LEUKS L UIT HET WOORD J TUREB ME tfGElV aties elink I OUDE TQNGE n. I «CVFRIIM. nerrireeht: c. war NU ER. Dirksland. en Ds. G. VAN DER ZEE. Wapenveld BHH Dr. J. SEVERNN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld RLEM rne 59 on 1568$ UIF" iters bij de happij KEF aatl6a eale - leriaal ind tegen - Koude jrialen Telef. 21 ppengaas, :elen en ihotbakjes Winter J EIS S" ONDER REDACTIE VAN Lm PREDIKBEURTEN OP ZONDAG 23 NOV. 1930 STICHTELIJKE OVERDENKING V Het kan niet worden ontkend, dat we leven in een ernstigen, zorgvollen tijd. Wanneer we door middel van de pers ons trachten op -de hoogte te houden van wat er geschiedt binnen de grenzen van ons vaderland, maar ook van wat er plaats grijpt op het breede terrein van het wereldleven onder de volkeren wanneer men acht geeft op de teekenen der tijden en beluistert de stemmen der geesten, die zich openbaren wanneer men opvangt de nieuwste klanken van Godlooche ning en bijbelverwerpingwanneer men niet ongevoelig is voor het niet te loochenen feit, dat het gansche schepsel tezamen zucht en als in ba rensnood is; ziet, wanneer dit alles ons niet rakelings voorbij gaat, maar ons treft tot in het diepst van ons wezen, dan is het aan geen twijfel onderhevig, als' we zeggen dat we zorgvolle tijden beleven. Maardan is 't ook temeer troostvol voor Christus' kerk hier op deze aarde van strijd en van woeling, te weten, wat zij aan haar God heeft, Die immers gebleken is te zijn een hulp in de benauwdheid, een vaste burcht en een sterke toren. Jezus de Zoon des menschen, Die de sleutels der hel en des doods heeft en bekleed is met majesteit en macht, Jezus wandelend in het midden der gouden kandelaren Dat maakt de voortreffelijkheid uit van de positie van de kerk des Heeren God is in het midden van haar Zeker, God is overal. Waar zouden we henen- vlieden voor zijn aangezicht, dat we hem zouden kunnen ontioopen? Hij m een van r,abii en van verre- Maar toch, wij weten, met een bijzon- ^.?enwoordigheid is Hij bij zijn m -7-z'ine kerk. Want daar is Hij et Zijn gunst, die meer sterk dan de uitgezochtste spijzen. Die kerk heeft hanH r\ ?mdat zij is de Stichting Zijner 7iïn v<Mt ■V0l£.hee*t lie*' omdat het 7iin r>nr!l 'S' ,Ziin..eigen verkregen volk, hpiri n« PP1' Ziïn bruid, Zijn heerlijk- ^aak van dat volk is Zijn zaak, fnriipn Hat n dat..Volk Zijn eere. O, volk zijn belijdenis maar wilde wegwerpen, de beginselen van Gods Woord opzij zetten, van de Naam Gods zwijgen, de livrei van Christus' soldaten afleggen en met die wereld in één koor meegingen, de wereld zou dat volk niet zoo haten en vervolgen. Maar dat doet dit volk niet. Het kan 't ook niet, eer zouden de steenen van de straat spreken, dan dat zij zouden zwijgen. En het is daarom dat de Heere in het midden van hen is. „Zij zal niet wankelen!" O, welk een veiligheidNatuurlijk beteekent dit niet, dat er niet alle pogingen door wereld en Satan in 't werk zullen wor- gesteld om die kerke Gods, die schep ping des Allerhoogsten, ware 't moge lijk, omver te stooten en te vergruizelen onder den voethet beteekent niet, dat die Kerk niet aan velerlei strijd en bezwaar zal worden onderworpen en door allerlei stormen en orkanen heen moet, maar het beduidt dit: Ze staat zoo muur- en rotsvast, dat ze zelfs niet wankelen kan. En zoo is het. Jeruzalem, Sion, Christus' Kerk rust op de heilige ber gen van Gods vrijmachtige verkiezing. Dat doet haar stevig staan wat er ook gebeure. Zal zij overwonnen worden, dan moet eerst de Heere overwonnen. En Hij is onoverwinnelijk. En hoe zeker is die Kerk van den goddelijken bijstand„God zal haar helpen in 't aanbreken van den mor genstond". Als de benauwdheid komt, zal reeds de morgen redding brengen. Niet tot den avond zal de Heere wach ten, spoedig zal Hij komen. Hij zal zich haasten ter redding. En vergeleken bij de eeuwige straf der ongeloovigen, die nooit eenige verademing zullen er varen, is het slechts een lichte ver drukking, die zeer haast voorbijgaande is, maar één nacht. De morgen van het ontslapen, het ontslapen in den Heere brengt een eeuwigdurenden dag van ongestoorde zaligheid „Een oogenblik is er in Zijnen toorn, maar een leven in Zijne goedgunstigheiddes avonds verdacht het geween, maar des morgens is er gejuich". Op dien goddelijken bijstand mag de kerk des"Heerem Tekenen en allen-, die waarlijk tot die Kerk behooren en aan haar verbonden zijn door de ban den van het ware geloof, door de koorden van hoop en liefde. Hoe rijk is toch Gods volk met zulk een God, Die hemel en aarde vervuld en voor Wien eenmaal alle vijanden zullen moeten buigen en be lijden, dat Hij de Heere is en niemand anders. Dat wij er nu ook naar staan, dat wij het weten, dat Hij in 't midden van onze harten is. Anders missen wij den troost en gaat het buiten ons om, evenals die mensch, van wien we eens lazen, die, terwijl hij groot gevaar liep te verdrinken, een regenboog aan den hemel zag staan en zeide „Wat kan 't mij baten, dat de wereld niet zal verdrinken, zoo ik verdrinken moet". Ja, wat baat 't ons, als de prediking uitgaat, dat de Heere in het midden van zijn Kerk is, als hij ook niet in het midden van onze harten is, d.w.z. als we niet weten, dat Hij de onze is en wij de Zijnen zijn, ja, als ons hart ons vanwege ons leven veroordeelen moet? Dan is een ander bemoedigd, maar wij blijven ongetroost. En staat het onomstootelijk vast, dat God de Heere in het midden van zijn Kerk is, laten wij er ons dan voor wachten, dat wij Hem uit ons midden niet weg drijven. De Heere is een heilig God. Hij kan met de zonde geen gemeen schap hebben. Als wij meer met den aardschen Mammon op hebben dan met het hemelsche Manna, dan neemt God afscheid van ons en trekt Hij Zijn licht in en we wandelen in het duister. Laten we daarom alles doen, wat we vermogen om Hem onder ons te houden. Laat het gebed niet verflauwen, want het is als de Jacobsladder, waarlangs de engelen opklimmen en nederdalen en laat ons spreken als de Emmaüs gangers; van wie we lezen: „En zij dwongen Hem, zeggende, blijf bij ons, want het is bij den avond." Dan zullen we vertroost door het leven gaan. „Geen onheil zal de stad verstoren Waar God Zijn woning heeft verkoren God zal haar redden uit den nood Bij 't dagen van het morgenrood." liSSS ALLERLEI SHSS nen I BOEKBESPREKING. OKMATRAS» de Jan>Kapok leet voor f27,75 kend lage prijzen, strekt. V CADEAU ERDAM 111 3,—. lat 132, R D A M. dagmalen in de che restaurants •vertrouwen is. awen vindt in P. SIMONS hniarkt 12 k, Telef. 56341 ralitelt en ook n wordt. zaak is van u daar net en ge prijzen kunt azr overbodig. -beard rraad alle soorten DE PRIJZEN. handelen SCH b Stryklnrlchting r VOOR DEN ZONDAG fl NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 9.30 Ds. Dekker van Nieuwe Tonge en 's av. 6 uur leesdienst Middelharnis, van. 9.30 Ds. Vlasblom van Oude Tonge en 's av. 6 uur de heer Vetter van Stad"'aaf ^Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. leesdienst en.n.m. Ds. van Ameide van Ouddorp (Dankstond voor het qewas en Oogstcollecte) Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en s av. 6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp. Langstraat, v.m. de heer Vetter. Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlas blom. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en s av. 6 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. (H, A.) 'en s av. (Dankz.) Ds. van der Wal. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, n.m. Ds. v. d. Wal van Dirksland en 's av. leesdienst. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan t Haringvliet. Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees dienst. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av, 6 uur Ds. van Velzen van Doesburg. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en s av. 6 uur Ds. de Lange. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Westerhuis van Hellevoetsluis (Dankstond). GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst. Dirksland, v.m. 'en' 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. Foppema. Van de overige gemeenten geen opgaaf. 191 fL l God is in het midden van haar; zij zal niet wankelenGod zal haar hel. pen in 't aanbreken van den morgen» stond. Psalm 46 6 „God is in het midden van haar zij zal niet wankelenGod zal haar helpen in 't aanbreken van den morgen stond". &9 HHea OPVOEDING TOT WAARHEIDSLIEFDE. Van nature zijn -wij volwassenen en niet min der onze kinderen „uit den vader der leugen". We zijn zóó gewoon dit te zeggen tot ons zelf en tot elkander, we zijn er zóó in opgevoed, 4pt de schrikkelijke ernst er van gemeenlijk niet meer tot ons doordringt. Gelijk we het tikken der klok niet meer hooren. Gelijk woorden als: zonde en genade, gebed en geloof, niet meer in waren, diepen zin worden gepeild, tenzij wij er eens opzettelijk bij stil staan. Zóó ook met: „uit den vader der leugen". En toch het is zoo héél erg, zoo héél verschrikkelijk. Dat ook onze kinderen „leugenachtig" zijn, wordt wel dagelijks bewezen. Ook onder de kinderen is zooveel schijn, zoo veel onoprechtheid, zooveel onwaarachtigheid. En de uitdrukking: „een kind veinst niet", is maar betrekkelijk juist. Ze zijn in het veinzen soms reeds groote kunstenaars. En het: „Laat de oprechtheid meer en meer Met de vroomheid mij behoên" is zeker óók voor onze kinderen e'en zeer ge paste, een noodzakelijke bede. Wat „waarheid" is Al wat zich in taal of gebaar, in optreden en houding zoodanig naar buiten openbaart, dat het geheel overeenstemt met het innerlijke, met den toestand des hartefl, met de gedachten- wereld. Een volkomen harmonie dus tusschen gezindheid en woord of daad. Het is dus die toestand, welke de psalmist zingend beschrijft, dat „zich het hart met de daden pare". Waar die harmonie niet gevonden wordt, is dwaling, onoprechtheid, onwaarheid, leugen daar is één van die En deze harmonie bezitten' onze kinderen niet van nature. Door de zonde is hier disharmonie, ver storing der harmonie. En de „opvoeding tot waarheid" heeft tot taak, die gebroken harmonie, onder beding van Gods zegen, door inwerking des Geestes, weer te herstellen. Het veelvuldig „voordragen", het te vroeg „groot-doen" werkt dit comediespelen' in de hand. Laat oilfce kinderen maar lang „kinderlijk" blijven, dat bevordert het leven in de waarheid, dat bestrijdt het leugenachtige. En eindelijk de beste opvoeding tot waar heid is het voorbeeld. We moeten onze kinderen „voorleven". Wilt ge ze liegen leeren Zeg dan maar, dat ge niet thuis zijt, als een niet welkome gast zich aandient; put u zelf uit in de meest vleiende beleefdheidsuitingen, jegens iemand, van wien ge gister nog met minachting gesproken hebt of het morgen zult dóen; prijs in het aangezicht van uw predikant zijn preek, waarvan ge Zon dag hebt gezegd, dat ge er bij in slaap viel; laat de hoed of mantel van uw buurvrouw „beel dig" staan, als ze bij u is, doch een „vogel verschrikker" heeten, als ze is verdwenen en ga zoo zelf maar voort. Ja, dat is niet de manier om tot waarheid op te voeden. Indien wij dan weten wat e i s c h is naar Gods gebod, zalig zijn zij, zoo we het ook doen. En onzen kinderen is het tot zegen. („Onze Kinderen") N. DE KLOK BLEEF LUIDES Dat is een moeilijk werk, dat men niet leert uit een boekje, volgens een bepaald recept, gelijk dit zoo is met alles wat „opvoeding" heet. Elk geval dient op zich beschouwd. Elk kind dient afzonderlijk behandeld. Elke afwijking van deze „harmonie" dient „an sich" bekeken te worden. Toch willen we pogen enkele algemeenheden te zeggen, die wellicht bij vele „gevallen" tot richtsnoer kunnen zijn. Enkele „wenken" dus. Tqen we bet hadden .over de „Phantasie" schreven we reeds, dat door werking dezer gave in verkeerde richting ons kind een leugenaar kan schijnen, zonder het feitelijk te zijn. De „verhalen", die kinderen kunnen „op- disschen" grenzen aan het ongeloofelijke. Wer den ze maar meer door ieder direct voor on gelooflijk gehouden. Maar helaas Ze kunnen met die „phantastische" verhalen den goeden naam van eigen familie schaden en zelfs onderwijzers zijn niet gewaarborgd, dat ze door de „praatjes" der kinderen nimmer in dis- crediet komen. Er zijn er geweest, die tengevolge van louter phantasie voor den rechter hebben moeten ver schijnen. 't Is maar wijs, dat „getuigenis van kinderen" niet veel gewicht in de schaal legt. Maar hoe weinig overeenstemming er in zulke gevallen ook is tusschen innerlijke ge steldheid en uiterlijke openbaring, hoe „onwaar" zoo'n kind dan is, toch noemt niemand dit „leu gen", maar spreekt men van „verzinnen". Zoo óók, als een zaak niet juist wordt voor gesteld, door gebrek aan kennis, gebrek aan inzicht, gebrek aan kennis der juiste feiten. Men meent dan oprecht „waar" te zijn, doch is het niet „zijns ondanks". Ook kan oppervlakkigheid in het oordeel tot onjuiste gevolgtrekking leiden. Men weet dan wel genoeg, doch men denkt zich andere motieven dan die, welke aanleiding tot de feiten gaven. In zulke gevallen moet niet worden gesproken van „leugen". Wie tot zijn kind altijd maar weer zegt, dat het liegt, terwijl dit voor het bewustzijn van het kind niet zoo is, eer juist het tegendeel, die doodt de lust tot waarheid spreken. ,,'k Word toch niet geloofd" is dan het telkens terugkeerende refrein en dus „ik zal maar liegen". Precies hetzelfde verschijnsel als wanneer we een kind altijd wantrouwen, altijd voor lui uit maken of voor dom uitschelden. Maar moet dus niet gezegd, dat er gelogen wordt, wel moet met ernst onder het oog ge bracht, dat het kind niet zulke dingen moet vertellen, zonder „zeker" te weten. Aandringen op precies juist waarnemen, hoo ren en zien en precies weergeven wat waarge nomen is, zonder er iets bij of af te doen. Stuk voor stuk moet het „verhaal" nagegaan, zin voor zin van wat verteld wordt, bekeken. Telkens vragend, door vader of moeder, hoe het gebeurde, w a t er gezegd werd. Op die wijze komt het „verzinsel" wel in ware ge daante te voorschijn. Niets laten merken van vermoeden zelfs van liegen, doch kalm tijd ge ven, dat het kind zich een „goed bedenkt". En als blijkt dat de feiten juist zijn mee gedeeld, doch de conclusie voorbarig was, dan wijze men het op het leelijke, het zondige daar van, herinnere er aan, dat „kwaaddenkendheid" zonde is en dat het niet het kind, doch God alleen een kenner der harten is. Is er geen „dwaling", maar „onwaarheid" in het spel, dan wordt het ernstiger. Er is dan een bewuste handeling. Ook onze kindefen kunnen een „schijn" aan nemen. Ze kunnen doen „alsof". Het comediespelen is velen niet vreemd. Daarom wake men zelf voor dit doen „alsof". De schijnwereld is zoo ontzettend wijd. En .we leven er midden in. „Alsof" in den godsdienst, „alsof" in het „stand-ophouden", „alsof" in de vriendschap, in de wellevendheid, in den arbeid, In de legende van den heiligen Medardus komt het volgende leerzame verhaaltje voor. Een dief stal eens een os van Medardus, die een klok om den hals droeg, zooals men dat in Zwitserland nog eiken dan kan zien. De dief bracht het beest naar zijn stal en bond het daar vast. Hoewel het dier heel rustig bleef, hoorde m'en de klok onafgebroken luiden. Daar de dief bang was op die manier ontdekt te worden, ging hij naar den stal en omwond de klok en haar klepel dik met stroo. Maar 't hielp niets, de klok bleef luiden. De dief sprong eindelijk uit zijn bed en maakte de klok van den hals des stiers los. Maar 't hielp niet. De klok bleef ook in zijn hand luiden, scherp en hard als een brandklok en tegelijk somber en ernstig els een begrafenisklok. In zijn wanhoop stopte hij de schel in een pak kleeren x die weer in een kast, maar te vergeefs. Het gelui hield geen oogenblik op. Endelijk maakte de dief e'en die pen kuil in zijn tuin en verborg daar de klok in, diep onder den grond. Maar alles te ver geefs. De klok luidde heviger dan ooit. Ten einde raad ging de dief naar zijn stal, maakte den os zijn plaats los en bracht hem naar Me dardus terug. Van dat oogenblik af zweeg de klók stil. Wie onrechtvaardig-verkregen goed heeft of bewuste zonde aanhoudt, heeft zoo'n onverbid delijke klok in zijn geweten, die hem toeroept bekeer u bekeer u Denk aan het jongste ge richt Eerst als men vergeving gevraagd en het ge dane onrecht-zooveel—doenlijk hersteld-'heeft;- kan er rust en vrede komen. GUNNING. JOHANNES KEPLER. Den 15en November herdacht men inzonder heid in Duitschland, waar de Keplerbond zijn zetel heeft maar ook in andere landen, het feit, dat 300 jaar geleden de beroemde natuurkundige Johannes Kepler stierf. Johannes Kepler werd ongeveer 100 jaar na Copernicus te Weilderstadt in Württemberg, den 15en December 1571 geboren. Zijn levens werk is geweest om de laatste resten van het ptolemateïsche wereldbeeld weg te vagen. Co pernicus had aangetoond dat niet de aarde maar de zon het middelpunt van onze wereld is, doch het was hem niet gelukt om de beweging der planeten voldoende te verstaan. Kepler heeft toen van de planeten de banen afgezien en de wetten opgemerkt, aan welke deze banen on derworpen zijn. Hij heeft vermoed, wat Newton een halve eeuw later bewees, n.l. dat de hemel lichamen aangetrokken en afgestooten worden „gelijk de appel die van den boom valt"; hij heeft de astronomie met de physiek verbonden en aangetoond, dat wij slechts van de zich be wegende! ichamen hebben uit te gaan, om de banen der sterren te kunnen begrijpen. Johannes Kepler stierf na een zeer bewogen leven 15 November 1930 te Regensburg. Hij was gelijk veel Zwaben diep religieus van natuur. Omdat hij religieus zijn omgeving vooruit was, kan hij het best -aarden in het vooruitstrevende Opper- Oostenrijk, waar hij in keizer Rudolph een be schermer had, wiens kas echter tot Keplers schade steeds minder werd. Kepler eindigde in geldnood en te midden van vele moeilijkheden, o.a. het heksenproces, waarin zijn oude moeder gewikkeld werd en de Protestantenvervolging, die in Oostenrijk teeen het einde van zijn leven begon. De Kepler-bond in Duitschland bewaart als bond van Christelijke beoefenaars der na- turwetenschap den naam van dezen grooten geleerde, voor wien „de hemel een dom was, welken men slechts met heiligen eerbied mocht aanzien. EEN NIEUW BOEK VAN Dr. M. H. A. VAN DER VALK. Wij hebben ter resencie ontvangen het pas bij J. H. Kok te Kampen verschenen werk MOZES' BOEKEN IN EGYPTISCH LICHT door Dr. M. H. A. van der Valk. In zijn voorrede zegt de schrijver o.m. „In dit boek gaat het voornamelijk over het eerste gedeelte der Schrift, over Genesis en Exodus. Zonder tegenspraak kan men wel zeg gen, dat „de vijf boeken van Mozes", zooals de aloude term luidt, al lang onder het ontleed mes van meedoogenlooze critiek hebben gelegen, als geen ander boek van Oud- of Nieuw Tes tament. Het resultaat dezer langdurige bestrij ding werd kort geleden door een onzer Neder- landsche godgeleerden aldus opgemaakt„Het is nu wel uitgemaakt dat Mozes de boeken, die op zijn naam staan, niet heeft geschreven. Dat dit evenwel nog lang niet „uitgemaakt" is en ook nooit uitgemaakt zal kunnen worden, komt deg eleerde schrijver in dit boek op ver rassende wijze en met overstelpend materiaal aantoonen. In zijn boek bewijst hij, dat de Pentateuch (de eerste vijf boeken van den Bijbel) van niemand anders dan van Mozes kunnen zijn. Daartoe stelt hij de vijf boeken (inzonder heid de eerste twee) in „Egyptisch licht.' Zooals bekend is heeft de schrijver zich voor enkele jaren begeven op het moeilijk terrein der Egyptologie - een zware studie maar die ten aanzien van de eerste Bijbelboeken zeer ze ker loonend en eigenlijk noodzakelijk is. Wat de aanleiding tot het schrijven van dit boek geweest is, zegt de schrijver eveneens in zijn voorwoord „Toen ik jaren geleden mij voornam het Mor monisme te bestudeeren en zoo mogelijk er over te schrijven, besloot ik een geheel zelfstan dig onderzoek in te stellen, en mij dus niet te vreden te stellen met na te schrijven wat in vele boeken en geschriften vóór en tegen er over te lezen was. Zoodoende moest ik mij op geheel onbekende terreinen begeven, als; het onderzoek naar de afkomst der Roodhuiden, naar de geschiedenis der Amerikaansche oud heidkunde, naar de studie der zielkunde, enz., maar ookEgyptologie, daar ik de verschil lende voorstellingen in de boeken van den Mormoonschen profeet, die deels Egyptisch (van een papyrus afkomstig) deels pseudo-Egyptisch waren, wilde nagaan en zoo mogelijk vertalen, verklaringen weerleggen. Die studie deed mij reeds een verrassend licht opgaan over enkele plaatsen van den Bijbel, en de begeerte ontstaan er meer van te weten te komen." Zoo is dit boek ontstaan. De schrijver heeft bij zijn studie dankbaar gebruik gemaakt van het boek van Professor Dr. A. S, Yahuda, getiteld„Die Sprache des Pentateuche in ihren Beziehungen zum Aegyp- tischen Ersten Buch." In zijn voorrede wijst de schrijver op de groo te beteekenis van het werk van dezen professor, die in zijn boek o.a. laat zien, dat de schrijver van de vijf boeken, volkomen op de hoogte is geweest met alles, wat tot Egypte gerekend kan worden (staats- hofleven, etiquette, ceremoniën) Ddoch dat uit tal van woorden, uitdrukkingen, enz. bewezen wordt dat de verhalen aangaande Jozef eveneens moeten afkomstig zijn van ie mand, die in de hoogste Egyptisch kringen ver keerd heeft en daarom geheel en al vertrouwd was met het intieme paleisleven der Faraonen. Eveneens dat de boeken' van Mozes moeten geschreven zijn, eer dat Israel in Kanaan kwam (inplaats dat ze zouden dagteekenen van den tijd van de Ballingschap). Ds. Van der Valk had de uitnoodiging gehad het boek van-Prof. Yahuda te vertalen in onze taal maar hij heeft het afgewezen omdat dit boek alleen voor geleerden is, die het dus in de oorspronkelijke taal kunnen lezen en (wat het voornaamste is) omdat Ds. van der Valk Mo zes' boeken van gansch ander standpunt be schouwt dan Prof. Yahuda. (de laatste is taal kenner. Dr. van der Valk, theoloog, Prof. Ya huda is modern, Ds. van der Valk Calvinist) Dit laatste beheerscht dan ook de waarde van het boek dat we hier bespreken. Ds. Van der Valk beschouwt den Bijbel, en dus ook den Pentateuch, als Gods onfeilbaar Woord. Ds. Van der Valk toont zich dan ook in dit boek een Gereformeerd theoloog, die buigt voor het goddelijk gezag van het Woord. En natuurlijk hebben wij die zóó staan tegen over of liever onder het Woord van God niet noodig, dat uit de ongewijde geschiedenis of taalstudie bewijzen worden aangevoerd voor het geen we gelooven. Ook zonder dat alles weten we dat de Bijbel het Woord van God en dus waar is. Maar tegenover de ongeloovige critici is het noodzakelijk dat onze gereformeerde geleerden paraat staan om, als het geëischt wordt, ook op het terrein der niet-gewijde wetenschap en onge loovige critici, die Gods Woord aanvallen, te woord te staan. Hiertoe is dit boek een schitterende bijdrage. Maar toch verdiént het ook om een andere re den nog aanbeveling deze studie van Ds. Van der Valk levert een zeer belangrijke bijdrage tot verduidelijking-van den zin der Heilige Schrift. Vooral met het oog hierop heeft de schrijver dit werk dan ook gepubliceerd. Van groote waarde is het daarbij dat hij dit boek in zoo populair mogelijken vorm geschre ven heeft, zoodat ook de eenvoudige lezer het gerust ter hand kan nemen. Het boek geeft geen doorloopende verklaring of beschrijving van alles wat in de beide eerste Boeken van Mozes te vinden is. Dat zou niet kunnen in het bestek dat de schrijver zich ge steld heeft, komt ook niet overeen met het karak ter van het werk. Maar bijzonder staat hij stil bij die gedeelten waar bijzonderlijk het Egyptisch licht op vallen moet en geeft overigens toch ook menige vinger wijzing, die ons de H. S. beter doen begrijpen. Een pracht bron voor J.V. en M.V. Vele belangrijke vragen die telkens weer bij de stofbehandeling uit Genesis op de J. V. naar voren komen (schepping, Paradijs, val van En gelen, vrouw en man, zondvloed, enz.) worden hier opgelost of in helder licht gesteld. In zijn voorwoord zegt de schrijver nog „Volledigheidshalve moet ik er nog aan toevoegen, dat enkele gedeelten als over de pa- radijsstroomen en de vogels, die Noach uit de ark liet vliegen, in verband met de Mesopo- taamsche voorstellingen daarover, van de hand zijn van mijn jongsten zoon Marchinus H. M. L. H. van der Valk die aan de universiteit te Lei den studeert en zelfstandig tot de in die gedeel ten besproken onderstellingen kwam." Wij hebb'en' met bijzonder veel genoegen het boek van Ds. Van der Valk gelezen en bevelen het gaarne bij onze lezers aan. Het boek brengt ons dichter bij de oud-Egyp tische cultuur en van zelf daardoor ook dichter bij het leven van de menschen, die in de eerste twee boeken van Mozes besproken worden, vooral ook dichter bij het volk Israel dat zoo vele jaren onder het Egyptisch juk geleefd heeft. Ongetwijfeld is er aan het schrijven van dit werk een zeer ernstige en zware studie vooraf gegaan, maar dat werk zal door een dankbare lezerskring ruimschoots beloond worden. En als studiebron zal het blijvende waarde behouden. De heer J. H. Kok zorgde voor een technisch onberispelijke uitvoering en stak het boek in een passende, stemmige band. Ingenaaid kost het 4.90. Gebonden 5.90. BLADVULLING. Uw zachte hand geneest den brand van 't felste schrijnen der diepste wond en 't Woord Uws Levens, dat maakt gezond. NELLIE.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 9