m
Or. J. SEïEilJi, Dordrecht; 0. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAR DER ZEE, Wapenveld
ringen.
PREDIKBEURTEN
JEUGDLEVEN
■aaël ALLERLEI ISKS
ONDER REDACTIE VAN
VAN DEN BERG.
OUDEJAAR.
Het kan niet ontkend, dat er tijden
"en oogenblikken in het leven voorko
men, dat de mensch zich veel meer dan
gewoonlijk in zijn kleinheid en nietig
heid voelt, terwijl er toch in zijn uiter
lijke levensomstandigheden geen bij
zondere wijziging of verandering heeft
plaats gegrepen. Tot die tijden behoort
zeker ook de oudejaarsdag en niet
minder de oudejaarsavond, wanneer er
van de lange reeks van drie-honderd
vijf-en-zestig dagen, slechts enkele
uren, straks maar ettelijke oogenblikken
meer overblijven.
Als door een geheimzinnige, onver
klaarbare macht wordt dan de mensch
aangegrepen, die hem dwingt een wijle
stil te staan en zijn gedachten te laten
gaan over het verleden, dat onverbid
delijk is weggedoken in den oceaan der
eeuwigheid. Want ziet toch, dat jaar,
dat zoo onafzienbaar bij den aanvang,
zoo eindeloos bij het doorleven scheen,
immers als een windgeruisch is het
voorbij u gegaan, als een morgenscha-
duw u voorbijgetrokkenstraks gaat
het van u als een vreemdeling, die
nooit wederkeert. Neen, de zon iaat
zich niet verbidden in haar loop, hoe
ge haar ook bezweert een wijle
stille te staan in het Gibeonsdal van
uw leven. Voort, immer voort snelt de
tijdstroom. Hoe ijlings snel is ook dit
jaar niet voorbijgevlogenEn gelijk
met dit, zoo was het ook met de andere
jaren, zoo was het met heel het leven.
Geen mensch kan zich aan dien
machtigen indruk, die zulk een laatste
jaardag op hen uitoefent, ontworstelen.
Daarvoor is hij een kind van den tijd,
levend in den tijd, die hem bij dagen
en uren en oogenblikken wordt toe
gemeten. Vandaar het overmeesterend
gevoel van onbestendigheid en broos
heid, vergankelijkheid en sterfelijkheid,
dat hem een toontje lager doet zingen
dan gewoonlijk. Hij geraakt in de oude
jaarsavondstemming, die niet geheel vrij
is van een zekere beklemdheid en in
getogenheid.
Maar een vage oudejaarsavond
stemming is nog geen religieuse ver-!
heffingEen zeker gevoel van brooze
nietigheid en stemmige nederigheid kan
nog gansch en al buiten de Gode
welgevallige gestalte des harten omgaan
Dit komt eerst dan, als we ons met ons
voorbije leven, zonder vijgebladeren,
stellen voor den heiligen en rechtvaar
digen God, Die van den eersten tot
op den laatsten dag van het jaar niet
opgehouden heeft ons in natuur en
genade te overladen met de blijken van
Zijn zorgende Vaderliefde, ondanks
onze dagelijksche zonden, te dragen in
Zijne lankmoedigheid en ontferming.
De oudejaarsdag behoort, zal het
goed zijn, een dag te wezen, waarop
we, met allen ernst, die in ons is, als
goede boekhouders, de kas opmaken
en dan in geestelijken zin, met de
vragen, die in beteekenis alle andere
overtrefien„Wat was God voor mij
en wie ^was ik voor God, Die mij 't
leven gaf en in stand hield, en Die
daarom op mijn leven recht heeft?"
En dan kan 'ttoch niet anders of de
oudejaarsdag is voor den waren Chris
ten, die gewoon is eiken dag met 't
schuldig op zijn lippen in gebed en
smeeking voor zijn God te komen, een
boetedag bij uitnemendheid, waarop hij,
meer dan ooit, behoefte heeft aan de
schuldvergevende genade zijns Gods.
Het woord van Job, den grooten lijder
van den ouden dag, hierboven ge
schreven, is dan ook van alles door
dringenden ernst op zulk een laatsten
dag des jaars„Zal het goed zijn, als
Hij u zal onderzoeken?"
Fantaseer u nu geen god naar uw
bezoedelde verbeelding 1 Neen, God,
Die waarlijk God is, weet alles, kent
alle daden met beweegredenen en be
doelingen en schat alles op de juiste
waarde en eischt het volkomene
Maar, als Hij dan 't volkomene eischt,
dan kunnen wij niet voor Hem bestaan.
Zóó is 't; en niet anders. Vreeselijk,
vreeselijk, niet waar?
En toch is 't mogelijk voor dien hei
ligen en re htvaardigen God te bestaan,
ook zij, die het jaar, dat wegvlood,
hun geestelijke kas met een niet te be
talen en nooit in te halen tekort moeten
afsluiten, zoodat de tijd en eeuwigheid
omvattende vraag: zal het goed zijn,
als Hij U zal onderzoeken? door Gods
genade met een bevestigend Ja kan
worden beantwoord, met 't allertrooste-
lijkste: „Om Christus' wille."
Ge hebt 't reeds gehoord, hoe 't kan,
„Om Christus' wille."
Heerlijk Evangelie, dat ook op den
Oudejaarsdag, alom den volke mag
worden kond gedaan. Vertroostend voor
wie zich schuldig weten met de erken
tenis, van zich zeiven geen pennig te
hebben om te betalen. „Om Christus'
wille," Die om onze overtredingen is
verwond. De straf, die ons den vrede
aanbrengt was op Hem en door Zijne
strie men is ons genezing gewor'en
Gelukkig te prijzen allen, voor wie ook
de Oudejaarsdag en -avond staan in het
teeken van Jezus Christus.
Daarhenen dan gevlucht met Uw
schuld, voor U onbetaalbaar I
Hem gebeden, gesmeekt om ver
giffenis
Dan zal het goed zijn, als Hij U zal
onderzoeken.
Door Hem, door Hem alleen
w.
r VOOR DEN ZONDAG
6^0
goed, dat dit de be-
zoo nuttige bedrijfs-
!at men bovendien de
ist van het vragen en
:t moeten verstrekken
bespaart. Inlichtingen
groene kaarten worden
Tiers; inlichtingen over
:n door de Raden van
mogelijken tijd en met
en een goede bedrijfs-
kke de gevraagde ge-
klem herhaald met
wkeurigheid.
avonds 6 uur ie Oud»
Akershoek, van hout
en heer C. A. Vogel,
weg, voor den heer
n Zuidweg, voor den
le, op den »Gouden
gezinde Gemeente, op
4. Bosland, voor den
de Broekmanstee en
i van den Springert<
mden.
DONDERDAG 1 JANUARI 1931.
(NIEUWJAAR).
Sommelsdijk, v,m. 9.30 uur candidaat W. Vroeg-
indeweij van Middelharnis.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds.
Polhuijs.
Langstraat, v.m. de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom.
Nieuwe Tonge, van. 9,30 uur Ds Dekker.
Dirksland, v.m, 9.30 uur Ds v. d Wal.
Herkingen, v.m. 9.30 uur de heer Overweel.
Ouddorp, v.m. 9.30 uur Ds. van Amende.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 uur Ds .Zeilstra
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 uur Ds. de
Graaff.
Den Bommel, v.m. Ds. bchaarsma.
Ooltgensplaat, v.m. Ds. de Lange.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 9.30 leesdienst.
Dirksland, v.m. 9.30 uur Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30 uur leesdienst.
ZONDAG 4 JANUARI 1931.
NED. HERV. KERK!.
Sommelsdijk, v.m. Ds. v. Ameide van Ouddorp,
's av. leesdienst.
Middelharnis, v.m. leesd., en 's av. de heer Over
weel van Herkingen.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Ooltgensplaat v.m. 9.30 leesd. en 's av. 6 uur
Ds. Vlasblom van Oude Tonge (Bev. Ker-
keraadsleden)
Dirksland, v.m. 9.30 uur de heer W. Vroegin-
deweij van Middelharnis (Cand.) en s av.
6 uur leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 uur de heer Overweel en
's av. 6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan t Ha
ringvliet (Bevestiging Kerkeraadsleden.)
Goedereede, n.m. 2 uur de heer W. Vroeginde-
weij van Middelharnis (Cand.).
Ouddorp, v.m. leesd. en n.m, Ds. van Ameide.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zeilstra.
.Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en 's av. 5.30
f) uur Ds. de Graaff.
n
IP UUi JL-/Ö. uc Utaaii.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de
Lange.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.tn. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. 'en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. Foppema.
Van de overige gemeewten geen opgaaf.
Zal het goed zijn, als Hij u zal
onderzoeken
Job 13: 9.
12 IS
a
m
ad
BB
taeiSPaaiBBBEEsan »ESBIBBBBE3BBBB
ONGELOOF EN REVOLUTIE.
Wat Groen van Prinsterer in zijn dagen van
het werk van C. L. von Halier, Restauration
der Staatswissenschaft, heeft gezegd, geldt in
onze dagen helaas van ons opgroeiend geslacht
en het meesterwerk van Gr. v. Pr., hetwelk
hij in 1846 voor een twintigtal vrienden in
leidde. ,,Ik heb een enkele ontmoet die het lezen
zou, bijna niemand die het gelezen, veel min
die het, wat onmisbaar is, herlezen, overdacht,
bestudeerd had."
Toch heeft dit boek, waarvan ge den titel
boven dit artikel vindt, zooals de staf van Mozes
tegenover de staven der Egyptenaafs, ver
slindende kracht. O, zeker, ook onze jonge
menschen heffen Groen's woord vaak als een
leuze, tegen de revolutie het Evangelie, fier
omhoog; doch verstaan zij nog wel den diepen
ernst, de Evangelische waarheid, dat de re
volutie alleen, maar dan ook volkomen ver
winbaar is door het Woord Gods
De tijdgeest, waarvan onze jongelingen in
fierheid zingen, dat zij hem den handschoen
voor zijn voet werpen, is den geest van onzen
tijd, de geest welke het leven beheerscht, waar
zij midden in staan. De geest welke het denken
en do'en van de overstelpende massa in de rich
ting van ongeloof en revolutie stuwt.
In de sowjet-unie is het Leninisme de nieuwe
religie van het meer en meer van God en gods
dienst losweekende volk. In Frankrijk, Duitsch-
land, Oostenrijk, om van de andere Europeesche
landen niet te spreken, geeft het Communisme
het tempo van den marsch aan op den weg naar
afval van den hoogen God. Het z.g. „gele ge
vaar" van het ontwakende Oosten, verscherpt
zijn beteekenis door zich zoo mogelijk op te
lossen in de roode vloedgolf, die vanuit Rusland
een bajert van ellende over de Aziatische vol
keren wil uitstorten. Men tracht het gele, bruine
en zwarte ras voor zijn revolutionaire zegekar
te spannen. Ook in Rusland zijn „de gebeurte
nissen de omtrekken en vormen waarin de ge-
stadige werking van den tijdgeest zich open-
baart". Geen God en geen meester, is het alles
j doordringend beginsel. Reeds een der voor-
loopers der Fransche revolutie, Voltaire, on-
derteekende Godlasterlijk z'n brieven: „Christ
moque", d. i. Voltaire, die met Christus den
spot drijft. De revolutionaire partijen van licht
rose tot karmozijn roode nuanceering zijn in
hun wezen partijen van het ongeloof. Anti-
Christelijk in wezen en openbaring. Daaraan
wordt dienstbaar gesteld de z.g. moderne vak
beweging, politieke organisatie, welke gerug
steund doot een Gode vijandige pers, steeds
meer beslag op het volk legt. En wat gezins
ondermijning niet kan bereiken, omdat er onder
ons volk nog te diepe inslag van Christelijke
traditie gevonden wordt, zal door de roode
jeugdorganisaties worden voltooid. Er groeit in
christelijk Nederland een geslacht op, dat wel
bewust, met volle overtuiging gebroken heeft
en wenscht te breken met alle geopenbaarde
Waarheid.
Zullen nu onze jongelingen en maagden het
wap'en' leeren scherpen, wat hem bestrijden moet,
zullen zij den vijand van antwoord kunnen
dienen in de poort, dan is het noodig dat zij in
J.V. en M.V. zich bekwamen tot dien strijd.
De komende worsteling tusschen Christus en
den anti-christ zal elke strijd in voorbijgegane
eeuwen overtreffen. Wel gaat ons voor een
overwinnende en niet te overwinnen Koning.
„Ik heb de wereld overwonnen", is het macht
woord van Hem, die uitging ter overwinning,
opdat Hij overwon.
Een van die kostelijke woorden, welke Kuyper
ons heeft nagelaten, zeggen terecht: „Het hart
van ons volk, en ik meen het te kennen, was
nooit bij de achterhoede, maar steeds bij den
vaandrig, die vooruittoog in den strijd voor
vrijheid, volksontwikkeling en recht".
Waar is, mijn jonge vriend en vriendin, uw
plaats
Gij, die de naam van Christus noemt, sta
af van alle ongerechtigheid. In uw vereenigings-
leven ontvingt ge als gave Gods een oefenschool
voor de vorming van uw karakter en talent.
Christus, die tijd en eeuwigheid verbindt, wil
ook voor u zijn uw eenigen troost in leVen en
sterven beide. Uw Koning roept u. Bij de voor
hoede is uw plaats. Waarom toeft ge dan en
verbergt u tusschen de stallen, bij de blatingen
der kudde
In eenvoudigheid nam David in de kracht
zijns Gods een steen uit de beek, waarmede hij
neervelde den hooner van de slagorde Israels.
Zou een .hond niet blaffen als zijn meester
wordt aangerand
Ongeloof is revolutie en revolutie randt de
eer van Gods gezalfden aan. De smeltkroes is
voor het zilver, maar de oven is voor het goud.
Zal uw goud, het goud uwer jonkheid tegen
het vuur van den oven bestand zijn
Luctor et Emergo.
aa
la BÜHBB
«HHBBBBBBBBBaMIIIBBBBBBfflBBBBBB
SOMMELSDIJK. De Weleerw. Heer Ds.
E. van Asch van Arnemuiden heeft het beroep
naar de Ned. Herv. Kerk alhier aangenomen.
Dinsdag 6 Januari a.s., 's avonds 6.30
uur, hoopt in het gebouw van de Harmonie
alhier op te treden Ds. J. W. van Ree, Chr.
Geref. predikant te Barendrecht.
MIDDELHARNIS. De catechisaties in de
Geref. Kerk zullen Maandag 5 Januari een aan
vang nemen. Zij worden gehouden als volgt:
Maandag 's avonds 6.30 uur voor jongens van
12 jaar en ouder, en om 7.30 uur voor jongens
van 15 jaar en ouder. Dinsdagavond 6.30 uur
voor meisjes van 12 jaar en ouder, om 7.30 uur
voor meisjes van 15 jaar en ouder.
De heer M. Gideon heeft zijne benoeming
tot ouderling in de Geref. Kerk alhier aange
nomen. De heer J. van der Poel heeft zijne be
noeming als zoodanig niet aangenomen, terwijl
ook de heer A. Nieuwland voor zijne benoeming
tot diaken heeft bedankt.
Tot tijdelijk koster in de Ned. Herv. Kerk
is benoemd de heer J. v. d. Slik Jz.
De heer Jansen, onderwijzer te Rotterdam,
heeft zijn benoeming tot Hoofd der te bouwen
Groen van Prinstererschool alhier aangenomen.
STAD AAN 'T HARINGVLIET. Tot ouder
lingen in de Geref. Kerk zijn herbenoemd A.
van Biert en W. P. Jelier en tot diaken W.
van Sprang.
OOLTGENSPLAAT. In de Gereformeerde
kerk zijn tot ouderling gekozen P. van Es en
tot diaken Anth van Dam Lz. De benoeming is
aangenomen.
De heer G. C. van den Berg, onderwijzer
met hoofdacte aan de Bijzondere school alhier
is met ingang van 1 April benoemd aan de
christelijke school te Sassenheim.
OUDE TONGE. Tot onderwijzer aan de
Openbare School alhier is benoemd de heer
A. S. Kruidering te Groningen.
NIEUWE TONGE. De op len Kerstdag ge
houden collecte in de Ned. voor noodlijdende
kerken en personen heeft opgebracht de som
van 6.75.
DIRKSLAND. Ds. A. de Blois alhier heeft
voor het beroep naar de Geref. Gemeente te
Zoetermeer-Zegwaart bedankt.
2en Kerstdag werd in de Ned. Herv. Kerk
alhier een extra gift van 10 gecollecteerd,
GOEDEREEDE .Tweede Kerstdag werd met
de kinderen der Zondagsschool in het Zondags
schoolgebouw het Kerstfeest gevierd. De kin
deren hebben volop genoten, maar vinden het
fijner in de kerk, als vader of moeder mede
kunnen genieten.
OUDDORP. De Kerstfeestviering m,et de
leerlingen der Zondagsschool in den Oostdijk
is een goede avond geweest. Dank zij de vele
giften in geld en in melk werden de kinderen
zeer ruim onthaald. Ieder ontving een boek
geschenk en aan acht vertrekkenden werd bo
vendien een bijbel uitgereikt. Een fraaie Kerst
boom prijkte in het voorste lokaal, hetwelk met
het tweede lokaal tezamen door een 250-tal
aanwezigen meer dan vol was. De leiding be
rustte bij den oudsten onderwijzer, die de Bijb.
Gesch. behandelde, terwijl twee andere een
boeiend verhaal vertelden, en alles werd afge
wisseld door het zingen van mooie Kerst
liederen, waarvan enkele twee- en driestemmig.
Een collecte, in de pauze gehouden, bracht
15.50 op.
Voor de oogstcollecte in de Herv. Kerk
zijn nog 58 gulden als nagiften ingekomen,
waardoor het geheele bedrag tof ruim duizend
gulden is geklommen.
Bij de Herv. Gem. zijn herkozen als ouder
ling de heer W. Rijnbrand en als diaken de
heer J. Grinwis Tz.
A.s. Maandag worden 47 vrijgekomen zit
plaatsen, door sterfgeval of vertrek of bedanken,
in de Herv. Kerk door loting aan nieuwe huur
ders toegewezen.
In het jaar 1930 heeft de commissie tot
wering van schoolverzuim tien vergaderingen
gehouden. Verzuimd hebben 4 leerlingen der
O. Sch. I en 6 der O. Sch. II en 32 der Chr.
Sch. Daarvoor zijn ter verantwoording opge
roepen 39 vaders (of moeders), waarvan er 21
voor de commissie verschenen. In 19 gevallen
werd het schoolverzuim geoorloofd geacht.
HELLEVOETSLUIS. Ds. M. Bons te Ouden
hoorn heeft voor het beroep naar de Ned. Herv.
Gemeente alhier bedankt.
VERLEGENHEID.
De verlegenheid lijkt een ongeneeselijke kwaal.
In vele gevallen is ze dat ook.
Groote geleerden hebben dat onbehagelijk
gevoel nooit geheel van zich af kunnen schud
den. We meenen zelfs gelezen te hebben, dat
de groote Reformator Johannes Calvijn er in zijn
leven last van gehad heeft. Ze is geen ondeugd.
Ze heeft met goed en kwaad niets te maken,
evenmin als zwakke oogen. Maar ze is een last.
Er is een toevallige verlegenheid. En er
is een aangeborene.
De t oe v a 11 i g e vindt men vaak bij de
landjeugd, die weinig ervaring hebben van het
geen er buiten hun 'enge kringetje te koop is. Ze
verdwijnt van zelf bij de overplaatsing in een
ander milieu. Als het „boertje" in de stad komt
wonen, overtroeft hij vaak zijn stedelijke kor
nuiten in vrijmoedigheid. Soms slaat de bedeesd
heid over in brutaliteit.
Anders is het met de aangeboren ver
legenheid.
Bij de kleintjes in dit „eenkennigheid", vrees
voor vreemde gezichten. Een „eenkennig" kind
wordt echter niet altijd een „verlegen" kind.
Verlegen kinderen moeten worden geholpen
om over zichzelf heen te komen. Ze willen
wel, maar ze durven niet. Ze zijn angstig
om voor den' dag te komen, bevreesd om zich
te uiten. Geweld baat er niet bij, maar ze moe
ten toch wel eens een zacht duwtje in den rug
hebben. Ze moeten voor een voldongen feit ge
plaatst worden. Een pak slaag is wel hét minste
wat ze kan helpen.
Een vader had een jongen van zes jaar, die
met zijn vader aardig wist te babbelen, maar
nauwelijks ontmoetten ze iemand, of het leek
wel of zijn spraakorganen bevoren. Op alle
vragen gaf hij eenvoudig geen antwoord.
Vader vond dat vervelend en leerde die kuren
hem eens kort en goed af, door den jongen een
flink pak voor de broek te geven. Sinds die
kleine kastijding is de jongen veranderd.
Toch was de vader niet heelemaal gerust, of
hij wel goed had gedaan met deze manier van
genezing. Daarom vroeg hij het oordeel van
een bekend paedagoog, aan wien hij tevens
mededeelde, dat hij zelf eigenlijk ook veriegen
was, zelfs wat schuw. Daar had hij in zijn leven
veel last van gehad en nu wilde hij den jongen
de onaangename moeilijkheden van zijn vader
besparen.
Wat antwoordde nu de om zijn oordeel ge
vraagde opvoeder
Hij vond wat die vader gedaan had, tyranniek
en dom. Diende dan de jongen zijn schuwheid
niet af te leeren
„Ik wil aannemen," zegt Ligthart zoo
heette de paedagoog „dat dit uw eenig doel
was en zich in de klappen niet hoofdzakelijk
gekrenkte vadertrots lucht gaf. Het komt voor,
dat de houding van onze kinderen en leerlingen
ons niet pijn doen om hunnentwil, maar omdat
ze onze ijdelheid kwetst. Doch ik wil u vrij ach
ten van deze algeme'ene zonde en dan blijft alleen
de vraagWas dit het middel, om uw doel
te bereiken Dit nu betwijfel ik niet slechts,
maar ik betwist het.
Ge weet wel uit uw eigen levenservaring, dat
die verlegenheid niet uit onwil 'voortkomt, maar
uit onmacht. Ze is een uitvloeisel van de be
paalde constructie uwer natuur. Het is een soort
van gemoedsstemming, die absoluut niet gelijk
staat met bangheid, vrees of lafheid.
Verlegen naturen kunnen in 't gevaar on
verschrokken moed toonen, behoeven niet bang
te zijn in duister of eenzaamheid, niet gevoelig
voor pijn. Ze zijn alleen niet aangelegd op het
gezellig verkeer, voelen weinig behoefte aan
menschen, bevinden zich het rustigst en geluk
kigst in de afgeslotenheid. Dit is geen zedelijke
fout, waaromtrent we ons ernstig bezorgd dienen
te maken. Ook is het geen gevaar. Wellicht
in de vrijmoedigheid, die zich lichter in onbe
kende omstandigheden waagt, veel gevaarlijker.
Alleen is het soms wat lastig, zooals iedere
stroefheid wat lastig is. De verlegenheid kan
iemand in den omgang belemmeren en daardoor
zijn maatschappelijken vooruitgang weieens tegen
houden, ofschoon echte verdiensten ondanks dat
waas van verlegenheid toch gauw genoeg op
gemerkt en gewaardered worden. De verlegen
heid is dus een betrekkelijk onschuldige en on
gevaarlijke eigenschap, zich openbarend in stijf
heid en stramheid in den omgang.
Waar nu het gemis aan gemoedslenigheid in
't spel is, moet alles aangewend worden om het
gemoedsleven en de daarmee samenhangende
spraakzaamheid zoo vrij en ongedwongen mo
gelijk te maken. Belemmeringen moeten worden
weggenomen. En nu geschiedt bij straf en dwang
juist het tegendeel. Daardoor wordt het gemoed
in een bepaalden toestand geperst, waarin het
wel bepaalde gewenschte uitingen kan voort
brengen, maar die aan zijn aard niet ten gunste
veranderen. Die'uitingen zijn dan slechts surro
gaat van wat men begeert, gelijk het sissen
(blazen van een kat, die men tot spinnen wil
noodzaken door het dier in den staart te knijpen.
Dit is een spinnen, waar een mensch bang van
wordt.
Wie de gemoedsuitingen wil veranderen,
moet de medewerking van dat gemoed inroepen.
Daartoe is noodig heel veel vrijheid, zoodat
het gemoed zichzelf kan zijn. En daarbij een
sfeer van sympathie, van waardeering, waarin
aangeboren fijngevoeligheid niet schroomt en
zelfs uitgelokt wordt zich bloot te geven. Die
waardeering moet niet bestaan in het vleiend
spreken van prijzende en aanmoedigende woord
jes. Die zijn uit den booze. Die bepalen de
aandacht te veel bij den persoon zelf en het is
juist de zaak de aandacht geheel en al van den
persoon af te trekken. Aan het onderwerp, aan
het zakelijk element moet alle aandacht gewijd
zijn. Verlegen naturen moeten zichzelf totaal
vergeten en verliezen, om zich juist dan geheel
te geven.
Daarom is het verderfelijk zulke naturen door
meerendeels onbescheiden en onbeduidende vra
gen bij zichzelf te bepalen. Ik weet natuurlijk
niet, wat aan uw ventje gevraagd is en onder
welke omstandigheden, maar ik vrees, dat het
veel te na hemzelf betrof. Wanneer hem ge
vraagd was: „Och, geef me eens even je mesje",
dan hij onderstelt dat hij er een rijk was
dit zeker aanstonds uit den zak gehaald en
gegeven. En wanneer de vrager het dan niet had
kunnen openen, zou hij, ondanks zijn verlegen
heid, stellig gezegd hebben: „zoo moet u doen"
'en het den man even uit de handen genomen.
Leid de aandacht van het kind af. Win zijn
belangstelling voor onpersoonlijke realiteiten.
En ge exploiteert de niet eens bestaande be
langstelling. Kinderen zijn heusch dikwijls net
vogeltjes. Loop je ze na, dan vliegen ze weg.
En blijf je rustig zitten, dan komen ze vlak bij
je. Op 't laatst pikken ze de kruimels van je
ontbijttafel. Die schuwe vogeltjes."
En dan vertelt Ligthart nog van een hout-
kooper en een klein schuw meisje.
„De houtkooper bemoeide zich haast nooit
uit zichzelf met de kinderen, maar 't was eigen
aardig, hoe de kinderen zich vaak tot hem
richtten. Eens heb ik met groote oplettendheid
gadegeslagen, hoe 'n heel verlegen meisje van
drie jaar hem opzocht. Het kind kleurde als je
maar in de verte naar haar wees. Ze meed de
kringen der volwassenen. Maar op een dag ging
ze vlak voor 't open venster van zijn zitkamer
staan en keek naar binnen. Dat was nu precies
een vogeltje. Het kopje draaide links en rechts,
de heldere oogjes tuurden. Toen legde ze
steentjes op zijn kozijn. Telkens raapte ze
steentjes op en legde ze daar neer. Het kindje
had blijkbaar opgemerkt, dat de man zich voor
steentjes interesseerde hij beoefende wat
geologie en bezprgde hem nu materiaal.
Is dit nu niet wonderlijk Buiten den dwang
der conventie-beleefdheid openbaart dit schuwe
kindje een zoo fijne en lieftallige belangstelling
voor de liefhebberij van dien ouden man, dat ze
een verborgen opmerker wel moest ontroeren als
iets bizonder moois. En zulke schoonheid wordt
vernield, neen reeds vóór haar ontspruiten be
vroren, door de ijskoude strengheid eener vor
melijke dressuur."
Uit dit lesje is wel wat te leeren, dunkt ons.
Er zijn onder de kinderen vrijmoedige naturen,
soms zelfs allerakeligst op het brutale af. Maar
er zijn ook verlegen kinderen, vaak tot schuw
heid toe; wie ze er verstandig over heen helpt,
bewijst ze een groote weldaad. Doch vooral geen
geweld. Op den rechten takt komt het aan. Op
de wijsheid waar ge als christen in het leven
nooit genoeg om bidden kunt. Evenals Salomo.
WEER EEN JAAR.
Weer een jaar van strijd en zorgen
Ligt haast achter ons, want morgen
Zijn wij 't nieuwe ingegaan.
En vanzelf gaan de gedachten
Weer terug, wat wij verwachtten
Is zoo ver af blijven staan.
Ja, wij gaan van 't zelf aan peinzen,
En wij mogen 't niet ontveinzen,
't Valt ons tegen aan 't eind
Overal is er malaise,
Nergens ziet men een oase,
Niets is er meer vast belijnd.
Welk een droef en armlijk scheiden
Is dit voor het oude jaar,
Want geen blijdschap met de blijden
Wordt ons daarin openbaar.
En toch zijn er waarlijk velen,
Die zich met dien klaagzang streelen,
En wij mogen 't niet verhelen,
Dat ook Christ'nen daarin deelen.
En voorwaar, waar het verleden
Duister was, en 't heden is,
En de toekomst geeft geen reden
Tot een blij getuigenis,
Voor gezond maatschappelijk leven
Vraagt God ons, Hem eer te gevfen,
Wijl Hij boven 't al verheven
Ons zooveel toch heeft gegeven.
Als wij zoo het oog geslagen,
Blikken in het oude jaar,
Is er reden dan tot klagen
Gods beloften zijn toch waar
Heeft Hij ons niet willen voeden
Heeft Hij ons niet voor het woeden
Der barbaren willen hoeden
Wat toch niemand kon vermoeden
Heeft God ons niet willen sparen
Voor bizond're rampgevaren
Zijn dit geen bijzond're vruchten
Van Zijn zegen ons geschonken
Dat wij nog niet zijn verzonken,
In d' ellende nog niet zuchten
Past 't ons dan niet God te danken,
Hem te wijden onze klanken,
In ons lied, Zijn Naam ter eer
Want God gaf nog grooten zegen,
Waar 't al aan is gelegen,
Wat verlangen wij dan meer
Zoo gaan wij van 't oude scheiden
Laat Gods daden ons verblijden,
Zoo getroost in 't nieuwe gaan,
Steeds vertrouwend op den Heere,
Die w' in alles willen eeren,
Die nog steeds doet groote daan.
O. A. P.
Revolutionairen.
De wereld gaat door vreugde en druck bij
beurte.
VONDEL,