m Or. J. SEïEilJi, Dordrecht; 0. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAR DER ZEE, Wapenveld ringen. PREDIKBEURTEN JEUGDLEVEN ■aaël ALLERLEI ISKS ONDER REDACTIE VAN VAN DEN BERG. OUDEJAAR. Het kan niet ontkend, dat er tijden "en oogenblikken in het leven voorko men, dat de mensch zich veel meer dan gewoonlijk in zijn kleinheid en nietig heid voelt, terwijl er toch in zijn uiter lijke levensomstandigheden geen bij zondere wijziging of verandering heeft plaats gegrepen. Tot die tijden behoort zeker ook de oudejaarsdag en niet minder de oudejaarsavond, wanneer er van de lange reeks van drie-honderd vijf-en-zestig dagen, slechts enkele uren, straks maar ettelijke oogenblikken meer overblijven. Als door een geheimzinnige, onver klaarbare macht wordt dan de mensch aangegrepen, die hem dwingt een wijle stil te staan en zijn gedachten te laten gaan over het verleden, dat onverbid delijk is weggedoken in den oceaan der eeuwigheid. Want ziet toch, dat jaar, dat zoo onafzienbaar bij den aanvang, zoo eindeloos bij het doorleven scheen, immers als een windgeruisch is het voorbij u gegaan, als een morgenscha- duw u voorbijgetrokkenstraks gaat het van u als een vreemdeling, die nooit wederkeert. Neen, de zon iaat zich niet verbidden in haar loop, hoe ge haar ook bezweert een wijle stille te staan in het Gibeonsdal van uw leven. Voort, immer voort snelt de tijdstroom. Hoe ijlings snel is ook dit jaar niet voorbijgevlogenEn gelijk met dit, zoo was het ook met de andere jaren, zoo was het met heel het leven. Geen mensch kan zich aan dien machtigen indruk, die zulk een laatste jaardag op hen uitoefent, ontworstelen. Daarvoor is hij een kind van den tijd, levend in den tijd, die hem bij dagen en uren en oogenblikken wordt toe gemeten. Vandaar het overmeesterend gevoel van onbestendigheid en broos heid, vergankelijkheid en sterfelijkheid, dat hem een toontje lager doet zingen dan gewoonlijk. Hij geraakt in de oude jaarsavondstemming, die niet geheel vrij is van een zekere beklemdheid en in getogenheid. Maar een vage oudejaarsavond stemming is nog geen religieuse ver-! heffingEen zeker gevoel van brooze nietigheid en stemmige nederigheid kan nog gansch en al buiten de Gode welgevallige gestalte des harten omgaan Dit komt eerst dan, als we ons met ons voorbije leven, zonder vijgebladeren, stellen voor den heiligen en rechtvaar digen God, Die van den eersten tot op den laatsten dag van het jaar niet opgehouden heeft ons in natuur en genade te overladen met de blijken van Zijn zorgende Vaderliefde, ondanks onze dagelijksche zonden, te dragen in Zijne lankmoedigheid en ontferming. De oudejaarsdag behoort, zal het goed zijn, een dag te wezen, waarop we, met allen ernst, die in ons is, als goede boekhouders, de kas opmaken en dan in geestelijken zin, met de vragen, die in beteekenis alle andere overtrefien„Wat was God voor mij en wie ^was ik voor God, Die mij 't leven gaf en in stand hield, en Die daarom op mijn leven recht heeft?" En dan kan 'ttoch niet anders of de oudejaarsdag is voor den waren Chris ten, die gewoon is eiken dag met 't schuldig op zijn lippen in gebed en smeeking voor zijn God te komen, een boetedag bij uitnemendheid, waarop hij, meer dan ooit, behoefte heeft aan de schuldvergevende genade zijns Gods. Het woord van Job, den grooten lijder van den ouden dag, hierboven ge schreven, is dan ook van alles door dringenden ernst op zulk een laatsten dag des jaars„Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken?" Fantaseer u nu geen god naar uw bezoedelde verbeelding 1 Neen, God, Die waarlijk God is, weet alles, kent alle daden met beweegredenen en be doelingen en schat alles op de juiste waarde en eischt het volkomene Maar, als Hij dan 't volkomene eischt, dan kunnen wij niet voor Hem bestaan. Zóó is 't; en niet anders. Vreeselijk, vreeselijk, niet waar? En toch is 't mogelijk voor dien hei ligen en re htvaardigen God te bestaan, ook zij, die het jaar, dat wegvlood, hun geestelijke kas met een niet te be talen en nooit in te halen tekort moeten afsluiten, zoodat de tijd en eeuwigheid omvattende vraag: zal het goed zijn, als Hij U zal onderzoeken? door Gods genade met een bevestigend Ja kan worden beantwoord, met 't allertrooste- lijkste: „Om Christus' wille." Ge hebt 't reeds gehoord, hoe 't kan, „Om Christus' wille." Heerlijk Evangelie, dat ook op den Oudejaarsdag, alom den volke mag worden kond gedaan. Vertroostend voor wie zich schuldig weten met de erken tenis, van zich zeiven geen pennig te hebben om te betalen. „Om Christus' wille," Die om onze overtredingen is verwond. De straf, die ons den vrede aanbrengt was op Hem en door Zijne strie men is ons genezing gewor'en Gelukkig te prijzen allen, voor wie ook de Oudejaarsdag en -avond staan in het teeken van Jezus Christus. Daarhenen dan gevlucht met Uw schuld, voor U onbetaalbaar I Hem gebeden, gesmeekt om ver giffenis Dan zal het goed zijn, als Hij U zal onderzoeken. Door Hem, door Hem alleen w. r VOOR DEN ZONDAG 6^0 goed, dat dit de be- zoo nuttige bedrijfs- !at men bovendien de ist van het vragen en :t moeten verstrekken bespaart. Inlichtingen groene kaarten worden Tiers; inlichtingen over :n door de Raden van mogelijken tijd en met en een goede bedrijfs- kke de gevraagde ge- klem herhaald met wkeurigheid. avonds 6 uur ie Oud» Akershoek, van hout en heer C. A. Vogel, weg, voor den heer n Zuidweg, voor den le, op den »Gouden gezinde Gemeente, op 4. Bosland, voor den de Broekmanstee en i van den Springert< mden. DONDERDAG 1 JANUARI 1931. (NIEUWJAAR). Sommelsdijk, v,m. 9.30 uur candidaat W. Vroeg- indeweij van Middelharnis. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds. Polhuijs. Langstraat, v.m. de heer Vetter. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom. Nieuwe Tonge, van. 9,30 uur Ds Dekker. Dirksland, v.m, 9.30 uur Ds v. d Wal. Herkingen, v.m. 9.30 uur de heer Overweel. Ouddorp, v.m. 9.30 uur Ds. van Amende. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9.30 uur Ds .Zeilstra Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. Ds. bchaarsma. Ooltgensplaat, v.m. Ds. de Lange. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 9.30 leesdienst. Dirksland, v.m. 9.30 uur Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9.30 uur leesdienst. ZONDAG 4 JANUARI 1931. NED. HERV. KERK!. Sommelsdijk, v.m. Ds. v. Ameide van Ouddorp, 's av. leesdienst. Middelharnis, v.m. leesd., en 's av. de heer Over weel van Herkingen. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Ooltgensplaat v.m. 9.30 leesd. en 's av. 6 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge (Bev. Ker- keraadsleden) Dirksland, v.m. 9.30 uur de heer W. Vroegin- deweij van Middelharnis (Cand.) en s av. 6 uur leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30 uur de heer Overweel en 's av. 6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan t Ha ringvliet (Bevestiging Kerkeraadsleden.) Goedereede, n.m. 2 uur de heer W. Vroeginde- weij van Middelharnis (Cand.). Ouddorp, v.m. leesd. en n.m, Ds. van Ameide. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zeilstra. .Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en 's av. 5.30 f) uur Ds. de Graaff. n IP UUi JL-/Ö. uc Utaaii. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.tn. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. 'en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. Foppema. Van de overige gemeewten geen opgaaf. Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken Job 13: 9. 12 IS a m ad BB taeiSPaaiBBBEEsan »ESBIBBBBE3BBBB ONGELOOF EN REVOLUTIE. Wat Groen van Prinsterer in zijn dagen van het werk van C. L. von Halier, Restauration der Staatswissenschaft, heeft gezegd, geldt in onze dagen helaas van ons opgroeiend geslacht en het meesterwerk van Gr. v. Pr., hetwelk hij in 1846 voor een twintigtal vrienden in leidde. ,,Ik heb een enkele ontmoet die het lezen zou, bijna niemand die het gelezen, veel min die het, wat onmisbaar is, herlezen, overdacht, bestudeerd had." Toch heeft dit boek, waarvan ge den titel boven dit artikel vindt, zooals de staf van Mozes tegenover de staven der Egyptenaafs, ver slindende kracht. O, zeker, ook onze jonge menschen heffen Groen's woord vaak als een leuze, tegen de revolutie het Evangelie, fier omhoog; doch verstaan zij nog wel den diepen ernst, de Evangelische waarheid, dat de re volutie alleen, maar dan ook volkomen ver winbaar is door het Woord Gods De tijdgeest, waarvan onze jongelingen in fierheid zingen, dat zij hem den handschoen voor zijn voet werpen, is den geest van onzen tijd, de geest welke het leven beheerscht, waar zij midden in staan. De geest welke het denken en do'en van de overstelpende massa in de rich ting van ongeloof en revolutie stuwt. In de sowjet-unie is het Leninisme de nieuwe religie van het meer en meer van God en gods dienst losweekende volk. In Frankrijk, Duitsch- land, Oostenrijk, om van de andere Europeesche landen niet te spreken, geeft het Communisme het tempo van den marsch aan op den weg naar afval van den hoogen God. Het z.g. „gele ge vaar" van het ontwakende Oosten, verscherpt zijn beteekenis door zich zoo mogelijk op te lossen in de roode vloedgolf, die vanuit Rusland een bajert van ellende over de Aziatische vol keren wil uitstorten. Men tracht het gele, bruine en zwarte ras voor zijn revolutionaire zegekar te spannen. Ook in Rusland zijn „de gebeurte nissen de omtrekken en vormen waarin de ge- stadige werking van den tijdgeest zich open- baart". Geen God en geen meester, is het alles j doordringend beginsel. Reeds een der voor- loopers der Fransche revolutie, Voltaire, on- derteekende Godlasterlijk z'n brieven: „Christ moque", d. i. Voltaire, die met Christus den spot drijft. De revolutionaire partijen van licht rose tot karmozijn roode nuanceering zijn in hun wezen partijen van het ongeloof. Anti- Christelijk in wezen en openbaring. Daaraan wordt dienstbaar gesteld de z.g. moderne vak beweging, politieke organisatie, welke gerug steund doot een Gode vijandige pers, steeds meer beslag op het volk legt. En wat gezins ondermijning niet kan bereiken, omdat er onder ons volk nog te diepe inslag van Christelijke traditie gevonden wordt, zal door de roode jeugdorganisaties worden voltooid. Er groeit in christelijk Nederland een geslacht op, dat wel bewust, met volle overtuiging gebroken heeft en wenscht te breken met alle geopenbaarde Waarheid. Zullen nu onze jongelingen en maagden het wap'en' leeren scherpen, wat hem bestrijden moet, zullen zij den vijand van antwoord kunnen dienen in de poort, dan is het noodig dat zij in J.V. en M.V. zich bekwamen tot dien strijd. De komende worsteling tusschen Christus en den anti-christ zal elke strijd in voorbijgegane eeuwen overtreffen. Wel gaat ons voor een overwinnende en niet te overwinnen Koning. „Ik heb de wereld overwonnen", is het macht woord van Hem, die uitging ter overwinning, opdat Hij overwon. Een van die kostelijke woorden, welke Kuyper ons heeft nagelaten, zeggen terecht: „Het hart van ons volk, en ik meen het te kennen, was nooit bij de achterhoede, maar steeds bij den vaandrig, die vooruittoog in den strijd voor vrijheid, volksontwikkeling en recht". Waar is, mijn jonge vriend en vriendin, uw plaats Gij, die de naam van Christus noemt, sta af van alle ongerechtigheid. In uw vereenigings- leven ontvingt ge als gave Gods een oefenschool voor de vorming van uw karakter en talent. Christus, die tijd en eeuwigheid verbindt, wil ook voor u zijn uw eenigen troost in leVen en sterven beide. Uw Koning roept u. Bij de voor hoede is uw plaats. Waarom toeft ge dan en verbergt u tusschen de stallen, bij de blatingen der kudde In eenvoudigheid nam David in de kracht zijns Gods een steen uit de beek, waarmede hij neervelde den hooner van de slagorde Israels. Zou een .hond niet blaffen als zijn meester wordt aangerand Ongeloof is revolutie en revolutie randt de eer van Gods gezalfden aan. De smeltkroes is voor het zilver, maar de oven is voor het goud. Zal uw goud, het goud uwer jonkheid tegen het vuur van den oven bestand zijn Luctor et Emergo. aa la BÜHBB «HHBBBBBBBBBaMIIIBBBBBBfflBBBBBB SOMMELSDIJK. De Weleerw. Heer Ds. E. van Asch van Arnemuiden heeft het beroep naar de Ned. Herv. Kerk alhier aangenomen. Dinsdag 6 Januari a.s., 's avonds 6.30 uur, hoopt in het gebouw van de Harmonie alhier op te treden Ds. J. W. van Ree, Chr. Geref. predikant te Barendrecht. MIDDELHARNIS. De catechisaties in de Geref. Kerk zullen Maandag 5 Januari een aan vang nemen. Zij worden gehouden als volgt: Maandag 's avonds 6.30 uur voor jongens van 12 jaar en ouder, en om 7.30 uur voor jongens van 15 jaar en ouder. Dinsdagavond 6.30 uur voor meisjes van 12 jaar en ouder, om 7.30 uur voor meisjes van 15 jaar en ouder. De heer M. Gideon heeft zijne benoeming tot ouderling in de Geref. Kerk alhier aange nomen. De heer J. van der Poel heeft zijne be noeming als zoodanig niet aangenomen, terwijl ook de heer A. Nieuwland voor zijne benoeming tot diaken heeft bedankt. Tot tijdelijk koster in de Ned. Herv. Kerk is benoemd de heer J. v. d. Slik Jz. De heer Jansen, onderwijzer te Rotterdam, heeft zijn benoeming tot Hoofd der te bouwen Groen van Prinstererschool alhier aangenomen. STAD AAN 'T HARINGVLIET. Tot ouder lingen in de Geref. Kerk zijn herbenoemd A. van Biert en W. P. Jelier en tot diaken W. van Sprang. OOLTGENSPLAAT. In de Gereformeerde kerk zijn tot ouderling gekozen P. van Es en tot diaken Anth van Dam Lz. De benoeming is aangenomen. De heer G. C. van den Berg, onderwijzer met hoofdacte aan de Bijzondere school alhier is met ingang van 1 April benoemd aan de christelijke school te Sassenheim. OUDE TONGE. Tot onderwijzer aan de Openbare School alhier is benoemd de heer A. S. Kruidering te Groningen. NIEUWE TONGE. De op len Kerstdag ge houden collecte in de Ned. voor noodlijdende kerken en personen heeft opgebracht de som van 6.75. DIRKSLAND. Ds. A. de Blois alhier heeft voor het beroep naar de Geref. Gemeente te Zoetermeer-Zegwaart bedankt. 2en Kerstdag werd in de Ned. Herv. Kerk alhier een extra gift van 10 gecollecteerd, GOEDEREEDE .Tweede Kerstdag werd met de kinderen der Zondagsschool in het Zondags schoolgebouw het Kerstfeest gevierd. De kin deren hebben volop genoten, maar vinden het fijner in de kerk, als vader of moeder mede kunnen genieten. OUDDORP. De Kerstfeestviering m,et de leerlingen der Zondagsschool in den Oostdijk is een goede avond geweest. Dank zij de vele giften in geld en in melk werden de kinderen zeer ruim onthaald. Ieder ontving een boek geschenk en aan acht vertrekkenden werd bo vendien een bijbel uitgereikt. Een fraaie Kerst boom prijkte in het voorste lokaal, hetwelk met het tweede lokaal tezamen door een 250-tal aanwezigen meer dan vol was. De leiding be rustte bij den oudsten onderwijzer, die de Bijb. Gesch. behandelde, terwijl twee andere een boeiend verhaal vertelden, en alles werd afge wisseld door het zingen van mooie Kerst liederen, waarvan enkele twee- en driestemmig. Een collecte, in de pauze gehouden, bracht 15.50 op. Voor de oogstcollecte in de Herv. Kerk zijn nog 58 gulden als nagiften ingekomen, waardoor het geheele bedrag tof ruim duizend gulden is geklommen. Bij de Herv. Gem. zijn herkozen als ouder ling de heer W. Rijnbrand en als diaken de heer J. Grinwis Tz. A.s. Maandag worden 47 vrijgekomen zit plaatsen, door sterfgeval of vertrek of bedanken, in de Herv. Kerk door loting aan nieuwe huur ders toegewezen. In het jaar 1930 heeft de commissie tot wering van schoolverzuim tien vergaderingen gehouden. Verzuimd hebben 4 leerlingen der O. Sch. I en 6 der O. Sch. II en 32 der Chr. Sch. Daarvoor zijn ter verantwoording opge roepen 39 vaders (of moeders), waarvan er 21 voor de commissie verschenen. In 19 gevallen werd het schoolverzuim geoorloofd geacht. HELLEVOETSLUIS. Ds. M. Bons te Ouden hoorn heeft voor het beroep naar de Ned. Herv. Gemeente alhier bedankt. VERLEGENHEID. De verlegenheid lijkt een ongeneeselijke kwaal. In vele gevallen is ze dat ook. Groote geleerden hebben dat onbehagelijk gevoel nooit geheel van zich af kunnen schud den. We meenen zelfs gelezen te hebben, dat de groote Reformator Johannes Calvijn er in zijn leven last van gehad heeft. Ze is geen ondeugd. Ze heeft met goed en kwaad niets te maken, evenmin als zwakke oogen. Maar ze is een last. Er is een toevallige verlegenheid. En er is een aangeborene. De t oe v a 11 i g e vindt men vaak bij de landjeugd, die weinig ervaring hebben van het geen er buiten hun 'enge kringetje te koop is. Ze verdwijnt van zelf bij de overplaatsing in een ander milieu. Als het „boertje" in de stad komt wonen, overtroeft hij vaak zijn stedelijke kor nuiten in vrijmoedigheid. Soms slaat de bedeesd heid over in brutaliteit. Anders is het met de aangeboren ver legenheid. Bij de kleintjes in dit „eenkennigheid", vrees voor vreemde gezichten. Een „eenkennig" kind wordt echter niet altijd een „verlegen" kind. Verlegen kinderen moeten worden geholpen om over zichzelf heen te komen. Ze willen wel, maar ze durven niet. Ze zijn angstig om voor den' dag te komen, bevreesd om zich te uiten. Geweld baat er niet bij, maar ze moe ten toch wel eens een zacht duwtje in den rug hebben. Ze moeten voor een voldongen feit ge plaatst worden. Een pak slaag is wel hét minste wat ze kan helpen. Een vader had een jongen van zes jaar, die met zijn vader aardig wist te babbelen, maar nauwelijks ontmoetten ze iemand, of het leek wel of zijn spraakorganen bevoren. Op alle vragen gaf hij eenvoudig geen antwoord. Vader vond dat vervelend en leerde die kuren hem eens kort en goed af, door den jongen een flink pak voor de broek te geven. Sinds die kleine kastijding is de jongen veranderd. Toch was de vader niet heelemaal gerust, of hij wel goed had gedaan met deze manier van genezing. Daarom vroeg hij het oordeel van een bekend paedagoog, aan wien hij tevens mededeelde, dat hij zelf eigenlijk ook veriegen was, zelfs wat schuw. Daar had hij in zijn leven veel last van gehad en nu wilde hij den jongen de onaangename moeilijkheden van zijn vader besparen. Wat antwoordde nu de om zijn oordeel ge vraagde opvoeder Hij vond wat die vader gedaan had, tyranniek en dom. Diende dan de jongen zijn schuwheid niet af te leeren „Ik wil aannemen," zegt Ligthart zoo heette de paedagoog „dat dit uw eenig doel was en zich in de klappen niet hoofdzakelijk gekrenkte vadertrots lucht gaf. Het komt voor, dat de houding van onze kinderen en leerlingen ons niet pijn doen om hunnentwil, maar omdat ze onze ijdelheid kwetst. Doch ik wil u vrij ach ten van deze algeme'ene zonde en dan blijft alleen de vraagWas dit het middel, om uw doel te bereiken Dit nu betwijfel ik niet slechts, maar ik betwist het. Ge weet wel uit uw eigen levenservaring, dat die verlegenheid niet uit onwil 'voortkomt, maar uit onmacht. Ze is een uitvloeisel van de be paalde constructie uwer natuur. Het is een soort van gemoedsstemming, die absoluut niet gelijk staat met bangheid, vrees of lafheid. Verlegen naturen kunnen in 't gevaar on verschrokken moed toonen, behoeven niet bang te zijn in duister of eenzaamheid, niet gevoelig voor pijn. Ze zijn alleen niet aangelegd op het gezellig verkeer, voelen weinig behoefte aan menschen, bevinden zich het rustigst en geluk kigst in de afgeslotenheid. Dit is geen zedelijke fout, waaromtrent we ons ernstig bezorgd dienen te maken. Ook is het geen gevaar. Wellicht in de vrijmoedigheid, die zich lichter in onbe kende omstandigheden waagt, veel gevaarlijker. Alleen is het soms wat lastig, zooals iedere stroefheid wat lastig is. De verlegenheid kan iemand in den omgang belemmeren en daardoor zijn maatschappelijken vooruitgang weieens tegen houden, ofschoon echte verdiensten ondanks dat waas van verlegenheid toch gauw genoeg op gemerkt en gewaardered worden. De verlegen heid is dus een betrekkelijk onschuldige en on gevaarlijke eigenschap, zich openbarend in stijf heid en stramheid in den omgang. Waar nu het gemis aan gemoedslenigheid in 't spel is, moet alles aangewend worden om het gemoedsleven en de daarmee samenhangende spraakzaamheid zoo vrij en ongedwongen mo gelijk te maken. Belemmeringen moeten worden weggenomen. En nu geschiedt bij straf en dwang juist het tegendeel. Daardoor wordt het gemoed in een bepaalden toestand geperst, waarin het wel bepaalde gewenschte uitingen kan voort brengen, maar die aan zijn aard niet ten gunste veranderen. Die'uitingen zijn dan slechts surro gaat van wat men begeert, gelijk het sissen (blazen van een kat, die men tot spinnen wil noodzaken door het dier in den staart te knijpen. Dit is een spinnen, waar een mensch bang van wordt. Wie de gemoedsuitingen wil veranderen, moet de medewerking van dat gemoed inroepen. Daartoe is noodig heel veel vrijheid, zoodat het gemoed zichzelf kan zijn. En daarbij een sfeer van sympathie, van waardeering, waarin aangeboren fijngevoeligheid niet schroomt en zelfs uitgelokt wordt zich bloot te geven. Die waardeering moet niet bestaan in het vleiend spreken van prijzende en aanmoedigende woord jes. Die zijn uit den booze. Die bepalen de aandacht te veel bij den persoon zelf en het is juist de zaak de aandacht geheel en al van den persoon af te trekken. Aan het onderwerp, aan het zakelijk element moet alle aandacht gewijd zijn. Verlegen naturen moeten zichzelf totaal vergeten en verliezen, om zich juist dan geheel te geven. Daarom is het verderfelijk zulke naturen door meerendeels onbescheiden en onbeduidende vra gen bij zichzelf te bepalen. Ik weet natuurlijk niet, wat aan uw ventje gevraagd is en onder welke omstandigheden, maar ik vrees, dat het veel te na hemzelf betrof. Wanneer hem ge vraagd was: „Och, geef me eens even je mesje", dan hij onderstelt dat hij er een rijk was dit zeker aanstonds uit den zak gehaald en gegeven. En wanneer de vrager het dan niet had kunnen openen, zou hij, ondanks zijn verlegen heid, stellig gezegd hebben: „zoo moet u doen" 'en het den man even uit de handen genomen. Leid de aandacht van het kind af. Win zijn belangstelling voor onpersoonlijke realiteiten. En ge exploiteert de niet eens bestaande be langstelling. Kinderen zijn heusch dikwijls net vogeltjes. Loop je ze na, dan vliegen ze weg. En blijf je rustig zitten, dan komen ze vlak bij je. Op 't laatst pikken ze de kruimels van je ontbijttafel. Die schuwe vogeltjes." En dan vertelt Ligthart nog van een hout- kooper en een klein schuw meisje. „De houtkooper bemoeide zich haast nooit uit zichzelf met de kinderen, maar 't was eigen aardig, hoe de kinderen zich vaak tot hem richtten. Eens heb ik met groote oplettendheid gadegeslagen, hoe 'n heel verlegen meisje van drie jaar hem opzocht. Het kind kleurde als je maar in de verte naar haar wees. Ze meed de kringen der volwassenen. Maar op een dag ging ze vlak voor 't open venster van zijn zitkamer staan en keek naar binnen. Dat was nu precies een vogeltje. Het kopje draaide links en rechts, de heldere oogjes tuurden. Toen legde ze steentjes op zijn kozijn. Telkens raapte ze steentjes op en legde ze daar neer. Het kindje had blijkbaar opgemerkt, dat de man zich voor steentjes interesseerde hij beoefende wat geologie en bezprgde hem nu materiaal. Is dit nu niet wonderlijk Buiten den dwang der conventie-beleefdheid openbaart dit schuwe kindje een zoo fijne en lieftallige belangstelling voor de liefhebberij van dien ouden man, dat ze een verborgen opmerker wel moest ontroeren als iets bizonder moois. En zulke schoonheid wordt vernield, neen reeds vóór haar ontspruiten be vroren, door de ijskoude strengheid eener vor melijke dressuur." Uit dit lesje is wel wat te leeren, dunkt ons. Er zijn onder de kinderen vrijmoedige naturen, soms zelfs allerakeligst op het brutale af. Maar er zijn ook verlegen kinderen, vaak tot schuw heid toe; wie ze er verstandig over heen helpt, bewijst ze een groote weldaad. Doch vooral geen geweld. Op den rechten takt komt het aan. Op de wijsheid waar ge als christen in het leven nooit genoeg om bidden kunt. Evenals Salomo. WEER EEN JAAR. Weer een jaar van strijd en zorgen Ligt haast achter ons, want morgen Zijn wij 't nieuwe ingegaan. En vanzelf gaan de gedachten Weer terug, wat wij verwachtten Is zoo ver af blijven staan. Ja, wij gaan van 't zelf aan peinzen, En wij mogen 't niet ontveinzen, 't Valt ons tegen aan 't eind Overal is er malaise, Nergens ziet men een oase, Niets is er meer vast belijnd. Welk een droef en armlijk scheiden Is dit voor het oude jaar, Want geen blijdschap met de blijden Wordt ons daarin openbaar. En toch zijn er waarlijk velen, Die zich met dien klaagzang streelen, En wij mogen 't niet verhelen, Dat ook Christ'nen daarin deelen. En voorwaar, waar het verleden Duister was, en 't heden is, En de toekomst geeft geen reden Tot een blij getuigenis, Voor gezond maatschappelijk leven Vraagt God ons, Hem eer te gevfen, Wijl Hij boven 't al verheven Ons zooveel toch heeft gegeven. Als wij zoo het oog geslagen, Blikken in het oude jaar, Is er reden dan tot klagen Gods beloften zijn toch waar Heeft Hij ons niet willen voeden Heeft Hij ons niet voor het woeden Der barbaren willen hoeden Wat toch niemand kon vermoeden Heeft God ons niet willen sparen Voor bizond're rampgevaren Zijn dit geen bijzond're vruchten Van Zijn zegen ons geschonken Dat wij nog niet zijn verzonken, In d' ellende nog niet zuchten Past 't ons dan niet God te danken, Hem te wijden onze klanken, In ons lied, Zijn Naam ter eer Want God gaf nog grooten zegen, Waar 't al aan is gelegen, Wat verlangen wij dan meer Zoo gaan wij van 't oude scheiden Laat Gods daden ons verblijden, Zoo getroost in 't nieuwe gaan, Steeds vertrouwend op den Heere, Die w' in alles willen eeren, Die nog steeds doet groote daan. O. A. P. Revolutionairen. De wereld gaat door vreugde en druck bij beurte. VONDEL,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 7