassen
en dreigt niet alle'en onze troepen, maar ook
de weerlooze burgerbevolking met gifgassen in
massa te vermoorden, dan is het toch noodig
door middel van defensieve en offensieve midde
len, desnoods ook chemische strijdmiddelen, te
beproeven zulk een aanval af te slaan, aangezien
het toen met geoorloofd mag worden geacht, lij»
delijk toe te zien, dat onze bevolking in massa
vermoord wordt."
Wie in de woorden van den heer Van Dijk
iets anders wil lezen pleegt naar ons inzien,
grootelijks onrecht.
R. A. d. O.
UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD,
(Nadruk verboden).
Hooiwinning en inkuiling, In de jaren 1925—
1928 werden aan 't Rijkslandbouwproefstation
voederproeven met melkvee genomen, waarbij
de voederwaarde van hooi 'en' die van ingekuild
gras, beide van gelijkwaardig uitgangsmateriaal
(terzelfder tijd gemaaid) en van groote opper
vlakten afkomstig, met elkaar werden verge
leken. De proefnemingen werden bijna steeds
onder practische verhoudingen
genomen, zij het ook, dat het proefmateriaal
misschien iets zorgvuldiger werd bewerkt dan in
vele bedrijven gebruikelijk is. Uit het onlangs
verschenen rapport van de Directie van den
Landbouw zij het volgende omtrent de verkre
gen uitkomsten vermeld. Bij ongunstig hooiweer
is zorgvuldig inkuilen en onder dikke aardbe-
dekking (60 a 65 c.M.) op bovenvlak en zij-
vlakt'en, aanmerkelijk voordeeliger dan hooien.
Bij ongunstig hooiweer is het op zijn minst
genomen twijfelachtig, of inkuilen op de ge
noemde wijze, ook dan nog voordeel brengt.
Veeleer hellen we over tot de meening, dat in
kuilen onder deze omstandigheden een iets on
gunstiger uitkomst oplevert, zegt de verslag
gever.
•Ook wanneer op de bovengenoemde zorgvul
dige wijze wordt gewerkt, kunnen de verliezen,
zelfs wanneer de conservatie (bewaring) schijn
baar goed is geslaagd, (weinig afval aan de
kanten) zeer uiteenloopen. De totale verliezen
aan droge stof liggen in dergelijke kuilen on
geveer tusschen 15 en 30 pCt.
De verliezen aan droge stof bij 't hooien (die
bij het broeien inbegrepen) bedroegen in het
gunstige hooijaar 1925 ongeveer 14 pCt.; verder
onderzoek op dit punt is gewenscht. In de on
gunstige hooijaren 1926 en '27 bedroegen zij
(broeien inbegrepen) circa 30 pCt.
De verliezen bij bet broeien van 't hooi be
droegen bij droog ingebracht hooi (18 pCt.
vocht) slechts weinige procenten: ongeveer 2
pCt. der droge stof. Werd 't hooi vochtig (plm.
30 pCt. vocht) in den berg gebracht, dan be
droegen de broeiverliezen ongeveer 6 pCt. der
droge stof.
De verliezen aan droge stof gaan bij beide
bewaringsmethoden gepaard met kwaliteitsver
mindering.
Levertraan in mengvoeders. De kennis van de
waarde der vitaminen voor den gezondheidstoe
stand van het dierlijk organisme is langzamer
hand gemeengoed geworden. Een van de prak
tische gevolgen daarvan is, dat bij de samen
stelling van verschillende veevoedermengsels
stoffen worden toegevoegd, door welker gun
stige werking het succes bij de voeding ge
waarborgd zou worden. Dat hier een ruim veld
open ligt voor kwakzalverij is begrijpelijk, maar
aan den anderen kant zal in vele gevallen de
toevoeging van een bepaalde stof, met de be
doeling tegemoet te komen aan een tekort aan
een onmisbaar vitamine, inderdaad rationeel zijn.
Als voorbeeld van bedoelde stoffen kan de
levertraan genoemd worden, die den laatsten
tijd in tal van mengvoeders, en vooral in pluim
veevoeders, wordt aangetroffen. Volgens de 5de
uitgave van de Nederl. Pharmacopie is lever
traan de vette olie, verkregen uit de versche
levers van Gadus Morrhua, Linnaeus, en eenige
naverwante soorten van het vaste gedeelte, dat
zich uit deze traan in de koude afzet. Dit is
dus de kabeljauwlevertraan, welker gunstige
werking haar oorzaak vindt in de aanwezigheid
van den groei-bevorderenden factor A en het
antirachitisch (rachitis Engelsche ziekte) vi
tamine D.
Proeven bij varkensmesten. Door de veevoe-
derbureaux in Nederland zijn onderscheiden
proeven genomen bij varkens, waarvan de re
sultaten zijn neergelegd in een interessant boekje,
verkrijgbaar a 50 cent op postrekening No.
100255 der Landbouwwinterschool te Raalte.
Wij willen er hier 't volgende uit overnemen:
Het doormesten van varkens tot 200 pond is
ook zonder ondermelk mogelijk.
Bij eenige proeven in Drente ter vergelijking
van ondermelk met vleeschmeel, bleken de on-
dermelkvarkens in den regel de beste groeiers,
maar ook de, beste vreters. In Overijsel onder
scheidt men: A. Goorsche mengsel, d.i. 650 gram
gerstemeel, 250 gram grint en 100 gram visch-
meel; eiwitvorming 1 5.3.
B. V. V. B.-mengsel, d.i. 550 gram maismeel,
150 gram cocosmeel, 200 gr. grint en 100 gram
vischmeel; eiwitverhouding 1 5.3.
C. Mengsel B. Steenwijkerwold, d.i. 350 gram
maismeel, 350 gram gerstemeel, 200 gram terwe-
grint en 100 gram vischmeel: eiwitverhouding
1 5.8.
Van deze mengsels" geeft 4 K.G. mee ongev.
1 K.G. gewichtstoename. Bij proeven bleek B.
het goedkoopst, A. 't duurst, C. staat tusschen
A. en B. in.
Nieuwere meststoffen t Leunasalpeter
bevat 26 pCt. stikstof. Het is, mits droog be
waard, van onbegrensde duurzaamheid, en ge
makkelijk uit te strooien. De kosten voor vracht,
afhalen en uitstrooien worden geringer door zijn
hoog stikstofgehalte. Leunasalpeter bevat de
stikstof voor een vierde gedeelte als salpeter
stikstof en voor ongeveer drie vierde deel als
ammoniakstikstof. Deze meststof heeft het groote
voordeel, dat de daarin aanwezige salpeterstik
stof berekend wordt tegen den prijs van de goed-
koopere ammoniakstof. Het leent zich in het
bijzonder voor bemesting van zomergewassen en
bieten bij 't zaaien, verder als overbemesting van
wintergewassen en grasland in den winter en in
het vroege voorjaar.
Ureum bevat de stikstof in een organische
verbinding, en wel in denzelfden vorm als in
de natuurlijke afscheidingsproducten der dieren.
Het is een wit zout met 46 pCt. stikstof. Het
bevat slechts voedingstoffen en ontwikkelt ook
koolzuur. Vanwege zijn hoog stikstof gehalte
komt het juist in aanmerking voor planten, die
een sterke behoefte aan stikstof hebben. Spe
ciaal bij de fijnere cultures, zooals druiven en
groenten, evenals bij hocri- en weiland, levert
Ureum voortreffelijke uitkomsten. Het bespoe
digt den groei, en verbetert de kwaliteit van
den oogst. Kan in kleine hoeveelheden gemak
kelijk 'en gelijkmatig verdeeld worden. Indien
droog bewaard, blijft het steeds goed.
Hoe wijd moeten bieten staan? Zeer nauw
keurige proeven zijn hieromtrent genomen. In
't algemeen kan hieruit geconcludeerd worden:
dat bij een nauweren stand, 40 X 25 tot 35 c.M.,
hooger opbrengst en hooger gehalte verkregen
worden dan bij de wijdere standen, bijv. 40 X
50 c.M. Aldus de Rijkslandbouwconsulent
Meijers. Niet zelden vermindert in 't laatste ge
val de totale geproduceerde suiker met 10 pCt.
per H.A. Wijdstaande bieten zijn later rijp dan
nauwstaande en dienen later te worden gerooid.
Bij wijdstaande bieten is het percentage
schieters grooter. Zoowel op lichte als op
zware gronden is bovenstaande het geval. Te
meer is het wenschelijk den stand niet te wijd te
nemen, omdat de misplaatsten (practisch plm.
10 pCt.) den stand altijd nog wijder en vooral
ongelijkmatiger maken. Al te nauw is door het
meerdere werk, dat er aan verbonden is, even
eens onpractisch. B—-r.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder.
Ie helft Januari.
Mag ik beginnen, waarde lezer en lezeres, met
u een gelukkig jaar toe te wenschen Brenge
1931 in uw gezin, in uw werkkring, voorspoed
en zegen in ruime mate En om maar weer
dadelijk ter zake te komen doe het u ook
gelukkig zijn met het kweeken van uw planten
en bloemen
Bloemen Hoe zijn die geliefd geworden de
laatste jaren In bijna elke woning treft men ze
tegenwoordig aan, zoowel in den zomer als in
den winter. En vooral met de feestdagen, met
Kerstmis, Oude en Nieuwe jaar, op hoogtij
dagen in het gezin, wordt de huiskamer gezellig
en feestelijk gemaakt met bloemen; met bou-
quetten en bloemenmandjes, prachtig opgevuld,
groote en kleine bloementafels, insgelijks prach
tig opgemaakt. Maar hoe vaak ziet men, dat
deze geschenken want dat zijn het meestal
binnen eenige dagen hun pracht hebben ver
loren, en de huiskamer ontsieren in plaats van
versieren. Hoe komt dat Neen, 't is niet de
schuld van tuinman of bloemist van wien ze
afkomstig zijn. In den regel worden deze bloem-
versieringen in warme kamers gezet, in de na
bijheid van heete kachels, en daaraan is het
spoedig verwelken der bloemen te wijten. Zet
men ze in ietwat koele kamers, en zorgt men
voor een weinig besproeiing, dan zal men er
zeker veel langer genot van hebben.
Ja, in den langen winter willen we gaarne
onze woonkamer gezellig maken. En dat hoeft,
als we hier aan bloemen denken, ook niet altoos
veel geld te kosten. Heeft men in zijn hof
bloemheesters, zooals Prunus, Bibes, Staphylea,
dan kunnen we een aardige kamerversiering
maken door hiervan takken te snijden en die,
na ze eerst eenigen tijd aan den damp van heet
water te hebben blootgesteld, in gewoon water
in de huiskamer zetten. Wij zullen ze dan
spoedig in bloei zien komen. Zoo ongemerkt zijn
we van binnen uit de warme kamer naar buiten
gekomen. En daar zien we allicht iets dat onze
aandacht trekt. Bij vorst gebeurt het vaak, dat
de voorjaars bloemplanten en ook pas geplante
vaste planten „opvriezen". Dat wil zeggen, dat
de aarde door de vorst in de hoogte wordt
getild, en de plant meeneemt. Bij invallenden
dooi zakt de aarde weer bij, maar de planten
blijven staan 'en komen daardoor min of meer
met de wortels bloot. We moeten dan bij
dooiend weer, door flink aandrukken van de
aarde of opnieuw planten, de planten weer op
haar plaats brengen.
De tijd van zaaien en stekken breekt lang
zamerhand weer aan. We zorgen voor schoon-
gewasschen potten, fijn gezeefde aarde enz. Bij
het zeven bewaren we ook de grove stukjes,
die uitgezeefd worden om als drainage in de
potten te dierien. Verder zorgen we voor wat
zuiver zand om den grond voor de zaaisels
frisch te houden en in te stekken. Met behulp
van eenige glasruiten, die we over de zaadpotten
leggen, kunnen we vele planten uit zaad kwee
ken in de kamer, die later in den tuin kunnen
worden uitgeplant. Naarmate we betere gelegen
heid hebben kunnen we vroeger zaaien.
In den tuinbouw worden verschillende matten
gebruikt, bijv. riet, stroo, half riet en half stroo
en moscovische matten: de laatste zijn de ge
makkelijkste om zoo 's avonds eens gauw even
tjes aan te brengen, ze geven ook niet zoo'n
rommel op 't glas, als de stroomatten, maar 't
is jammer, dat ze zoo duur zijn, waarom velen
ze niet gebruiken. De matten, welke uit stroo
en riet bestaan, worden nog al gebruikt, ze zijn
steviger en behoeven dus niet door rietmatten
te worden afgedekt, zooals dit met gewone stroo
matten wel het geval is. Niettemin moet men
niet vergeten, dat indien ze nat geworden zijn,
ze voor-vorstafdekken maar weinig waarde be
zitten. Vroeger gebruikte men ook nog de
„hobbezakken", doch in latere jaren werden ze
niet meer aangetroffen. Deze hadden ook 't
groote nadeel, dait ze door den regen onhandel
baar zwaar werden. Hoe heerlijk, als de
strenge vorst voorbij is, en we onze vroege
heesters weer zien. Trouwens een enkele hees
ter, zooals Jasminum nundiflorum was er al voor
de strenge vorst, maar werd toen in haar be-
ginnenden bloei onderbroken. Nu staat ze weer
in volle fleur en een ieder, die deze aardige
plant ziet, ondergaat de bekoring van haar
vroolijken durf, van de helder gele bloempjes,
die als met een glimlach zeggen: zie zoo, we
zijn er weer; het leed is geleden
V.
In ons vorig artikel bespraken wij de stelling
van oud-Professor Fabius, volgens welke de
staatsheerschappij een in zich zelve gerecht
vaardigde is.
De staat heeft recht tot handelen, omdat de
staat staat is.
Wij vergeleken de staatsmacht met de ouder
lijke macht.
Ook deze macht is een in zich zelve gerecht
vaardigde macht.
Wanneer ouders hun kind naar een bepaalde
school zenden, hebben zij daartoe het recht, om
dat zij ouders zijn en zij begaan tegenover hun
kind geen onrecht. Zoolang de kinderen onmon
dig zijn, beslissen de ouders voor hen.
De rechtsgrond van de staatsmacht wordt door
velen elders gezocht.
Men zoekt de rechtsgrond
a. in een1 verdrag
b. in den wil Gods
c. in het eigendomsrecht op den grond
d. in physieke overmacht
e. in bet patriarchaal gezag.
Beantwoording van de vraag, of de rechts
grond in een verdrag kan liggen, stellen wij
uit tot een volgend artikel.
Wie den rechtsgrond zoekt in den wil van
God, verwart twee dingen met elkaar. Hij ver
wart de rechts bron met de rechts grond.
Bron van alle macht is de wil van God.
Maar de rechtsbron is nog wat anders dan
de rechtsgrond.
Dat de rechtsgrond van de staatsmacht ligt
in het eigendomsrecht op den grond en in het
patriarchaal gezag, zal in onze dagen wel nie
mand meer staande houden.
In de middeleeuwen, toen de grondbezitter
tevens bezitter van landsheerlijke rechten was,
scheen het alsof eigendomsrecht op den grond
recht gaf tot uitoefening van het staatsgezag,
scheen het alsof beiden onverbrekelijk aan el
kander verbonden waren, thans echter weten
wij wel beter.
Ook in de physieke overmacht kan de rechts
grond nimmer liggen.
Wij ontkennen allerminst, dat er gevallen zijn,
waarin degene, die in bekwaamheden boven zijn
mede-menschen uitsteekt, met de uitoefening van
het staatsgezag wordt bekleed. Maar eenmaal
aan hem het staatsgezag opgedragen, ontleent hij
zijn recht tot het uitoefenen der staatsmacht niet
aan zijn bekwaamheden, die hem een overmacht
geven boven zijn mede-burgers, maar alleen aan
bet'feit, dat hij staat is, dat hij overheid is.
Geen bekwaamheden, welke dan ook, al
mogen deze bekwaamheden in zoo overvloedige
mate aanwezig zijn, dat van physieke overmacht
kan worden gesproken, verleenen iemand het
recht tot uitoefening van staatsmacht.
De bevoegdheid tot het uitoefenen van staats
macht bezit alleen hij, die staat is en hij mag
de staatsmacht uitoefenen, omdat hij staat is.
In een volgend artikel zullen wij de vraag be
antwoorden, of de rechtsgrond ligt in een door
de geregeerden met den regeerder gesloten over
eenkomst, of de rechtsgrond van de staatsmacht
ligt in het maatschappelijk verdrag.
Leeuwarden. P. SIEBESMA.
MAARSCHALK JOFFRE. f
12 Januari 18523 Januari 1931.
Zaterdagochtend om even voor half negen is
de Fransche maarschalk Joffre te Parijs ge
storven.
De dood treft de laatste jaren tal van grooten
uit den grooten oorlog of geeft een klop op de
deur van hen, die nog leven: Foch, Clemenceau
eerst; thans Joffre zijn heen gegaan. Zaterdag
ochtend is de maarschalk Joseph Césaire Joffre,
de eerste maarschalk van de derde Fransche Re
publiek, de oude krijgsman met het joviale
uiterlijk, die de laatste jaren in nobele terug
getrokkenheid heeft geleefd, na langen doods
strijd overleden.
Als piepjong officier heeft de in 1852 te Rive-
saltes, een dorp in de oostelijke Pyreneeën, ge
boren Joffre den oorlog van '70, de verdediging
van Parijs, meegemaakt en vervolgens een eer
volle carrière in de koloniën volbracht. Terug
gekeerd in het moederland, werd Joffre (1901)
aanvoerder eener artillerie-brigade te Vincennes,
vervolgens divisie-generaal in 1906, totdat hij
in Juli 1911 tot chef van den generalen staf
werd'benoemd en aangewezen om „in geval van
oorlog" als opperbevelhebber op te treden.
De oorlog werd werkelijkheid en gedurende
de moeilijkste periode daarvan, toen het den
geallieerden niet voor den wind ging, heeft
generaal Joffre aan het hoofd van de Fransche
legers gestaan. Het spreekt dus wel vanzelf, dat
zijn beleid aan scherpe kritiek is onderworpen,
een kritiek, die de onverstoorbaar-koelbloedige
generaal stilzwijgend met de uiterste vervulling
van wat hij zijn plicht achtte, heeft beantwoord.
Toen na de onder zijn opperbevel behaalde
eerste overwinning aan de Marne, van welke
hij de eer met generaal Galliéni, den militairen
gouverneur van Parijs, moest deelen, en waarvan
de gevolgen voor het verdere verloop van den
oorlog moeilijk zijn te onderschatten, in stede
van een vurig verlangde snelle overwinning de
loopgraafoorlog met zijn bijkans onveranderlijk
blijvende frontlijnen volgde, wekten verschillen
de operaties van Joffre, die zware verliezen
veroorzaakten, maar geen succes brachten,
groote teleurstelling. Zijn offensief bij Atrecht
in de lente van 1915, dat in Champagne in den
daarop volgenden herfst, lukten niet. De regee
ring was niet tevreden met een opperbevelheb
ber, die de overwinning niet sneller wist te
behalen en er begonnen geruchten te loopen,
welke den om zijn zwijgzaamheid befaamden
generaal van slapte beschuldigden. Er ontstond
een beweging tegen generaal Joffre, die zoolang
Millerand minister van oorlog was en Joffre de
hand boven het hoofd hield, niet veel kon be-
teekenen. Maar Millerand werd als minister
vervangen door generaal Galliéni en hoewel het
Galliéni was geweest, die in 1911 de aandacht
van den toenmaligen minister van oorlog op
Joffre had gevestigd als chef van den generalen
staf, ontstond er nu een vrij moeilijke verhou
ding tussch'en beide mannen. Misschien is het
beter te zeggen, dat zij in het bijzonder ontstond
tusschen de staven van de twee generaals.
Joffre had 1896,'99) op Madagaskar onder
Galliéni gediend, maar bij het uitbreken van
den oorlog liet men Galliéni, in plaats van hem
naar het groote hoofdkwartier te roepen, militair
gouverneur van Parijs blijven. Er gingen inmid
dels klachten op, ook aan het front, over den
toestand, waarin de verdedigingswerken van
Verdun zich zouden bevinden. Toen de minister
van oorlog aan het eind van 1915 aan Joffre
inlichting vroeg omtrent den staat van de forten
bij Verdun, antwoordde de generalissiums hierop
met het aanbieden van zijn ontslag, wat Galliéni
niet aanvaardde. Joffre bleef aan, maar de ont
stemming tegen hem nam toe, toen in Februari
Maart 1916 de Duitsche aanval op de forten-
lijn rond Verdun bijna slaagde. Inmiddels trad
Galliéni af als minister van oorlog en werd
vervangen door generaal Roques, een persoon
lijken vriend van Joffre. Maar ook de nieuwe
minister kon de kritiek, welke er op het beleid
van Joffre werd geoefend, niet milder stemmen,
te minder daar niemand minder dan generaal
Sarrail een persoonlijke tegenstander van Joffre
was. Sarrail, zoo is er gezegd, kon het niet
verkroppen, dat het leger in het oosten, dat onder
zijn bevel stond, afhankelijk was van het groote
hoofdkwartier, d.w.z. onder het gezag stond van
Joffre. Hoe dit zij, de oorlog woedde voort en
Joffre ging voort met ijzeren volharding en kalm
te zijn zware taak te vervullen. De onfortuinlijke
slag door de troepen der bondgenooten aan de
Somme geleverd, deed de ontevredenheid tegen
Joffre zoozeer toenemen, dat, hoewel de regee
ring hem in naam opperbevelhebber over de
Fransche legers liet, zij hem feitelijk, door zijn
benoeming tot „technisch regeeringsadviseur in
zaken betreffende de leiding van den oorlog"
het opperbevelhebberschap ontnam. Maar ook
het adviseurschap zou Joffre niet behouden,
want toen generaal Lyautey aan het eind van
'16 werd geroepen om minister van oorlog in
het kabinet Briand te worden, verklaarde hij
den post van opperbevelhebber samen met dat
adviseurschap onvereenigbaar met het gezag van
een minister van oorlog. Beide waardigheden
werden opgeheven en generaal Joffre werd scha
deloos gesteld met zijn benoeming tot maar
schalk van Frankrijk. Deze geschiedde aan het
einde van 1916. In April van het volgend jaar
reikte de president van de Republiek hem den
verguld zilveren staf, bekleed met blauw fluweel,
waarop gouden sterren fonkelden, over: den
eersten maarschalksstaf, wij zeiden het reeds,
dien de derde Republiek toekende.
Joffre is nog aan het hoofd der Fransche mis
sie naar de Vereenigde Staten overgestoken toen
deze het besluit hadden genomen aan den oorlog
deel te nemen.
Joffre, die tijdens zijn actieven dienst om zijn
kalmte, zijn koelbloedigheid bekend stond, heeft
nimmer na zijn aftreden zijn hooge zwijgzaam
heid verbroken. Hij heeft de op zijn beleid ge
oefende kritiek gedragen op de beste wijze: door
zwijgend zijn plicht te volbrengen. Dat hij is
blijven zwijgen óók toen niet langer het ver
vullen van een hooge functie hem het spreken
belette, is een schoone houding geweest van den
man, die zelfs tot het allerlaatste heeft belet,
dat er ruchtbaarheid werd gegeven aan de ziek
te, die hem ten grave zou brengen.
N.R.Ct.
ERNSTIG SPOORWEGONGELUK
TE CARLISLE.
De sneltrein Edinburg—Londen ontspoord.
De sneltrein Edinburg.Londen is Zaterdag
middag dicht bij het station Carlisle ontspoord.
De locomotief en een aantal wagens liepen uit
de rails. Er zijn 3 menschen gedood en 12
gewond.
Volgens een later bericht zijn de gedooden
twee spoorwegbeambten en een vrouw, die nog
niet geïdentificeerd kon worden. Het aantal ge
wonden is gestegen tot 22.
Nader wordt nog gemeld, dat de locomotief
na de ontsporing op de helling van den spoor
weg is omgevallen. De twee eerste wagens bot
sten tegen den tender en schoven in elkaar.
Zoo gauw mogelijk verscheen er geneeskun
dig personeel op de plaats van het ongeluk. Een
aantal slachtoffers, die onder de wrakstukken
lagen, konden niet dadelijk gered worden.
DUBBELE MOORD EN DIEFSTAL.
Een vreeselijke moord is Vrijdagochtend in
een klein dorp nabij Barle Due (Frankrijk)
ontdekt. In een afgelegen huis woonden sinds
jaren een spoorwegbeambte met zijn vrouw en
drie kinderen, van wie het oudste tien jaar is.
De beambte is tegen vijf uur in den morgen
naar zijn werk gegaan.
Toen in de ochtenduren de luiken voor de
vensters van het huis gesloten bleven, heeft een
bekende zich toegang tot het huis verschaft om
de oorzaak daarvan na te gaan. In de slaap
kamer deed hij een vreeselijke ontdekking. In
haar bed lag de vrouw met ingeslagen schedel
op het door bloed rood gekleurd linnengoed.
Naast haar lag het vierjarig kind eVeneens met
ineslagen schedel.
Uit de andere kamer hoorde de man de andere
kinderen zacht om hulp roepen. De kinderen
verklaarden, dat korten tijd na het vertrek van
hun vader een man door bet achtervenster naar
binnen was gekomen. Daarna hadden de kin
deren een groot lawaai gehoord.
Uit het onderzoek der politie is gebleken,
dat de dader goed op de hoogte van de omstan
digheden en gewoonten in het huis van den
spoorwegbeambte moet zijn geweest. Uit een
kast werd een bedrag van tweeduizend francs
vermist.
EEN VERHAAL VOOR MüNCHHAUSEN.
Maar waar gebeurd.
Een Fransch postvliegtuig, zoo meldt het
N.T.A. uit Fez, heeft in Marokko een nood-
lading moeten doen, daar het in een dichten
zwerm sprinkhanen was gekomen. De snelheid
van de schroef werd door de sprinkhanen zoo
danig verminderd, dat de piloot zich gedwongen
zag in een glijvlucht snel te dalen. Het duurde
verscheidene uren voordat de motor van de
sprinkhanen gezuiverd was en de vlucht kon
worden voortgezet.
GERUÏNEERDE BOEREN DREIGEN ZICH
MET GEWELD VOEDSEL TE
ZULLEN VERSCHAFFEN.
Het Roode Kruis grijpt in.
Vijfhonderd boeren, die door de droogte en
de crisis in dén landbouw geruïneerd zijn, zijn
Zaterdagavond de winkelwijk van de stad
Engeland in den staat Arkansas (Amerika) bin
nengedrongen, onderbedreiging, de winkels te
zullen plunderen, wanneer aan hen en hun ge
zinnen geen levensmiddelen werden versterkt.
De winkeliers, die zelf verarmd zijn door de
malaise in het zakenleven en door het faillisse
ment van een bank daar ter plaatse, hielden een
bespreking met het Roode Kruis, dat reeds dui
zenden inwoners van den staat geregeld van
levensmiddelen voorziet. Het Roode Kruis gaf
den winkeliers ten slotte machtiging, aan alle
boeren levensmiddelen ter waarde van 2 dollar
75 ■per gezin uit te reiken. Hierdoor werd de
menigte kalmer gestemd en ging zij voor het
oogenblik uiteen.
De leiders van het Roode Kruis in Arkansas
vreezen, dat de ongeregeldheden van Zaterdag
slechts de inleiding zijn geweest van onlusten
op grooter schaal in den geheelen staat, waar
overal dezelfde toestanden heerschen.
Een nader bericht meldt, dat het Roode Kruis
slechts 300 gezinnen onmiddellijk heeft kunnen
helpen. Alle boeren behoorden twee jaar ge
leden nog tot een der rijkste landbouwdistricten
en eenige van hen waren zeer welgesteld.
EEN TRAGISCH VOORVAL.
Een 17-jarige koopmansleerling te Arnstadt,
die met drie vrienden van een repetitie van een
vereeniging voor volksdansen naar huis keerde,
wilde onderweg zijn zelfladend pistool aan zijn
vrienden laten zién. Plotseling ging het pistool
af, waardoor één van de jongens, een 15-jarige
scholier, in den buik werd getroffen en ernstig
gekwetst ineenzeeg. De onvoorzichtige jonge
man trok zich dit zoo aan, dat hij het wapen
tegen zichzelf keerde en zich door een schot
in den slaap doodde.
WERKLOOZEN-OPSTOOTJE TE
AMSTERDAM.
Uit Amsterdam meldt men
Een honderd anarchistische werkloozen, die
in een lokeal in de Elandstraat (Jordaan) bij
een waren gekomen, hebben Maandagmorgen
den Dam en omgeving in rep en roer gezet. Met
kartonnen borden, waarop met krijt stond ge
schreven: „Wij eisch'en arbeid en brood zijn
zij in optocht langs de Rozengracht en de Raad
huisstraat naar den Dam getrokken. Bij het post
kantoor schijnt een hunner een z.g.n. startpistool
te hebben afgeschoten, dat een vrij scherpen
knal gaf, met het gevolg, dat er onder de te
hoop geloopen menigte, die het schreeuwende
troepje begeleidde, een paniek ontstond. De
menschen stoven vluchtend alle kanten uit, vrou
wen begonnen te gillen, en de politie-agenten,
die onder leiding van twee inspecteurs met de
betoogenden meeliepen, trokken sabel en gummi
stok en dreven hen uiteen. De schieter is aan
gehouden en naar het politiebureau aan de Mol-
steeg overgebracht.
Op den Dam hebben de betoogers zich weder
om verzameld, waarop hier een massa nieuws
gierigen samenstroomde. De politie had inmid
dels versterking gekregen, en het werd nu een
zenuwachtig heen en' weer hollen van de menigte
van den eenen hoek van het Damplein naar den
anderen. De politie behandelde de zaak tamelijk