voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
:NTA
TEN
Ongeluhhig verweer
Antirevolutionair
Orgaan
la me
ibieding
IN HOC SIGNO VINCES
Boekhoven Zn.
No. 3698
ZATERDAG 29 NOVEMBER 1930
45STE JAARGANG
sn leenbank
noeidheid,
w oogen,
r zijn dan
met den
icht - hoe
ballon
wit glas
isitekaartjes
Enveloppen
slechts f 1.00
EERSTE BLAD.
ARI1IS—SOmmELSDIJK'
k leent gelden aan leden
i pCt. 's-jaars. Ze neemt
tegen 3,84 pCt. 's-jaars,
iiet-leden. Voorschotten
a gelijks aangevraagd
j een der leden van het
ielegenheid tot inbreng-
etaling van gelden eiken
n tirljdagauono van8-8uuf
1.J0PPECZ.
randen kassier D,
SDIJK.
Op den Uitkijk.
Om ons Heen.
Deze Courait verschaal eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f I.- b( vooruitbetaling,
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8,50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan.
Advertenti6n worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN !0 uur.
A IS© stakkea voor de Redactie bestemd, Advertcntiën en verder© Administratie, trance toe tekenden aan de Uitgevers
3
yt*
ii.
Wij hebben in ons vorig artikel er
op gewezen, dat onze St. Geref. oppo
nent op geen enkele van onze argumen
ten is ingegaan.
Dat sluit dus elke ernstige polemiek
uit. Hij schrijft volkomen langs ons
heen.
Nu kunnen we dat begrijpen. Het
materiaal, dat we voor de stelling: Dr.
Kuyper heeft niets nieuws gebracht,
aanvoerden, was alléén en uitsluitend
.^ontleend aan de zuivere en overbeken-
MtÊÊcle Gereformeerde oud-vaders.
Wij hebben breedvoerige citaten ont
leend aan Datheen, Guido de Bres,
Brakel, Groenewegen, van der Kemp,
Calvijn, Maccovius, Gomarus, Voetius,
Polyander, van Maastricht, A. Marck,
Alting, Dordtsche Synode, enz.
En uit vele van die citaten bleek dui
delijk, dat de meesten omtrent het
vraagstuk van de beteekenis en de
waardij van den Kinderdoop, alsmede
over de vraag hoe men de jonge kin
deren der geloovigen te beschouwen
heeft, nog veel scherper zich uitdruk
ken en veel verder gaan dan Dr. Kuy
per in zijn boekske „Voor een Distel
een Mirt".
Het is dus geen wonder, dat deze
St. Geref. scribent al onze argumenten
stil negeerde, er zelfs met geen enkel
woord van repte en in de ruimte ging
wammen, om toch maar den laster van
r. van Dis met een schijn van waarheid
te dekken.
Dat zijn zoo de Staatk. Geref. ma
nieren.
We ondervinden dat meer.
Intusschen zullen wij niet ophouden
de waarheid te verdedigen en te propa-
geeren, ook tegenover de St. Geref.
leugen.
Dat is nu eenmaal onze roeping: der
waarheid getuigenis geven.
Wij schermen niet zoo spoedig met
groote woorden, als: het „martelaars-
bloed der vaderen" en „oude en be
proefde waarheid" en zoo meer, maar
daarom hebben we de zaak zelf er niet
minder lief om.
Dat blijkt bij dien Staatk. Geref.
scribent niet zoo te zijn.
We hebben er op gewezen, dat deze
man blijkbaar niet weet waarover hij
schrijft, hij daast er maar op los en weet
net zoo min iets van de werken van
Kuyper als hij iets weet van de werken
van de Geref. oud-vaders.
Als we al den onzin van die serie
artikelen moesten ontzenuwen, moesten
we er minstens een gelijk aantal tegen
over stellen, daar is dus geen beginnen
aan.
Maar we hebben beloofd één frap
pant staaltje aan te halen, om te laten
zoen hoe deze man er maar op los
kletst. Het is een sprekend staaltje van
al zijn geschrijf.
We zullen hem alle recht laten we
dervaren en zoo breed mogelijk citee-
ren. In vervolg 6 beweert hij
„Ook Calvijn heeft niet geleerd,
dat in de prille jeugd een geloofskiem
wordt ingestort die dan later door
het Woord en den Heiligen Geest
tot ontwikkeling komt. Want hij zegt
ten eerste, dat God als gewonen re
gel tot wederbaring van Gods Volk,
de Heere Zijn Woord en Geest ge
bruikt.
En dat het geloof uit het gehoor is.
dat in Boek 4 van zijn insti
tutie, hoofdstuk i9 en 2<0.
Hij zegt daar
..Doch zij bemerken niet, dat de Apostel,
wanneer hij het gehoor maakt tot een be-
g n s e 1 des geloofs, alleenlijk beschrijft
het gewoonlijke beleid en bestuur, hetwelk
God in het roepen van de Zijnen pleegt te
houden."
„Calvijn wederlegt daar de moge
lijkheid, dat ook jonge kinderen kun
nen zalig worden, buiten het gepre
dikte Woord. Hij noemt dat duidelijk
een buitengewone werking van den
Heere. Want de gewone regel is, dat
het geloof uit het gehoor is, door het
gepredikte Woord. Dat is het ge
woonlijke beleid en bestuur Gods."
Aldus deze St. Geref. schrijver.
Maar wat is nu het frappante
Hij laat Calvijn precies het tegendeel
zeggen van wat hij bedoeld heeft
Hij citeert Calvijn maar half. Hij ein
digt midden in een zin, waar Calvijn
komma-punt zet (te houden) zet deze
St. Geref man een heel gewone punt.
Dat zijn St. Geref, manieren.
Denkt hij soms dat hij alleen Cal-
vijn's Institutie in zijn bezit heeft
Wij zullen eens Calvijn precies laten
zeggen wat hij gezegd heeft. Men zal
zien dat het er dan anders uitziet.
Calvijn bestrijdt in dit citaat de We-
derdoopers die precies hetzelfde zeggen
als wat deze St. Geref. schrijver be
weert.
Calvijn zegt daar
„Maar het geloof, zeggen ze, (de
Wederdoopers) komt uit het gehoor,
en de kinderkens hebben het gebruik
des gehoors nog niet bekomen, ze
zijn ook niet bekwaam om God te
kennen, als welke gelijk Mozes leert,
van de wetenschap beide des goeds
en des kwaads ontbloot zijn. Doch zij
bemerken niet, dat de Apostel, wan
neer hij het gehoor maakt tot een
beginsel des geloofs, alleenlijk be
schrijft het gewoonlijk beleid en be
stuur, hetwelk God in het roepen
vande Z ij n e n pleegt te houden;
maar Hem geen eeuwigen regel stelt,
dat Hij geen ander middel zou mogen
gebruiken. Gelijk Hij voorwaar een
ander middel gebruikt heeft in de
roeping van velen, welke Hij in
wendig door verlichting Zijns Gees-
tes zonder tusschenkomen van de
uiterlijke predikatiën met de ware
kennis van Zichzelf begaafd heeft.
En naardien zij meenen, dat het zeer
ongerijmd zou zijn, indien de kinde
ren eenige kennis Gods toegeëigend
wordt, van welken Mozes zegt, dat
ze geen verstand hebben van goed of
kwaad, zoo wilde ik wel, dat ze mij
zeiden, wat gevaar daarin gelegen
is, dat de kinderkens gezegd worden
alree ontvangen te hebben e en i g
deel van die genade, welker
vollen overvloed zij een weinig daar
na genieten zullen Want indien de
volheid des levens in de volmaakste
kennis Gods bestaat en dat sommige
kinderkens die terstond in hun eer
ste kindsheid door den dood van hier
weggerukt worden, tot het eeuwige
leven doorgaan, zoo worden zij zon
der twijfel ontvangen tot het zeer na
bij aanschouwen van Gods aanschijn.
Waarom zou dan de Heere degenen,
die Hij door den vollen glans van
Zijn licht zal verlichten, ook niet te
dezer tijd, indien het Hem zoo ge
lieft met een klein vonksken bestra
len bijzonder indien Hij deze niet
eer verlost van hun onwetenheid, dan
als Hij hen trekt uit den kerker des
vleesches Dit zeg ik niet alsof ik
lichtvaardiglijk wilde beweren, dat
ze begaafd zijn met hetzelfde geloof,
hetwelk wij in ons gevoelen of im
mers met zulk een kennis, die aan het
geloof gelijk is (want ik laat dit lie
ver tusschen beiden in twijfeling)
maar opdat ik een weinig zou brei
delen de zotte laatdunkendheid van
deze fijne lieden, welke, naar dat het
hun in den mond schiet, gerustelijk en
zonder vrees alles loochenen, of be
lijden en staande houden
Het laatste is als voor dezen Staatk.
Geref. schrijver geknipt
Let er nu eens op wat hij schrijft on
der zijn (verknoeide) citaat van Col
vijn. Wij zullen het hier nog eens laten
volgen: „Calvijn wederlegt daar de mo
gelijkheid, dat ook jonge kinderen kun
nen zalig worden buiten het gepredikte
Woord."
Leg deze woorden nu eens naast het
(volledige) citaat dat wij hierboven
van Calvijn geven.
Ge ziet dan dat deze St. Geref. schrij
ver Calvijn precies het tegenovergestel
de wil laten zeggen van wat hij inder
daad gezegd heeft. Want Calvijn zegt
in dat (door den St. Geref. schrijver
weggelaten citaat) juist, dat God vele
kinderen wel buiten het gepredikte
Woord zalig maakt.
Zóó worden de oudvaders verknoeid
om zef maar op de oudvaders te kunnen
gelijken.
En dat heet dan een hoog houden
van de oude schrijvers
Ze zwammen er maar op los en we
ten niet eens waarover ze het hebben.
In dat zelfde artikel (vervolg 6) b.v.
wil hij zich op Calvijn beroepen dat
deze van geen zaad der wedergeboorte
in de prille jeugd weten wil.
Wij hebben in onze vroegere vijf ar
tikelen (die hij nu bestrijden wil) Cal
vijn geciteerd, waar hij precies het te
genovergestelde zegt en dus op de lijn
van Dr. Kuyper staat.
Dit had toch deze St. Geref. man aan
het denken moeten, brengen Maar dat
doet hij niet. Hij negeert ons argument
uit Calvijn en rukt een paar zinsneden
uit hun verband, zet een punt waar een
kommapunt moet staan en wringt Cal
vijn in het St. Geref. corset.
Had hij nog even verder doorgele
zen op de zelfde bladzijde van de In
stitutie van Calvijn dan had hij het nog
duidelijker kunnen lezen. Calvijn zegt
toch even verder in zijn bestrijding van
de wederdoopers (dat de H. Doop als
sacrament den kleinen kinderen niet
mag bediend worden omdat ze nog niet
gelooven kunnen)
„Kortelijk, deze tegenwerping kan
zonder moeite aldus weerlegd wor
den, dat, namelijk de kinderkens
worden gedoopt tot de bekeering en
het geloof, dat zij namaals hebben
zullen, het zaad van welke
tweega.vendoordeverbor-
gene werking des geestes
alree in hen is, alhoewel die
gaven zeiven hun fatsoen en gedaan
te in hen nog niet hebben."
Calvijn spreekt dus ook van het zaad
van bekeering en geloof dat alree in die
jonge kinderen is (die de predikatiën
des Woord nog nooit gehoord hebben
of hebben kunnen hooren.)
Precies als Dr. Kuyper.
gelooven aan de goede trouw van deze
menschen, die de oude schrijvers zóó
verknoeien.
Het is bijna al te erg om het alleen
aan domheid te wijten.
We laten dit echter voor de cons
ciëntie van den St. Geref. schrijver.
Wij komen ook niet op zijn artikelen
terug om alsnog te trachten hem te
weerleggen.
Dat is nu eenmaal een hopelooze
zaak.
Menschen die zóó knoeien met cita
ten zijn ook eigenlijk geen antwoord
waard.
Maar we hebben te letten op de een
voudige lezers die zoo licht op een
dwaalspoor worden gebracht.
Tegenover dezen achten we ons ge
roepen de waarheid nog even in het
licht te stellen.
In een derde (slotartikel) willen we
daarom nog iets over deze dingen
zeggen.
Mijn brief van enkele weken geleden had niet
de volle instemming van een mijner getrouwe
lezers.
Nu verwondert mij dat niet.
We kunnen het niet altijd in alles met el
kander eens zijn, óók zelfs niet al staan we
op denzelfden grondslag (zooals hier gelukkig
het geval is). Verschil van meening zal er wel
altijd blijven. En dat is maar goed ook. We
zijn allemaal fragmentarische menschen. We
zien maar fragmenten van het leven, en' we
bezien allemaal de dingen van een bepaalden
kant. Dat kan nu eenmaal niet anders. Geen
mensch is volkomen objectief. Dat kan ook
niet, want dan zou men volkomen dé dingen
moeten beheerschen, alles moeten weten, alles
moeten kunnen beoordeelen. En dat kan niemand.
Daarom hebben we eikander aan te vullen.
Daarvoor zijn we in het leven op elkander
aangewezen. En als dit in goeden gemoede gaat,
mag ik dat graag.
Door uitwisseling van gedachten breekt dan
het objectieve licht door.
Mijn opponent deelt niet mijn zienswijze over
de salariskwestie.
Ik had geschreVen over de malaise, die zich
ook in ons land zoo pijnlijk doet gevoelen en
er ook op gewezen, dat het niet onmogelijk is,
dat we wel allen naar beneden moeten. Maar
als dat gebeurt, dan zullen we ook met de sa
larissen der ambtenaren naar omlaag moeten.
ERKEND
DE BESTE
Althans van bepaalde categorieën van ambte
naren.
Hiertegen komt mijn briefschrijver op.
Hij geeft toe, dat de landbouwers een slechten
tijddoormaken, al vindt hij de manier, waarop
zij tegen de Regeering te keer gaan, niet sym
pathiek. Hij vindt hun optreden soms zelfs re
volutionair.
En wat de ambtenaren betreft laat ik hem
zelf aan het woord. Hij weet het beter dan ik,
want hij spreekt uit ondervinding.
Hij schrijft me
Den ambtenaren werd destijds gegeVen en
ontnomen
1. gegeven een standplaats le, 2e en 3e
klasse, resp. aftrek O, 4 en 8
gegeven een lager bezoldigingsschaal
2. ontnomen: het volle salaris door hem
8)4 af te trekken voor pensioenpremie;
10 salariskorting enz.
In beide gevallen werden zij er slechter op-
Een kleine verbetering, z.g.n. „plooien glad-
strkerij" trad in, maar de periodieke ver
hoogingen sprongen van 1 op 2 jaar.
Neen, reden om te klagen heb ik niet. God
zorgde altijd weer.
De boeren klagen, maar hebben zij wel
voldoende beseft de voorbije jaren van over
vloed? Hebben zij wel eens gedacht aan d'en
moeitevollen tijd van vele ambtenaren, die om
de veiligstelling van den gulden veel moesten
missen, terwijl hun rijk nog in volle glorie
was
Zijn de prijzen zoodanig gedaald, dat thans
salarisverlaging geoorloofd is Schoenmaker,
broodbakker, slager enz. handhaven hun prij
zen. De groentenboer, de melkslijter en vele
anderen in den tusschenhandel verdienen te
veel. Die menschen gun ik een boterham,
zelfs een goede ook, maar m. i. komen er te
veel, terwijl de prijzen gelijk blijven. Zie den
uitgebreiden winkelstand, de eene winkel al
fijner dan de andere. Ze verrijzen als padde
stoelen uit den grond. Hun bestaan, 't kan
niet anders, moet liggen in een te groote
winstmarge.
Ik geef grif toe, dat thans de akkerbouwer
een te lagen prijs voor zijn product ontvangt,
de veehouder voor zijn melk en de tuinder
voor zijn groenten en vruchten, maar geniet
de consument hiervan Althans naar ver
houding Neen, het is een andere groep die
profiteert.
Natuurlijk, de malaise is internationaal en
moet als zoodanig ook opgelost worden. Op
land- en tuinbouwgebied heeft Nederland af
zet noodig. Nu die afzet allengs inkrimpt en
de telers en kweekers talrijker worden, maakt
dit de toestand nog slechter. De praktijk heeft
bewezen, dat represaillemaatregelen niet heb
ben geholpen, ja, men raakte in het buitenland
van den wal in de sloot. Een groot land als
Amerika kan dit desnoods doen, maar ons
landje niet, wij zouden „überhaupt" lam ge
maakt worden.
De boeren hebben aangedrongen op het
Suikerwetje en wat blijkt nu: een tegenvaller
Er wordt nu aangedrongen op een maal- en
menggebod, maar als men het verweer leest
krijgt men eën angstig gevoel. De boer voelt
zich econoom, maar vaak is hij oneconomisch.
Zijn fout is te veel blikken in eigen kader,
het andere wil hij niet zien.
Ten slotte nog: zouden de boeren thans
voelen, nu zij hard achteruitgaan, hoe zij ge
weest zijn tegenover hun ondergeschikten ten
tijde van hun overvloed Toen het geld hun
buidel deed zwellen, hadden zij evenwel den
moed hun zieken arbeider te korten vanaf het
tijdstip van ziekte. Als de arbeider wegens
overmacht (regen en vorst) niet kon werken,
werd hij gekort.
De kranten vermelden uitvoerig den boeren-
nood, het moet dus waar zijn. De industrie
echter maakt het niet beter. De groote eco
nomen weten niet weken weg het uit moet.
Alleen God de Almachtige zal ons kunnen
helpen.
Tegen dit schrijven is niet veel in te brengen.
Het is inderdaad waar, dat we de dingen niet
te eenzijdig moeten zien. De malaise betreft niet
een bepaalde groep (landbouwers), maar treft
alle takken van bedrijf en industrie. Ze is bo
vendien internationaal.
We zullen den toestand van een breed stand
punt uit moeten bezien. De wereld is nu eenmaal
een organisme. Als één lid lijdt, lijden alle
leden. Het is tegenwoordig niet meer mogelijk,
dat één tak van het economische leven groote
inzinking beleeft erf andere bedrijven welvaren.
Het ééne grijpt in het andere in.
Óók onze landbouwers zullen dat moeten
inzien.
En ten slotte is dit de groote waarheid. Alle
oorzaken zijn terug te leiden tot de eene groote
Primus Causa, de grondoorzaak, God in den
Hemel, die alles leidt en bestuurt en Zijn oor-
deelen zendt, omdat de menschheid deze ver
diend hebben.
Zóó hebben we als Christenen de dingen al
lereerst te bezien.
UITKIJK.
De ontwapeningsbesprekingen te Genève vor
deren, zij het héél langzaam.
Voor het eerst worden er schema's opgesteld,
welke er toe kunnen leiden, dat op de eigenlijke
conferentie de bewapening, zoo al niet vermin
derd, dan toch sterk afgebakend wordt, met het
gevolg, dat de mogelijkheid bestaat, dat aan
den wedloop in de bewapening binnen afzien-
baren tijd een einde zal kunnen komen.
Maar van eenig systeem, dat tot ontwapening
zal kunnen leiden, is in de verste verte nog geen
sprake Vooral de Franschen houden met hand
'en tand vast aan hun eisch, dat er voor alles
veiligheid voor haar moet zijn voor tot ontwa
pening zal kunnen worden overgegaan.
Duitschland daarentegen staat op het stand
punt, dat ontwapening het uitgangspunt voor de
veiligheid moet zijn.
Zoo blijft men aan het praten
Te Moskou is thans een groot proces gaande,
dat de algemeene aandacht vraagt.
Het geding zal per radio worden uitgezonden
en is voor het publiek toegankelijk. Het gaat
tegen verschillende personen, die er van ver
dacht worden stelselmatig afbrekende werkzaam
heden te hebben verricht tot ondermijning van
het industriewerk en samenwerking met buiten-
landsche mogendheden hierin, alsmede tot het
uitlokken van een inventieoorlog tegen het bols
jewistisch regiem.
In de aanklacht worden ook de namen van
Briand en Poincaré genoemd.
Dat kan wel wat moois worden
Van het terrein van de economische politiek
valt mede te deelen. dat Engeland het invoer
verbod van kleurstoffen heeft opgeheven. Dat
kan Duitschland ten goede komen.
Zie hier het aantal Roomschen over de ge-
heele wereld
In Europa 208.882.000, in Amerika
109.097.000, in Azië 16.536.900, in Afrika
5.330.000 en in Australië 1.585.000. In totaal
341.430.900.
Het wachten op succes inzake de onderhan
delingen' ter Volkenbondsconferentie eischt wel
veel geduld.
Zoo men weet zijn te Genève op 't oogenblik
twee conferenties aan het werk: die der ont
wapening en die van de economische onder
handelingen.
De laatste heeft na vier dagen van praten
althans eenig succes. Men schijnt te gaan zien,
dat alleen iets goeds te wachten is van wat de
Nederlandsche gedelegeerde Dr. Nederbragt
voorstelt, n.l. tweezijdige onderhandelingen. Dat
kan tot tariefsverlaging voeren.
En daar zal het ook heen moeten.
Het is tegenwoordig wel een tijd van ver
gaderingen in groote stijl. De eene conferentie
volgt de andere op. Zoo vraagt momenteel ook
de z.g. „Ronde Tafel-conferentie" de aandacht.
Deze conferentoie bedoelt een regeling te krij
gen in het Britsch-Indische vraagstuk. 32 Ge
delegeerden hebben hierin zitting. De conferentie
zal zich niet alleen bezighouden met het vraag
stuk van de verhoudingen tusschen de Provin
cies en het Britsche Rijk, maar ook met het
vraagstuk van de verantwoordelijkheid der cen
trale regeering.