Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
O. 3705
WOENSDAG 24 DECEMBER 1930
45STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
HET KERSTFEEST.
Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN
Een Tijd van Oorlog,
een Tijd van Vrede
of
de Vicieuze Cirkel.
Deze Courant verschjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.-- b3| vooruitbetaling.
B JJTENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur
A ye stukken voor de Redactie bestemd» Advertentiën en verdere Administratie» franco toe te eenden aan de Uitgevers
Heel de Westersche wereld viert
heden weer het feest van Christus, im
mers het is „Kerstfeest", wat „Christus-
feest" wil zeggen.
Het wordt gevierd op velerlei wijze
en wie „orthodox" is, denkt aan het
Kind van Bethlehem, dat het vleesch-
geworden Woord van God is.
En wij veroordeelen de wereld, die
het feest op haar wijze viert, zonder den
Christus en zonder 't Evangelie-woord:
„Heden is U geboren de Zaligmaker".
En terecht. Zonder Christus is Kerst
feest geen Kerstfeest, maar een feest
Mals St. Nicolaas, met een denneboom
wat lichtjes en cadeautjes en lieve
woordjes.
Maar we hebben het soms zoo druk
met het kijken naar de niet-geloovigen,
dat we vergeten hoe het er eigenlijk bij
ons zelf voor staat. Want het is ook
mogelijk, dat we goed „rechtzinnig"
zijn, maar toch een Kerstfeest vieren
I zonder Christus.
Het is eenerzijds niet zoo'n groot
feest als vele vrome, lieve Christenen
zich voorstellen. Van Godswege was
het heelemaal geen feest. De vleesch-
wording des Woords was God in de
vernedering, God invarend in den dood
van ons menschelijk geslacht, God Zich
onttroonend en vernietigend om onzent-
wil. Wat er in Bethlehem plaats greep,
was toch eigenlijk een ontzettende tra
gedie, zoo groot, dat we met ons be-
Lperkt verstand het niet vatten kunnen.
Jet is niet zoo, dat alles wat er in den
cerstnacht gebeurde lief en mooi en
teer en zacht was. Zingende Engelen,
een mooie ster, een verwachtende her-
derschaar, een mollig kindeke, een ro
mantische geboorte. O 1 het schijnt alles
zoo poëtisch
Maar de achtergrond van al deze
dingen was toch maar, dat God den
dood inging op dien Kerstnacht, den
dood van uw en mijn leventje, om on-
zentwille.
Achter Bethlehem staat het Paradijs,
achter die geboortestond van Gods ge
nade de geboortestond van den val.
We moeten eerst de dingen even van
Gods kant bezien en dan kunnen we
misschien gaan feesten
Misschien Want het schijnt niet
goed mogelijk achter het wonder van
Bethlehem den vloek van het Paradijs
te zien. En ook al zien we het, dan kun
nen ze nog niet goed feestvieren, want
we zien er eigenlijk de blijde boodschap
die alle volken wezen zou, niet in. Maar
dat komt, omdat we 't wezen der zonde
niet zien en- daarom zie we het wezen
van het Kerstfeest ook niet. Wie de
ellende niet kent, kent de verlossing
niet, evenmin als men de ellende zonder
de verlossing zou kunnen kennen. Wie
de ellende ziet is verlost, want hij ziet
en wie ziet is gered, want hem zijn de
oogen geopend. Wie veel over de ellen
de praat en vertelt, dat hij van ellende
krom van lenden is, maar niet tevens
ook vertellen kan, dat hij verlost is,
meent slechts, dat hij de ellende ziet,
maar hij ziet ze niet, want wie niet ver
lost is, is blind, en wie blind is, ziet
zijn ellende niet.
Al deze dingen lijken zoo eenvoudig
en toch worden ze zoo moeilijk begre-
En daarom wordt Kerstfeest zoo wei
nig goed gevierd.
3 dat komt weer, omdat men de
ingen, die God zoo kinderlijk eenvou-
ig heeft gemaakt door onzen mensche-
hjken eigenwilligen godsdienstt (wat
menschendienst is) zoo verschrikkelijk
moeilijk gaan maken. We verhinderen
niet alleen ons zelve, maar door ons
vroom-goddeloos gepraat ook zoovele
anderen.
De eenvoudigheid van het Kerst
evangelie is, dat God eere moet hebben,
omdat Hij vrede op aarde in menschen-
harten brengt, en dat Hij dit weer doet
omdat Hij in menschen een welbehagen
heeft. Dat is toch wel zeer eenvoudig.
Maar wij maken meer coupletten op
dit gedicht en zeggen: zoo gemakkelijk
zal dat toch wel niet gaan. Er zal toch
nog wat meer moeten gebeuren. En we
gaan Gods heilige Engelen corrigeeren.
We zullen dien zang uit den hemel wel
eens over doen en dan wat beter, want
het zijn toch eigenlijk maar Engelen
Gods Evangelie (d.w.z. „blijde bood
schap") is velen toch zoo vreeselijk
„lucht". Kerstmis valt toch in het don
kerst der dagen, dan hangen er mist-
luchten en het is vroeg donker en de
dagen zelf zijn zoo triest
En dat klopt immers met Kerstmis,
want ook over de kribbe van Bethle
hem moet een mistlucht hangen, wolken
en donkerheid zijn van rondom en de
deur naar den stal is maar smal
Het heet wel feest, maar het is het
toch eigenlijk niet. Want het zijn er
maar enkelen, die er in deelen mogen,
zoo maar es één uit een geslacht en één
uit een stad, is dat nu eigenlijk wel
„feest", waarin toch eigenlijk de groote
menschenmassa behoort saamgeroepen
te worden. Feesten doet men toch ei
genlijk in groote getale
Neen, velen denken er niet aan
Kerstmis als een Kerstfeest te zien.
Die Engelenzang deugt in hun oog
niet
Het gaat zoo gemakkelijk niet, het
zal toch wat door de diepte moeten.
Ja, ja, de menschen weten het zoo
goed.
Maar de Herders hebben toch maar
alleen naar dien éénen Engelenzang
gehoord en ze hebben er geen tweede
couplet bijgemaakt, dat wat meer in de
mineur gesteld was. Ze hebben niet ge
dacht aan „lucht" en „zwaar", ze gin
gen heel eenvoudig naar de kribbe en
vonden, dat de dingen alzoo waren als
die Engelen hun verteld hadden. Dat
was wel heel eenvoudig en toch was
het van toen af feest in hun ziel, want
hun Heiland kwam in
En er zijn meer menschen geweest
in die dagen van den Heiland, kleine
kinderen en heel eenvoudige menschen,
die maar even de slip van Zijn kleed
aanraakten of wier geloof zóó groot
was, dat ze enkel maar zeiden: gij hebt
het slechts even te zeggen en het zal
gebeuren, of die tevreden waren met de
kruimkens, die van de tafel vielen, of
die alleen maar zeiden: ja Heere, ik
geloof, kom Gij nu mijn ongeloovigheid
te hulp.
Dat was toch wel heel eenvoudig
Eigenlijk wel vreeselijk „lucht".
Kerstfeest is niet zoo „lucht" als som
migen denken.
Dat God vleesch werd is geen lichte
zaak. Daar waren veertig lange eeuwen
van Goddelijke voorbereiding voor
noodig geweest. Daarvoor was raad
slag in de eeuwigheid tusschen God en
Zijn eengeboren Zoon voor noodig ge
weest en toen zei deze: „Zie, Ik kom
om Uwen wil te doen
Dat alles was niet zoo licht. Wij kun
nen daar niet aan tillen; wij kunnen
niet eens voor het duizendste partje be
naderen hoe vreeselijk zwaar dat werk
van God moet zijn geweest. Maar we
hebben het meestal zoo ontzettend druk
met onzen eigen „zwaren weg, dat we
er niet eens toe komen aan die eeuwige
zwaarte van den vloek van Gods toorn
op Zijn Zoon te denken. "Wij menschen
vinden het zoo zwaar voor ons zeiven...
O wat wordt er weinig Christus-
feest gevierd, ook op Kerstfeest, ook
door orthodoxen! Wat denken we vaak
dat het toch een Christen-feest zou
moeten zijn.
Maar aan de wijzen en verstandigen,
wier „zwaar" verstandswerk de dingen
van Gods Koninkrijk zoo heel moeilijk
maakt, is het verborgen, terwijl het aan
de kinderkens, die het zoo „lucht" ne
men kunnen, wordt geopenbaard.
Maar, let wel, alleen aan die kinder
kens, die iets van de zwaarte van het
Christus-lijden, dat in Bethlehem begon,
hebben gezien. Die iets geproefd hebben
van de groote zwaarte om zoo enkel
maar te gelooven en dan te gaan waar
heen de Engelen hen zenden en dan
vaak hun schaapkens moeten achter
laten
Als gij gelooft, zult ge de heerlijkheid
van Gods genade aanschouwen.
Maar dat „geloof alleenlijk", dat is
zoo zwaar voor ons en dan: wie Mij
wil volgen neme zijn kruis achter Mij
op" Dat zijn van die zware dingen
in het leven. Want het blijft niet bij
de kribbe van Bethlehem. Het gaat naar
Golgotha
Maar, en zie hier nu het Kerstfeest:
wie als kind gelooft en tot Hem ging,
wordt door Hem gedragen, geheel den
vaak zoo bangen baaiert van dit leven
door tot over het einde van dit tijdelijk
bestaan heen
Want dat hulpelooze Kind is ook
sterke God, is ook Vader der Eeuwig
heid
Het zal er op aan komen, dat we
weinig redeneeren, maar dat we gaan
naar Bethlehem, d.w.z. dat we eens be
ginnen te gelooven, wat God zegt
III.
Nogmaals De Prediker is niet de
philosoof van het pessimisme, want hij
die het wezen van den vizieuzen cirkel,
den droeven keer-weergang aller din
gen, ziet, is reeds in beginsel er uit
verlost, want wie deze dingen ziet, zijn
de oogen geopend, staat in vrijheid, ook
al ligt hij nog onder den ban besloten.
Het komt dus op het zien der dingen
aan.
En wat is nu het wezen van het pro
bleem, dat we hier behandelen
Ditde vloek der zonde.
De meeste menschen zullen dit be
amen.
Oorlog is natuurlijk zonde en juist
daarom willen ze geen oorlog meer.
Wie wil nu eigenlijk aan de zonde
aan
We zondigen niet gaarne, althans
niet gaarne openlijk.
Want we voelen wel: zonde doen is
niet iets moois.
En we doen ons graag mooi voor.
Maar we kunnen met al dat gepraat
over zonde-doen toch nog zoo oneindig
ver van het zien der zonde afstaan.
Ook hier is het weer hetzelfde:
slechts hij, die in beginsel van de zonde
verlost is, kan de zonde zien.
Wat is d e zonde
De zonde is de dood.
De dood is ook weer een begrip, dat
vele menschen zoo liefelijk oppervlak
kig nemen. De dood is het einde, het
niets, de rust.
Maar het graf leert wat anders
De dood is de ontbinding, de los
making van hetgeen één is.
Een ontzettend proces, waarvan we
ons met walging afkeeren.
In het graf is geen rust, maar actie,
vreeselijke actie.
Nu is de zonde ook de dood.
Ontbinding, verderf, vreeselijke, lu
gubere actie.
Want leven, waarachtig leven is ver
binding van hetgeen één behoort te zijn.
Dat is in het stoffelijke leven zoo en
dat is ook in het geestelijk leven zoo.
Adam is de zoon van God en wij zijn
kinderen van Adam.
Dus behoorden we uit God te leven,
maar we hebben dien levensband door
gesneden, en toen kwam de dood in
ons leven.
De rechte lijn, die ons bond met God,
hebben we doorgesneden en toen heeft
die lijn zich gekromd tot den cirkel, zich
verbonden aan zichzelf en nu leven we
stervend en sterven we levend in dien
bangen cirkelgang.
En zoo min de natuurlijke dood zich
zelf uit het graf ten leven verheffen
kan, zoomin kunnen we in onzen gees
telijken dood ons verheffen tot e;en
rechte lijn, die opvaart tot God.
We moeten ons dat proces van den
geestelijken dood niet te oppervlakkig
voorstellen.
Het beeld van het graf moeten we
vasthouden.
Ontbinding is iets onbeschrijfelijks.
Geen enkele vezel blijft organisch
zuiver. Alles wordt aangetast en be
derft.
Zoo is ons leven persoonlijk en ge
meenschappelijk. En op alle terrein.
Het bederf grijnst u van rondom
tegen.
In de wetenschap, in de kunst, in
den handel, in den arbeid, in den staat,
in de volkeren der aarde, alles, alles
draagt het stempel van den dood.
Er is geen ding gaaf.
Ge hebt nooit iets volmaakts moois
gezien of gehad. Alles heeft den bitte
ren bijsmaak van den dood.
We zijn daar zoo gewoon aan.
Onze taal is er vol van. We zeggen
zoo gemakkelijk: „Geen ding is vol
maakt", .ieder heeft zijn gebrek", „geen
roosjes zonder doornen", „elk huis heeft
zijn kruis". En Gods Woord zegt 't ons
ook zoo vaak: „Als ik het goede wil
doen, ligt het kwade mij bij", „niemand
is goed dan één, n.l. God".
Het is de dood, die u iederen dag,
elk uur, in elk ding tegengrijnst, en die
onze mooiste uren bederft.
We kunnen dat wel maskeeren, en
er over heen lachen, maar de dood
lachen we niet weg.
En die dood zit overal in.
En nu is het eigenaardige, dat er
menschen zijn, die dit wel willen toe
geven, maar toch ook tegelijk weer re
serves gaan maken.
Want: „oorlog behoeft er toch niet
te wezen
Maar waarom geen oorlog tusschen
de volkeren, als ge ziet, dat de symp
tomen van den oorlog, haat, afgunst,
nijd, wrok, iederen dag om u heen op
laaien Waarom geen vrucht als de
zaden in weligen voedingsbodem liggen
uitgestrooid
„Het Volk" gaf dezer dagen een
brief van een groep schooljongens, wel
ke door dezen over de geheele wereld
aan hun makkers werd rondgezonden,
met de boodschap: wij vechten nooit
tegen elkaar, we zweren het
„Het Volk" is er gelukkig mee en
ziet er den nieuwen dageraad in.
Maar diezelfde jongens zullen, als
ze straks om 12 uur uit school komen,
elkaar met de klomp bewerken en ze
ontzien hun vijand niet, ze striemen hem
met hun wreedheid, want het spreek
woord zegt al: „de jeugd kan wreed
zijn".
Ach ja, het zijn ook nog maar jon
gens Dat wordt wel beter Over een
half uur spelen ze weer
Ja, en dien brief zijn ze ook over een
half uur vergeten.
Maar ziet ge ook hier den vicieuzen
cirkel weer niet
Dat rondraaien in eindeloozen gang.
De dood heerscht over ons.
Het is de ontzettende tragiek, waarin
ons leven bevangen ligt.
ERKEND
DE BESTE
In onze beste daden zien we de on
volkomenheid, d.w.z. de dood.
En in onze worsteling naar het goede
zien we het slechte oprijzen. Want ter
plaatse des gerichts aldaar is godde
loosheid.
Dat is toch maar de werkelijkheid in
uw en mijn leven en in het leven der
volkeren.
Maar toch is de Prediker geen pes
simist.
Want nogmaals: hij ziet dien vloek
van den cirkelgang en dat is de ont
koming aan dien vloek.
Want hij die het ziet begint aan een
andere zijde, hij verklaart den tijd niet
meer uit den tijd, regelt de wereld niet
meer naar de wereld, maar plaatst de al-
gemeene genade (het nog kunnen leven
in dezen dood) onder het licht der bij
zondere genade. Hij verwerpt de op
lossing, die uit de natuur, uit het
vleesch is.
Daarom ontkomt hij ook aan den
maalstroom.
Hij plaatst de feiten van den dood van
eiken dag in de bijbelsche levens- en
wereldbeschouwing. Want hij zegt
„het einde van de zaak is: vrees God
en houd zijne geboden". Dat is het ein
de van den cirkelgang. De rechte lijn
die vaart tot God, het herstel van den
gebroken band.
We moeten naar de kribbe van Beth
lehem.
Want daar ligt het Wonder, dat ons
den vicieuzen cirkel komt wijzen.
En ach ja Daar hebt ge het weer
Er komen er velen. En ze willen dat
kindje ook wel even zien, maar ze gaan
Bethlehem uit Bethlehem verklaren, dat
kind verklaren uit zijn geschiedenis van
Jozef en Maria, en ze vinden de roman
tiek wel aardig en ze gaan terug in den
keer-weer-gang van den vicieuzen cir
kel. Ze verklaren zoo makkelijk het
vleesch uit het vleesch. En ze blijven
iederen dag het proces van den dood
stervén. En ze zullen dien knoop wel
eens doorhakken. Ze zullen wel eens
een eind aan die ellende in de wereld
maken. Want die Jezus heeft het toch
eigenlijk niet goed gedaan.
Dat komt, ze zijn nog niet moede van
al deze dingen. Ze kennen het zelf nog
wel. En als het niet gaat, willen ze
Christus de schuld nog wel geven. Wat
had Hij te zeggen, dat Hij de Zoon van
God was We willen op aarde verlost,
gelukkig wezen
En toch, in die kribbe ligt de rechte
lijn tot God.
Hier is recht gemaakt hetgeen krom
was.
Hier is „een tijd van oorlog, een tijd
van vrede" veranderd in „vrede op
aarde, geen tijdeilijk, maar tot in alle
eeuwigheid.
En toch ruikt het hier naar zooveel
bloed.
Straks die kindermoord van Herodes.
De vlucht met levensgevaar naar Egyp
te; die steenen grijpende Joden over een
poosje; die haatdragende Pharizeeërs;
die verwoede Sanhedristen: dat bloed-
zweeten in Gethsemané; en gaat het
niet van de kribbe naar het kruis, waar
het bloed druppelsgewijze wordt uit
geperst
Ja, er is zooveel bloed om die kribbe
van dat kindeke.
Het schijnt alles wel oorlog, want het
druipt zoo van het bloed.
O mensch, wie zijt gijDenkt ge,
dat het leven in den dood kan komen,
zonder beschadiging. Maar dan kent
ge den Dood niet; maar dan kent ge
het Leven niet.