Bij Pijn
ZfcT HOES7E VOOE VEOI7W E
f 0,25
f 0,50
foor de Jeugd.
De Staat Is niet de hoogste
macht in de Maatschappij,
maar een macht naast
andere machten.
in.
Mljnhar^t's Poeders.
Ingezonden Stukken.
Kleine doos
Groote doos
J. BE1JËRS Co.
Voor de Vrouw.
een kustwacht hebben rondom geheel U.S.A.,
om dit met succes tegen te gaan. Het kost nu
reeds al millioenen dollars. En de drank komt
nog bij stroomen ons land binnen. Vlak bij ons
in de buurt is een groote autotruck aangehouden
en naar het politiebureau gebracht vol met vaten
wiskey. Wiskey is de geliefkoosde Amerikaan-
sche volksdrank. En toen de drie bestuursders
van de autotruck binnen waren om hun naam
en de herkomst van die wiskey op te
geven, was er een vierde buiten, en die reed
met de kostbare lading weg. En men weet nog
niet waar het gebleven is. Alle dagen kan men
lezen van smokkelaars, die door de beambten
zijn neergeschoten, omdat zij niet gehoorzaamden
op het bevel van „stop". Men heeft in Michigan
een wet gemaakt, dat als iemand voor de vierde
maal de wet overtreedt, hij of zij voor levens
lang in de gevangenis gaat, maar ook dit schijnt
niet te helpen.
Ik denk, dat het verstandig zal zijn als er
getracht wordt verandering te brengen in het
18 amendement. Zooals de wet nu is, heeft zij
niet de noodige medewerking van het volk. Een
groot gedeelte zegt. „Ik zal eten en drinken wat
ik wil, hierin laat ik mij niets voorschrijven".
Een ander noemt het een aan banden leggen
van de vrijheid. Daarom heeft ook bijna elkeen
een wijn in huis, dien hij zelf maakt, veel meer
dan vroeger. Vroeger dacht men daar niet aan.
Als men zin had in een glaasje wijn, kocht men
een of twee flesschen, maar nu zijn er die een
vat vol in den kelder hebben liggen. En de
druiven zijn hier in 't najaar goedkoop, voor
1.00 of 1.50 koopt men een ljussel mooie
blauwe druiven, dat is 50 tot 60 pond. En som
migen kunnen daar lekkere wijn van maken.
Daaruit kan men afleiden, dat men met het
maken en verkoopen van dranken te verbieden
te ver is gegaan. Het volk wil die wet geen
gehoorzaamheid schenken. Men wordt dan ook
niet bemoeilijkt in het maken van wijn voor
huiselijk gebruik. Indien men daar mee wilde
beginnen, mocht de politie wel verhonderdvou
digd worden, want bijna elkeen is overtreder.
Maar dat er van overheidswege paal en perk
gesteld wordt, om zooveel mogelijk het misbruik
tegen te gaan, verdient alle lof. Want het is
een bewezen feit, dat de alcohol oorzaak is van
veel ellende. Bij sommige menschen ontaarden
hun huiselijke feestelijkheden door den drank.
Er kan schier geen gelegenheid zijn van welken
aard dan ook, of de wiskey schijnt hoofdbehoefte
te zijn, ja zelfs ook bij sommige Christenen. Als
de drank zulk een plaats in ons leven inneemt,
dan is het mijns inziens beter hem in 't geheel
niet in huis te hebben. Anders is het gevaar
niet denkbeeldig, dat onze kinderen slachtoffers
worden van ons voorbeeld. En vooral ook met
het oog op het steeds drukker wordend auto
verkeer is.het een zegen, dat de Overheid mid
delen in het werk stelt, om het alcoholmisbruik
tegen te gaan. Iemand, die onder den invloed
van sterken drank een auto bestuurd, maakt
zich schuldig aan doodslag. Zulk een wordt hier
zwaar gestraft en bij herhaling wordt hem zijn
rijbewijs ontnomen.
Tot de volgende week.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
In navolging van oud-professor Fabius in zijn
bekend werk over de Leer der Souvereiniteit,
stelden wij in ons vorig artikel de vraag, of de
staat de hoogste macht is tegenover de onder
danen en tegenover de staatsambtenaren.
Deze vraag beantwoorden wij ontkennend.
Als onderdaan, bezit de onderdaan geen met
de macht van den staat te vergelijken macht.
Wat de staatsambtenaar doet, doet deze in
naam van het staatsgezag.
Ook hier bezit de staat de souvereniteit.
In naam van de logica kwamen wij op tegen
de veronderstelling, alsof de staat tegenover on
derdanen en staatsambtenaren de hoogste macht
bezat.
Wanneer wij opkomen tegen de veronderstel
ling, dat ten aanzien van de machten in de maat
schappij de staat de hoogste macht bezit,
dan doen wij dit niet alleen in naam der logica,
maar ook in naam der vrijheid.
Wie het zoo beschouwt, alsof de staat ook
hier de hoogste macht bezit, tast de vrijheid van
de zelfstandige machten in de maatschappij aan,
hij plaatst boven het huisgezin, de kerk, den
eigendom enz. de staatsmacht en hij zal, wan
neer de staat zich begeeft op het terrein van
de kerk, dit als consequentie van zijn standpunt
moeten aanvaarden.
De leuze van Cavour: „De vrije kerk in den
vrijen staat", moge op het eerste gezicht zonder
bedenkingen zijn, maar bergt in zich een ge
vaar voor de kerk.
Niet de vrije kerk in den vrijen staat, maar
de vrije kerk naast den vrijen staat.
Wij hebben hier te doen met machten, die
naat elkander staan.
Machten, met elk voor zich een eigen taak.
De staat met als taak handhaving van de
rechtsorde.
Maar daarnaast de ouderlijke macht met als
roeping de opvoeding van het kind.
De kerk met haar opdracht: „Predikt het
evangelie aan alle creaturen".
De macht van den staat kan dus niet boven
die der andere machten staan.
De macht van den staat is een andere dan
die van de ouders, der kerk enz.
Vergelijking is ten eenenmale uitgesloten.
De staat houde zich dan ook niet bezig met
de opvoeding van het kind. Het onderwijs be
hoort niet tot een voorwerp van aanhoudende
zorg der regeering te zijn; het openbaar onder
wijs moet hoogstens aanvullend zijn.
Wanneer machtsmisbruik plaats vindt, wanneer
de ouders in naam van hun ouderlijk gezag in
in hoofd en ledematen Rheumatische pijnen,
Griep en Influenza, Hoofdpijn, Kiespijn, Aan»
gezichtspijn en vastzittende Hoest, gebruike men
Deze werken genezend en nemen de pijnen
weg. Prijs per poeder 8 cent en in doozen
van 6 stuks 45 ct. Alleen echt wanneer doos
en poeders voorzien zijn van den naam
Mijnhardt. Let hierop 1 Vraag ze Uw Drogist.
stee van de belangen van hun kind te dienen,
dit belang schaden, hetzij zij hun macht onge
bruikt laten, hetzij zij deze macht tot een ver
keerd oogmerk gebruiken, eerst dan grijpe de
staat in.
Haar (en men bedenke dit goed) wat de staat
dan doet, is niets anders dan het uitoefenen
van de staatsmacht.
Wat is misbruik van macht anders dan een
stellen van macht boven recht.
Wanneer de staat dan ook machtsmisbruik
tegen gaat, handhaaft de staat de rechtsorde en
handhaving van de rechtsorde is de taak van
den staat.
En staat het zoo ook niet precies eender met
de macht, die de bezitter uit hoofde van zijn
eigendomsrecht kan uitoefenen
Ook de bezitter kan zijn eigendomsrecht mis
bruiken.
Hij kan van zijn bezit een ongeoorloofd ge
bruik maken.
Wel prediken wij staatsonthouding in den
meest absoluten zin van het woord.
Niet echter een staatsonthouding, die identiek
is met de staatsonthouding, die de liberale
school in de economie leert.
Er kunnen misstanden ontstaan ook op maat
schappelijk (dit woord thans in de enge betee-
kenis genomen, in tegenstelling met de meer
ruimere beteekenis, die wij hiervoor aan het
woord toekenden) gebied, die den staat tot in
grijpen nopen.
De staatsmacht is absoluut, maar ook, het
moge nog zoo paradoxaal klinken, relatief; die
macht is onbeperkt, maar tevens beperkt.
De staat is souverein, bezit de machtsvol
komenheid waar het betreft de handhaving van
de rechtsorde.
Daartegenover evenwel is deze macht beperkt,
wanneer m'en let op de andere machten.
Deze andere machten zijn niet ondergeschikt
aan den staat, maar zijn gelijkgerechtigd; zij
bestaan naast de staat.
Leeuwarden.
P. SIEBESMA.
De copie van Ingezonden stukken, die niet ge-
oHatst zijn, wordt niet teruggegeven.Buiten
-r.mtwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers
Middelharnis, 17 Dec. 1930.
Geachte Redactie 1
Beleefd verzoeken wij U het volgende stuk
in Uw blad te plaatsen. Bij voorbaat zeggen
wij U daarvoor hartelijk dank.
De heer Van den Blink reageert in uw blad
van 13 dezer op het ingezonden stuk, waarin
wij de kerkelijke verhoudingen in de Ned. Herv.
Gem. te Middelharnis hebben besproken. Zon
der op de kern van ons betoog in te gaan,
maakt deze schrijver enkele opmerkingen, die
wij niet onbeantwoord mogen laten.
Allereerst betuigt de schrijver zijn leedwezen
over de publieke behandeling dezer kwestie.
Doch het ware beter geweest, dat de heer
v. d. BI. daarover zijn eigen geestverwanten
eens onderhanden had genomen, want zij heb
ben in hun ingezonden stuk van 30 Nov. j.l.
de kerkelijke toestanden het eerst publiekelijk
besproken. Het was dus ons recht en zelfs onze
plicht htm actie in het openbaar te bestrijden
en het karakter dezer beweging in het juiste licht
te stellen. Zijn geestverwante vrienden hebben
ons dus tot verweer genoodzaakt. Op hen
was het Fransches preekwoord toepasselijk.
In de tweede plaats neemt onze geachte op
ponent het ons kwalijk, dat wij verband hebben
gelegd tusschen de kerkelijk-godsdienstige rich
ting en de politieke kleur van hen, die de be
doelde actie zijn begonnen. Maar waartoe zou
den wij dit verband verbloemen De Confessio-
neele vrienden behoeven zich toch hun politieke
belijdenis niet te schamen? Wij hebben op de
onmiskenbare geestelijke verwantschap tusschen
Confessioneele richting en Chr. Hist, politiek
de nadruk gelegd, om daarmee aan te toonen,
welk gevaar de Geref. groep van die zijde
bedreigt. We dienen toch te weten, wat we
aan elkaar hebben
De heer v. d. BI. heeft het zich voorts aan
getrokken, dat wij de meeste Confessioneelen
in onze gemeente hebben ingedeeld bij de tegen
standers van het Chr. onderwijs. Onze geachte
opponent beijvert zich, zichzelven van den blaam
te zuiveren, als zou hij ook tot dezulken ge-
gerekend worden. Wij verheugen ons zeer van
den heer v. d. BI. te mogen vernemen, dat hij
een voorstander van den school met den Bijbei
is, maar wij kunnen ons niet herinneren, dat hij
van zijn liefde voor het Chr. onderwijs in onze
gemeente door daadwerkelijken, zedelijken steun
heeft blijk gegeven. Bovendien kan een ecceptio-
neel geval de stelling, die wij poneerden, niet
omver werpen.
Dat enkele kerkvoogden en notabelen destijds
hun kinderen naar de Openbare school stuurden,
bewijst slechts, dat zij vroeger de noodza
kelijkheid van Chr. onderwijs niet hebben in
gezien. Wie de geschiedenis der Ned. Herv.
Kerk alhier kent, weet, dat de groei der Geref.
richting in deze gemeente van recenten datum
is; en met hare ontwikkeling groeide ook de
behoefte aan Chr. onderwijs op beslist Geref.
grondslag. De heer v. d. BI. zal het toch niet
onbekend zijn, dat juist meerderen van hen, die
hij als tegenstanders van Chr. onderwijs wil
kwalificeeren, in den jongsten schoolstrijd te
Middelharnis hun warme liefde voor de zaak
van het Chr. onderwijs hebben getoond1. En
voor hen, die in kerkbestuur en kerkeraad tegen
standers zijn van den School met den Bijbel, ver
helen wij niet onze meening, dat zij hun afkeer
van of hun onverschiligheid voor het christelijk
onderwijs onmogelijk kunnen vereenigen met hun
kerkelijke functie in een Herv. Geref. gemeente
als de onze. Dit zijn stellig geestverwanten van
hen die door hun actie de Geref. richting willen
iDi<Ai5lfiA-vANVALKLfiBÜK(
e iLEVERTR;
\'S;
LEEUWARDEN-
belagen. Natuurlijk gaat ook tegen hen onze
strijd.
Wat ten slotte de houding tegenover den Raad
van Beheer enz. betreft, wij kunnen het van den
heer v. d. BI. begrijpen, dat zijn beginselen hem
voorschrijven, zich te krommen onder het juk
der synodale reglementen, maar voor het Geref.
volksdeel blijft het gebiedende eisch, zich zoo
lang mogelijk te verzetten tegen elke poging om
met terzijdestelling van de Schriftuurlijke be
ginselen van kerkorde de onschriftuurlijke re
glementen aan de Kerk op te leggen.
Wij gevoelen ons verplicht te waarschuwen
tegen een actie, die, mocht zij slagen, in hare
fatale gevolgen slechts teleurstellen kan, wie
haar begonnen.
Immers de geschiedenis van het kerkelijk le
ven onzer gemeente heeft bewezen, dat noch het
modernisme, noch de Confessioneele richting,
noch welke strooming ook aan de kerkelijke be
volking van Middelharnis blijvende geestelijke
bevrediging kunnen schenken. Zij hebben
hier slechts steenen voor brood kunnen geven.
Wat wij hier in ons kerkelijk leven noodig heb
ben zijn positieve menschen die de christelijke
levensopvatting niet maar ten halve aanvaarden,
doch ze belijden en beleven, zooals de Calvinis
tische levensbeschouwing ze het diepst heeft ge
grepen en ze op elk levensgebied wil verwerke
lijken.
Nogmaals danken wij u voor de verleende
plaatsruimte.
A. VAN ECK.
A. BEVERSLUIS.
ZOEK HET NIET OVER DE BERGEN,
ZOEK HET NIET OVER DE ZEE,
HET KONINKRIJK GODS IS IN U.
Onder het stukje: „Hij, die zijn vaderland niet
haat, die kan mijn discipel niet zijn", dat voor
eenige weken in dit blad verscheen, schreef de
Redactie, dat spoedig van haar hand eenige
artikelen, het vredesvraagstuk betreffend, zou
den verschijnen. Verleden week Vrijdag werden
de lezers met het eerste epistel over dit onder
werp verrast. De schrijver van 't eerstgenoemde
artikel stelt het op hoogen prijs, dat de Redactie
hem toestaat dit en eventueel ook de volgende
artikelen van de hand der Redactie, vanuit zijn
standpunt te belichten.
Dit eerste artikel nu, waarin niets anders naar
voren wordt gebracht, dan de pessimistische
stemmingen van den Prediker en waarvan de
woorden: „Een tijd van oorlog, een tijd van
vrede" zoo bij uitstek geschikt schijnen om uit
Gods Woord, Gods wil te vernemen, doet reeds
duidelijken den grooten afstand tusschen beide
standpunten naar voren komen. In het eene
artikel vindt men van God geen spoor, het an
dere is er vol van. Wanneer er een God is,
wat een gruwel moet het Hem zijn, Zijn Naam
gebruikt te zien om den zinloozen, modernen
oorlog te blijven aanvaarden als een van Hem
opgelegden plicht. Zoo'n artikeltje bewijst
DAT HELPT voor
SpRlNGENDE handeh
Brand en
Snijwondeh*!
K lóv'Én
Hoofdzeer
Klier
huiduit5laö
Exzema
enz
en2
Waar niet ver»
krijgbaar,
zendt 30 cent
postzegels aan
Groenewegje
97.
Den Haag.
weer den fnuikend remmenden invloed van dog
ma en Kerk op den vooruitgang der menschheid.
De dogmatisch denkende mensch begrijpt niet
den strijd van den werkelijk vooruitstrevenden
tegen de dogmatische Kerk, hij voelt niet den
samenhang tusschen conservatisme en dogma.
Hij interpreteert Gods Woord naar eigen con
servatieve behoefte, die hij op zijn beurt van
zijn ouders heeft meegekregen. Hij meent, dat
hij zijn levensbeschouwing uit Gods Woord put,
maar inderdaad is het juist andersom en bevindt
hij zich in den ban van eigen en voorvaderlijk
conservatisme. De Christen-nationalist heeft
heel geen bijbel noodig om zich met giftgassen
en ziekte-brengende bacillen te mogen wapenen.
O neen, hij zoekt slechts steun in zijn Boek,
opdat van zijn bekrompen en verderfbrengende
levenshouding nog een heilige glans strale, op
dat zijn conservatisme des te deugdelijker ge
fundeerd worde. Evenmin als de moderne mensch
de resultaten der archeologie en historische we
tenschap noodig heeft om zich van den ban der
dogmatiek te bevrijden, evenmin heeft de con
servatief God ncodig om conservatief te zijn.
Het is beide (wetenschap en God) bijkomstig,
ofschoon van het grootste belang.
Dit is een kleine, zij het ook heel kleine
troost, dat het ten slotte de mensch is, die tot
vrijmaking moet worden gebracht. Wij strijden
niet ook nog tegen een boven-aardsche kracht.
Nogmaals in anderen vorm: Gods wil, zooals
de conservatief hem duidt, is de weerspiegeling
van socialen of nationalen wil.
Het spreekt vanzelf, dat de orthodoxe mensch
zich van het zielsproces, zooals hierboven voor
gesteld is, niet bewust is. Hierdoor is het bewijs
van de juistheid der moderne opvattingen hem
niet één twee drie bij te brengen.
Het modernisme, dat zoo oud als de m'eüsch-
heid is, wordt iemand niet in den schoot ge
worpen, men kan het zijn medemenschen ook
niet op een achternamiddag aanleeren. Het mo
dernisme, de vrijheid van den geest, is het re
sultaat van eigen innerlijken strijd, een verlos
sing, individueel als de verlossing door Chris
tus. Zooals de geloovige telken male aan het
avondmaal deelneemt, zoo moet ook de mo
derne innerlijk blijven strijden voor zijn eigen
vrijheid en ontwikkeling.
Keeren wij thans terug tot het bewijs van de
grondgedachte, dat Gods wil niets anders is,
dan 's menschen eigen geprojecteerde, naar bui
ten gebrachte, wil, waardoor deze conservatieve
wil een haast onbewegelijke basis verkrijgt. De
praktijk leert, dat het milieu, waarin men op
groeit, uitzonderingen daargelaten (over deze
uitzonderingen straks meer), beslissend is voor
dc latere levensbeschouwing. Dit is een stelling,
waarvan katholiek en protestant de praktische
toepassing zeer deugdelijk onder de knie hebben,
getuige de weelderige scholenbouw-bloei. Over
de onverbiddelijke gevolgtrekking, die uit deze
paedagogische praktijk voortvloeit, wordt niet
gedacht, maar diep in het onbewuste begraven.
Dit verschijnsel der erfelijkheid van den gods
dienst wordt voor ons bewijs dubbel belangrijk
door een tweede verschijnsel, n.l. dat bij af
wijking van het geloof der vaderen in verreweg
de meeste gevallen een verschuiving naar links
plaats grijpt. De proselieten, bekeerlingen, ko
men van rechts en bewegen zich in linksche rich
ting, die ten slotte uitloopt op het verlaten van
den bijbel als goddelijk richtsnoer in orthodoxen
zin.
Beschouwen wij den invloed van het ouderlijk
en kerkelijk milieu op de ontwikkeling van het
kind te dezen opzichte nog iets nader. Hoe pre-
cieser en meer gedisciplineerd door het levend
geslacht toon en maat aangegeven wordt, des
te nauwkeuriger danst het opkomend geslacht
later in den pas. Wij zien dit in wezen diep
tragische verschijnsel zeer zuiver door het ka
tholicisme verwezenlijkt. Voorwaar, de eigen
schappen van het kudde-dier zijn hier tot ver
bijsterende 'hoogte opgevoerd.
Een stap verder en wij bereiken het orthodoxe
protestantisme: „Vrijheid van onderzoek!" Lang
zaam, langzaam lezer: „Vrijheid om den bijbel
te lezen en binnen zekere grenzen naar eigen
inzicht uit te leggen". Zoo was het in de her
vormingstijd. Wat is het resultaat na eenige
eeuwen „Een grenzenlooze versnippering van
het protestantisme". Het gemeenschappelijke van
deze groepen is langen tijd, dat zij zich alle op
den bijbel, dat vat vol tegenstrijdigheden, be
roepen en in volle tegenspraak met elkander zijn.
Hun opvattingen zijn echter voldoende conser
vatief om deze met den bijbel staande te houden.
Wij beleven thans een crisistijd voor het ortho
dox protestantisme. Het feit, waarop wij zoo
even weZen, dat de proselieten steeds in link
sche richting gaan, heeft in den loop der eeuwen
een versplintering en ten slotte afval ten gevolge
gehad, die het einde nabij doet vreezen, de heer-
schende positie heeft men reeds lang op moeten
geven. Hun einde nabij voelen, roepen zij: „H e t
Einde nadert" (Joh. de Heer, Maranatha-be-
weging)niet onderkennend, dat dit h u n gees
telijk einde is, waarvan de teekenen der tijdj i
den ondergang voorspellen. De bijbel er op n<i®»
geslagen', vindt men er den laatsten steun, de
steun voor het einde.
Vergelijken wij dit gebeuren met de houding
der katholieke kerk, zij beschikt over denzelfden
bijbel, maar heeft blijkbaar nog geen behoefte
de teekenen der tijden aldus uit te leggen. In
dezen kring geen woord over het Einde, dat
is voor ons zeer logisch, de katholieke kerk
voelt zich krachtiger dan ooit (in het midden
latend of dit werkelijk zoo is) en denkt niet aan
sterven.
Hiermede is het feitenmateriaal geenszins uit
geput, waarmede onze grondgedachte bewezen
kan worden, het boVenstaande moge echter vol
staan.
Wij willen eindigen met de vraag: „Hoe staat
het met de geestelijke erfelijkheid bij de niet dog-
matischen Bestaat deze daar niet Vanzelf
sprekend bestaat deze overal, want het conser
vatisme is er den bodem van. Het moderne gees
telijke leven, niet aan onbewegelijke godsdien
stige voorstellingen gebonden, luidt een periode
van snellere ontwikkeling der menschheid in.
Méér humaan, ook meer overeenkomstig hf
ware, „moderne geestelijke leven", zou het ons*'
toeschijnen, indien de schrijver ons eerst eens
behoorlijk had laten uitpraten.
Reeds in ons tweede artikel (als hij het ten
minste ernstig leest) zal hij zien, dat hij zich
vergaloppeert, als hij spreekt van „niet anders
dan pessimistische stemmingen van den Pre
diker".
Van de uitgeversmaatschappij „Holland" te
Amsterdam ontvingen wij ter recensie „Daden
die keeren", door G. Sevensma-Themmen.
Over dit boek wil ik wel in dit hoekje eens
schrijven. We maken een periode mee in het
gezinsleven van Joost Verburg.
De kinderen zijn al groot en elk gaat zijn eigen
weg zoeken in het leven.
Het is Verburg en zijn vrouw goed gegaan
in het levén. Verbrug is daar trotsch op. Hij is
de handige, pientere baas, die het toch maar
zoo ver gebracht heeft.
Maar, naarmate zij maatschappelijk vooruit
gingen, naar die mate boog hun levensweg zich
verder van God af.
Maar God greep in. Het deed pijn, maar het
was noodig. De dood van een der kleine kin
deren doet de vrouw van Verburg weer tot
God terugkeeren.
Verburg wil niet tot God terug. Hij verzet
zich er tegen. Z'n zaken, z'n gezin, dat alles is
hem genoeg in 't leven.
Hij is trotsch op zijn zaken, die flink vooruit
zijn gegaan, en ook op zijn kinderen wil hij
trotsch zijn. Bij twee er van gaat dit vlot.
Ella, z'n oudste, leeft ook welbewust en fier
'haar eigen luxe leven in haar klein gezin.
Ook Ina bakent zich haar eigen weg af.
Ze is de gewilde leerares op een middelbare
school én de tijd, dat Dr. voor haar naam zal
staan, lijkt niet ver.
Verburg is trotsch op die twee. Ze gelijken
hun vader zooals ze door het leven gaan, fier,
onafhankelijk. Ze de menschen, met wie ge
rekend moet worden.
Er zijn nog anderen in dat gezin. Eigenlijk
lijkt het wel of het gezin uit twee heterogene
deelen bestaat.
Vader, Ella, Ina eenerzijds, moeder, Rienk en
Toos anderzijds.
Wat is er veel verschil tusschen die twee
groepen, maar al is er veel verschil, het gezin
blijft toch een eenheid. Dat komt door moeder.
Moeder is de fijne, de teere, liefdevolle figuur
in dit boek. Bij veel verschil is toch de liefde
gebleven,
Als we beginnen te lezen, vraagt de imposante
verschijning van Joost Verburg dadelijk alle
aandacht. Je kunt hem nooit onopgemerkt voor
bijgaan, die krachtige, energieke verschijning.
Maar al lezende Wendt onze blik zich meer van
hem af, doordat moeder onze aandacht vraagt.
Dat komt niet, doordat moeder de aandacht wil
opeischen. Moeder leeft haar bescheiden le
ventje, steeds gebonden aan haar stoel, bijna
niet in staat ook maar iets zelf te doen. Moeder,
de echte moeder, die haar kinderen zoo kent en
begrijpt, en hoe zwak en hulpbehoevend ze ook
is, de kinderen in al hun levensleed ook steunen
kan, omdat ze zelf steun vindt in God.
Dat is haar eenige kracht, maar dan ook
inderdaad haar kracht. Als dan later de
sterke Verbrug ziek is, geheel terneergedrukt,
omdat de groote toekomst, die hij voor z'n kin
deren zag, totaal vernield is, dan kan het
tengere, hulpbehoevende vrouwtje hem steunen
en helpen en straks ook heenleiden tot God.
En het is geen wonder, dat de kracht van
Verburg gebroken wordt. God slaat hem wel
in zijn kinderen, die hij toch wel zeer lief heeft.
Ella, het gevierde vrouwtje in haar eigen
milieu, moet zich op heel bescheiden voet in
richten. Ziekte en zakenteruggang zijn daarvan
de oorzaak.
Ina ziet haar geluk gebroken, toen ze hoorde,
dat hij, dien ze liefheeft, reeds gebonden is. In
haar eigen kring hem dagelijks te blijven ont
moeten, dat gaat boven haar kracht. Dan gaat
ze zich liever een nieuwen weg banen in Indië.
Ze krijgt daar spoedig een betrekking en gaat
weg.
Maar in Indië, ver weg van het ouderlijk huis,
sterft ze, eenzaam.
Toos en Rienk zijn heel andere figuren.
Wel vraagt Rienk de aandacht, maar alleen
voor z'n tegenslag en ellende. Rienk weet er
zich niet door te slaan. Hij solliciteert en schrijft,
maar alles tevergeefs.
Als hij eindelijk slaagt, is het doordat zijn
zwager hem helpt.
Dan trouwt hij met een Roomsch meisje en
gaat tot haar kerk over.
Toos' leven gaat eigenlijk heelemaal onop
gemerkt voorbij. Ze bleef in het ouderlijk huis.
Moeders plaatsje was steeds op haar stoel bij
het raam, maar Toos nam de teugels van het
huishoudelijk bestuur in handen. En door haar
stille zorg blijft het ouderlijk huis voor allen
toch echt een thuis. De toevlucht, als het leven
te zwaar drukt.
Vader ziet Rienk, omdat hij zich ergert
aan hem. Toos gaat hij eigenlijk onopgemerkt
voorbij. Dat leven was te gewoon, te gering,
daar straalde geen glorie af.
Toen Ina gestorven was, toen aan Ella's huis
de zorg aanklopte, toen Rienk een poos het
ouderlijke huis vermeed, to'en wist Verburg geen
weg meer met het leven. Alles scheen afgebroken
te worden.
Doch toen ook richte God zijn oog op den
eenigen weg, die leidt ten leven.
Als Verburg bij het wiegje van Rienk's zoon
het gericht houdt over zijn leven, dan moet hij
bekennen, dat „hij het altaar in zijn gezin had
ledig gelaten".
Maar Verburg is niet de man om gebroken,
vernietigd te blijven neerzitten. Hij krijgt weer
vertrouwen in de toekomst. Doch het is een heel
ander vertrouwen dan eerst, want God is het
steunpunt van zijn vertrouwen geworden. Het
is een vertrouwen, waarbij ook voor ootmoed
een plaats is.
In 't kort hebben we hier den inhoud van dit
boek, dat we met veel genoegen gelezen hebben,
weergegeven.
Elk figuur uit dit gezin is mooi geteekënd en
zuiver volgehouden.
Bij veel wat verdeelt, blijft toch de eenheid,
omdat er liefde is.
Bijzonder mooi is de Moeder, in haar is een
stille kracht en ongeziene sterkte, omdat zij zich
sterken kan in God.
De schrijfster, Sevensma-Themmens, beschikt
over een zuiveren, klaren stijl. Het is steeds een
genot haar boeken te lezen, en in dit werk hand
haaft zij zich ten volle.
Het trof ons vaak, dat in de werken van deze
schrijfster het verwerkte gegeven meestal zwaar
was van droefheid.
Ook in dit werk van haar is veel droef ge
beuren, doch de opgaande lijn beslist toch, want
de nederwaartsche levënslljn van Joost Verburg
heeft zich opgericht en loopt nu op God toe.
Het is een mooi boek, dat we zeer gaarne
aanbevelen.
M'n beste nichtjes en neefjes
Verlangen jullie al erg naar de vacantie. Ik
geloof het wel een beetje, want ik merk het wel
aan de brieven. Nu, dat mag nu ook wel weer,
hoor. Het is een langen tijd schoolgaan achter
elkaar. Jullie kunnen dan prachtig voor onzen
wedstrijd werken. Zijn jullie al bezig Doe je
best maar, er zijn aardig wat prijzen te ver
dienen.
Ik kreeg van een van onze nichtjes, Gerarda
S. uit Rotterdam, een aardig briefje, waarin ze
me vertelt wat ze voor haar broertje gemaakt
heeft voor Sint Nicolaas. Maar al is Sint Nico-
laas nu al weer voorbij, het zou toch voor onze
nichtjes wel leuk zijn als ze het voor hun kleine
broertjes of zusjes eens namaakten.
Zoo, nu gaat ons nichtje aan het vertellen
hoe ze het gemaakt heeft
O ja, Tante Ik ben een spaarpot aan het
maken voor broertjes Sint Nicolaas. Misschien
is het wel wat voor ons hoekje in „De Maas".
Het is net zooiets als de speldenrol, maar
makkelijker. Er is voor noodig (schrik niet)
de kartonnen rol van een closetrol en twee
lichte strengen wol, b.v. blauw met wit of
ros met wit. Ik heb lichtrood met wit. Nu een
lap om de rol breien. Ik gebruik naalden
no 3M on heb 32 steken opgezet, 't Kan
natuurlijk ook fijner. Ik heb het zoo gedaan:
alles recht, 5 ribbetjes wit en 5 ribbetjes rood.
Dan de opzetrand en de afkantrand aan elkaar
naaien. In 't midden een gleuf open laten
voor 't geld, ook in de rol. Dan de beide
zijkanten aan elkaar naaien en aan elke kant
een kwast. Ook aan beide kanten een koord,
dat van boven met een kwast wordt vast
gemaakt. Ik heb ook nog een popje op de
rol gezet, 't Is maar klein en kost overal
8 cent. Een gewoon beenen popje. Ze kan
een strik om hebben, maar ik heb een hoedje
en jurkje gemaakt, 't Hoedje was van vasten.
Eerst vier toeren gewoon en daarna 2 vasten,
een steek overslaan, 2 vasten enz. Tot ik
op 't laatst 1 steek over had. Daarna een
rand aan 't hoedje. Alleen van voren. Dat
was zoo. Heel los: 2 stokjes in een gaatje enz.,
1 toer. Daarna een puntje aan vasten van
de andere kleur er om. 't Jurkje was een lijfje
van vasten, 4 toeren vasten, 't Rokje net zoo
als 't randje van den hoed, 2 stokjes in een
gaatje, maar 2 toeren, 't Popje wordt op de
rol gezet en de spaarpot is klaar. Het is heel
gemakkelijk en een leuk geschenk voor broer
tje of zusje, 't Kost hoogstens 40 cent.
Ik hoop, dat ik het uitvoerig genoeg heb
beschreven, 't Is natuurlijk makkelijker als
je het zelf hebt gezien.
De stokjes moeten vooral héél los, een
groote c.M. lang zij ze. En ik gebruikte haak
pen no. 5. Ik denk, dat U 't wel eens hebt
gezien, tante
Voor schouderbandjes van 't jurkje haakte
ik maar een koordje. Nu is het heusch heele
maal klaar.
Zoo, heeft ons nichtje ons dat nu niet kranig
geleerd
Jullie vertellen me maar eens wie het nage
maakt heeft. Dan kan broertje of zusje al vroeg
gaan sparen.
Nu, allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
Ingezonden door Gerrit P. te Numansdorp
SINT NICOLAAS.
Spoedig komt de goede Sint,
Toch zeker zes December.
'k Verlang er naar, als ieder kind,
Al is 't nog maar November.
Ieder jaartje komt hij weer,
Kan ons maar niet vergeten.
Al zijn w' ondeugend keer op keer,
Dat heeft hij niet geweten.
Het is toch wel een goede man.
Pet boot komt hij uit Spanje,
Met Piet zijn knecht, een aardig span,
Met kleeren aan met franje.
Hij rijdt te paard, Piet achteraan,
Over daken en ook goten.
Met 'n auto zou dat wel niet gaan,
Staat niet zoo vast op pooten.
Door schoorsteen, zoo de kamer in,
Sluipt hij heel stil naar binnen.
Hij maakt het ieder naar den zin,
Al moet hij soms verzinnen.
Piet dit, Jan dat én zooal meer,
Geeft kinderen, braaf en zoet.
Maar is men stout, zoo keer op keer,
Krijgt men de roe, als 't moet.
Toch blijft hij onze kindervriend,
Hij geeft zoo lang hij kan,
En dan vertrekt hij heel gezwind,
Met Piet weer achteran.
Ik hoop, dat hij ons goed gedenkt,
Ons allen, Tante Truus niet te vergeten,
Ons blij maakt en weer vreugd ons schenkt
Met speelgoed en snoep om te eten.
En roepen dan zoo met elkaar
Tot weerziens, tot een volgend jaar!