voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IIEF Ongelukkig newer. Abdijsiroop Antirevolutionair Orgaan R IN HOC SIGNO VINCES Bestrijdt toch die Bronchitis! No. 3696 ZATERDAG 22 NOVEMBER 1930 45ste JAARGANG EERSTE BLAD- Op den Uitkijk. W. BOEKHOVEN A ZONEN et kantoor- Schappij traatlSa AKKER's Deze Courait veischijat eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbui No» 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan. AdvertentlCn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Alle stukken voor «Se Redactie bestemd, Advertentlëo en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers stal komt vesti» indacht op 36 Wij zijn genoodzaakt nog even terug te komen op onze artikelen „Calvinisme en Neo-Calvinismedie wij in dit voorjaar geplaatst hebben. Van Staatk. Geref. zijde is men daar tegen opgekomen in een serie couran tenartikelen, die bij tusschenpoozen den geheelen zomer geduurd hebben. Het waren er, als we ons niet vergissen, een achttiental. Het spreekt vanzelf, dat we er niet aan denken kunnen, alles wat in die lange serie naar voren gebracht wordt, ^weer in een contra serie te gaan behan- -tyjf ^^delen. T rouwens het meeste wat daarin be handeld wordt, gaat geheel langs de zaak waar het om gaat heen. Het ging om het vraagstuk van den Doop, en dat alleen. En nu is het opmerkelijk, dat de St. Geref. schrijver juist over dit thema het allerminste zegt. We zijn er gaarne voor te vinden een ernstige polemiek over een gewichtig onderwerp te voeren. Maar dan moet ook de wijze van be handeling van ernst getuigen. Dat ontbreekt bij dien schrijver. Feitelijk ging hij op geen enkele van onze argumenten in. Alles wat we schreven over de Gere formeerde oude schrijvers en hun op vatting over den Doop, heeft hij totaal genegeerd en handig heeft hij gepro- ,k/|| ^)eerd het punt van geschil op ander terrein over te brengen. Het spreekt vanzelf, dat we dien weg niet opgaan. Immers op die manier zouden we nooit klaar komen. Bovendien: we zijn een politiek blad en begeven ons niet op het gebied van de theologie; over roeping, bekeering, wedergeboorte enz. schrijven we hier niet. En nu werpt de St. Geref. schrijver ons wel tegen: Gij hadt er niet aan mogen beginnen, had het aan Herv. predikanten overgelaten. Maar uit dien uitval blijkt hoe weinig ernstig hij den strijd begint. Want de aanleiding van onze serie blijkt hij niet eens te weten, ofschoon we dit duidelijk genoeg in onze vijf artikelen hebben genoemd. Het is niet onze schuld, dat we over den Doop schreven. Ir. van Dis heeft er ons in een politieke rede voor de verkiezingen toe gedwongen. Van St. Geref. zijde is men er over begonnen en dwong men ons tot ver weer. Wij hebben ons daarbij tot het noodzakelijke beperkt en geen dingen er bijgehaald, die er niets mee te maken hadden. Had de St. Geref. schrijver op een vruchtbare polemiek willen reke nen, dan had hij dat voorbeeld moeten volgen. En wat nu zijn verwijt betreft, dat geen Ned. Herv. predikant dit op zich genomen heeft, kunnen we opmerken, dat hij er dan ongetwijfeld niet beter afgekomen zou zijn dan nu in onze arti kelen. Want juist kort nadat deze ver schenen waren, begon niemand minder dan Prof. H. Visscher, de man, die de geestelijke vader is van de Geref. pre dikanten in de Ned. Herv. Kerk, een paar artikelen tegen Ds. Kersten te schrijven,waarin precies hetzelfde werd aangetoond, als wij in onze artikelen getracht hebben aan te toonen, n.l. dat het gescherm met Neo-Calvinisme" van St. Geref. zijde niets om het lijf heeft, omdat wat zij iets nieuws noe men, inderdaad niet nieuw is, maar bij onze zuiver Geref. oud-vaders ook te vinden is. We bevonden ons dus wel in goed gezelschap En het is niet Prof. H. Visscher alléén, die de St. Geref. schrijver vierkant te genover zich vindt. We zouden eigen lijk geen enkelen Geref. predikant kun nen aanwijzen, die hij wel aan zijn zijde zou vinden. Want de dingen, die hij in zijn serie artikelen verkondigt, zijn gewoonweg enorm van onzin De schrijver houde het ons ten goede dat we het op wat platte manier zeg gen. Men behoeft maar even een blik in die artikelen te werpen om te zien, dat hier iemand aan het schrijven geweest is, die eigenlijk niet wist waarover hij schreef, hij moge dan ook honderd maal een Godsdienstonderwijzer zijn oi: wat daarop lijkt. Het is gewonweg soms verbluffenc met welke enormiteiten hij komt aan dragen. We hopen in een volgend artikel hier iets van te laten zien. Maar hier willen we volstaan met even te zeggen, dat de St. Geref. man nen hun verweer aan geen ongelukki ger handen hadden kunnen toevertrou wen dan aan dezen. Dat blijkt ook al uit de stijl en de taal. In een van zijn artikelen (vervolg 6, 4e kolom) roept hij b.v. uit: „Het moet öf dom óf onkunde zijn." Nu behoeft men heusch niet zoo heel erg geletterd te zijn om uit één zulk een tirade te kunnen bemerken hoe het met de intellectueele ontwikkeling van zoo'n man gesteld is. Met precies hetzelfde effect kan men zeggen: „dat is öf rond öf het is een cirkel", of ook: „dat is öf water öf het is vloeistof." Domheid en onkunde zijn synonie' men en dus zijn ze niet alternatief te stellen. Als de schrijver ook maar een klein beetje aan taalstudie had gedaan, zou hij dat geweten hebben. En nu nemen we hem zijn „domheid, zijn onkunde" niet kwalijk, maar het moest hem toch wat voorzichtiger ma ken met courantengeschrijf, want er zijn ook andere menschen dan hij zelf, die dat te lezen krijgen. En een zekere mate van zelfkennis moest hem er van terug gehouden heb ben om tegen iemand als Dr. Kuyper op te tornen. Immers zijn geschrijf is nu toch wel wat al te dwaas. Schier in elk artikel trekt hij tegen Dr. Kuyper te velde, als tegen iemand van zijns gelijke, waaruit blijkt, dat domheid niet alleen synoniem is met „onkunde", maar heel vaak ook met brutaliteit. Op de eene pagine heet het, dat Dr. Kuyper „zichzelf tegenspreekt", op een andere, dat Dr. K. er iets op vinden moest om die leugenachtige stelling te dekken", dan weer, dat „Dr. K. in strijd komt met de H. Schrift", zelfs deinst hij er niet voor terug Dr. K. te beschuldigen van opzettelijk verkeerde voorstellingen. Zoo gaat het maar door. En dat doet iemand, die zélf praat van ronde cirkels. Men begrijpt, dat het op die manier onmogelijk wordt te polemiseeren. Gelukkig zijn er in de Ned. Herv. Kerk Geref. predikanten, die anders over den arbeid van Dr. Kuyper den ken; menschen, die geen tegenstellend voegwoord tusschen synoniemen plaat sen. Voor eenigen tijd kregen we een oude jaargang van „Oude Paden" in handen, waarin de bekende en geliefde predikant Ds. Knap te Groningen den tachtigsten verjaardag van Dr. Kuyper herdenkt. („Oude Paden", 3e jaargang, blz. 37). Hij doet dat op de volgende waar- deerende wijze Dr. A, KUYPER. Wij zouden te kort schieten in dankbaar heid, als wij naar aanleiding van den tach tigsten verjaardag van den grooten Neder lander, wiens naam hierboven staat, niet met een sober woord hulde brachten aan de be schamende toewijding en trouw, waarmede hij volk 'en vaderland gediend heeft. Dit doen er velen. Maar wat hem voor ons hart boven de uitnemendsten verheft, 't is dat 'hij met de zeldzame hem van God geschonken gaven de zaak des Heeren rusteloos voorgestaan en de triomf van 's Heeren grooten Naam op schier elk gebied bevorderd heeft. De drang om zich met niets dan het Woord Gods in de opgeheven hand in het strijdperk te werpen, de afgedoolde wetenschap weder te binden aan het Woord, de school tot nieuw leven te wekken door dat Woord, de Kerk ook in haar uitwendig optreden terug te roe pen tot dat Woord, de sociale door de zonde verwrongen verhoudingen opnieuw te leiden op de in dat Woord getrokken banen, de staatkunde te bezielen met den uit dat Woord geputte beginselen zie, die aandrift om zóó op te treden kwam niet op uit het vleesch, maar hooger kracht werkte haar in dit edele hart, dat als David met zijn slinger en steen aanvankelijk schier alléén stond tegenover den Goliath der moderne wereld beschouwing. Als in die worsteling stond er echter ook achter hem een geheel volk in ademlooze spanning te wachten, niet wetende hoe het einde van den schijnbaar zoo ongelijken kamp zou zijn. Dat volk is niet beschaamd. Het weet wel, dat de volle zegepraal in deze bedeeling niet behaald kan worden, en dat de finale triomf van het Koninkrijk toeft tot de weder komst des Heeren op de wolken. Maar het heeft dan toch gezien, dat wie zijn krachten laat verslinden door ijver voor het huis des Heeren, geen vruchteloos werk verricht, maar uit die verteerde krachten een nieuwe toe komst voor land en volk op ziet komen, zoo als de oogst opbloeit uit het verterende tarwe- graan. Al wie den naam van Jezus Christus als Koning der koningen en als Heer der heeren belijdt, heeft den Vader der geesten te danken voor de gave van dezen man der volle tien talenten, die in de wapenrusting des geloofs het pleit voor de eere Gods en daarmede ook voor zijn volk opgenomen heeft. Hij is niet de man van één kring, maar van het geheele volk, voor zoover het niet van het eenige fundament is afgegleden. Wij zouden willen zeggen, dat ons land te klein voor hem was. In een machtig rijk zou zijn licht veel ruimer gebied hebben kunnen bestrijken, en zou hem vermoedelijk veel leeds bewaard zijn ge bleven. Het is echter Gods genadig bestel ge weest hem aan ons kleine volk te schenken, gelijk onze historie trouwens rijk aan helden gestalten geweest is, die allen Naam hooger glans aan onzen nationalen naam verleend hebben. Ook uit dit oogpunt is er stof tot dank. Wij hebben onze grooten te eeren. Wij hebben ze op de handen te dragen. Wij hebben ze bovenal op het hart te dra gen en inzonderheid voor dezen mannelijken strijder de bede op te zenden, dat de Al machtige hem tot den einde toe ondersteune en Zijn belofte aan hem bevestige: „Ik zal hem met langheid der dacfen verzadigen en Ik zal hem mijn heil doen zien." Ds. J. J. KNAP. Dat klinkt wel wat anders dan de toon, die deze schrijver van „ronde cir kels" in zijn 18-artikelen-serie aanslaat. Vóór hij zich waagde aan een be strijding van Dr. Kuyper's werk, had hij zich wel even mogen bezinnen en wat studie maken van de stof, waar over hij schrijven ging. Denken vóór men praat is altijd aan bevelenswaardig, maar dure plicht wordt het wanneer men zich aan zulke ernstige stof wagen wil. Dat heeft hij nu niet gedaan. Met een vooropgestelde meening is hij aan het werk gegaan en kraamt derhalve alerlei onzin uit. Daar willen we in een volgend ar tikel nog iets van zeggen. Het is wel een bekend feit dat de menschen, geleerd door de ervaringen van 19141918, een afschuw van den oorlog hebben gekregen. En het is begrijpelijk, dat men zegtdat nooit weer 't Geloof, dat er heel heel weinig menschen zijn, die er naar verlangen, dat we weer eens oorlog krijgen en de menschen elkander weer eens als beesten te lijf gaan. Ik heb nooit iemand ontmoet die deze wensch uitsprak. En ik kan me ook niet voorstellen, dat er zulke menschen zijn. Trouwenshoe zou het er in de ziel van zulk een menschen wel niet moeten uitzien Slechts ontaarde schepselen kunnen naar den oorlog verlangen, en die zijn er gelukkig niet zoo veel. Ik begrijp dan ook absoluut niet de manier waarop vele „vredesmenschen" den oorlog wil len bestrijden. Vooral de socialisten kunnen het nog maar al te vaak voorstellen alsof ieder die het niet met hen eens is, militarist is, een oorlogsman die in gemoede weer op een nieuwen oorlog aanstuurt. Omdat men' er niet toe kon overgaan een zijdig te ontwapenen, wordt men militarist ge noemd. Het zou voor de zaak des vredes wel dien stig zijn, indien de S. D. A. P. zich wat dit be treft op wat breeder -standpunt stellen kon, en óók van andersdenkenden nog humane verwach tingen koesteren kan. Maar dat ligt niet in hun lijn. Zij prediken den klassenstrijd. En om dat consequent te doen moeten ze eigenlijk wel ieder die niet tot hun klasse be hoort als e'en' aartsvijand beschouwen en voor zijn vijanden verwacht men nu in den regel niet veel goeds. Maar dan wordt de vredesbeweging door de S. D. A. P. ook heel weinig gediend. Want zij wordt in de politieke sfeer gehaald Als elk jaar opnieuw een bronchitis U komt waarschuwen dat het koude jaar getij is ingetreden, waarom dan geen Abdijsiroop genomen? Menschen met sedert jaren telkens terugkeerende bronchitis vonden daarbij baat. Abdijsiroop is weten schappelijk samengesteld, verwijdert de taaie met ziektekiemen bezoedelde slijm en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert menschen-heugenis geprezen bij pijnlijk en veelvuldig hoesten, Bronchitis, vastzitten de kou. Kinkhoest, Influenza, Asthma. „Voor de Borst" Atom verkrijgbaar. Prijs Ft. 1.50, Ft. 2.75, Fl.4.59 Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons (60 ct). Dan bespoedigt Ge Uw genezing. ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop» en ieder die geen S. D. A. P.er is wordt het op die manier moeilijk gemaakt de vredesbewe ging te dienen. Het is voor de zaak zelf dus wel jammer dat de roode heeren er een politiek zaakje van heb ben gemaakt. Nu is er ook buiten de S. D. A. P. nog wel iets als een vredesbeweging aan de hand, maar ook daar houdt men er de wonderlijkste denk beelden op na, die wel een belemmering zullen blijven dat die vredesbeweging ooit een nationale of internationale zaak wordt. Ik heb dezer dagen eens een vredsfilmpje, dat voor een z.g.n. „vredeskring" vertoond werd, bijgewoond. Het was een allerwonderlijkste ma nier van vredespropaganda. Reeds het begeleidend woord van iemand die de vredesbeweging nog een beetje zou toelich ten, bracht bij iemand, die nuchter nadenkt, de vredeszaak meer in gevaar dan dat zij er door gediend werd. Deze man toch, een Ieeraar aan de H. B. S. vertelde dat we den Volkenbond te zien hebben als een stekje, dat uitgroeien moet tot één heel grooten boom, waaronder de volkeren van Europa, als de onweerswolken van den oor log weer dreigen beschutting kunnen zoeken. Nu is dat een wel wat vreemde beeldspraak. Als er onweer op til is, zoek ik liefst geen beschutting onder een hoogen boom. Men heeft mij daar altijd juist voor gewaarschuwd, omdat hooge boom'en het eerst door den bliksem ge troffen worden. Maar dat zal die Ieeraar der rijpere jeugd, waarschijnlijk wel niet geweten hebben. Ik neem het hem ook niet kwalijk, de bedoeling was goed en daar komt het opaan. Intusschen heeft wel de pijl die hij in zijn eenvoudigheid afschoot getroffen tusschen gesp en pantsier, want het zal naar ik vrees inderdaad niet buitengesloten zijn, dat wanneer de onweerwolken van den oorlog samentrekken de volkenbond als e'en goed doelwit voor de bliksemstralen van dien oorlog dienst doet. Komt er ooit weer oorlog dan zal geheel Eu ropa er ongetwijfeld weer mee gemoeid worden. Dat wil niet zeggen dat de volkenbond een onding is. Volstrekt niet. We moeten deze organisatie erkennen en alle zedelijke steun geven. De vol kenbond kan veel goed doen om den oorlog te gen te houden. Ik was dat ook volkomen met den spreker, die een wat ongelukkig beeld gebruikte, eens. Maar wat ik daarom volstrekt niet begrijpen kan, is dat zulke menschen, die den Volkenbond roemen als een bolwerk voor den vrede, toch aan willen sturen op eenzijdige ontwapening, wat volkomen in strijd met den volkenbond is. De volkenbond ijvert voor beperking van be wapening. Op dit oogenblik wordt over dat spe ciale punt te Geneve geconfereerd. Langs dien weg kan men dan ook op den duur tot inter nationale ontwapening komen. En daar zal geen m'ensch zich tegen verzetten (n.l. als de vol kenbond zoo ver komt) maar dat is heel wat anders dan eenzijdige nationale ontwapening. Een land dat hiertoe overgaat handelt in strijd met het volkenbond instituut. Maar daar wordt op zoo'n avond met een een vredesfilmpje niet over gepraat. Ook over het pfincipe der vredesbeweging maakte die spreker zich wel wat erg gemakkelijk af. Hij vond het voorbeeld van een man, die zich verdedigt tegen een inbreker, niet toepasse lijk op de landsverdediging. Hij zou het voor beeld accepteeren wanneer er bijgevoegd werd dat ieder mensch om een mogelijken inbreker te weren onder de dorpel van zijn deur een dynamietbom legde met een electrische verbin ding. Maar niemand is zoo dwaas. En daarom gaat het voorbeeld van den inbreker volgens hem niet op. Het verkeerde van deze redeneering ligt hier in, dat men het eene deel van het voorbeeld vergroot en het andere niet. Immers als men de middelen van verweer gaat vergrooten dan moet men ook het gevaar vergrooten en een dief of inbreker niet gaan vergelijken met den oorlog. Men moet een voorbeeld een voorbeeld laten. Wanneer een vijand ons land bedreigd is dat ook heel wat erger dan een inbreker in huis en kunnen dan ook de middelen van ver weer sterker zijn dan die men op een inbreker toepast. Een algemeen aanvaardde stelling is, dat de middelen ter voorkoming van gevaar, evenre dig mogen en moeten zijn aan het karakter en den omvang van het gevaar zelf. Het voorbeeld van den dief in huis heeft al leen waarde als men let op het principe. Meent men dat men een inbreker mag aanvallen en als het kan buiten de deur zetten of zelfs aan de politie overleveren, dan geldt dat zelfde prin cipe ook voor een nationalen inbreker, die over de grenzen komt. Dat die vredesmenschen die eenvoudige waar heid niet meer zien, maar allerlei spitsvondighe den en domheden opzoeken om hun standpunt rationeel te dóen lijken, ligt aan de onmogelijke idieën die zij er op na houden. Zóó was het ook met dat vredesfilmpje. Een Oo^tenrijksch professor jhad 30 jaar lang het fascisme verkondigd aan zijn studenten, onder het thema „Gij zijt allen broeders. Bij een afscheidsfuif brengen de studenten van allerlei nationaliteiten hun Ieeraar hulde. Men is enthousiast. Maar als een paar dagen later de wereldoorlog uitbreekt en een student trouwt en een Engelsche vriend ook op de brui loft is dan krijgen ze samen een formeele vecht partij. De één komt voor Engeland en de ander voor Oostenrijk op. Het vleeschmes komt er zelfs bij te pas. Men zou, deze dingen nuchter be ziende, zoo vracfen waar is nu de vrucht van dien dertigjarigen vredesarbeid van dien profes sor Maar dat probleem, dat eigenlijk hét pro bleem van den oorlog is, raakt het filmpje niet aan Straks wordt de schoonvader van de bruid ten tooneele gevoerd. Een echte O.W'er, die tarwe opkoopt en anderen laat verhongeren, zelfs zijn schoondochter en haar vader (de professor) terwijl hij zichzelf vetmest. Een ongelukkige verschijning op deze film, die den haat opwekt van ieder, die hem op het doek ziet verschijnen. Ook dat is weer een principieele fout van de ■vredesmenschen. Zulke figuren moesten niet ten toongesteld en aan de publieke verachting prijs gegeven worden. Dat brengt een element van afschuwelijken haat, niet tegen den oorlog, maar tegen men schen, die eigenlijk zelf beklagenswaardig zijn met al hun oorlogsweelde. Het beginsel van den vrede, zal het waarach tige vrede zijn, moet de liefde zijn. Zoolang de haat tot een medemensch gevoed wordt (wie die medemensch ook zij), blijft er het beginsel van den oorlog, want de wortel van den oorlog is de haat. Z oo zien wij, dat zelfs vredesfilmpjes brand stof aandragen voor den oorlog. En hoe komt dit M.i, omdat men het probleem veel te opper- vlakig ziet en oplost. Men denkt maar: als we niet meer gaan vechten, is de oorlog vanzelf afgeloopen. Men wil alléén strijden tegen de verschijn selen, tegen de vrucht, maar de wortel laat men met rust. De oorlog is niet wat men er van ziet: sol daten, munitie, kanonnen, kogels, geweren, vlieg tuigen, schepen enz., dat zijn de uitwerkingen van den oorlog. De oorlog zelf is het beginsel van den haat, of: van den zondedienst.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1