LEUKS
L UIT HET WOORD J
TUREB
ME
tfGElV
aties
elink
I
OUDE TQNGE
n. I «CVFRIIM. nerrireeht: c. war NU ER. Dirksland. en Ds. G. VAN DER ZEE. Wapenveld BHH
Dr. J. SEVERNN, Dordrecht; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld
RLEM
rne 59
on 1568$
UIF"
iters
bij de
happij
KEF
aatl6a
eale -
leriaal
ind tegen
- Koude
jrialen
Telef. 21
ppengaas,
:elen en
ihotbakjes
Winter
J EIS S"
ONDER REDACTIE VAN Lm
PREDIKBEURTEN
OP ZONDAG 23 NOV. 1930
STICHTELIJKE OVERDENKING
V
Het kan niet worden ontkend, dat
we leven in een ernstigen, zorgvollen
tijd. Wanneer we door middel van de
pers ons trachten op -de hoogte te
houden van wat er geschiedt binnen
de grenzen van ons vaderland, maar
ook van wat er plaats grijpt op het
breede terrein van het wereldleven
onder de volkeren wanneer men acht
geeft op de teekenen der tijden en
beluistert de stemmen der geesten, die
zich openbaren wanneer men opvangt
de nieuwste klanken van Godlooche
ning en bijbelverwerpingwanneer
men niet ongevoelig is voor het niet
te loochenen feit, dat het gansche
schepsel tezamen zucht en als in ba
rensnood is; ziet, wanneer dit alles
ons niet rakelings voorbij gaat, maar
ons treft tot in het diepst van ons wezen,
dan is het aan geen twijfel onderhevig,
als' we zeggen dat we zorgvolle tijden
beleven.
Maardan is 't ook temeer
troostvol voor Christus' kerk hier op
deze aarde van strijd en van woeling,
te weten, wat zij aan haar God heeft,
Die immers gebleken is te zijn een
hulp in de benauwdheid, een vaste
burcht en een sterke toren.
Jezus de Zoon des menschen, Die
de sleutels der hel en des doods heeft
en bekleed is met majesteit en macht,
Jezus wandelend in het midden der
gouden kandelaren
Dat maakt de voortreffelijkheid uit
van de positie van de kerk des Heeren
God is in het midden van haar Zeker,
God is overal. Waar zouden we henen-
vlieden voor zijn aangezicht, dat we
hem zouden kunnen ontioopen? Hij
m een van r,abii en van verre-
Maar toch, wij weten, met een bijzon-
^.?enwoordigheid is Hij bij zijn
m -7-z'ine kerk. Want daar is Hij
et Zijn gunst, die meer sterk dan de
uitgezochtste spijzen. Die kerk heeft
hanH r\ ?mdat zij is de Stichting Zijner
7iïn v<Mt ■V0l£.hee*t lie*' omdat het
7iin r>nr!l 'S' ,Ziin..eigen verkregen volk,
hpiri n« PP1' Ziïn bruid, Zijn heerlijk-
^aak van dat volk is Zijn zaak,
fnriipn Hat n dat..Volk Zijn eere. O,
volk zijn belijdenis maar
wilde wegwerpen, de beginselen van
Gods Woord opzij zetten, van de Naam
Gods zwijgen, de livrei van Christus'
soldaten afleggen en met die wereld
in één koor meegingen, de wereld zou
dat volk niet zoo haten en vervolgen.
Maar dat doet dit volk niet. Het kan
't ook niet, eer zouden de steenen van
de straat spreken, dan dat zij zouden
zwijgen. En het is daarom dat de
Heere in het midden van hen is.
„Zij zal niet wankelen!" O, welk
een veiligheidNatuurlijk beteekent
dit niet, dat er niet alle pogingen door
wereld en Satan in 't werk zullen wor-
gesteld om die kerke Gods, die schep
ping des Allerhoogsten, ware 't moge
lijk, omver te stooten en te vergruizelen
onder den voethet beteekent niet,
dat die Kerk niet aan velerlei strijd
en bezwaar zal worden onderworpen
en door allerlei stormen en orkanen
heen moet, maar het beduidt dit: Ze
staat zoo muur- en rotsvast, dat ze
zelfs niet wankelen kan.
En zoo is het. Jeruzalem, Sion,
Christus' Kerk rust op de heilige ber
gen van Gods vrijmachtige verkiezing.
Dat doet haar stevig staan wat er ook
gebeure. Zal zij overwonnen worden,
dan moet eerst de Heere overwonnen.
En Hij is onoverwinnelijk.
En hoe zeker is die Kerk van den
goddelijken bijstand„God zal haar
helpen in 't aanbreken van den mor
genstond". Als de benauwdheid komt,
zal reeds de morgen redding brengen.
Niet tot den avond zal de Heere wach
ten, spoedig zal Hij komen. Hij zal
zich haasten ter redding. En vergeleken
bij de eeuwige straf der ongeloovigen,
die nooit eenige verademing zullen er
varen, is het slechts een lichte ver
drukking, die zeer haast voorbijgaande
is, maar één nacht. De morgen van het
ontslapen, het ontslapen in den Heere
brengt een eeuwigdurenden dag van
ongestoorde zaligheid „Een oogenblik
is er in Zijnen toorn, maar een leven
in Zijne goedgunstigheiddes avonds
verdacht het geween, maar des morgens
is er gejuich".
Op dien goddelijken bijstand mag
de kerk des"Heerem Tekenen en allen-,
die waarlijk tot die Kerk behooren en
aan haar verbonden zijn door de ban
den van het ware geloof, door de
koorden van hoop en liefde.
Hoe rijk is toch Gods volk met
zulk een God, Die hemel en aarde
vervuld en voor Wien eenmaal alle
vijanden zullen moeten buigen en be
lijden, dat Hij de Heere is en niemand
anders. Dat wij er nu ook naar staan,
dat wij het weten, dat Hij in 't midden
van onze harten is. Anders missen wij
den troost en gaat het buiten ons om,
evenals die mensch, van wien we eens
lazen, die, terwijl hij groot gevaar liep
te verdrinken, een regenboog aan den
hemel zag staan en zeide
„Wat kan 't mij baten, dat de wereld
niet zal verdrinken, zoo ik verdrinken
moet".
Ja, wat baat 't ons, als de prediking
uitgaat, dat de Heere in het midden
van zijn Kerk is, als hij ook niet in
het midden van onze harten is, d.w.z.
als we niet weten, dat Hij de onze is
en wij de Zijnen zijn, ja, als ons hart
ons vanwege ons leven veroordeelen
moet? Dan is een ander bemoedigd,
maar wij blijven ongetroost. En staat
het onomstootelijk vast, dat God de
Heere in het midden van zijn Kerk is,
laten wij er ons dan voor wachten, dat
wij Hem uit ons midden niet weg
drijven. De Heere is een heilig God.
Hij kan met de zonde geen gemeen
schap hebben. Als wij meer met den
aardschen Mammon op hebben dan met
het hemelsche Manna, dan neemt God
afscheid van ons en trekt Hij Zijn licht
in en we wandelen in het duister.
Laten we daarom alles doen, wat we
vermogen om Hem onder ons te houden.
Laat het gebed niet verflauwen, want
het is als de Jacobsladder, waarlangs
de engelen opklimmen en nederdalen
en laat ons spreken als de Emmaüs
gangers; van wie we lezen: „En zij
dwongen Hem, zeggende, blijf bij ons,
want het is bij den avond." Dan zullen
we vertroost door het leven gaan.
„Geen onheil zal de stad verstoren
Waar God Zijn woning heeft verkoren
God zal haar redden uit den nood
Bij 't dagen van het morgenrood."
liSSS ALLERLEI SHSS
nen
I
BOEKBESPREKING.
OKMATRAS»
de Jan>Kapok
leet voor f27,75
kend lage prijzen,
strekt.
V CADEAU
ERDAM
111 3,—.
lat 132,
R D A M.
dagmalen in de
che restaurants
•vertrouwen is.
awen vindt in
P. SIMONS
hniarkt 12
k, Telef. 56341
ralitelt en ook
n wordt.
zaak is van
u daar net en
ge prijzen kunt
azr overbodig.
-beard
rraad alle soorten
DE PRIJZEN.
handelen
SCH b
Stryklnrlchting
r VOOR DEN ZONDAG fl
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 9.30 Ds. Dekker van Nieuwe
Tonge en 's av. 6 uur leesdienst
Middelharnis, van. 9.30 Ds. Vlasblom van Oude
Tonge en 's av. 6 uur de heer Vetter van
Stad"'aaf ^Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. leesdienst en.n.m. Ds. van
Ameide van Ouddorp (Dankstond voor het
qewas en Oogstcollecte)
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en s av.
6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp.
Langstraat, v.m. de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlas
blom.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en s av.
6 uur Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. (H, A.) 'en s av. (Dankz.)
Ds. van der Wal.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, n.m. Ds. v. d. Wal van Dirksland
en 's av. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan t
Haringvliet.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees
dienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av, 6 uur Ds.
van Velzen van Doesburg.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en s av. 6 uur Ds.
de Lange.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Westerhuis
van Hellevoetsluis (Dankstond).
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 u. leesdienst.
Dirksland, v.m. 'en' 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. Foppema.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
191
fL
l
God is in het midden van haar; zij
zal niet wankelenGod zal haar hel.
pen in 't aanbreken van den morgen»
stond. Psalm 46 6
„God is in het midden van haar
zij zal niet wankelenGod zal haar
helpen in 't aanbreken van den morgen
stond".
&9 HHea
OPVOEDING TOT WAARHEIDSLIEFDE.
Van nature zijn -wij volwassenen en niet min
der onze kinderen „uit den vader der leugen".
We zijn zóó gewoon dit te zeggen tot ons
zelf en tot elkander, we zijn er zóó in opgevoed,
4pt de schrikkelijke ernst er van gemeenlijk niet
meer tot ons doordringt.
Gelijk we het tikken der klok niet meer hooren.
Gelijk woorden als: zonde en genade, gebed
en geloof, niet meer in waren, diepen zin worden
gepeild, tenzij wij er eens opzettelijk bij stil
staan.
Zóó ook met: „uit den vader der leugen".
En toch het is zoo héél erg, zoo héél
verschrikkelijk.
Dat ook onze kinderen „leugenachtig" zijn,
wordt wel dagelijks bewezen.
Ook onder de kinderen is zooveel schijn, zoo
veel onoprechtheid, zooveel onwaarachtigheid.
En de uitdrukking: „een kind veinst niet", is
maar betrekkelijk juist.
Ze zijn in het veinzen soms reeds groote
kunstenaars.
En het: „Laat de oprechtheid meer en meer
Met de vroomheid mij behoên"
is zeker óók voor onze kinderen e'en zeer ge
paste, een noodzakelijke bede.
Wat „waarheid" is
Al wat zich in taal of gebaar, in optreden en
houding zoodanig naar buiten openbaart, dat
het geheel overeenstemt met het innerlijke, met
den toestand des hartefl, met de gedachten-
wereld. Een volkomen harmonie dus tusschen
gezindheid en woord of daad.
Het is dus die toestand, welke de psalmist
zingend beschrijft, dat „zich het hart met de
daden pare".
Waar die harmonie niet gevonden wordt, is
dwaling, onoprechtheid, onwaarheid, leugen
daar is één van die
En deze harmonie bezitten' onze kinderen niet
van nature.
Door de zonde is hier disharmonie, ver
storing der harmonie.
En de „opvoeding tot waarheid" heeft tot
taak, die gebroken harmonie, onder beding van
Gods zegen, door inwerking des Geestes, weer
te herstellen.
Het veelvuldig „voordragen", het te vroeg
„groot-doen" werkt dit comediespelen' in de
hand.
Laat oilfce kinderen maar lang „kinderlijk"
blijven, dat bevordert het leven in de waarheid,
dat bestrijdt het leugenachtige.
En eindelijk de beste opvoeding tot waar
heid is het voorbeeld. We moeten onze kinderen
„voorleven".
Wilt ge ze liegen leeren Zeg dan maar,
dat ge niet thuis zijt, als een niet welkome gast
zich aandient; put u zelf uit in de meest vleiende
beleefdheidsuitingen, jegens iemand, van wien
ge gister nog met minachting gesproken hebt of
het morgen zult dóen; prijs in het aangezicht
van uw predikant zijn preek, waarvan ge Zon
dag hebt gezegd, dat ge er bij in slaap viel;
laat de hoed of mantel van uw buurvrouw „beel
dig" staan, als ze bij u is, doch een „vogel
verschrikker" heeten, als ze is verdwenen en
ga zoo zelf maar voort.
Ja, dat is niet de manier om tot waarheid op
te voeden.
Indien wij dan weten wat e i s c h is naar
Gods gebod, zalig zijn zij, zoo we het ook
doen.
En onzen kinderen is het tot zegen.
(„Onze Kinderen")
N.
DE KLOK BLEEF LUIDES
Dat is een moeilijk werk, dat men niet leert
uit een boekje, volgens een bepaald recept,
gelijk dit zoo is met alles wat „opvoeding"
heet.
Elk geval dient op zich beschouwd.
Elk kind dient afzonderlijk behandeld.
Elke afwijking van deze „harmonie" dient
„an sich" bekeken te worden.
Toch willen we pogen enkele algemeenheden
te zeggen, die wellicht bij vele „gevallen" tot
richtsnoer kunnen zijn.
Enkele „wenken" dus.
Tqen we bet hadden .over de „Phantasie"
schreven we reeds, dat door werking dezer gave
in verkeerde richting ons kind een leugenaar
kan schijnen, zonder het feitelijk te zijn.
De „verhalen", die kinderen kunnen „op-
disschen" grenzen aan het ongeloofelijke. Wer
den ze maar meer door ieder direct voor on
gelooflijk gehouden.
Maar helaas
Ze kunnen met die „phantastische" verhalen
den goeden naam van eigen familie schaden en
zelfs onderwijzers zijn niet gewaarborgd, dat ze
door de „praatjes" der kinderen nimmer in dis-
crediet komen.
Er zijn er geweest, die tengevolge van louter
phantasie voor den rechter hebben moeten ver
schijnen.
't Is maar wijs, dat „getuigenis van kinderen"
niet veel gewicht in de schaal legt.
Maar hoe weinig overeenstemming er in
zulke gevallen ook is tusschen innerlijke ge
steldheid en uiterlijke openbaring, hoe „onwaar"
zoo'n kind dan is, toch noemt niemand dit „leu
gen", maar spreekt men van „verzinnen".
Zoo óók, als een zaak niet juist wordt voor
gesteld, door gebrek aan kennis, gebrek aan
inzicht, gebrek aan kennis der juiste feiten.
Men meent dan oprecht „waar" te zijn, doch
is het niet „zijns ondanks".
Ook kan oppervlakkigheid in het oordeel tot
onjuiste gevolgtrekking leiden.
Men weet dan wel genoeg, doch men denkt
zich andere motieven dan die, welke aanleiding
tot de feiten gaven.
In zulke gevallen moet niet worden gesproken
van „leugen".
Wie tot zijn kind altijd maar weer zegt, dat
het liegt, terwijl dit voor het bewustzijn van
het kind niet zoo is, eer juist het tegendeel, die
doodt de lust tot waarheid spreken.
,,'k Word toch niet geloofd" is dan het telkens
terugkeerende refrein en dus „ik zal maar
liegen".
Precies hetzelfde verschijnsel als wanneer we
een kind altijd wantrouwen, altijd voor lui uit
maken of voor dom uitschelden.
Maar moet dus niet gezegd, dat er gelogen
wordt, wel moet met ernst onder het oog ge
bracht, dat het kind niet zulke dingen moet
vertellen, zonder „zeker" te weten.
Aandringen op precies juist waarnemen, hoo
ren en zien en precies weergeven wat waarge
nomen is, zonder er iets bij of af te doen.
Stuk voor stuk moet het „verhaal" nagegaan,
zin voor zin van wat verteld wordt, bekeken.
Telkens vragend, door vader of moeder, hoe
het gebeurde, w a t er gezegd werd. Op die
wijze komt het „verzinsel" wel in ware ge
daante te voorschijn. Niets laten merken van
vermoeden zelfs van liegen, doch kalm tijd ge
ven, dat het kind zich een „goed bedenkt".
En als blijkt dat de feiten juist zijn mee
gedeeld, doch de conclusie voorbarig was, dan
wijze men het op het leelijke, het zondige daar
van, herinnere er aan, dat „kwaaddenkendheid"
zonde is en dat het niet het kind, doch God
alleen een kenner der harten is.
Is er geen „dwaling", maar „onwaarheid" in
het spel, dan wordt het ernstiger. Er is dan een
bewuste handeling.
Ook onze kindefen kunnen een „schijn" aan
nemen.
Ze kunnen doen „alsof".
Het comediespelen is velen niet vreemd.
Daarom wake men zelf voor dit doen „alsof".
De schijnwereld is zoo ontzettend wijd.
En .we leven er midden in. „Alsof" in den
godsdienst, „alsof" in het „stand-ophouden",
„alsof" in de vriendschap, in de wellevendheid,
in den arbeid,
In de legende van den heiligen Medardus
komt het volgende leerzame verhaaltje voor.
Een dief stal eens een os van Medardus, die
een klok om den hals droeg, zooals men dat
in Zwitserland nog eiken dan kan zien. De dief
bracht het beest naar zijn stal en bond het daar
vast. Hoewel het dier heel rustig bleef, hoorde
m'en de klok onafgebroken luiden. Daar de dief
bang was op die manier ontdekt te worden,
ging hij naar den stal en omwond de klok en
haar klepel dik met stroo. Maar 't hielp niets,
de klok bleef luiden. De dief sprong eindelijk
uit zijn bed en maakte de klok van den hals des
stiers los. Maar 't hielp niet. De klok bleef ook
in zijn hand luiden, scherp en hard als een
brandklok en tegelijk somber en ernstig els een
begrafenisklok. In zijn wanhoop stopte hij de
schel in een pak kleeren x die weer in een
kast, maar te vergeefs. Het gelui hield geen
oogenblik op. Endelijk maakte de dief e'en die
pen kuil in zijn tuin en verborg daar de klok
in, diep onder den grond. Maar alles te ver
geefs. De klok luidde heviger dan ooit. Ten
einde raad ging de dief naar zijn stal, maakte
den os zijn plaats los en bracht hem naar Me
dardus terug. Van dat oogenblik af zweeg de
klók stil.
Wie onrechtvaardig-verkregen goed heeft of
bewuste zonde aanhoudt, heeft zoo'n onverbid
delijke klok in zijn geweten, die hem toeroept
bekeer u bekeer u Denk aan het jongste ge
richt
Eerst als men vergeving gevraagd en het ge
dane onrecht-zooveel—doenlijk hersteld-'heeft;-
kan er rust en vrede komen.
GUNNING.
JOHANNES KEPLER.
Den 15en November herdacht men inzonder
heid in Duitschland, waar de Keplerbond zijn
zetel heeft maar ook in andere landen, het feit,
dat 300 jaar geleden de beroemde natuurkundige
Johannes Kepler stierf.
Johannes Kepler werd ongeveer 100 jaar na
Copernicus te Weilderstadt in Württemberg,
den 15en December 1571 geboren. Zijn levens
werk is geweest om de laatste resten van het
ptolemateïsche wereldbeeld weg te vagen. Co
pernicus had aangetoond dat niet de aarde maar
de zon het middelpunt van onze wereld is, doch
het was hem niet gelukt om de beweging der
planeten voldoende te verstaan. Kepler heeft
toen van de planeten de banen afgezien en de
wetten opgemerkt, aan welke deze banen on
derworpen zijn. Hij heeft vermoed, wat Newton
een halve eeuw later bewees, n.l. dat de hemel
lichamen aangetrokken en afgestooten worden
„gelijk de appel die van den boom valt"; hij
heeft de astronomie met de physiek verbonden
en aangetoond, dat wij slechts van de zich be
wegende! ichamen hebben uit te gaan, om de
banen der sterren te kunnen begrijpen. Johannes
Kepler stierf na een zeer bewogen leven 15
November 1930 te Regensburg. Hij was gelijk
veel Zwaben diep religieus van natuur. Omdat
hij religieus zijn omgeving vooruit was, kan hij
het best -aarden in het vooruitstrevende Opper-
Oostenrijk, waar hij in keizer Rudolph een be
schermer had, wiens kas echter tot Keplers
schade steeds minder werd. Kepler eindigde in
geldnood en te midden van vele moeilijkheden,
o.a. het heksenproces, waarin zijn oude moeder
gewikkeld werd en de Protestantenvervolging,
die in Oostenrijk teeen het einde van zijn leven
begon. De Kepler-bond in Duitschland bewaart
als bond van Christelijke beoefenaars der na-
turwetenschap den naam van dezen grooten
geleerde, voor wien „de hemel een dom was,
welken men slechts met heiligen eerbied mocht
aanzien.
EEN NIEUW BOEK VAN Dr. M. H. A.
VAN DER VALK.
Wij hebben ter resencie ontvangen het pas
bij J. H. Kok te Kampen verschenen werk
MOZES' BOEKEN IN EGYPTISCH LICHT
door Dr. M. H. A. van der Valk.
In zijn voorrede zegt de schrijver o.m.
„In dit boek gaat het voornamelijk over het
eerste gedeelte der Schrift, over Genesis en
Exodus. Zonder tegenspraak kan men wel zeg
gen, dat „de vijf boeken van Mozes", zooals
de aloude term luidt, al lang onder het ontleed
mes van meedoogenlooze critiek hebben gelegen,
als geen ander boek van Oud- of Nieuw Tes
tament. Het resultaat dezer langdurige bestrij
ding werd kort geleden door een onzer Neder-
landsche godgeleerden aldus opgemaakt„Het
is nu wel uitgemaakt dat Mozes de boeken,
die op zijn naam staan, niet heeft geschreven.
Dat dit evenwel nog lang niet „uitgemaakt"
is en ook nooit uitgemaakt zal kunnen worden,
komt deg eleerde schrijver in dit boek op ver
rassende wijze en met overstelpend materiaal
aantoonen.
In zijn boek bewijst hij, dat de Pentateuch (de
eerste vijf boeken van den Bijbel) van niemand
anders dan van Mozes kunnen zijn.
Daartoe stelt hij de vijf boeken (inzonder
heid de eerste twee) in „Egyptisch licht.'
Zooals bekend is heeft de schrijver zich voor
enkele jaren begeven op het moeilijk terrein der
Egyptologie - een zware studie maar die
ten aanzien van de eerste Bijbelboeken zeer ze
ker loonend en eigenlijk noodzakelijk is.
Wat de aanleiding tot het schrijven van dit
boek geweest is, zegt de schrijver eveneens in
zijn voorwoord
„Toen ik jaren geleden mij voornam het Mor
monisme te bestudeeren en zoo mogelijk er
over te schrijven, besloot ik een geheel zelfstan
dig onderzoek in te stellen, en mij dus niet te
vreden te stellen met na te schrijven wat in
vele boeken en geschriften vóór en tegen er
over te lezen was. Zoodoende moest ik mij op
geheel onbekende terreinen begeven, als; het
onderzoek naar de afkomst der Roodhuiden,
naar de geschiedenis der Amerikaansche oud
heidkunde, naar de studie der zielkunde, enz.,
maar ookEgyptologie, daar ik de verschil
lende voorstellingen in de boeken van den
Mormoonschen profeet, die deels Egyptisch (van
een papyrus afkomstig) deels pseudo-Egyptisch
waren, wilde nagaan en zoo mogelijk vertalen,
verklaringen weerleggen. Die studie deed mij
reeds een verrassend licht opgaan over enkele
plaatsen van den Bijbel, en de begeerte ontstaan
er meer van te weten te komen."
Zoo is dit boek ontstaan.
De schrijver heeft bij zijn studie dankbaar
gebruik gemaakt van het boek van Professor
Dr. A. S, Yahuda, getiteld„Die Sprache des
Pentateuche in ihren Beziehungen zum Aegyp-
tischen Ersten Buch."
In zijn voorrede wijst de schrijver op de groo
te beteekenis van het werk van dezen professor,
die in zijn boek o.a. laat zien, dat de schrijver
van de vijf boeken, volkomen op de hoogte is
geweest met alles, wat tot Egypte gerekend kan
worden (staats- hofleven, etiquette, ceremoniën)
Ddoch dat uit tal van woorden, uitdrukkingen,
enz. bewezen wordt dat de verhalen aangaande
Jozef eveneens moeten afkomstig zijn van ie
mand, die in de hoogste Egyptisch kringen ver
keerd heeft en daarom geheel en al vertrouwd
was met het intieme paleisleven der Faraonen.
Eveneens dat de boeken' van Mozes moeten
geschreven zijn, eer dat Israel in Kanaan kwam
(inplaats dat ze zouden dagteekenen van den
tijd van de Ballingschap).
Ds. Van der Valk had de uitnoodiging gehad
het boek van-Prof. Yahuda te vertalen in onze
taal maar hij heeft het afgewezen omdat dit
boek alleen voor geleerden is, die het dus in de
oorspronkelijke taal kunnen lezen en (wat het
voornaamste is) omdat Ds. van der Valk Mo
zes' boeken van gansch ander standpunt be
schouwt dan Prof. Yahuda. (de laatste is taal
kenner. Dr. van der Valk, theoloog, Prof. Ya
huda is modern, Ds. van der Valk Calvinist)
Dit laatste beheerscht dan ook de waarde van
het boek dat we hier bespreken.
Ds. Van der Valk beschouwt den Bijbel, en
dus ook den Pentateuch, als Gods onfeilbaar
Woord.
Ds. Van der Valk toont zich dan ook in dit
boek een Gereformeerd theoloog, die buigt voor
het goddelijk gezag van het Woord.
En natuurlijk hebben wij die zóó staan tegen
over of liever onder het Woord van God niet
noodig, dat uit de ongewijde geschiedenis of
taalstudie bewijzen worden aangevoerd voor het
geen we gelooven. Ook zonder dat alles weten
we dat de Bijbel het Woord van God en dus
waar is.
Maar tegenover de ongeloovige critici is het
noodzakelijk dat onze gereformeerde geleerden
paraat staan om, als het geëischt wordt, ook op
het terrein der niet-gewijde wetenschap en onge
loovige critici, die Gods Woord aanvallen, te
woord te staan.
Hiertoe is dit boek een schitterende bijdrage.
Maar toch verdiént het ook om een andere re
den nog aanbeveling deze studie van Ds. Van
der Valk levert een zeer belangrijke bijdrage tot
verduidelijking-van den zin der Heilige Schrift.
Vooral met het oog hierop heeft de schrijver
dit werk dan ook gepubliceerd.
Van groote waarde is het daarbij dat hij dit
boek in zoo populair mogelijken vorm geschre
ven heeft, zoodat ook de eenvoudige lezer het
gerust ter hand kan nemen.
Het boek geeft geen doorloopende verklaring
of beschrijving van alles wat in de beide eerste
Boeken van Mozes te vinden is. Dat zou niet
kunnen in het bestek dat de schrijver zich ge
steld heeft, komt ook niet overeen met het karak
ter van het werk.
Maar bijzonder staat hij stil bij die gedeelten
waar bijzonderlijk het Egyptisch licht op vallen
moet en geeft overigens toch ook menige vinger
wijzing, die ons de H. S. beter doen begrijpen.
Een pracht bron voor J.V. en M.V.
Vele belangrijke vragen die telkens weer bij
de stofbehandeling uit Genesis op de J. V. naar
voren komen (schepping, Paradijs, val van En
gelen, vrouw en man, zondvloed, enz.) worden
hier opgelost of in helder licht gesteld.
In zijn voorwoord zegt de schrijver nog
„Volledigheidshalve moet ik er nog aan
toevoegen, dat enkele gedeelten als over de pa-
radijsstroomen en de vogels, die Noach uit de
ark liet vliegen, in verband met de Mesopo-
taamsche voorstellingen daarover, van de hand
zijn van mijn jongsten zoon Marchinus H. M. L.
H. van der Valk die aan de universiteit te Lei
den studeert en zelfstandig tot de in die gedeel
ten besproken onderstellingen kwam."
Wij hebb'en' met bijzonder veel genoegen het
boek van Ds. Van der Valk gelezen en bevelen
het gaarne bij onze lezers aan.
Het boek brengt ons dichter bij de oud-Egyp
tische cultuur en van zelf daardoor ook dichter
bij het leven van de menschen, die in de eerste
twee boeken van Mozes besproken worden,
vooral ook dichter bij het volk Israel dat zoo
vele jaren onder het Egyptisch juk geleefd heeft.
Ongetwijfeld is er aan het schrijven van dit
werk een zeer ernstige en zware studie vooraf
gegaan, maar dat werk zal door een dankbare
lezerskring ruimschoots beloond worden.
En als studiebron zal het blijvende waarde
behouden.
De heer J. H. Kok zorgde voor een technisch
onberispelijke uitvoering en stak het boek in
een passende, stemmige band.
Ingenaaid kost het 4.90. Gebonden 5.90.
BLADVULLING.
Uw zachte hand
geneest den brand
van 't felste schrijnen
der diepste wond
en 't Woord Uws Levens,
dat maakt gezond.
NELLIE.