Bij Pijn ZfcT HOES7E VOOE VEOI7W E f 0,25 f 0,50 foor de Jeugd. De Staat Is niet de hoogste macht in de Maatschappij, maar een macht naast andere machten. in. Mljnhar^t's Poeders. Ingezonden Stukken. Kleine doos Groote doos J. BE1JËRS Co. Voor de Vrouw. een kustwacht hebben rondom geheel U.S.A., om dit met succes tegen te gaan. Het kost nu reeds al millioenen dollars. En de drank komt nog bij stroomen ons land binnen. Vlak bij ons in de buurt is een groote autotruck aangehouden en naar het politiebureau gebracht vol met vaten wiskey. Wiskey is de geliefkoosde Amerikaan- sche volksdrank. En toen de drie bestuursders van de autotruck binnen waren om hun naam en de herkomst van die wiskey op te geven, was er een vierde buiten, en die reed met de kostbare lading weg. En men weet nog niet waar het gebleven is. Alle dagen kan men lezen van smokkelaars, die door de beambten zijn neergeschoten, omdat zij niet gehoorzaamden op het bevel van „stop". Men heeft in Michigan een wet gemaakt, dat als iemand voor de vierde maal de wet overtreedt, hij of zij voor levens lang in de gevangenis gaat, maar ook dit schijnt niet te helpen. Ik denk, dat het verstandig zal zijn als er getracht wordt verandering te brengen in het 18 amendement. Zooals de wet nu is, heeft zij niet de noodige medewerking van het volk. Een groot gedeelte zegt. „Ik zal eten en drinken wat ik wil, hierin laat ik mij niets voorschrijven". Een ander noemt het een aan banden leggen van de vrijheid. Daarom heeft ook bijna elkeen een wijn in huis, dien hij zelf maakt, veel meer dan vroeger. Vroeger dacht men daar niet aan. Als men zin had in een glaasje wijn, kocht men een of twee flesschen, maar nu zijn er die een vat vol in den kelder hebben liggen. En de druiven zijn hier in 't najaar goedkoop, voor 1.00 of 1.50 koopt men een ljussel mooie blauwe druiven, dat is 50 tot 60 pond. En som migen kunnen daar lekkere wijn van maken. Daaruit kan men afleiden, dat men met het maken en verkoopen van dranken te verbieden te ver is gegaan. Het volk wil die wet geen gehoorzaamheid schenken. Men wordt dan ook niet bemoeilijkt in het maken van wijn voor huiselijk gebruik. Indien men daar mee wilde beginnen, mocht de politie wel verhonderdvou digd worden, want bijna elkeen is overtreder. Maar dat er van overheidswege paal en perk gesteld wordt, om zooveel mogelijk het misbruik tegen te gaan, verdient alle lof. Want het is een bewezen feit, dat de alcohol oorzaak is van veel ellende. Bij sommige menschen ontaarden hun huiselijke feestelijkheden door den drank. Er kan schier geen gelegenheid zijn van welken aard dan ook, of de wiskey schijnt hoofdbehoefte te zijn, ja zelfs ook bij sommige Christenen. Als de drank zulk een plaats in ons leven inneemt, dan is het mijns inziens beter hem in 't geheel niet in huis te hebben. Anders is het gevaar niet denkbeeldig, dat onze kinderen slachtoffers worden van ons voorbeeld. En vooral ook met het oog op het steeds drukker wordend auto verkeer is.het een zegen, dat de Overheid mid delen in het werk stelt, om het alcoholmisbruik tegen te gaan. Iemand, die onder den invloed van sterken drank een auto bestuurd, maakt zich schuldig aan doodslag. Zulk een wordt hier zwaar gestraft en bij herhaling wordt hem zijn rijbewijs ontnomen. Tot de volgende week. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. In navolging van oud-professor Fabius in zijn bekend werk over de Leer der Souvereiniteit, stelden wij in ons vorig artikel de vraag, of de staat de hoogste macht is tegenover de onder danen en tegenover de staatsambtenaren. Deze vraag beantwoorden wij ontkennend. Als onderdaan, bezit de onderdaan geen met de macht van den staat te vergelijken macht. Wat de staatsambtenaar doet, doet deze in naam van het staatsgezag. Ook hier bezit de staat de souvereniteit. In naam van de logica kwamen wij op tegen de veronderstelling, alsof de staat tegenover on derdanen en staatsambtenaren de hoogste macht bezat. Wanneer wij opkomen tegen de veronderstel ling, dat ten aanzien van de machten in de maat schappij de staat de hoogste macht bezit, dan doen wij dit niet alleen in naam der logica, maar ook in naam der vrijheid. Wie het zoo beschouwt, alsof de staat ook hier de hoogste macht bezit, tast de vrijheid van de zelfstandige machten in de maatschappij aan, hij plaatst boven het huisgezin, de kerk, den eigendom enz. de staatsmacht en hij zal, wan neer de staat zich begeeft op het terrein van de kerk, dit als consequentie van zijn standpunt moeten aanvaarden. De leuze van Cavour: „De vrije kerk in den vrijen staat", moge op het eerste gezicht zonder bedenkingen zijn, maar bergt in zich een ge vaar voor de kerk. Niet de vrije kerk in den vrijen staat, maar de vrije kerk naast den vrijen staat. Wij hebben hier te doen met machten, die naat elkander staan. Machten, met elk voor zich een eigen taak. De staat met als taak handhaving van de rechtsorde. Maar daarnaast de ouderlijke macht met als roeping de opvoeding van het kind. De kerk met haar opdracht: „Predikt het evangelie aan alle creaturen". De macht van den staat kan dus niet boven die der andere machten staan. De macht van den staat is een andere dan die van de ouders, der kerk enz. Vergelijking is ten eenenmale uitgesloten. De staat houde zich dan ook niet bezig met de opvoeding van het kind. Het onderwijs be hoort niet tot een voorwerp van aanhoudende zorg der regeering te zijn; het openbaar onder wijs moet hoogstens aanvullend zijn. Wanneer machtsmisbruik plaats vindt, wanneer de ouders in naam van hun ouderlijk gezag in in hoofd en ledematen Rheumatische pijnen, Griep en Influenza, Hoofdpijn, Kiespijn, Aan» gezichtspijn en vastzittende Hoest, gebruike men Deze werken genezend en nemen de pijnen weg. Prijs per poeder 8 cent en in doozen van 6 stuks 45 ct. Alleen echt wanneer doos en poeders voorzien zijn van den naam Mijnhardt. Let hierop 1 Vraag ze Uw Drogist. stee van de belangen van hun kind te dienen, dit belang schaden, hetzij zij hun macht onge bruikt laten, hetzij zij deze macht tot een ver keerd oogmerk gebruiken, eerst dan grijpe de staat in. Haar (en men bedenke dit goed) wat de staat dan doet, is niets anders dan het uitoefenen van de staatsmacht. Wat is misbruik van macht anders dan een stellen van macht boven recht. Wanneer de staat dan ook machtsmisbruik tegen gaat, handhaaft de staat de rechtsorde en handhaving van de rechtsorde is de taak van den staat. En staat het zoo ook niet precies eender met de macht, die de bezitter uit hoofde van zijn eigendomsrecht kan uitoefenen Ook de bezitter kan zijn eigendomsrecht mis bruiken. Hij kan van zijn bezit een ongeoorloofd ge bruik maken. Wel prediken wij staatsonthouding in den meest absoluten zin van het woord. Niet echter een staatsonthouding, die identiek is met de staatsonthouding, die de liberale school in de economie leert. Er kunnen misstanden ontstaan ook op maat schappelijk (dit woord thans in de enge betee- kenis genomen, in tegenstelling met de meer ruimere beteekenis, die wij hiervoor aan het woord toekenden) gebied, die den staat tot in grijpen nopen. De staatsmacht is absoluut, maar ook, het moge nog zoo paradoxaal klinken, relatief; die macht is onbeperkt, maar tevens beperkt. De staat is souverein, bezit de machtsvol komenheid waar het betreft de handhaving van de rechtsorde. Daartegenover evenwel is deze macht beperkt, wanneer m'en let op de andere machten. Deze andere machten zijn niet ondergeschikt aan den staat, maar zijn gelijkgerechtigd; zij bestaan naast de staat. Leeuwarden. P. SIEBESMA. De copie van Ingezonden stukken, die niet ge- oHatst zijn, wordt niet teruggegeven.Buiten -r.mtwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers Middelharnis, 17 Dec. 1930. Geachte Redactie 1 Beleefd verzoeken wij U het volgende stuk in Uw blad te plaatsen. Bij voorbaat zeggen wij U daarvoor hartelijk dank. De heer Van den Blink reageert in uw blad van 13 dezer op het ingezonden stuk, waarin wij de kerkelijke verhoudingen in de Ned. Herv. Gem. te Middelharnis hebben besproken. Zon der op de kern van ons betoog in te gaan, maakt deze schrijver enkele opmerkingen, die wij niet onbeantwoord mogen laten. Allereerst betuigt de schrijver zijn leedwezen over de publieke behandeling dezer kwestie. Doch het ware beter geweest, dat de heer v. d. BI. daarover zijn eigen geestverwanten eens onderhanden had genomen, want zij heb ben in hun ingezonden stuk van 30 Nov. j.l. de kerkelijke toestanden het eerst publiekelijk besproken. Het was dus ons recht en zelfs onze plicht htm actie in het openbaar te bestrijden en het karakter dezer beweging in het juiste licht te stellen. Zijn geestverwante vrienden hebben ons dus tot verweer genoodzaakt. Op hen was het Fransches preekwoord toepasselijk. In de tweede plaats neemt onze geachte op ponent het ons kwalijk, dat wij verband hebben gelegd tusschen de kerkelijk-godsdienstige rich ting en de politieke kleur van hen, die de be doelde actie zijn begonnen. Maar waartoe zou den wij dit verband verbloemen De Confessio- neele vrienden behoeven zich toch hun politieke belijdenis niet te schamen? Wij hebben op de onmiskenbare geestelijke verwantschap tusschen Confessioneele richting en Chr. Hist, politiek de nadruk gelegd, om daarmee aan te toonen, welk gevaar de Geref. groep van die zijde bedreigt. We dienen toch te weten, wat we aan elkaar hebben De heer v. d. BI. heeft het zich voorts aan getrokken, dat wij de meeste Confessioneelen in onze gemeente hebben ingedeeld bij de tegen standers van het Chr. onderwijs. Onze geachte opponent beijvert zich, zichzelven van den blaam te zuiveren, als zou hij ook tot dezulken ge- gerekend worden. Wij verheugen ons zeer van den heer v. d. BI. te mogen vernemen, dat hij een voorstander van den school met den Bijbei is, maar wij kunnen ons niet herinneren, dat hij van zijn liefde voor het Chr. onderwijs in onze gemeente door daadwerkelijken, zedelijken steun heeft blijk gegeven. Bovendien kan een ecceptio- neel geval de stelling, die wij poneerden, niet omver werpen. Dat enkele kerkvoogden en notabelen destijds hun kinderen naar de Openbare school stuurden, bewijst slechts, dat zij vroeger de noodza kelijkheid van Chr. onderwijs niet hebben in gezien. Wie de geschiedenis der Ned. Herv. Kerk alhier kent, weet, dat de groei der Geref. richting in deze gemeente van recenten datum is; en met hare ontwikkeling groeide ook de behoefte aan Chr. onderwijs op beslist Geref. grondslag. De heer v. d. BI. zal het toch niet onbekend zijn, dat juist meerderen van hen, die hij als tegenstanders van Chr. onderwijs wil kwalificeeren, in den jongsten schoolstrijd te Middelharnis hun warme liefde voor de zaak van het Chr. onderwijs hebben getoond1. En voor hen, die in kerkbestuur en kerkeraad tegen standers zijn van den School met den Bijbel, ver helen wij niet onze meening, dat zij hun afkeer van of hun onverschiligheid voor het christelijk onderwijs onmogelijk kunnen vereenigen met hun kerkelijke functie in een Herv. Geref. gemeente als de onze. Dit zijn stellig geestverwanten van hen die door hun actie de Geref. richting willen iDi<Ai5lfiA-vANVALKLfiBÜK( e iLEVERTR; \'S; LEEUWARDEN- belagen. Natuurlijk gaat ook tegen hen onze strijd. Wat ten slotte de houding tegenover den Raad van Beheer enz. betreft, wij kunnen het van den heer v. d. BI. begrijpen, dat zijn beginselen hem voorschrijven, zich te krommen onder het juk der synodale reglementen, maar voor het Geref. volksdeel blijft het gebiedende eisch, zich zoo lang mogelijk te verzetten tegen elke poging om met terzijdestelling van de Schriftuurlijke be ginselen van kerkorde de onschriftuurlijke re glementen aan de Kerk op te leggen. Wij gevoelen ons verplicht te waarschuwen tegen een actie, die, mocht zij slagen, in hare fatale gevolgen slechts teleurstellen kan, wie haar begonnen. Immers de geschiedenis van het kerkelijk le ven onzer gemeente heeft bewezen, dat noch het modernisme, noch de Confessioneele richting, noch welke strooming ook aan de kerkelijke be volking van Middelharnis blijvende geestelijke bevrediging kunnen schenken. Zij hebben hier slechts steenen voor brood kunnen geven. Wat wij hier in ons kerkelijk leven noodig heb ben zijn positieve menschen die de christelijke levensopvatting niet maar ten halve aanvaarden, doch ze belijden en beleven, zooals de Calvinis tische levensbeschouwing ze het diepst heeft ge grepen en ze op elk levensgebied wil verwerke lijken. Nogmaals danken wij u voor de verleende plaatsruimte. A. VAN ECK. A. BEVERSLUIS. ZOEK HET NIET OVER DE BERGEN, ZOEK HET NIET OVER DE ZEE, HET KONINKRIJK GODS IS IN U. Onder het stukje: „Hij, die zijn vaderland niet haat, die kan mijn discipel niet zijn", dat voor eenige weken in dit blad verscheen, schreef de Redactie, dat spoedig van haar hand eenige artikelen, het vredesvraagstuk betreffend, zou den verschijnen. Verleden week Vrijdag werden de lezers met het eerste epistel over dit onder werp verrast. De schrijver van 't eerstgenoemde artikel stelt het op hoogen prijs, dat de Redactie hem toestaat dit en eventueel ook de volgende artikelen van de hand der Redactie, vanuit zijn standpunt te belichten. Dit eerste artikel nu, waarin niets anders naar voren wordt gebracht, dan de pessimistische stemmingen van den Prediker en waarvan de woorden: „Een tijd van oorlog, een tijd van vrede" zoo bij uitstek geschikt schijnen om uit Gods Woord, Gods wil te vernemen, doet reeds duidelijken den grooten afstand tusschen beide standpunten naar voren komen. In het eene artikel vindt men van God geen spoor, het an dere is er vol van. Wanneer er een God is, wat een gruwel moet het Hem zijn, Zijn Naam gebruikt te zien om den zinloozen, modernen oorlog te blijven aanvaarden als een van Hem opgelegden plicht. Zoo'n artikeltje bewijst DAT HELPT voor SpRlNGENDE handeh Brand en Snijwondeh*! K lóv'Én Hoofdzeer Klier huiduit5laö Exzema enz en2 Waar niet ver» krijgbaar, zendt 30 cent postzegels aan Groenewegje 97. Den Haag. weer den fnuikend remmenden invloed van dog ma en Kerk op den vooruitgang der menschheid. De dogmatisch denkende mensch begrijpt niet den strijd van den werkelijk vooruitstrevenden tegen de dogmatische Kerk, hij voelt niet den samenhang tusschen conservatisme en dogma. Hij interpreteert Gods Woord naar eigen con servatieve behoefte, die hij op zijn beurt van zijn ouders heeft meegekregen. Hij meent, dat hij zijn levensbeschouwing uit Gods Woord put, maar inderdaad is het juist andersom en bevindt hij zich in den ban van eigen en voorvaderlijk conservatisme. De Christen-nationalist heeft heel geen bijbel noodig om zich met giftgassen en ziekte-brengende bacillen te mogen wapenen. O neen, hij zoekt slechts steun in zijn Boek, opdat van zijn bekrompen en verderfbrengende levenshouding nog een heilige glans strale, op dat zijn conservatisme des te deugdelijker ge fundeerd worde. Evenmin als de moderne mensch de resultaten der archeologie en historische we tenschap noodig heeft om zich van den ban der dogmatiek te bevrijden, evenmin heeft de con servatief God ncodig om conservatief te zijn. Het is beide (wetenschap en God) bijkomstig, ofschoon van het grootste belang. Dit is een kleine, zij het ook heel kleine troost, dat het ten slotte de mensch is, die tot vrijmaking moet worden gebracht. Wij strijden niet ook nog tegen een boven-aardsche kracht. Nogmaals in anderen vorm: Gods wil, zooals de conservatief hem duidt, is de weerspiegeling van socialen of nationalen wil. Het spreekt vanzelf, dat de orthodoxe mensch zich van het zielsproces, zooals hierboven voor gesteld is, niet bewust is. Hierdoor is het bewijs van de juistheid der moderne opvattingen hem niet één twee drie bij te brengen. Het modernisme, dat zoo oud als de m'eüsch- heid is, wordt iemand niet in den schoot ge worpen, men kan het zijn medemenschen ook niet op een achternamiddag aanleeren. Het mo dernisme, de vrijheid van den geest, is het re sultaat van eigen innerlijken strijd, een verlos sing, individueel als de verlossing door Chris tus. Zooals de geloovige telken male aan het avondmaal deelneemt, zoo moet ook de mo derne innerlijk blijven strijden voor zijn eigen vrijheid en ontwikkeling. Keeren wij thans terug tot het bewijs van de grondgedachte, dat Gods wil niets anders is, dan 's menschen eigen geprojecteerde, naar bui ten gebrachte, wil, waardoor deze conservatieve wil een haast onbewegelijke basis verkrijgt. De praktijk leert, dat het milieu, waarin men op groeit, uitzonderingen daargelaten (over deze uitzonderingen straks meer), beslissend is voor dc latere levensbeschouwing. Dit is een stelling, waarvan katholiek en protestant de praktische toepassing zeer deugdelijk onder de knie hebben, getuige de weelderige scholenbouw-bloei. Over de onverbiddelijke gevolgtrekking, die uit deze paedagogische praktijk voortvloeit, wordt niet gedacht, maar diep in het onbewuste begraven. Dit verschijnsel der erfelijkheid van den gods dienst wordt voor ons bewijs dubbel belangrijk door een tweede verschijnsel, n.l. dat bij af wijking van het geloof der vaderen in verreweg de meeste gevallen een verschuiving naar links plaats grijpt. De proselieten, bekeerlingen, ko men van rechts en bewegen zich in linksche rich ting, die ten slotte uitloopt op het verlaten van den bijbel als goddelijk richtsnoer in orthodoxen zin. Beschouwen wij den invloed van het ouderlijk en kerkelijk milieu op de ontwikkeling van het kind te dezen opzichte nog iets nader. Hoe pre- cieser en meer gedisciplineerd door het levend geslacht toon en maat aangegeven wordt, des te nauwkeuriger danst het opkomend geslacht later in den pas. Wij zien dit in wezen diep tragische verschijnsel zeer zuiver door het ka tholicisme verwezenlijkt. Voorwaar, de eigen schappen van het kudde-dier zijn hier tot ver bijsterende 'hoogte opgevoerd. Een stap verder en wij bereiken het orthodoxe protestantisme: „Vrijheid van onderzoek!" Lang zaam, langzaam lezer: „Vrijheid om den bijbel te lezen en binnen zekere grenzen naar eigen inzicht uit te leggen". Zoo was het in de her vormingstijd. Wat is het resultaat na eenige eeuwen „Een grenzenlooze versnippering van het protestantisme". Het gemeenschappelijke van deze groepen is langen tijd, dat zij zich alle op den bijbel, dat vat vol tegenstrijdigheden, be roepen en in volle tegenspraak met elkander zijn. Hun opvattingen zijn echter voldoende conser vatief om deze met den bijbel staande te houden. Wij beleven thans een crisistijd voor het ortho dox protestantisme. Het feit, waarop wij zoo even weZen, dat de proselieten steeds in link sche richting gaan, heeft in den loop der eeuwen een versplintering en ten slotte afval ten gevolge gehad, die het einde nabij doet vreezen, de heer- schende positie heeft men reeds lang op moeten geven. Hun einde nabij voelen, roepen zij: „H e t Einde nadert" (Joh. de Heer, Maranatha-be- weging)niet onderkennend, dat dit h u n gees telijk einde is, waarvan de teekenen der tijdj i den ondergang voorspellen. De bijbel er op n<i®» geslagen', vindt men er den laatsten steun, de steun voor het einde. Vergelijken wij dit gebeuren met de houding der katholieke kerk, zij beschikt over denzelfden bijbel, maar heeft blijkbaar nog geen behoefte de teekenen der tijden aldus uit te leggen. In dezen kring geen woord over het Einde, dat is voor ons zeer logisch, de katholieke kerk voelt zich krachtiger dan ooit (in het midden latend of dit werkelijk zoo is) en denkt niet aan sterven. Hiermede is het feitenmateriaal geenszins uit geput, waarmede onze grondgedachte bewezen kan worden, het boVenstaande moge echter vol staan. Wij willen eindigen met de vraag: „Hoe staat het met de geestelijke erfelijkheid bij de niet dog- matischen Bestaat deze daar niet Vanzelf sprekend bestaat deze overal, want het conser vatisme is er den bodem van. Het moderne gees telijke leven, niet aan onbewegelijke godsdien stige voorstellingen gebonden, luidt een periode van snellere ontwikkeling der menschheid in. Méér humaan, ook meer overeenkomstig hf ware, „moderne geestelijke leven", zou het ons*' toeschijnen, indien de schrijver ons eerst eens behoorlijk had laten uitpraten. Reeds in ons tweede artikel (als hij het ten minste ernstig leest) zal hij zien, dat hij zich vergaloppeert, als hij spreekt van „niet anders dan pessimistische stemmingen van den Pre diker". Van de uitgeversmaatschappij „Holland" te Amsterdam ontvingen wij ter recensie „Daden die keeren", door G. Sevensma-Themmen. Over dit boek wil ik wel in dit hoekje eens schrijven. We maken een periode mee in het gezinsleven van Joost Verburg. De kinderen zijn al groot en elk gaat zijn eigen weg zoeken in het leven. Het is Verburg en zijn vrouw goed gegaan in het levén. Verbrug is daar trotsch op. Hij is de handige, pientere baas, die het toch maar zoo ver gebracht heeft. Maar, naarmate zij maatschappelijk vooruit gingen, naar die mate boog hun levensweg zich verder van God af. Maar God greep in. Het deed pijn, maar het was noodig. De dood van een der kleine kin deren doet de vrouw van Verburg weer tot God terugkeeren. Verburg wil niet tot God terug. Hij verzet zich er tegen. Z'n zaken, z'n gezin, dat alles is hem genoeg in 't leven. Hij is trotsch op zijn zaken, die flink vooruit zijn gegaan, en ook op zijn kinderen wil hij trotsch zijn. Bij twee er van gaat dit vlot. Ella, z'n oudste, leeft ook welbewust en fier 'haar eigen luxe leven in haar klein gezin. Ook Ina bakent zich haar eigen weg af. Ze is de gewilde leerares op een middelbare school én de tijd, dat Dr. voor haar naam zal staan, lijkt niet ver. Verburg is trotsch op die twee. Ze gelijken hun vader zooals ze door het leven gaan, fier, onafhankelijk. Ze de menschen, met wie ge rekend moet worden. Er zijn nog anderen in dat gezin. Eigenlijk lijkt het wel of het gezin uit twee heterogene deelen bestaat. Vader, Ella, Ina eenerzijds, moeder, Rienk en Toos anderzijds. Wat is er veel verschil tusschen die twee groepen, maar al is er veel verschil, het gezin blijft toch een eenheid. Dat komt door moeder. Moeder is de fijne, de teere, liefdevolle figuur in dit boek. Bij veel verschil is toch de liefde gebleven, Als we beginnen te lezen, vraagt de imposante verschijning van Joost Verburg dadelijk alle aandacht. Je kunt hem nooit onopgemerkt voor bijgaan, die krachtige, energieke verschijning. Maar al lezende Wendt onze blik zich meer van hem af, doordat moeder onze aandacht vraagt. Dat komt niet, doordat moeder de aandacht wil opeischen. Moeder leeft haar bescheiden le ventje, steeds gebonden aan haar stoel, bijna niet in staat ook maar iets zelf te doen. Moeder, de echte moeder, die haar kinderen zoo kent en begrijpt, en hoe zwak en hulpbehoevend ze ook is, de kinderen in al hun levensleed ook steunen kan, omdat ze zelf steun vindt in God. Dat is haar eenige kracht, maar dan ook inderdaad haar kracht. Als dan later de sterke Verbrug ziek is, geheel terneergedrukt, omdat de groote toekomst, die hij voor z'n kin deren zag, totaal vernield is, dan kan het tengere, hulpbehoevende vrouwtje hem steunen en helpen en straks ook heenleiden tot God. En het is geen wonder, dat de kracht van Verburg gebroken wordt. God slaat hem wel in zijn kinderen, die hij toch wel zeer lief heeft. Ella, het gevierde vrouwtje in haar eigen milieu, moet zich op heel bescheiden voet in richten. Ziekte en zakenteruggang zijn daarvan de oorzaak. Ina ziet haar geluk gebroken, toen ze hoorde, dat hij, dien ze liefheeft, reeds gebonden is. In haar eigen kring hem dagelijks te blijven ont moeten, dat gaat boven haar kracht. Dan gaat ze zich liever een nieuwen weg banen in Indië. Ze krijgt daar spoedig een betrekking en gaat weg. Maar in Indië, ver weg van het ouderlijk huis, sterft ze, eenzaam. Toos en Rienk zijn heel andere figuren. Wel vraagt Rienk de aandacht, maar alleen voor z'n tegenslag en ellende. Rienk weet er zich niet door te slaan. Hij solliciteert en schrijft, maar alles tevergeefs. Als hij eindelijk slaagt, is het doordat zijn zwager hem helpt. Dan trouwt hij met een Roomsch meisje en gaat tot haar kerk over. Toos' leven gaat eigenlijk heelemaal onop gemerkt voorbij. Ze bleef in het ouderlijk huis. Moeders plaatsje was steeds op haar stoel bij het raam, maar Toos nam de teugels van het huishoudelijk bestuur in handen. En door haar stille zorg blijft het ouderlijk huis voor allen toch echt een thuis. De toevlucht, als het leven te zwaar drukt. Vader ziet Rienk, omdat hij zich ergert aan hem. Toos gaat hij eigenlijk onopgemerkt voorbij. Dat leven was te gewoon, te gering, daar straalde geen glorie af. Toen Ina gestorven was, toen aan Ella's huis de zorg aanklopte, toen Rienk een poos het ouderlijke huis vermeed, to'en wist Verburg geen weg meer met het leven. Alles scheen afgebroken te worden. Doch toen ook richte God zijn oog op den eenigen weg, die leidt ten leven. Als Verburg bij het wiegje van Rienk's zoon het gericht houdt over zijn leven, dan moet hij bekennen, dat „hij het altaar in zijn gezin had ledig gelaten". Maar Verburg is niet de man om gebroken, vernietigd te blijven neerzitten. Hij krijgt weer vertrouwen in de toekomst. Doch het is een heel ander vertrouwen dan eerst, want God is het steunpunt van zijn vertrouwen geworden. Het is een vertrouwen, waarbij ook voor ootmoed een plaats is. In 't kort hebben we hier den inhoud van dit boek, dat we met veel genoegen gelezen hebben, weergegeven. Elk figuur uit dit gezin is mooi geteekënd en zuiver volgehouden. Bij veel wat verdeelt, blijft toch de eenheid, omdat er liefde is. Bijzonder mooi is de Moeder, in haar is een stille kracht en ongeziene sterkte, omdat zij zich sterken kan in God. De schrijfster, Sevensma-Themmens, beschikt over een zuiveren, klaren stijl. Het is steeds een genot haar boeken te lezen, en in dit werk hand haaft zij zich ten volle. Het trof ons vaak, dat in de werken van deze schrijfster het verwerkte gegeven meestal zwaar was van droefheid. Ook in dit werk van haar is veel droef ge beuren, doch de opgaande lijn beslist toch, want de nederwaartsche levënslljn van Joost Verburg heeft zich opgericht en loopt nu op God toe. Het is een mooi boek, dat we zeer gaarne aanbevelen. M'n beste nichtjes en neefjes Verlangen jullie al erg naar de vacantie. Ik geloof het wel een beetje, want ik merk het wel aan de brieven. Nu, dat mag nu ook wel weer, hoor. Het is een langen tijd schoolgaan achter elkaar. Jullie kunnen dan prachtig voor onzen wedstrijd werken. Zijn jullie al bezig Doe je best maar, er zijn aardig wat prijzen te ver dienen. Ik kreeg van een van onze nichtjes, Gerarda S. uit Rotterdam, een aardig briefje, waarin ze me vertelt wat ze voor haar broertje gemaakt heeft voor Sint Nicolaas. Maar al is Sint Nico- laas nu al weer voorbij, het zou toch voor onze nichtjes wel leuk zijn als ze het voor hun kleine broertjes of zusjes eens namaakten. Zoo, nu gaat ons nichtje aan het vertellen hoe ze het gemaakt heeft O ja, Tante Ik ben een spaarpot aan het maken voor broertjes Sint Nicolaas. Misschien is het wel wat voor ons hoekje in „De Maas". Het is net zooiets als de speldenrol, maar makkelijker. Er is voor noodig (schrik niet) de kartonnen rol van een closetrol en twee lichte strengen wol, b.v. blauw met wit of ros met wit. Ik heb lichtrood met wit. Nu een lap om de rol breien. Ik gebruik naalden no 3M on heb 32 steken opgezet, 't Kan natuurlijk ook fijner. Ik heb het zoo gedaan: alles recht, 5 ribbetjes wit en 5 ribbetjes rood. Dan de opzetrand en de afkantrand aan elkaar naaien. In 't midden een gleuf open laten voor 't geld, ook in de rol. Dan de beide zijkanten aan elkaar naaien en aan elke kant een kwast. Ook aan beide kanten een koord, dat van boven met een kwast wordt vast gemaakt. Ik heb ook nog een popje op de rol gezet, 't Is maar klein en kost overal 8 cent. Een gewoon beenen popje. Ze kan een strik om hebben, maar ik heb een hoedje en jurkje gemaakt, 't Hoedje was van vasten. Eerst vier toeren gewoon en daarna 2 vasten, een steek overslaan, 2 vasten enz. Tot ik op 't laatst 1 steek over had. Daarna een rand aan 't hoedje. Alleen van voren. Dat was zoo. Heel los: 2 stokjes in een gaatje enz., 1 toer. Daarna een puntje aan vasten van de andere kleur er om. 't Jurkje was een lijfje van vasten, 4 toeren vasten, 't Rokje net zoo als 't randje van den hoed, 2 stokjes in een gaatje, maar 2 toeren, 't Popje wordt op de rol gezet en de spaarpot is klaar. Het is heel gemakkelijk en een leuk geschenk voor broer tje of zusje, 't Kost hoogstens 40 cent. Ik hoop, dat ik het uitvoerig genoeg heb beschreven, 't Is natuurlijk makkelijker als je het zelf hebt gezien. De stokjes moeten vooral héél los, een groote c.M. lang zij ze. En ik gebruikte haak pen no. 5. Ik denk, dat U 't wel eens hebt gezien, tante Voor schouderbandjes van 't jurkje haakte ik maar een koordje. Nu is het heusch heele maal klaar. Zoo, heeft ons nichtje ons dat nu niet kranig geleerd Jullie vertellen me maar eens wie het nage maakt heeft. Dan kan broertje of zusje al vroeg gaan sparen. Nu, allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. Ingezonden door Gerrit P. te Numansdorp SINT NICOLAAS. Spoedig komt de goede Sint, Toch zeker zes December. 'k Verlang er naar, als ieder kind, Al is 't nog maar November. Ieder jaartje komt hij weer, Kan ons maar niet vergeten. Al zijn w' ondeugend keer op keer, Dat heeft hij niet geweten. Het is toch wel een goede man. Pet boot komt hij uit Spanje, Met Piet zijn knecht, een aardig span, Met kleeren aan met franje. Hij rijdt te paard, Piet achteraan, Over daken en ook goten. Met 'n auto zou dat wel niet gaan, Staat niet zoo vast op pooten. Door schoorsteen, zoo de kamer in, Sluipt hij heel stil naar binnen. Hij maakt het ieder naar den zin, Al moet hij soms verzinnen. Piet dit, Jan dat én zooal meer, Geeft kinderen, braaf en zoet. Maar is men stout, zoo keer op keer, Krijgt men de roe, als 't moet. Toch blijft hij onze kindervriend, Hij geeft zoo lang hij kan, En dan vertrekt hij heel gezwind, Met Piet weer achteran. Ik hoop, dat hij ons goed gedenkt, Ons allen, Tante Truus niet te vergeten, Ons blij maakt en weer vreugd ons schenkt Met speelgoed en snoep om te eten. En roepen dan zoo met elkaar Tot weerziens, tot een volgend jaar!

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2